EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32012R0748
Commission Regulation (EU) No 748/2012 of 3 August 2012 laying down implementing rules for the airworthiness and environmental certification of aircraft and related products, parts and appliances, as well as for the certification of design and production organisations (recast) Text with EEA relevance
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (herschikking) Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (herschikking) Voor de EER relevante tekst
OJ L 224, 21.8.2012, p. 1–85
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 07 Volume 024 P. 47 - 131
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 25/08/2023
21.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 224/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 augustus 2012
tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Aangezien verdere wijzigingen moeten worden aangebracht, moet deze verordening om redenen van duidelijkheid worden herschikt. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 216/2008 stelt gemeenschappelijke essentiële eisen vast voor een hoog en uniform niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart en de daarmee verband houdende milieubescherming. De Commissie dient de voor een uniforme toepassing noodzakelijke uitvoeringsvoorschriften vast te stellen. De verordening voorziet in de oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) dat de Commissie bijstand moet verlenen bij de ontwikkeling van dergelijke uitvoeringsvoorschriften. |
(3) |
Het is noodzakelijk gemeenschappelijke technische eisen vast te stellen en administratieve procedures in te stellen om de luchtwaardigheid en de verenigbaarheid met het milieu van luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken die vallen onder Verordening (EG) nr. 216/2008, te waarborgen. Deze voorschriften en procedures dienen de voorwaarden te specificeren voor het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de passende certificaten. |
(4) |
De organisaties, belast met het ontwerp en de productie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken moeten zich conformeren aan bepaalde technische eisen teneinde aan te tonen dat zij beschikken over de bekwaamheid en middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die aan hun rechten verbonden zijn. De Commissie dient maatregelen vast te stellen voor het specificeren van de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van certificaten die getuigen van een dergelijke conformiteit. |
(5) |
Bij de vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke essentiële voorschriften op het gebied van luchtwaardigheid, dient de Commissie er zorg voor te dragen dat deze de stand van de techniek en de beste praktijken weergeven, rekening houden met wereldwijde ervaringen op het gebied van luchtvaartuigen en wetenschappelijke en technische vooruitgang, alsmede voor vastgestelde oorzaken van ongevallen en ernstige voorvallen een onmiddellijke respons mogelijk maken. |
(6) |
De behoefte aan uniformiteit in de toepassing van gemeenschappelijke luchtwaardigheids- en milieuvoorschriften voor luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken vereist een gemeenschappelijke benadering en maatregelen die opgevolgd dienen te worden door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en, voor zover van toepassing, door het Agentschap, teneinde de naleving van deze voorschriften te beoordelen. Het Agentschap dient derhalve specificaties voor certificering te ontwikkelen, met inbegrip vanrichtsnoeren en aanvaardbare wijzen van naleving teneinde de noodzakelijke uniformiteit in de regelgeving te bevorderen. |
(7) |
Het is van belang de blijvende geldigheid van certificaten te erkennen die vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 zijn afgegeven, in overeenstemming met artikel 69 van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(8) |
Om te garanderen dat het niveau van de luchtvaartveiligheid in Europa hoog en uniform blijft, moeten de eisen en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties worden gewijzigd; meer bepaald moeten de regels voor het aantonen van de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en de eisen inzake milieubescherming verder worden uitgewerkt en moet bij wijzigingen van typecertificaten worden voorzien in de mogelijkheid om ervoor te kiezen latere normen na te leven. |
(9) |
Het concept en de complexiteit van hulpaggregaten vertonen veel gelijkenissen met die van vliegtuigmotoren, en in sommige gevallen zijn ontwerpen van hulpaggregaten zelfs afgeleid van motorontwerpen. De bepalingen inzake de herstelling van hulpaggregaten moeten dan ook worden gewijzigd om ze opnieuw te laten aansluiten bij de processen voor de herstelling van motoren. |
(10) |
Om ervoor te zorgen dat niet-complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, recreatieve luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingen onderworpen zijn aan maatregelen die in verhouding staan tot het eenvoudige ontwerp en gebruik van deze luchtvaartuigen, moeten de eisen en procedures voor de certificering van deze luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingen en voor ontwerp- en productieorganisaties worden gewijzigd; voor de eigenaars van European Light Aircraft van minder dan 2 000 kg (ELA2) of minder dan 1 200 kg (ELA1) moet met name worden voorzien in de mogelijkheid om bepaalde niet-veiligheidskritieke onderdelen voor installatie te aanvaarden zonder een EASA-formulier 1. |
(11) |
Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels opgesteld en ze als adviezen nr. 01/2009 („Possibility to deviate from airworthiness code in case of design changes”), nr. 02/2009 („Repair and design changes to European Technical Standard Order”), nr. 01/2010 („SubPart J DOA”) en nr. 01/2011 („ELA Process and standard changes and repairs”) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied en definities
1. In overeenstemming met artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 216/2008 stelt de onderhavige verordening gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vast voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken en specificeert:
a) |
de afgifte van typecertificaten, beperkte typecertificaten, aanvullende typecertificaten en wijzigingen in die certificaten; |
b) |
de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid, vliegvergunningen en certificaten van vrijgave; |
c) |
het afgeven van goedkeuringen voor reparatieontwerpen; |
d) |
het aantonen van naleving van eisen op het gebied van milieubescherming; |
e) |
de afgifte van geluidscertificaten; |
f) |
de identificatie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken; |
g) |
de certificering van bepaalde onderdelen en uitrustingsstukken; |
h) |
de certificering van ontwerp- en productieorganisaties; |
i) |
de uitvaardiging van luchtwaardigheidsaanwijzingen. |
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
„JAA”: „gezamenlijke luchtvaartautoriteiten”; |
b) |
„JAR”: „gezamenlijke luchtvaartvoorschriften”; |
c) |
„deel 21”; de vereisten en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken alsmede van ontwerp- en productieorganisaties, vastgesteld in bijlage I bij deze verordening; |
d) |
„deel M”: de van toepassing zijnde voorschriften voor blijvende luchtwaardigheid die conform Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn goedgekeurd; |
e) |
„hoofdvestiging van de organisatie”: het hoofdkantoor of geregistreerde kantoor van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de in deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd; |
f) |
„artikel”; elk onderdeel en uitrustingsstuk dat wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen; |
g) |
„ETSO”: European Technical Standard Order. De European Technical Standard Order is een gedetailleerde luchtwaardigheidsspecificatie die door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”) is uitgevaardigd om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de voorschriften van deze verordening als een minimale prestatienorm voor gespecificeerde artikelen; |
h) |
„EPA”: European Part Approval. De European Part Approval van een artikel betekent dat het artikel geproduceerd is in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet toebehoren aan de houder van het typecertificaat van het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen. |
i) |
„ELA1-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:
|
j) |
„ELA2-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:
|
Artikel 2
Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken
1. Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in bijlage I (deel 21).
2. In afwijking van lid 1, zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van bijlage I (deel 21). Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van bijlage I (deel 21) tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.
