EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0125

Besluit 2014/125/GBVB van de Raad van 10 maart 2014 houdende wijziging van Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

PB L 70 van 11.3.2014, p. 22–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/125(1)/oj

11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/22


BESLUIT 2014/125/GBVB VAN DE RAAD

van 10 maart 2014

houdende wijziging van Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 23 december 2013 Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) vastgesteld (1).

(2)

Op 28 januari 2014 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2134 (2014) aangenomen.

(3)

Conform Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad dienen maatregelen te worden getroffen teneinde reisbeperkingen op te leggen en teneinde tegoeden en activa van personen of entiteiten die worden aangewezen door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad te bevriezen, overeenkomstig de criteria van Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

(4)

Tevens is bij Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad het bij Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde wapenembargo bevestigd en verlengd. In Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad is verder bepaald dat het wapenembargo niet van toepassing is op leveringen die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van of het gebruik door de Europese operatie in de CAR (EUFOR RCA).

(5)

Daarnaast is het nodig het toepassingsgebied te wijzigen van de afwijking betreffende de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en aanverwant materieel uitsluitend bestemd voor de ondersteuning van of voor gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerd VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), en de in de CAR ingezette Franse troepen en de EUFOR RCA, zodat die afwijking ook de verstrekking van technische en financiële bijstand omvat.

(6)

Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig.

(7)

Besluit 2013/798/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/798/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 2, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a)

de verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van wapens en aanverwant materieel en de levering van aanverwante technische bijstand of financiering en financiële bijstand die uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerd VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), en de in de CAR ingezette Franse troepen en de operatie van de Europese Unie in de CAR (EUFOR RCA).”.

2)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 2 bis

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat personen die worden aangewezen door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, hun grondgebied binnenkomen of doorreizen; het betreft personen die:

a)

het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

b)

betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

c)

kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

d)

gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

e)

de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

f)

betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

g)

leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

vermeld staan in de bijlage bij dit besluit.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 is niet van toepassing indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijk proces.

4.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Comité, per geval vaststelt:

a)

dat de reis gerechtvaardigd is om humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen;

b)

dat een ontheffing een gunstige invloed zal hebben op de vrede en nationale verzoening in de CAR en de stabiliteit in de regio.

5.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3 of 4 machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van een in de bijlage vermelde persoon, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze was verleend en voor de betrokken persoon.

Artikel 2 ter

1.   Alle tegoeden en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van of beheerd worden door personen of entiteiten die worden aangewezen door het Comité als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, met inbegrip van personen en entiteiten die:

a)

het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

b)

betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

c)

kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

d)

gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

e)

de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

f)

betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

g)

de leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

of personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding optreden, of entiteiten die eigendom zijn van of onder hun zeggenschap staan, worden bevroren.

De lijst van de in dit lid bedoelde personen en entiteiten staat in de bijlage bij dit besluit.

2.   Tegoeden, financiële activa of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit ter beschikking gesteld.

3.   Een lidstaat mag ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden, overige financiële activa en economische middelen.

De uitzondering wordt toegestaan nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, naar gelang van het geval, de toegang tot de tegoeden en economische middelen toe te staan, en het Comité niet binnen vijf werkdagen na dergelijke kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.

4.   Een lidstaat mag ook ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan ten aanzien van tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité en goedkeuring door dit comité;

b)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of vonnis, in welk geval de tegoeden en economische middelen kunnen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen, mits het retentierecht of het vonnis dateert van vóór 28 januari 2014, en niet ten goede komt aan een in dit artikel bedoelde persoon of entiteit; de uitzondering wordt toegestaan na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité.

5.   Lid 1 belet niet dat een aangewezen persoon of entiteit betalingen doet die verschuldigd zijn wegens een contract dat is gesloten voordat de persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet direct of indirect wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit en de betaling geschiedt nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van het voornemen de betaling te verrichten of te ontvangen, dan wel te dien einde, in voorkomend geval, toestemming te verlenen tot het vrijgeven van de bevroren tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of die zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen van dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd,

met dien verstande dat met betrekking tot de voormelde rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 steeds van toepassing blijft.

Artikel 2 quater

De Raad stelt de lijst van de bijlage vast en wijzigt deze in overeenstemming met de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of van het Comité.

Artikel 2 quinquies

1.   Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Comité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of entiteit op in de bijlage. De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit, met inbegrip van de motivering voor plaatsing van die persoon of entiteit op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de publicatie van een kennisgeving, zodat die persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.

2.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de personen of entiteiten daarvan op de hoogte.

Artikel 2 sexies

1.   In de bijlage worden de door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door het Comité opgegeven redenen vermeld waarom personen of entiteiten op de lijst zijn geplaatst.

2.   De bijlage bevat tevens, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Comité is verstrekt en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te kunnen identificeren. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, de geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, de plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. De bijlage vermeldt tevens de datum waarop zij door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door het Comité op de lijst zijn geplaatst.”.

3)

Een bijlage zoals vastgesteld in de bijlage bij het onderhavige besluit wordt toegevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. VROUTSIS


(1)  Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 51).


BIJLAGE

"BIJLAGE

Lijst van de in artikel 2 bis bedoelde personen en de in artikel 2 ter bedoelde personen en entiteiten

A.

Personen

B.

Entiteiten".


Top