EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32015D0893
Commission Implementing Decision (EU) 2015/893 of 9 June 2015 as regards measures to prevent the introduction into and the spread within the Union of Anoplophora glabripennis (Motschulsky) (notified under document C(2015) 3772)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/893 van de Commissie van 9 juni 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 3772)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/893 van de Commissie van 9 juni 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 3772)
C/2015/3772
PB L 146 van 11.6.2015, p. 16–28
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
11.6.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 146/16 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/893 VAN DE COMMISSIE
van 9 juni 2015
betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 3772)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Anoplophora glabripennis (Motschulsky), hierna het „nader omschreven organisme” genoemd, is een schadelijk organisme opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek I, onder a), punt 4.1, bij Richtlijn 2000/29/EG als een organisme dat voor zover bekend niet in de Unie voorkomt. |
(2) |
Sinds de vaststelling van Beschikking 2005/829/EG van de Commissie (2) hebben Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk steeds vaker uitbraken en gevallen van het nader omschreven organisme gemeld. Het is derhalve passend om maatregelen vast te stellen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het nader omschreven organisme te voorkomen. |
(3) |
Gezien de gelijkenissen tussen het nader omschreven organisme en Anoplophora chinensis (Forster) is het passend om gelijkaardige maatregelen als die bepaald in Uitvoeringsbesluit 2012/138/EU van de Commissie (3) vast te stellen, behalve wanneer de biologie van het nader omschreven organisme een andere aanpak vereist. Aangezien het waarschijnlijk is dat het nader omschreven organisme het deel van de planten dat gebruikt wordt om hout te verkrijgen, besmet, moeten er in het bijzonder voorschriften voor hout en houten verpakkingsmateriaal worden vastgesteld. |
(4) |
Bovendien laat de huidige wetenschappelijke kennis toe te bepalen welke planten waarschijnlijk waardplanten voor het nader omschreven organisme zijn. Daarom is het met het oog op de zekerheid passend om de waardplanten die onder dit besluit vallen, te specificeren. |
(5) |
Duidelijkheidshalve is het ook passend om de omstandigheden te specificeren waarin de lidstaten kunnen besluiten om nader omschreven planten rond de besmette planten niet te kappen. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
a) „nader omschreven planten”: voor opplant bestemde planten met een stamdiameter van 1 cm of meer op hun dikste punt, met uitzondering van zaden, van Acer spp., Aesculus spp., Alnus spp., Betula spp., Carpinus spp., Cercidiphyllum spp., Corylus spp., Fagus spp., Fraxinus spp., Koelreuteria spp., Platanus spp., Populus spp., Salix spp., Tilia spp. en Ulmus spp.;
b) „nader omschreven hout”: hout, geheel of deels verkregen van de nader omschreven planten, dat voldoet aan elk van de volgende punten:
i) |
het is hout zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG, met uitzondering van houten verpakkingsmateriaal, inclusief hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, en |
ii) |
het wordt genoemd in de volgende omschrijvingen vastgesteld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (4) in de versie van 1 januari 2015:
|
c) „nader omschreven houten verpakkingsmateriaal”: verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de nader omschreven planten;
d) „plaats van productie”: de plaats van productie als omschreven in de internationale norm nr. 5 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen (5) (hierna „ISPM” genoemd);
e) „nader omschreven organisme”: Anoplophora glabripennis (Motschulsky);
f) „waardplanten”: planten die behoren tot de soorten genoemd in bijlage I.