Artikel 3
Voortdurende geldigheid van typecertificaten en de daarmee verbonden bewijzen van luchtwaardigheid
1. Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid toestond, die vóór 28 september 2003 door lidstaten zijn afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a) |
een dergelijk product zal beschouwd worden als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:
|
b) |
een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:
|
2. Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:
a) |
indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie; |
b) |
punt 21.A.15, onder a), b) en c), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing; |
c) |
in afwijking van punt 21.A.17, onder a), van bijlage I (deel 21), zal de typecertificeringsbasis van toepassing zijn die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de goedkeuring is vastgesteld; |
d) |
de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.20, onder a) en b), van bijlage I (deel 21). |
3. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door lidstaten uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, geldt het volgende:
a) |
indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie; |
b) |
punt 21.A.93 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing; |
c) |
de typecertificeringsbasis die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van wijziging is vastgesteld, is van toepassing; |
d) |
de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.103, onder a) en b), van bijlage I (deel 21). |
4. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde ingrijpende reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.433, onder a), van bijlage I (deel 21).
5. Een door een lidstaat afgegeven bewijs van luchtwaardigheid dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 wordt beschouwd als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.
Artikel 4
Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten
1. Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht krachtens deze verordening te zijn afgegeven.
2. Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van ingrijpende wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:
a) |
indien een certificeringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie; |
b) |
punt 21.A.113, onder a) en b), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing; |
c) |
van toepassing is de certificeringsbasis als vastgesteld door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor het aanvullende typecertificaat of goedkeuring van de ingrijpende wijziging; |
d) |
de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.115, onder a), van bijlage I (deel 21). |
Artikel 5
Voortgezet gebruik van bepaalde door lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen
Met betrekking tot een luchtvaartuig dat niet kan worden beschouwd als een luchtvaartuig waaraan overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van deze verordening een typecertificaat is toegekend, waaraan door een lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 in die lidstaat een bewijs van luchtwaardigheid is verstrekt (4), dat op de vermelde datum in die lidstaat was geregistreerd en op 28 maart 2007 nog steeds bij een lidstaat was geregistreerd, wordt de combinatie van de volgende elementen beschouwd als de overeenkomstig deze verordening van toepassing zijnde specifieke luchtwaardigheidsspecificaties:
a) |
het gegevensblad van het typecertificaat en geluidsgegevensblad van het typecertificaat, of een equivalent daarvan, van het land van ontwerp, mits het land van ontwerp overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008 een werkovereenkomst heeft gesloten met het Agentschap inzake de luchtwaardigheidshandhaving van het ontwerp van een dergelijk luchtvaartuig; |
b) |
de eisen inzake milieubescherming van bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het betrokken luchtvaartuig, en |
c) |
de verplichte voortgezette luchtwaardigheidsgegevens van het land van ontwerp. |
Artikel 6
Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken
1. Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening.
2. Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt het volgende:
a) |
indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie; |
b) |
punt 21.A.603 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing; |
c) |
de overeenkomstig punt 21.A.605 van bijlage I (deel 21) toepasselijke vereisten inzake gegevens, zijn de door de betreffende lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring of autorisatie vastgestelde vereisten; |
d) |
bevindingen die door de desbetreffende lidstaat zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.606, onder b), van bijlage I (deel 21). |
Artikel 7
Vliegvergunningen
De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens de onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 heeft geconcludeerd dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 216/2008 of de onderhavige verordening.
Artikel 8
Ontwerporganisaties
1. Een organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken of voor eventuele wijzigingen of reparaties daarvan toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21).
2. In afwijking van lid 1, kan een organisatie die haar hoofdvestiging in een niet- lidstaat heeft haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat aan de organisatie is afgegeven door dat land, voor het product, het onderdeel en het uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:
a) |
het betreffende land het land van ontwerp is, |
b) |
het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van het land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op naleving kent als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde autoriteit in het betreffende land. |
3. Goedkeuringen voor ontwerporganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die vóór 28 september 2003 geldig waren, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.
Artikel 9
Productieorganisaties
1. Een organisatie die verantwoordelijk is voor de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21).
2. In afwijking van lid 1, kan een fabrikant die niet in een lidstaat gevestigd is haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat aan de organisatie is afgegeven door dat land, voor het product, het onderdeel en het uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:
a) |
het betreffende land het land van vervaardiging is, |
b) |
het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van het land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op naleving kent als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde autoriteit in het betreffende land. |
3. Goedkeuringen voor productieorganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die vóór 28 september 2003 geldig waren, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.
Article 10
Maatregelen van het Agentschap
1. Het Agentschap zal aanvaardbare middelen van naleving opstellen waarvan bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel gebruik kunnen maken om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorschriften van bijlage I (deel 21) bij deze verordening.
2. De aanvaardbare middelen van naleving die door het Agentschap worden opgesteld, mogen niet leiden tot de invoering van nieuwe eisen, noch tot de matiging van de eisen van bijlage I (deel 21) bij deze verordening.
3. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de door het Agentschap opgestelde aanvaardbare middelen van naleving wordt zonder verdere bewijsvoering geacht te zijn voldaan aan de overeenkomstige eisen van bijlage I (deel 21) bij deze verordening, onverminderd de artikelen 54 en 55 van Verordening (EG) nr. 216/2008.
Artikel 11
Intrekking
Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 12
Inwerkingtreding
De onderhavige verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 augustus 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.
(3) Zie bijlage II.
(4) EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004 en EU 2: 1 januari 2007.
