This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014R0602
Commission Implementing Regulation (EU) No 602/2014 of 4 June 2014 laying down implementing technical standards for facilitating the convergence of supervisory practices with regard to the implementation of additional risk weights according to Regulation (EU) No 575/2013 of the European Parliament and of the Council Text with EEA relevance
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 602/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen ter vergemakkelijking van de convergentie van toezichtspraktijken met betrekking tot de uitvoering van additionele risicogewichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad Voor de EER relevante tekst
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 602/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen ter vergemakkelijking van de convergentie van toezichtspraktijken met betrekking tot de uitvoering van additionele risicogewichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad Voor de EER relevante tekst
PB L 166 van 5.6.2014, p. 22–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
5.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 166/22 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 602/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 juni 2014
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen ter vergemakkelijking van de convergentie van toezichtspraktijken met betrekking tot de uitvoering van additionele risicogewichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 410, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is dienstig te voorzien in technische uitvoeringsnormen ter vergemakkelijking van de convergentie van toezichtspraktijken met betrekking tot de uitvoering van een eenvormige aanpak om te beoordelen of instellingen in wezenlijk opzicht, ingevolge nalatigheid of verzuim, niet aan de vereisten hebben voldaan, en met betrekking tot de toepassing van de additionele risicogewichten. Ter vergemakkelijking van de convergentie van toezichtspraktijken bij de toepassing van additionele risicogewichten moet een passende formule worden vastgesteld. Die formule moet een evenredig additioneel risicogewicht opleggen van niet minder dan 250 %, dat geleidelijk verhoogt bij volgende inbreuken op artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013. In de formule moet een passende factor worden ingevoerd om het mogelijk te maken dat een lager additioneel risicogewicht wordt toegepast in de gevallen van blootstellingen die uit hoofde van artikel 405, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn vrijgesteld. |
(2) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(3) |
De Europese Bankautoriteit heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen om advies verzocht (2), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Algemene overwegingen
1. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat elk additioneel risicogewicht dat overeenkomstig artikel 407 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt opgelegd, wordt toegepast op alle betrokken door een instelling aangehouden securitisatieposities die door de wezenlijke inbreuk op artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden getroffen.
2. Wanneer een instelling haar inbreuk op de in artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven vereisten rechtzet, houdt het additioneel risicogewicht op van toepassing te zijn zodra de rechtzetting aan de bevoegde autoriteit wordt meegedeeld.
3. Bij de beoordeling van de vraag of een additioneel risicogewicht moet worden opgelegd, houden de bevoegde autoriteiten rekening zowel met het wezenlijke karakter van de inbreuk op artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 als met haar belang voor de risicoanalyse van de securitisatiepositie. Met het wezenlijke karakter wordt zowel kwantitatief als kwalitatief rekening gehouden en, waar van toepassing, zowel op het niveau van de entiteit als op geconsolideerd niveau. Bij de beoordeling van het wezenlijke karakter houden de bevoegde autoriteiten onder meer rekening met de duur van de inbreuk, de omvang van de betrokken posities en met het feit of de instelling getracht heeft om de inbreuk proactief recht te zetten.
4. Bij de beoordeling van de vraag of een instelling in enig wezenlijk opzicht, ingevolge nalatigheid of verzuim, niet aan de in artikel 405 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven vereisten heeft voldaan, worden de bevoegde autoriteiten niet beïnvloed door een verzuim van de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker te kennen te geven dat hij zich ertoe verbonden heeft een wezenlijk economisch belang aan te houden van niet minder dan 5 % met betrekking tot vroegere securitisaties, wanneer de instelling kan aantonen dat zij op passende wijze met die omstandigheid rekening heeft gehouden.
5. In het geval van een wezenlijke inbreuk op de in artikel 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven openbaarmakingsvereiste ingevolge nalatigheid of verzuim van de instelling, leggen de bevoegde autoriteiten een additioneel risicogewicht op aan de aangehouden posities van de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker in, of andere blootstelling aan de desbetreffende securitisatie.
6. Bij de beoordeling van de vraag of instellingen in enig wezenlijk opzicht, ingevolge nalatigheid of verzuim, niet aan de in artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven vereisten hebben voldaan, voor securitisatieposities die op of na 1 januari 2011 en vóór 1 januari 2014 zijn uitgegeven, kunnen de bevoegde autoriteiten ermee rekening houden of die instellingen doorlopend tussen de datum van uitgifte en 31 december 2013 hebben voldaan aan de vereisten die zijn opgenomen in artikel 122 bis van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en in de richtsnoeren betreffende artikel 122 bis van Richtlijn 2006/48/EG van het Comité van Europese bankentoezichthouders (4).
Artikel 2
Berekening van het additioneel risicogewicht
Wanneer een instelling in enig wezenlijk opzicht niet aan de betrokken in artikel 405, 406 of 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschreven vereisten voldoet, passen de bevoegde autoriteiten de volgende formule toe om het totale risicogewicht („Totaal RG”) te bepalen overeenkomstig de in artikel 245, lid 6, en artikel 337, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 gespecificeerde wijze:
Totaal RG = Min[12,5; Oorspronkelijk RG × (1 + (2,5 + 2,5 × InbreukDuurjaren) × (1 – Artikel 405Vrijstellingpct))]
waarbij:
|
12,5 een factor is die de maximale waarde vertegenwoordigt die het totale risicogewicht kan bereiken; |
|
„Oorspronkelijk RG” het risicogewicht is dat op de securitisatieposities van toepassing zou zijn als er geen additioneel risicogewicht was opgelegd; |
|
2,5 de minimumfactor is die van toepassing is op het oorspronkelijke risicogewicht om het additioneel risicogewicht te berekenen; |
|
„InbreukDuurjaren” de duur van de inbreuk is, uitgedrukt in jaren, naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde periode van twaalf maanden. Die variabele is gelijk aan „0” voor een inbreuk van minder dan twaalf maanden, gelijk aan „1” voor een inbreuk van meer dan twaalf maanden doch minder dan 24 maanden, gelijk aan „2” voor een inbreuk van meer dan 24 maanden doch minder dan 36 maanden enz. De duur wordt algemeen gemeten vanaf de start van de inbreuk voor de securitisatie, hoewel de bevoegde autoriteiten rekening houdend met de specifieke kenmerken van de securitisatie andere startpunten mogen opleggen. Onder „inbreuk” wordt verstaan de inbreuk op één of meer van de in artikel 405, 406 of 409 beschreven vereisten die aanleiding kan geven tot een additioneel risicogewicht. De inbreuk wordt in een „volgende inbreuk” omgezet wanneer tijd verstrijkt zonder rechtzetting van de inbreuk, wat tot een geleidelijke verhoging van het additioneel risicogewicht leidt; |
|
„Artikel 405Vrijstellingpct” een variabele is die gelijk is aan 0,5 indien artikel 405, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van toepassing is op de securitisatieposities waarop het additioneel risicogewicht wordt berekend, en gelijk aan 0 indien die vrijstelling niet van toepassing is. |
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
(3) Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1).
(4) http://www.eba.europa.eu/documents/10180/106202/Guidelines.pdf