Artikel 2
Invoer van de nader omschreven planten
Wat betreft de invoer uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, mogen de nader omschreven planten alleen in de Unie worden binnengebracht als zij aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften, vastgesteld in bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 1); |
b) |
bij binnenkomst in de Unie zijn zij door de verantwoordelijke officiële instantie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 2), geïnspecteerd op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en er zijn geen tekenen van dat organisme gevonden. |
Artikel 3
Invoer van nader omschreven hout
Wat betreft de invoer uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, mag nader omschreven hout alleen in de Unie worden binnengebracht als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) |
het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften, vastgesteld in bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 1) en 2); |
b) |
bij binnenkomst in de Unie is het door de verantwoordelijke officiële instantie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 3), geïnspecteerd op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en er zijn geen tekenen van dat organisme gevonden. |
Artikel 4
Vervoer van de nader omschreven planten binnen de Unie
Nader omschreven planten van oorsprong uit afgebakende gebieden, als vastgesteld overeenkomstig artikel 7, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 1).
Nader omschreven planten die niet zijn geteeld in afgebakende gebieden maar in dergelijke gebieden zijn binnengebracht, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 2).
Nader omschreven planten, ingevoerd overeenkomstig artikel 2 uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 3).
Artikel 5
Vervoer van nader omschreven hout en nader omschreven houten verpakkingsmateriaal binnen de Unie
Nader omschreven hout van oorsprong uit afgebakende gebieden, als vastgesteld overeenkomstig artikel 7, mag alleen binnen de Unie worden vervoerd als het voldoet aan de respectieve voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1) tot en met 3).
Nader omschreven hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak geheel of deels heeft behouden en niet van oorsprong is uit afgebakende gebieden maar binnengebracht is in zulke gebieden, mag alleen binnen de Unie worden vervoerd als het voldoet aan de respectieve voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1) en 3).
Nader omschreven houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit afgebakende gebieden, als vastgesteld overeenkomstig artikel 7, mag alleen binnen de Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt C.
Artikel 6
Onderzoeken van het nader omschreven organisme
1. De lidstaten voeren officiële jaarlijkse onderzoeken uit naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en voor de verzameling van bewijzen van besmetting door dat organisme op waardplanten op hun grondgebied.
2. Onverminderd artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG worden de Commissie en de andere lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 april van de resultaten van die onderzoeken in kennis gesteld.
Artikel 7
Afgebakende gebieden
1. Wanneer de resultaten van de in artikel 6, lid 1, bedoelde onderzoeken de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een gebied bevestigen of de aanwezigheid van dat organisme op een andere wijze wordt aangetoond, stellen de betrokken lidstaten onverwijld afgebakende gebieden in die bestaan uit een besmette zone en een bufferzone, overeenkomstig bijlage III, rubriek 1.
2. De lidstaten hoeven geen afgebakende gebieden in te stellen, als bedoeld in lid 1, als aan de voorwaarden van bijlage III, rubriek 2, punt 1 wordt voldaan. In een dergelijk geval nemen de lidstaten de maatregelen zoals vastgesteld in punt 2 van die rubriek.
3. De lidstaten nemen maatregelen in de afgebakende gebieden, als vastgesteld in bijlage III, rubriek 3.
4. De lidstaten stellen termijnen vast voor de uitvoering van de in de leden 2 en 3 bedoelde maatregelen.
Artikel 8
Verslaglegging over de maatregelen
1. De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar een verslag toekomen met een bijgewerkte lijst van alle afgebakende gebieden, ingesteld uit hoofde van artikel 7, alsook informatie over hun beschrijving en ligging met kaarten waarop de grenzen van de gebieden zijn aangegeven, en de maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen.
2. Ingeval de lidstaten besluiten om geen afgebakend gebied in te stellen overeenkomstig artikel 7, lid 2, bevat het verslag gegevens en redenen ter rechtvaardiging van dat besluit.
3. Ingeval een lidstaat besluit overeenkomstig bijlage III, rubriek 3, punt 2, inperkingsmaatregelen te nemen in plaats van uitroeiingsmaatregelen, brengt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte met een opgave van de redenen.