BIJLAGE I
DEEL 21
Certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties
Inhoudsopgave
21.1 |
Algemeen |
SECTIE A — |
TECHNISCHE EISEN |
SUBDEEL A — |
ALGEMENE BEPALINGEN |
21.A.1 |
Toepassingsgebied |
21.A.2 |
Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat |
21.A.3A |
Gebreken, storingen en defecten |
21.A.3B |
Luchtwaardigheidsaanwijzingen |
21.A.4 |
Coördinatie tussen ontwerp en productie |
SUBDEEL B — |
TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN |
21.A.11 |
Toepassingsgebied |
21.A.13 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.14 |
Bewijs van bekwaamheid |
21.A.15 |
Aanvraag |
21.A.16A |
Luchtwaardigheidsvoorschriften |
21.A.16B |
Aanvullende voorwaarden |
21.A.17 |
Typecertificatiebasis |
21.A.18 |
Aanduiding van de toepasselijke milieueisen en certificeringsspecificaties |
21.A.19 |
Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen |
21.A.20 |
Voldoening aan de typecertificatiebasis en de milieueisen |
21.A.21 |
Afgifte van een typecertificaat |
21.A.23 |
Afgifte van een beperkt typecertificaat |
21.A.31 |
Typeontwerp |
21.A.33 |
Onderzoek en tests |
21.A.35 |
Vliegproeven |
21.A.41 |
Typecertificaat |
21.A.44 |
Verplichtingen van de houder |
21.A.47 |
Overdraagbaarheid |
21.A.51 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.55 |
Administratie |
21.A.57 |
Handboeken |
21.A.61 |
Instructies voor blijvende luchtwaardigheid |
(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL D — |
WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN |
21.A.90 |
Toepassingsgebied |
21A.90B |
Standaardwijzigingen |
21.A.91 |
Classificatie van wijzigingen aan typeontwerpen |
21.A.92 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.93 |
Aanvraag |
21.A.95 |
Geringe wijzigingen |
21.A.97 |
Ingrijpende wijzigingen |
21.A.101 |
Aanduiding van de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen |
21.A.103 |
Goedkeuring |
21.A.105 |
Administratie |
21.A.107 |
Instructies voor blijvende luchtwaardigheid |
21.A.109 |
Verplichtingen en EPA-kenmerking |
SUBDEEL E — |
AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN |
21.A.111 |
Toepassingsgebied |
21.A.112A |
Aanvaardbaarheid |
21.A.112B |
Bewijs van bekwaamheid |
21.A.113 |
Aanvraag om een aanvullend typecertificaat |
21.A.114 |
Conformiteit |
21.A.115 |
Afgifte van een aanvullend typecertificaat |
21.A.116 |
Overdraagbaarheid |
21.A.117 |
Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft |
21.A.118A |
Verplichtingen en EPA-kenmerking |
21.A.118B |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.119 |
Handboeken |
21.A.120 |
Instructies voor blijvende luchtwaardigheid |
SUBDEEL F — |
PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE |
21.A.121 |
Toepassingsgebied |
21.A.122 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.124 |
Aanvraag |
21.A.125A |
Afgifte van een akkoordverklaring |
21.A.125B |
Bevindingen |
21.A.125C |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.126 |
Productiecontrolesysteem |
21.A.127 |
Proeven: luchtvaartuigen |
21.A.128 |
Proeven: motoren, propellers |
21.A.129 |
Verplichtingen van de fabrikant |
21.A.130 |
Conformiteitsverklaring |
SUBDEEL G — |
ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE |
21.A.131 |
Toepassingsgebied |
21.A.133 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.134 |
Aanvraag |
21.A.135 |
Afgifte van een erkenning als productieorganisatie |
21.A.139 |
Kwaliteitssysteem |
21.A.143 |
Handboek |
21.A.145 |
Erkenningseisen |
21.A.147 |
Wijzigingen in de erkende productieorganisatie |
21.A.148 |
Wijzigingen van vestigingsplaats |
21.A.149 |
Overdraagbaarheid |
21.A.151 |
Erkenningsvoorwaarden |
21.A.153 |
Wijzigingen aan de erkenningsvoorwaarden |
21.A.157 |
Onderzoeken |
21.A.158 |
Bevindingen |
21.A.159 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.163 |
Bevoegdheden |
21.A.165 |
Verplichtingen van de houder |
SUBDEEL H — |
BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID |
21.A.171 |
Toepassingsgebied |
21.A.172 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.173 |
Classificatie |
21.A.174 |
Aanvraag |
21.A.175 |
Taal |
21.A.177 |
Amendement of wijziging |
21.A.179 |
Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten |
21.A.180 |
Inspecties |
21.A.181 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.182 |
Identificatie van het luchtvaartuig |
SUBDEEL I — |
GELUIDSCERTIFICATEN |
21.A.201 |
Toepassingsgebied |
21.A.203 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.204 |
Aanvraag |
21.A.207 |
Amendement of wijziging |
21.A.209 |
Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten |
21.A.210 |
Inspecties |
21.A.211 |
Duur en blijvende geldigheid |
SUBDEEL J — |
ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE |
21.A.231 |
Toepassingsgebied |
21.A.233 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.234 |
Aanvraag |
21.A.235 |
Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie |
21.A.239 |
Ontwerpborgingssysteem |
21.A.243 |
Gegevens |
21.A.245 |
Erkenningseisen |
21.A.247 |
Wijzigingen aan het ontwerpborgingssysteem |
21.A.249 |
Overdraagbaarheid |
21.A.251 |
Erkenningsvoorwaarden |
21.A.253 |
Wijzigingen aan de erkenningsvoorwaarden |
21.A.257 |
Onderzoeken |
21.A.258 |
Bevindingen |
21.A.259 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.263 |
Bevoegdheden |
21.A.265 |
Verplichtingen van de houder |
SUBDEEL K — |
ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN |
21.A.301 |
Toepassingsgebied |
21.A.303 |
Conformiteit met toepasselijke vereisten |
21.A.305 |
Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken |
21.A.307 |
Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd |
(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL M — |
REPARATIES |
21.A.431 |
Toepassingsgebied |
21A.431B |
Standaardreparaties |
21.A.432A |
Aanvaardbaarheid |
21.A.432B |
Bewijs van bekwaamheid |
21.A.433 |
Reparatieontwerp |
21.A.435 |
Classificatie van reparaties |
21.A.437 |
Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp |
21.A.439 |
Productie van reparatieonderdelen |
21.A.441 |
Uitvoering van een reparatie |
21.A.443 |
Beperkingen |
21.A.445 |
Niet-gerepareerde schade |
21.A.447 |
Administratie |
21.A.449 |
Instructies voor blijvende luchtwaardigheid |
21.A.451 |
Verplichtingen en EPA-kenmerking |
(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL O — |
ETSO-AUTORISATIES |
21.A.601 |
Toepassingsgebied |
21.A.602A |
Aanvaardbaarheid |
21.A.602B |
Bewijs van bekwaamheid |
21.A.603 |
Aanvraag |
21.A.604 |
ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU) |
21.A.605 |
Vereisten inzake gegevens |
21.A.606 |
Afgifte van een ETSO-autorisatie |
21.A.607 |
Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie |
21.A.608 |
Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP) |
21.A.609 |
Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties |
21.A.610 |
Goedkeuring voor een afwijking |
21.A.611 |
Ontwerpwijzigingen |
21.A.613 |
Administratie |
21.A.615 |
Inspectie door het Agentschap |
21.A.619 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.621 |
Overdraagbaarheid |
SUBDEEL P — |
VLIEGVERGUNNING |
21.A.701 |
Toepassingsgebied |
21.A.703 |
Aanvaardbaarheid |
21.A.705 |
Bevoegde autoriteit |
21.A.707 |
Aanvraag van een vliegvergunning |
21.A.708 |
Vluchtvoorwaarden |
21.A.709 |
Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden |
21.A.710 |
Goedkeuring van vluchtvoorwaarden |
21.A.711 |
Afgifte van een vliegvergunning |
21.A.713 |
Wijzigingen |
21.A.715 |
Taal |
21.A.719 |
Overdraagbaarheid |
21.A.721 |
Inspecties |
21.A.723 |
Duur en blijvende geldigheid |
21.A.725 |
Verlenging van de vliegvergunning |
21.A.727 |
Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning |
21.A.729 |
Administratie |
SUBDEEL Q — |
IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN |
21.A.801 |
Identificatie van producten |
21.A.803 |
Behandeling van de identificatiegegevens |
21.A.804 |
Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken |
21.A.805 |
Identificatie van kritieke onderdelen |
21.A.807 |
Identificatie van ETSO-artikelen |
SECTIE B — |
PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN |
SUBDEEL A — |
ALGEMENE VOORZIENINGEN |
21.B.5 |
Toepassingsgebied |
21.B.20 |
Verplichtingen van de bevoegde autoriteit |
21.B.25 |
Vereisten voor de organisatie van de bevoegde autoriteit |
21.B.30 |
Gedocumenteerde procedures |
21.B.35 |
Wijzigingen in organisatie en procedures |
21.B.40 |
Oplossing van geschillen |
21.B.45 |
Rapportage/coördinatie |
21.B.55 |
Administratie |
21.B.60 |
