Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014L0037

    Uitvoeringsrichtlijn 2014/37/EU van de Commissie van 27 februari 2014 tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG van de Raad betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen

    PB L 59 van 28.2.2014, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir_impl/2014/37/oj

    28.2.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 59/32


    UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/37/EU VAN DE COMMISSIE

    van 27 februari 2014

    tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG van de Raad betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 91/671/EEG van de Raad betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen (1), en met name artikel 7 bis,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 24 maart 1998 is de Europese Gemeenschap bij Besluit 97/836/EG van de Raad (2) toegetreden tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties („VN/ECE”) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen, verleend op basis van deze eisen (hierna de „herziene overeenkomst van 1958” genoemd).

    (2)

    Overeenkomstig punt 1 van bijlage II bij Besluit 97/836/EG worden de technische eisen van VN/ECE-reglementen in het kader van de herziene overeenkomst van 1958 alternatieven voor de technische bijlagen bij de desbetreffende richtlijnen van de Unie als de laatstgenoemde hetzelfde toepassingsgebied hebben en als er voor de VN/ECE-reglementen afzonderlijke richtlijnen van de Unie bestaan. De aanvullende bepalingen van richtlijnen, zoals die inzake montagevoorschriften of de goedkeuringsprocedure, blijven echter van kracht.

    (3)

    Onder de auspiciën van de VN/ECE werd een nieuw VN/ECE-reglement opgesteld en aangenomen over uniforme bepalingen voor de goedkeuring van verbeterde kinderbeveiligingssystemen aan boord van motorvoertuigen (hierna „Reglement nr. 129” genoemd).

    (4)

    Reglement nr. 129 is op 9 juli 2013 in werking getreden als bijlage bij de herziene overeenkomst van 1958.

    (5)

    De gestandaardiseerde voorschriften van Reglement nr. 129 zijn verbeterde alternatieven voor de voorschriften die zijn vastgesteld op grond van Reglement nr. 44 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van beveiligingssystemen voor kinderen aan boord van motorvoertuigen („kinderbeveiligingssystemen”) (3) en houden rekening met de technische vooruitgang van verschillende aspecten van kinderbeveiligingssystemen, zoals tests voor zijdelingse botsingen, de naar achteren gerichte positie van kinderen tot 15 maanden, de verenigbaarheid met verschillende voertuigen, testdummy’s en testbanken en de aanpasbaarheid aan kinderen van verschillende lengte.

    (6)

    Aangezien in Richtlijn 91/671/EEG eisen zijn vastgesteld voor de goedkeuring en het verplichte gebruik van kinderbeveiligingssystemen in motorvoertuigen in de Unie, moet het gebruik van kinderbeveiligingssystemen die overeenkomstig de technische voorschriften van Reglement nr. 129 zijn goedgekeurd, in deze richtlijn worden opgenomen.

    (7)

    De maatregelen van deze richtlijn zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 7 ter van Richtlijn 91/671/EEG ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 2 van Richtlijn 91/671/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    punt 1, onder a), i), wordt vervangen door:

    „i)

    De lidstaten stellen voor alle inzittenden van voertuigen van de categorieën M1, N1, N2 en N3 die aan het wegverkeer deelnemen, het gebruik van de beveiligingssystemen waarmee de voertuigen uitgerust zijn verplicht.

    Kinderen van minder dan 150 cm lang in voertuigen van de categorieën M1, N1, N2 en N3 die uitgerust zijn met beveiligingssystemen moeten worden vervoerd in een integraal of niet-integraal kinderbeveiligingssysteem in de zin van artikel 1, lid 4, onder a) en b), dat is aangepast aan de fysieke kenmerken van het kind overeenkomstig:

    de classificatie als bedoeld in artikel 1, lid 3, voor kinderbeveiligingssystemen die zijn goedgekeurd onder c), i), van dit lid;

    de grootte en de maximale passagiersmassa waarvoor het kinderbeveiligingssysteem is bestemd, zoals aangegeven door de fabrikant, voor kinderbeveiligingssystemen die zijn goedgekeurd onder c), ii), van dit lid.

    In voertuigen van de categorieën M1, N1, N2 en N3 die niet met beveiligingssystemen zijn uitgerust:

    mogen geen kinderen van minder dan drie jaar worden vervoerd,

    moeten kinderen die drie jaar of ouder zijn en die minder dan 150 cm lang zijn, onverminderd ii), op een andere zitplaats dan een van de voorstoelen worden vervoerd.”

    (2)

    punt 1, onder c), wordt vervangen door:

    „c)

    Wanneer een kinderbeveiligingssysteem wordt gebruikt, moet dat zijn goedgekeurd overeenkomstig de normen van:

    i)

    VN/ECE-reglement nr. 44/03 of Richtlijn 77/541/EEG, of

    ii)

    VN/ECE-reglement nr. 129,

    of een latere aanpassing daarvan.

    Het kinderbeveiligingssysteem moet worden geïnstalleerd volgens de informatie van de fabrikant van het kinderbeveiligingssysteem (bijv. gebruiksaanwijzing, brochure of elektronische publicatie), waarin wordt uitgelegd hoe en in welke voertuigtypen het systeem veilig kan worden gebruikt.”

    Artikel 2

    1.   De lidstaten keuren de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed en maken deze bekend om uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding ervan aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 27 februari 2014.

    Voor de Commissie, namens de voorzitter,

    Siim KALLAS

    Vicevoorzitter


    (1)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26.

    (2)  Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen, PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.

    (3)  PB L 306 van 23.11.2007, blz. 1.


    Top