Artikel 9
Naleving van dit besluit
De lidstaten nemen alle maatregelen om aan dit besluit te voldoen en wijzigen zo nodig de maatregelen die zij hebben genomen om zich te beschermen tegen het binnenbrengen en de verspreiding van het nader omschreven organisme op zodanige wijze dat die maatregelen aan dit besluit voldoen. Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van die maatregelen.
Artikel 10
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 juni 2015.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.
(2) Beschikking 2005/829/EG van de Commissie van 24 november 2005 tot intrekking van de Beschikkingen 1999/355/EG en 2001/219/EG (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 39).
(3) Uitvoeringsbesluit 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PB L 64 van 3.3.2012, blz. 38).
(4) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(5) Glossary of Phytosanitary Terms — Reference Standard ISPM No 5 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome, 2013.
BIJLAGE I
SOORTEN WAARDPLANTEN WAARNAAR VERWEZEN WORDT IN ARTIKEL 1, ONDER f)
|
Acer spp. |
|
Aesculus spp. |
|
Albizia spp. |
|
Alnus spp. |
|
Betula spp. |
|
Buddleja spp. |
|
Carpinus spp. |
|
Celtis spp. |
|
Cercidiphyllum spp. |
|
Corylus spp. |
|
Elaeagnus spp. |
|
Fagus spp. |
|
Fraxinus spp. |
|
Hibiscus spp. |
|
Koelreuteria spp. |
|
Malus spp. |
|
Melia spp. |
|
Morus spp. |
|
Platanus spp. |
|
Populus spp. |
|
Prunus spp. |
|
Pyrus spp. |
|
Quercus rubra |
|
Robinia spp. |
|
Salix spp. |
|
Sophora spp. |
|
Sorbus spp. |
|
Tilia spp. |
|
Ulmus spp. |
BIJLAGE II
1. SPECIFIEKE INVOERVOORSCHRIFTEN
A. Nader omschreven planten
1. |
Nader omschreven planten van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, moeten vergezeld gaan van een certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG waarin onder de rubriek „aanvullende verklaring” wordt aangegeven:
|
2. |
De overeenkomstig punt 1 ingevoerde nader omschreven planten moeten zorgvuldig officieel worden geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG (1). De toegepaste inspectiemethoden moeten ervoor zorgen dat alle tekenen van het nader omschreven organisme, met name in de stammen en de takken van de planten, worden opgespoord. Deze inspectie moet in voorkomend geval een doelgerichte destructieve bemonstering omvatten. |
B. Nader omschreven hout
1. |
Nader omschreven hout, met uitzondering van hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, schaafsel, resten en afval van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, moet vergezeld gaan van een certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG waarin onder de rubriek „aanvullende verklaring” wordt aangegeven:
|
2. |
Nader omschreven hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, schaafsel, resten en afval van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, moet vergezeld gaan van een certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG waarin onder de rubriek „aanvullende verklaring” wordt aangegeven:
|
3. |
Het overeenkomstig de punten 1 en 2 ingevoerde nader omschreven hout moet zorgvuldig officieel worden geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG. |
2. VERVOERSVOORWAARDEN
A. Nader omschreven planten
1. |
Nader omschreven planten van oorsprong (2) uit afgebakende gebieden mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie (3) en gedurende een periode van minstens twee jaar vóór het vervoer of in geval van planten jonger dan twee jaar permanent zijn geteeld in een plaats van productie:
|
2. |
Nader omschreven planten niet van oorsprong uit afgebakende gebieden, maar binnengebracht in een plaats van productie in dergelijke gebieden, mogen binnen de Unie worden vervoerd op voorwaarde dat deze plaats van productie voldoet aan de voorschriften van punt 1, onder c), en alleen als de planten vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG. |
3. |
Nader omschreven planten die overeenkomstig rubriek 1, punt A, zijn ingevoerd uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt, mogen binnen de Unie alleen worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG. |
B. Nader omschreven hout
1. |