Luchtwaardigheidsaanwijzingen |
SUBDEEL B — |
TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN |
(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL D — |
WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN |
SUBDEEL E — |
AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN |
SUBDEEL F — |
PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE |
21.B.120 |
Onderzoek |
21.B.125 |
Bevindingen |
21.B.130 |
Afgifte van een akkoordverklaring |
21.B.135 |
Behoud van de akkoordverklaring |
21.B.140 |
Wijziging van een akkoordverklaring |
21.B.145 |
Beperking, opschorting en intrekking van een akkoordverklaring |
21.B.150 |
Administratie |
SUBDEEL G — |
ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE |
21.B.220 |
Onderzoek |
21.B.225 |
Bevindingen |
21.B.230 |
Afgifte van een certificaat |
21.B.235 |
Permanent toezicht |
21.B.240 |
Wijziging van een erkenning als productieorganisatie |
21.B.245 |
Opschorting en intrekking van een erkenning als productieorganisatie |
21.B.260 |
Administratie |
SUBDEEL H — |
BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID |
21.B.320 |
Onderzoek |
21.B.325 |
Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid |
21.B.326 |
Bewijs van luchtwaardigheid |
21.B.327 |
Beperkt bewijs van luchtwaardigheid |
21.B.330 |
Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid |
21.B.345 |
Administratie |
SUBDEEL I — |
GELUIDSCERTIFICATEN |
21.B.420 |
Onderzoek |
21.B.425 |
Afgifte van geluidscertificaten |
21.B.430 |
Opschorting en intrekking van een geluidscertificaat |
21.B.445 |
Administratie |
SUBDEEL J — |
ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE |
SUBDEEL K — |
ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN |
(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL M — |
REPARATIES |
(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL O — |
ETSO-AUTORISATIES |
SUBDEEL P — |
VLIEGVERGUNNING |
21.B.520 |
Onderzoek |
21.B.525 |
Afgifte van vliegvergunningen |
21.B.530 |
Intrekking van vliegvergunningen |
21.B.545 |
Administratie |
SUBDEEL Q — |
IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN |
Aanhangsels
Aanhangsel I — |
EASA-formulier 1 — Certificaat van vrijgave; |
Aanhangsel II — |
EASA-formulier 15a — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid; |
Aanhangsel III — |
EASA-formulier 20a — Vliegvergunning; |
Aanhangsel IV — |
EASA-formulier 20b — Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties); |
Aanhangsel V — |
EASA-formulier 24 — Beperkt bewijs van luchtwaardigheid; |
Aanhangsel VI — |
EASA-formulier 25 — Bewijs van luchtwaardigheid; |
Aanhangsel VII — |
EASA-formulier 45 — Geluidscertificaat; |
Aanhangsel VIII — |
EASA-formulier 52 — Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen; |
Aanhangsel IX — |
EASA-formulier 53 — Certificaat van vrijgave voor gebruik; |
Aanhangsel X — |
EASA-formulier 55 — Certificaat erkenning als productieorganisatie; |
Aanhangsel XI — |
EASA-formulier 65 — Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie. |
21.1 Algemeen
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”:
a) |
voor organisaties die gevestigd zijn in een lidstaat, de door die lidstaat aangestelde autoriteit of het Agentschap op verzoek van die lidstaat, of |
b) |
voor organisaties die niet gevestigd zijn in een lidstaat, het Agentschap. |
SECTIE A
TECHNISCHE EISEN
SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN
21.A.1 Toepassingsgebied
In deze sectie worden de algemene bepalingen vastgelegd betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze sectie is of zal worden afgegeven.
21.A.2 Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat
De acties en verplichtingen die overeenkomstig deze sectie moeten worden uitgevoerd door de houder of aanvrager van een certificaat voor een product, onderdeel of uitrustingsstuk mogen in zijn naam worden uitgevoerd door een andere natuurlijke of rechtspersoon, op voorwaarde dat de houder of aanvrager van dat certificaat kan aantonen dat hij een overeenkomst met die andere persoon heeft gesloten om zeker te stellen dat de verplichtingen van de houder naar behoren worden en zullen worden vervuld.
21.A.3A Gebreken, storingen en defecten
a) |
Systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van gegevens. De houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie (European Technical Standard Order), een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring die beschouwd kan worden krachtens de onderhavige verordening te zijn afgegeven, moet beschikken over een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van rapporten en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die een nadelig effect hebben of kunnen hebben op de blijvende luchtwaardigheid van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk waarvoor het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening, is afgegeven. Informatie over dit systeem moet ter beschikking worden gesteld aan alle bekende gebruikers van het product, onderdeel of uitrustingsstuk en, op verzoek, aan eenieder die bevoegd is overeenkomstig andere aanverwante uitvoeringsvoorschriften. |
b) |
Rapportage aan het Agentschap
|
c) |
Onderzoek van gerapporteerde voorvallen
|
21.A.3B Luchtwaardigheidsaanwijzingen
a) |
Een luchtwaardigheidsaanwijzing is een door het Agentschap uitgevaardigd of overgenomen document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen voor zijn dat het veiligheidsniveau van dat luchtvaartuig anders zou kunnen worden aangetast. |
b) |
Het Agentschap vaardigt een luchtwaardigheidsaanwijzing uit als:
|
c) |
Als een luchtwaardigheidsaanwijzing door het Agentschap moet worden uitgevaardigd om de in punt b) vermelde onveilige toestand te verhelpen of om een inspectie te laten uitvoeren, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, een ETSO-autorisatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening:
|
d) |
Een luchtwaardigheidsaanwijzing moet ten minste de volgende informatie bevatten:
|
21.A.4 Coördinatie tussen ontwerp en productie
Elke houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een wijziging aan een typeontwerp of een goedkeuring van een reparatieontwerp moet zo nodig samenwerken met de productieorganisatie om te komen tot:
a) |
een toereikende coördinatie tussen ontwerp en productie, zoals voorgeschreven in punt 21.A.122, punt 21.A.133 of punt 21.A.165, onder c), 2, al naargelang van toepassing, en |
b) |
een passende ondersteuning van de blijvende luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk. |
SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
21.A.11 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van typecertificaten voor producten en beperkte typecertificaten voor luchtvaartuigen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze certificaten.
21.A.13 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 aangetoond heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.
21.A.14 Bewijs van bekwaamheid
a) |
Elke organisatie die een typecertificaat of een beperkt typecertificaat aanvraagt moet haar bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie. |
b) |
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan deze bijlage, als het product een van de volgende is:
|
c) |
In afwijking van punt a) mag een aanvrager zijn bekwaamheid bewijzen door het krachtens punt 21A.20(b) vereiste certificeringsprogramma aan het Agentschap te verstrekken als het product een van de volgende is:
|
21.A.15 Aanvraag
a) |
Een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet worden ingediend in een vorm en op een wijze als vastgesteld door het Agentschap. |
b) |
Bij een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig moet een voor-, zij- en bovenaanzicht van dat luchtvaartuig worden gevoegd, evenals voorlopige basisgegevens, met o.a. de voorgestelde gebruikskenmerken en -beperkingen. |
c) |
Bij een aanvraag om een typecertificaat voor een motor of propeller moet een algemene overzichtstekening van de motor of de propeller worden gevoegd, evenals een beschrijving van de ontwerpkenmerken, de gebruikskenmerken en de voorgestelde gebruiksbeperkingen. |
21.A.16A Luchtwaardigheidsvoorschriften
Het Agentschap zal, in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008, luchtwaardigheidsvoorschriften uitvaardigen als standaardmiddelen om aan te tonen dat producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de essentiële eisen van bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 216/2008. Deze voorschriften moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven.