Nader omschreven hout, met uitzondering van hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, schaafsel, resten en afval van oorsprong uit afgebakende gebieden of nader omschreven hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak geheel of deels heeft behouden dat niet van oorsprong is uit dergelijke gebieden maar er binnengebracht is, mag binnen de Unie alleen worden vervoerd als het vergezeld gaat van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG. Dat plantenpaspoort wordt enkel afgegeven als het hout in kwestie voldoet aan elk van de volgende voorschriften:
|
2. |
Nader omschreven hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, schaafsel, resten en afval van oorsprong uit afgebakende gebieden, mag binnen de Unie alleen worden vervoerd als het vergezeld gaat van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG en voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
|
3. |
Als er in het geval van punt 1 of 2 geen behandelings- of verwerkingsinstallaties beschikbaar zijn binnen het afgebakende gebied, mag het nader omschreven hout onder officieel toezicht en in afgesloten omstandigheden op zodanige wijze dat het nader omschreven organisme zich niet kan verspreiden, vervoerd worden naar de dichtstbijzijnde installatie buiten het afgebakende gebied om de onmiddellijke behandeling of verwerking overeenkomstig deze punten te verzekeren. Afval dat het resultaat is van de naleving van de punten 1 en 2 moet op zodanige wijze weggeruimd worden dat het nader omschreven organisme zich niet buiten een afgebakend gebied kan verspreiden. De verantwoordelijke officiële instantie moet op daartoe geschikte tijdstippen intensieve monitoring uitvoeren van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme door middel van inspecties van waardplanten binnen een straal van ten minste 1 km rond die behandelings- of verwerkingsinstallatie. |
C. Nader omschreven houten verpakkingsmateriaal
Nader omschreven houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit afgebakende gebieden mag binnen de Unie alleen worden vervoerd als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) |
het heeft één van de goedgekeurde behandelingen ondergaan die zijn vermeld in bijlage I bij internationale norm nr. 15 (5) van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Regulation of wood packaging material in international trade” (reglementering inzake houten verpakkingsmateriaal in het internationale handelsverkeer), en |
b) |
het is voorzien van een merkteken dat is vastgesteld in bijlage II bij die internationale norm, dat aangeeft dat het nader omschreven houten verpakkingsmateriaal een goedgekeurde fytosanitaire behandeling overeenkomstig die norm heeft ondergaan. |
Als er geen behandelingsinstallaties beschikbaar zijn binnen het afgebakende gebied, mag het nader omschreven houten verpakkingsmateriaal onder officieel toezicht en in afgesloten omstandigheden op zodanige wijze dat het nader omschreven organisme zich niet kan verspreiden, vervoerd worden naar de dichtstbijzijnde behandelingsinstallatie buiten het afgebakende gebied om de onmiddellijke behandeling en markering overeenkomstig de punten a) en b) te verzekeren.
Afval dat het resultaat is van de naleving van dit punt, moet op zodanige wijze weggeruimd worden dat het nader omschreven organisme zich niet buiten een afgebakend gebied kan verspreiden.
De verantwoordelijke officiële instantie moet op daartoe geschikte tijdstippen intensieve monitoring uitvoeren van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme door middel van inspecties van waardplanten binnen een straal van ten minste 1 km rond de behandelingsinstallatie.
(1) Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16).
(2) Glossary of Phytosanitary Terms — Reference Standard ISPM No 5 and Phytosanitary certificates — Reference Standard ISPM No 12 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome, 2013.
(3) Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan (PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22).
(4) Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie van 3 november 1992 tot vaststelling van de verplichtingen van producenten en importeurs van planten, plantaardige producten en andere materialen, en van nadere bepalingen inzake registratie (PB L 344 van 26.11.1992, blz. 38).
(5) Regulation of wood packaging material in international trade — Reference Standard ISPM No 15 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome, 2009.