21.A.16B Aanvullende voorwaarden
a) |
Het Agentschap zal speciale gedetailleerde technische specificaties, aanvullende voorwaarden genoemd, voorschrijven voor een product, als de betreffende luchtwaardigheidsvoorschriften geen adequate of geschikte veiligheidsnormen voor dat product bevatten, omdat:
|
b) |
De aanvullende voorwaarden bevatten de veiligheidsnormen die het Agentschap noodzakelijk acht om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkstaat met het in de toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschriften vastgelegde veiligheidsniveau. |
21.A.17 Typecertificatiebasis
a) |
De typecertificatiebasis die dient te worden gemeld voor het afgeven van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet bestaan uit:
|
b) |
Een aanvraag om typecertificering van grote vliegtuigen en grote hefschroefvliegtuigen is vijf jaar geldig en een aanvraag om elk ander typecertificaat is drie jaar geldig, tenzij de aanvrager op het moment van de aanvraag kan aantonen dat er voor het ontwerpen, ontwikkelen en testen van zijn product meer tijd nodig is, en het Agentschap een langere periode goedkeurt. |
c) |
Als er geen typecertificaat is afgegeven, of als duidelijk is dat er geen typecertificaat zal worden afgegeven, binnen de in punt b) vastgelegde termijn, mag de aanvrager:
|
d) |
Als een aanvrager verkiest te voldoen aan een amendement bij de luchtwaardigheidsvoorschriften dat van kracht wordt nadat de aanvraag om een typecertificaat is ingediend, moet de aanvrager ook voldoen aan elk ander amendement dat er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt. |
21.A.18 Aanduiding van de toepasselijke milieueisen en certificeringsspecificaties
a) |
De toepasselijke geluidseisen voor het afgeven van een typecertificaat voor een luchtvaartuig zijn vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 1 van bijlage 16, boekdeel I, deel II van het Verdrag van Chicago en:
|
b) |
De toepasselijke emissie-eisen voor het afgeven van een typecertificaat voor een luchtvaartuig en een motor zijn vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago:
|
c) |
Het Agentschap zal in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008 certificeringsspecificaties uitvaardigen die aanvaardbare methoden voorzien om aan te tonen dat wordt voldaan aan de in punt a) respectievelijk b) beschreven geluids- respectievelijk emissievereisten. |
21.A.19 Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een wijziging aan een product voorstelt, moet een nieuw typecertificaat aanvragen als het Agentschap oordeelt dat de verandering van ontwerp, vermogen, stuwkracht of massa zo groot is, dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om na te gaan of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificeringsbasis.
21.A.20 Voldoening aan de typecertificatiebasis en de milieueisen
a) |
De aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet voldoen aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, en moet aan het Agentschap aantonen met welke middelen hieraan voldaan wordt. |
b) |
De aanvrager verstrekt het Agentschap een certificeringsprogramma waarin in detail is uiteengezet met welke middelen de overeenstemming is aangetoond. Indien nodig wordt dit document tijdens het certificeringsproces geactualiseerd. |
c) |
De aanvrager registreert de motivering van de overeenstemming in overeenstemmingsdocumenten, overeenkomstig het onder punt b) vastgestelde certificeringsprogramma. |
d) |
De aanvrager moet verklaren dat hij volledig voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, overeenkomstig het onder punt b) vastgestelde certificeringsprogramma. |
e) |
Als de aanvrager houder is van een erkenning als ontwerporganisatie, moet de verklaring van punt d) worden ingediend overeenkomstig de bepalingen van subdeel J. |
21.A.21 Afgifte van een typecertificaat
De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven producttypecertificaat nadat:
a) |
hij zijn bekwaamheid heeft bewezen overeenkomstig punt 21.A.14; |
b) |
hij de in punt 21.A.20, onder d), vermelde verklaring heeft ingediend, en |
c) |
is aangetoond dat:
|
d) |
in het geval van een luchtvaartuigtypecertificaat voor de motor en/of de propeller, indien geïnstalleerd in het luchtvaartuig, een typecertificaat is afgegeven of vastgesteld in overeenstemming met de onderhavige verordening. |
21.A.23 Afgifte van een beperkt typecertificaat
a) |
Voor een luchtvaartuig dat niet voldoet aan de bepalingen van punt 21.A.21, onder c), heeft de aanvrager recht op een door het Agentschap afgegeven beperkt typecertificaat, na:
|
b) |
Voor de in het luchtvaartuig geïnstalleerde motor en/of propeller, moet:
|
21.A.31 Typeontwerp
a) |
Het typeontwerp moet bestaan uit:
|
b) |
Elk typeontwerp dient naar behoren te worden geïdentificeerd. |
21.A.33 Onderzoek en proeven
a) |
De aanvrager moet alle inspecties en proeven uitvoeren die nodig zijn om aan te tonen dat het product voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen. |
b) |
Voordat een van de in punt a) voorgeschreven tests wordt uitgevoerd, moet de aanvrager hebben bepaald:
|
c) |
De aanvrager moet het Agentschap toelaten om elke inspectie uit te voeren die nodig is om vast te stellen of voldaan wordt aan punt b). |
d) |
De aanvrager moet het Agentschap toelaten om elk rapport te analyseren en elke inspectie en alle vlieg- en grondproeven uit te voeren of bij te wonen die nodig is om de geldigheid van de door de aanvrager overeenkomstig punt 21.A.20, onder d), voorgelegde conformiteitsverklaring te controleren en om vast te stellen dat geen kenmerk of eigenschap het product onveilig maakt voor het gebruik waarvoor een certificering is aangevraagd. |
e) |
Voor proeven die door het Agentschap worden uitgevoerd of bijgewoond overeenkomstig punt d):
|
21.A.35 Vliegproeven
a) |
Vliegproeven met het oog op het verkrijgen van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke vliegproeven. |
b) |
De aanvrager moet alle vliegproeven ondernemen die het Agentschap nodig acht:
|
c) |
(Voorbehouden) |
d) |
(Voorbehouden) |
e) |
(Voorbehouden) |
f) |
De in punt b), 2) voorgeschreven vliegproeven moeten omvatten:
|
21.A.41 Typecertificaat
Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat omvatten beide het typeontwerp, de gebruiksbeperkingen, het gegevensblad voor luchtwaardigheid en emissies, de toepasselijke typecertificatiebasis en de milieueisen waarvan het Agentschap bijhoudt of eraan voldaan wordt, en alle andere voorwaarden of beperkingen die voor het product worden voorgeschreven in de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat voor luchtvaartuigen omvatten bovendien ook het gegevensblad voor geluid. Het gegevensblad van het typecertificaat van de motor omvat de gegevens omtrent naleving van de emissievereisten.
21.A.44 Verplichtingen van de houder
Elke houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet:
a) |
de in de punten 21.A.3, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.55, 21.A.57 en 21.A.61 beschreven verplichtingen nakomen en hiervoor dient hij te blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig punt 21.A.14; |
b) |
de identificatiekenmerken in overeenstemming met subdeel Q specificeren. |
21.A.47 Overdraagbaarheid
Een typecertificaat of een beperkt typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de in punt 21.A.44 vermelde verplichtingen na te komen en te dien einde heeft aangetoond dat hij bekwaam is om te voldoen aan de criteria van punt 21.A.14.
21.A.51 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een typecertificaat en een beperkt typecertificaat worden afgegeven voor een onbeperkte duur. Zij blijven geldig op voorwaarde dat:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moeten het typecertificaat en beperkt typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap. |
21.A.55 Administratie
Alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, moeten door de houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het product blijvend luchtwaardig is en voldoet aan de toepasselijke milieueisen.
21.A.57 Handboeken
De houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en bijwerken van alle handboeken die voor het product vereist worden door de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, en hij moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap.
21.A.61 Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
a) |
De houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat moet tenminste één pakket complete instructies voor blijvende luchtwaardigheid, bevattende de beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies die zijn opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke typecertificatiebasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers bij aflevering van het product of bij afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en nadien deze instructies op verzoek beschikbaar stellen aan eenieder die moet voldoen aan een of meer bepalingen van deze instructies. Het ter beschikking stellen van een handboek of een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt. |
b) |
Bovendien moeten wijzigingen in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid op verzoek beschikbaar worden gesteld aan eenieder die dient te voldoen aan een of meer van deze instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd. |
(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL D — WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
21.A.90 A Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van wijzigingen aan typeontwerpen en typecertificaten, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. In dit subdeel worden ook standaardwijzigingen gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure uit hoofde van dit subdeel vereist is. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21A.90B Standaardwijzigingen
a) |
Standaardwijzigingen zijn wijzigingen van een typeontwerp:
|
b) |
De punten 21A.91 tot en met 21A.109 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen. |
21.A.91 Classificatie van wijzigingen aan typeontwerpen
Wijzigingen aan typeontwerpen worden geclassificeerd als geringe en ingrijpende wijzigingen. Een „geringe wijziging” is een wijziging die geen merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstofventilatie, de uitlaatemissie of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product beïnvloeden. Onverminderd punt 21.A.19 worden alle andere wijzigingen in dit subdeel beschouwd als „ingrijpende wijzigingen”. Ingrijpende en geringe wijzigingen moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.95 of punt 21.A.97, al naargelang van toepassing, en moeten naar behoren worden geïdentificeerd.
21.A.92 Aanvaardbaarheid
a) |
Alleen de houder van het typecertificaat mag een aanvraag om goedkeuring van een ingrijpende wijziging aan een typeontwerp indienen overeenkomstig dit subdeel; alle andere aanvragers van een ingrijpende wijziging aan een typeontwerp moeten hun aanvraag indienen overeenkomstig subdeel E. |
b) |
Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag om goedkeuring van een geringe wijziging aan een typeontwerp indienen overeenkomstig dit subdeel. |
21.A.93 Aanvraag
Een aanvraag om goedkeuring van een wijziging aan een typeontwerp moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap, en moet omvatten:
a) |
Een beschrijving van de wijziging, met identificatie van:
|
b) |
Een identificatie van nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat het gewijzigde product voldoet aan de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. |
21.A.95 Geringe wijzigingen
Geringe wijzigingen aan een typeontwerp moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd:
a) |
door het Agentschap, of |
b) |
door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure. |
21.A.97 Ingrijpende wijzigingen
a) |
Een aanvrager van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging moet:
|
b) |
De goedkeuring van een ingrijpende wijziging aan een typeontwerp blijft beperkt tot die specifieke configuratie(s) van het typeontwerp waarop de wijziging betrekking heeft. |
21.A.101 Aanduiding van de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen
a) |
Een aanvrager van een wijziging aan een typecertificaat moet aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan de luchtwaardigheidsvoorschriften die van toepassing zijn voor het gewijzigde product en van kracht zijn op de datum van de aanvraag om de wijziging, tenzij de aanvrager ervoor kiest de certificeringsspecificaties van latere wijzigingen na te leven of daartoe verplicht is krachtens de punten e) en f), en aan de toepasselijke milieu-eisen zoals uiteengezet in punt 21.A.18. |
b) |
In afwijking van punt a) mag een aanvrager aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan een eerder amendement op de in punt a) vermelde luchtwaardigheidsvoorschriften, en op elke certificeringsspecificatie die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt. De eerder geamendeerde luchtwaardigheidsvoorschriften mogen evenwel niet ouder zijn dan de overeenkomstige luchtwaardigheidsvoorschriften waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat. De aanvrager mag aantonen dat zijn product voldoet aan een eerder amendement op de luchtwaardigheidsvoorschriften, als het gaat om:
|
c) |
Een aanvrager van een wijziging aan een luchtvaartuig (uitgezonderd een hefschroefvliegtuig) met een maximumgewicht van 2 722 kg of minder, of aan een hefschroefvliegtuig zonder turbine met een maximumgewicht van 1 361 kg of minder, mag aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan de typecertificatiebasis waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat. Als het Agentschap echter oordeelt dat de wijziging significant is op een bepaald gebied, kan het Agentschap eisen dat voldaan wordt aan een amendement op de typecertificatiebasis waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat en dat van kracht is op de datum van de aanvraag, en aan elke certificeringsspecificatie die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt, tenzij het Agentschap ook oordeelt dat het voldoen aan dat amendement of die certificeringsspecificatie niet wezenlijk zou bijdragen tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch zou zijn. |
d) |
Als het Agentschap oordeelt dat de luchtwaardigheidsvoorschriften die van kracht zijn op de datum van de aanvraag om een wijziging geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, moet de aanvrager ook voldoen aan alle aanvullende voorwaarden, en amendementen op deze voorwaarden, die worden voorgeschreven in de bepalingen van punt 21.A.16B, om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de luchtwaardigheidsvoorschriften die van kracht waren op de datum van de aanvraag om de wijziging. |
e) |
Een aanvraag om een wijziging aan een typecertificaat voor grote luchtvaartuigen en grote hefschroefvliegtuigen blijft vijf jaar geldig, een aanvraag om een wijziging aan een ander typecertificaat blijft drie jaar geldig. Als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de in dit punt vastgelegde termijn, kan de aanvrager:
|
f) |
Als een aanvrager verkiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie van een amendement bij de luchtwaardigheidsvoorschriften dat van kracht wordt nadat de aanvraag om een typecertificaat is ingediend, moet de aanvrager ook voldoen aan alle andere certificeringsspecificaties die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houden. |
21.A.103 Goedkeuring
a) |
De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven goedkeuring van een ingrijpende wijziging aan een typeontwerp nadat:
|
b) |
Een geringe wijziging aan een typeontwerp zal slechts worden goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.95 als wordt aangetoond dat het gewijzigde product voldoet aan de in punt 21.A.101 gespecificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties. |
21.A.105 Administratie
Voor elke wijziging moeten alle desbetreffende ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, door de aanvrager ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het gewijzigde product blijvend luchtwaardig is en voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften op het gebied van milieubescherming.