BIJLAGE III
INSTELLING VAN AFGEBAKENDE GEBIEDEN EN MAATREGELEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7
1. INSTELLING VAN AFGEBAKENDE GEBIEDEN
1. |
Afgebakende gebieden moeten bestaan uit de volgende zones:
|
2. |
De exacte grenzen van de zones moeten zijn gebaseerd op goede wetenschappelijke beginselen, de biologie van het nader omschreven organisme, het besmettingsniveau, de specifieke verdeling van de waardplanten in het betrokken gebied en bewijsmateriaal inzake het vóórkomen van het nader omschreven organisme. Ingeval de verantwoordelijke officiële instantie concludeert dat uitroeiing van het nader omschreven organisme mogelijk is, rekening houdend met de omstandigheden van de uitbraak, de resultaten van een specifiek onderzoek of de onmiddellijke toepassing van uitroeiingsmaatregelen, kan de straal van de bufferzone worden verkleind tot niet minder dan één kilometer vanaf de grens van de besmette zone. Ingeval uitroeiing van het nader omschreven organisme niet meer mogelijk is, kan de straal niet tot minder dan twee kilometer worden verkleind. |
3. |
Indien de aanwezigheid van het nader omschreven organisme buiten de besmette zone wordt bevestigd, moeten de grenzen van de besmette zone en de bufferzone dienovereenkomstig worden herzien en gewijzigd. |
4. |
Wanneer in een afgebakend gebied op grond van de onderzoeken, als bedoeld in artikel 6, lid 1, en de monitoring, als bedoeld in bijlage III, rubriek 3, punt 1, onder h), het nader omschreven organisme niet wordt gedetecteerd tijdens een periode die ten minste een levenscyclus en een aanvullend jaar omvat, maar die in elk geval niet minder dan vier achtereenvolgende jaren bedraagt, mag deze afbakening worden opgeheven. De exacte lengte van een levenscyclus hangt af van het bewijsmateriaal dat voor het betrokken gebied of een soortgelijke klimaatzone beschikbaar is. |
5. |
De afbakening mag ook worden opgeheven wanneer na verder onderzoek blijkt dat aan de voorwaarden van rubriek 2, punt 1, wordt voldaan. |
2. VOORWAARDEN WAARONDER GEEN AFGEBAKEND GEBIED HOEFT TE WORDEN INGESTELD
1. |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, hoeven de lidstaten geen afgebakend gebied, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in te stellen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
2. |
Wanneer aan de in punt 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan, hoeven de lidstaten geen afgebakende gebieden in te stellen, mits zij de volgende maatregelen nemen:
De in de punten a) tot en met f) bedoelde maatregelen moeten worden gepresenteerd in de vorm van een verslag zoals bedoeld in artikel 8. |
3. IN AFGEBAKENDE GEBIEDEN TE NEMEN MAATREGELEN
1. |
In afgebakende gebieden moeten de lidstaten de volgende maatregelen nemen om het nader omschreven organisme uit te roeien:
De in de punten a) tot en met k) bedoelde maatregelen moeten worden gepresenteerd in de vorm van een verslag zoals bedoeld in artikel 8. |
2. |
Wanneer de resultaten van de in artikel 6 bedoelde onderzoeken gedurende meer dan vier achtereenvolgende jaren de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een gebied hebben bevestigd en er bewijsmateriaal bestaat dat het nader omschreven organisme niet meer kan worden uitgeroeid, kunnen de lidstaten de maatregelen beperken tot het tegengaan van de verspreiding van het nader omschreven organisme buiten dat gebied. Die maatregelen moeten ten minste omvatten:
De in de punten a) tot en met i) bedoelde maatregelen moeten worden gepresenteerd in de vorm van een verslag zoals bedoeld in artikel 8. |
(1) Guidelines for pest eradication programmes — Reference Standard ISPM No 9 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome, 1998.
(2) The use of integrated measures in a systems approach for pest risk management — Reference Standard ISPM No 14 by the Secretariat of the International Plant Protection Convention, Rome, 2002.