21.A.107 Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
a) |
De houder van de goedkeuring van een kleine wijziging aan een typeontwerp moet ten minste één kopie van de geringe eventueel mee gepaard gaande aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid van het product waaraan de geringe wijziging wordt aangebracht, opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke certificeringsbasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers waarin de geringe wijziging is geïntegreerd, bij de levering of bij de afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en daarna deze aanvullingen op de instructies op verzoek ter beschikking stellen van eenieder die dient te voldoen aan één of meer bepalingen van deze instructies. |
b) |
Bovendien moeten wijzigingen aan deze aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid ter beschikking worden gesteld van alle bekende gebruikers van een product waarin de geringe wijziging is geïntegreerd en, op verzoek, aan eenieder die moet voldoen aan één of meer van deze instructies. |
21.A.109 Verplichtingen en EPA-identificatiekenmerk
De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging aan een typeontwerp moet:
a) |
de in punten 21.A.4, 21.A.105 en 21.A.107 beschreven verplichtingen nakomen, en |
b) |
het identificatiekenmerk specificeren, met inbegrip van de EPA-letters („European Part Approval”), in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a). |
SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN
21.A.111 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen aan het typeontwerp overeenkomstig de procedures van het aanvullend typecertificaat, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers of houders van deze certificaten.
21.A.112A Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon (organisatie) die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.112B heeft bewezen, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een aanvullend typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.
21.A.112B Bewijs van bekwaamheid
a) |
Elke organisatie die een aanvullend typecertificaat aanvraagt, moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie. |
b) |
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel. |
c) |
Bij wijze van afwijking van de punten a) en b) mag een aanvrager ervoor kiezen zijn bekwaamheid aan te tonen via de goedkeuring door het Agentschap van een certificeringsprogramma waarin gedetailleerd de middelen zijn uiteengezet waarmee de naleving kan worden aangetoond voor een STC op in punt 21A.14, onder c) gedefinieerde luchtvaartuigen, motors en propellers. |
21.A.113 Aanvraag om een aanvullend typecertificaat
a) |
Een aanvraag om een aanvullend typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap. |
b) |
Een aanvraag om een aanvullend typecertificaat moet vergezeld gaan van de in punt 21.A.93 voorgeschreven beschrijvingen en identificatie. Daarnaast moet deze aanvraag ook een verantwoording bevatten die stelt dat de informatie waarop deze identificaties gebaseerd zijn toereikend is, en verkregen is uit de eigen bronnen van de aanvrager of via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat. |
21.A.114 Conformiteit
Elke aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet voldoen aan punt 21.A.97.
21.A.115 Afgifte van een aanvullend typecertificaat
De aanvrager heeft het recht op een door het Agentschap afgegeven aanvullend typecertificaat nadat:
a) |
hij de in punt 21A.20, onder d), vermelde verklaring heeft ingediend, en |
b) |
is aangetoond dat:
|
c) |
hij zijn bekwaamheid heeft bewezen in overeenstemming met punt 21.A.112B; |
d) |
als de aanvrager, overeenkomstig punt 21.A.113, onder b), een overeenkomst heeft gesloten met de houder van het typecertificaat,
|
21.A.116 Overdraagbaarheid
Een aanvullend typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de verplichtingen van punt 21.A.118A na te komen en te dien einde zijn bekwaamheid overeenkomstig de criteria van punt 21.A.112B heeft bewezen, behalve voor ELA1-luchtvaartuigen waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon de toestemming van het Agentschap heeft gevraagd voor het gebruik van procedures waarin zijn activiteiten voor het nakomen van deze verplichtingen zijn uiteengezet.
21.A.117 Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft
a) |
Geringe wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd in overeenstemming met subdeel D. |
b) |
Elke ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moet worden goedgekeurd als een afzonderlijk aanvullend typecertificaat, in overeenstemming met dit subdeel. |
c) |
In afwijking van punt b) kan een ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, dat door de houder van het aanvullend typecertificaat is ingediend, worden goedgekeurd als een wijziging aan het bestaande aanvullende typecertificaat. |
21.A.118A Verplichtingen en EPA-identficatiekenmerk
Elke houder van een aanvullend typecertificaat moet:
a) |
de verplichtingen nakomen die:
en hiertoe blijven voldoen aan de criteria van punt 21.A.112B; |
b) |
het identificatiekenmerk specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a). |
21.A.118B Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een aanvullend typecertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet het aanvullende typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap. |
21.A.119 Handboeken
De houder van een aanvullend typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en bijwerken van de aanvullingen op de door de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen vereiste handboeken, die noodzakelijk zijn om de overeenkomstig het aanvullend typecertificaat aangebrachte wijzigingen te behandelen en hij moet, op verzoek, kopieën van deze handboeken bezorgen aan het Agentschap.
21.A.120 Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
a) |
De houder van het aanvullend typecertificaat moet ten minste één kopie van de betreffende aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke typecertificatiebasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers, bij levering van het product of bij afgifte van het eerste certificaat van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en nadien deze aanvullingen op de instructies op verzoek beschikbaar stellen aan eenieder die dient te voldoen aan één of meer bepalingen van deze instructies. Het beschikbaar stellen van een handboek of een deel van de aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt. |
b) |
Bovendien moeten wijzigingen aan deze aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid beschikbaar worden gesteld aan alle bekende gebruikers van een product waarvoor het aanvullend typecertificaat is afgegeven en aan eenieder die moet voldoen aan een of meer van deze instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd. |
SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
21.A.121 Toepassingsgebied
a) |
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd volgens dewelke moet worden aangetoond dat aan de toepasselijke ontwerpgegevens wordt voldaan door een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat zal worden vervaardigd zonder erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G. |
b) |
In dit subdeel worden de regels vastgelegd betreffende de verplichtingen van de fabrikant van producten, onderdelen of uitrustingsstukken die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel. |
21.A.122 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag indienen om de conformiteit van individuele producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan te tonen overeenkomstig dit subdeel, als:
a) |
hij houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een goedkeuring van het ontwerp van dat product, onderdeel of uitrustingsstuk, of |
b) |
hij heeft gezorgd voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van zo'n ontwerp. |
21.A.124 Aanvraag
a) |
Elke aanvraag om een akkoordverklaring voor het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit. |
b) |
Deze aanvraag moet bevatten:
|
21.A.125A Afgifte van een akkoordverklaring
De aanvrager heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven akkoordverklaring waarin deze zich akkoord verklaart met het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel, nadat:
a) |
hij een productie-inspectiesysteem heeft ontwikkeld dat garandeert dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig gebruikt kan worden. |
b) |
hij een handboek heeft verstrekt met daarin:
|
c) |
hij heeft aangetoond dat hij in staat is om bijstand te verlenen in overeenstemming met de punten 21.A.3 en 21.A.129, onder d). |
21.A.125B Bevindingen
a) |
Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een akkoordverklaring niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:
|
b) |
Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a). |
c) |
Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt 21.B.125:
|
d) |
In het geval van niveau 1- of niveau 2-bevindingen kan de akkoordverklaring gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.145. De houder van de akkoordverklaring moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van limitatie, opschorting of intrekking van de akkoordverklaring heeft ontvangen. |
21.A.125C Duur en blijvende geldigheid
a) |
De akkoordverklaring wordt afgegeven voor een beperkte duur van ten hoogste één jaar. De verklaring blijft geldig tenzij:
|
b) |
In geval van afstand, intrekking of verloop moet de akkoordverklaring worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit. |
21.A.126 Productie-inspectiesysteem
a) |
Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet het mogelijk maken om vast te stellen dat:
|
b) |
Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet ook garanderen dat:
|
21.A.127 Proeven: luchtvaartuigen
a) |
Elke fabrikant van een luchtvaartuig dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet een goedgekeurde testprocedure met grond- en vliegproeven opstellen, evenals aankruisformulieren, en in overeenstemming met deze formulieren elk geproduceerd luchtvaartuig beproeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a). |
b) |
Elke testprocedure moet ten minste het volgende omvatten:
|
21.A.128 Proeven: motoren, propellers
Elke fabrikant van motoren of propellers die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet elke motor of propeller met variabele spoed onderwerpen aan een aanvaardbare functionele test zoals gespecificeerd in de documentatie van de houder van het typecertificaat teneinde na te gaan of hij goed werkt tijdens de gebruikstoepassingen waarvoor een typecertificaat is afgegeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).
21.A.129 Verplichtingen van de fabrikant
Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel, moet:
a) |
elk product, onderdeel of uitrustingsstuk beschikbaar houden voor controle door de bevoegde autoriteit; |
b) |
op de plaats van de fabricage de technische gegevens en tekeningen bewaren die nodig zijn om vast te stellen of het product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens; |
c) |
het productie-inspectiesysteem in stand houden dat garandeert dat elk product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt; |
d) |
bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat, beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken; |
e) |
een intern voorvallenmeldingssysteem instellen en in stand houden om het verzamelen en beoordelen van voorvallenmeldingen in het belang van de veiligheid mogelijk te maken teneinde negatieve tendensen te identificeren of gebreken te verhelpen, en om meldbare voorvallen te selecteren. Dit systeem omhelst de evaluatie van relevante informatie betreffende voorvallen en de bekendmaking van informatie die ermee verband houdt; |
f) |
|
21.A.130 Conformiteitsverklaring
a) |
Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is overeenkomstig dit subdeel moet een conformiteitsverklaring overleggen, d.w.z. een EASA-formulier 52 voor complete luchtvaartuigen of een EASA-formulier 1 voor andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken (zie aanhangsel VIII). Deze verklaring moet worden ondertekend door een bevoegd persoon die een verantwoordelijke functie bekleedt in de productieorganisatie. |
b) |
Een conformiteitsverklaring moet omvatten:
|
c) |
Elke fabrikant van zo'n product, onderdeel of uitrustingsstuk moet:
een recente conformiteitsverklaring voegen ter bekrachtiging door de bevoegde autoriteit. |
d) |
De bevoegde autoriteit moet met haar handtekening de conformiteitsverklaring bekrachtigen als ze na inspectie van oordeel is dat het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt. |
SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
21.A.131 Toepassingsgebied
In dit subdeel worden vastgelegd:
a) |
de procedure voor de afgifte van een erkenning als productieorganisatie aan een productieorganisatie waarvan de producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de toepasselijke ontwerpgegevens; |
b) |
de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen. |
21.A.133 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel. De aanvrager moet:
a) |
verantwoorden dat, voor een vastgesteld werkgebied, een erkenning overeenkomstig dit subdeel gepast is om aan te tonen dat zijn product voldoet aan een specifiek ontwerp, en |
b) |
houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of |
c) |
via een passende overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, gezorgd hebben voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp. |
21.A.134 Aanvraag
Elke aanvraag om een erkenning als productieorganisatie moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door die autoriteit, en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.143 voorgeschreven informatie en van de voorwaarden van de aangevraagde erkenning overeenkomstig punt 21.A.151.
21.A.135 Afgifte van een erkenning als productieorganisatie
Een organisatie heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven erkenning als productieorganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.139 Kwaliteitssysteem
a) |
De productieorganisatie moet aantonen dat het een kwaliteitssysteem heeft ingesteld en in stand kan houden. Het kwaliteitssysteem moet gedocumenteerd zijn. Dit kwaliteitssysteem moet de productieorganisatie in staat stellen om te garanderen dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt geproduceerd door de organisatie of door zijn partners, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, zodat de organisatie de in punt 21.A.163 beschreven voorrechten kan uitoefenen. |
b) |
Het kwaliteitssysteem moet omvatten:
|
21.A.143 Organisatiehandboek
a) |
De organisatie moet aan de bevoegde autoriteit een handboek voorleggen met de volgende informatie:
|
b) |
Het handboek moet worden aangepast naargelang nodig is om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van alle aanpassingen moeten worden bezorgd aan de bevoegde autoriteit. |
21.A.145 Erkenningseisen
De productieorganisatie moet aantonen, op basis van de overeenkomstig punt 21.A.143 voorgelegde informatie:
a) |
met betrekking tot de algemene erkenningseisen: dat de faciliteiten, arbeidsomstandigheden, uitrustingen en gereedschappen, procédés en bijbehorende materialen, personeelssterkte en -bekwaamheid, en algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van zijn verplichtingen overeenkomstig punt 21.A.165; |
b) |
met betrekking tot alle noodzakelijke gegevens betreffende luchtwaardigheid, geluid, brandstofventilatie en uitlaatemissies:
|
c) |
met betrekking tot de directie en het personeel:
|
d) |
met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig punt 21.A.163 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied of de erkenningsvoorwaarden:
|
21.A.147 Wijzigingen in de erkende productieorganisatie
a) |
Nadat een erkenning als productieorganisatie is afgegeven, moet elke wijziging in de erkende productieorganisatie die gevolgen heeft voor de conformiteit of voor de luchtwaardigheid, de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk, met name wijzigingen aan het kwaliteitssysteem, worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag voor dergelijke wijziging moet schriftelijk bij de bevoegde autoriteit worden ingediend en de productieorganisatie moet de bevoegde autoriteit aantonen voordat de wijziging wordt toegepast, dat het zal blijven voldoen aan dit subdeel. |
b) |
De bevoegde autoriteit legt de voorwaarden vast waaronder een overeenkomstig dit subdeel erkend productieorganisatie kan blijven werken gedurende dergelijke wijzigingen, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat de erkenning dient te worden opgeschort. |
21.A.148 Wijzigingen van vestigingsplaats
Een wijziging van de vestigingsplaats van de fabricage-faciliteiten van de erkende productieorganisatie dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet bijgevolg voldoen aan punt 21.A.147.
21.A.149 Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.147, kan een erkenning als productieorganisatie niet worden overgedragen.
21.A.151 Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden bepalen de werkzaamheden, en de producten en/of de categorieën van onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de houder het recht heeft om de in punt 21.A.163 vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.
Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als productieorganisatie.
21.A.153 Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.
21.A.157 Onderzoeken
Een productieorganisatie moet voorzieningen treffen die de bevoegde autoriteit in staat stellen om de nodige onderzoeken, met inbegrip van een onderzoek van de partners en onderaannemers, uit te voeren, teneinde vast te stellen of voldaan wordt en permanent voldaan zal worden aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.
21.A.158 Bevindingen
a) |
Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een erkenning als productieorganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:
|
b) |
Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a). |
c) |
Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt 21.B.225,
|
d) |
In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding kan de erkenning als productieorganisatie gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.245. De houder van de erkenning als productieorganisatie moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van de limitatie, opschorting of intrekking van de erkenning als productieorganisatie heeft ontvangen. |
21.A.159 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een erkenning als productieorganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig tenzij:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit. |
21.A.163 Bevoegdheden
Overeenkomstig de in punt 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden kan de houder van een erkenning als productieorganisatie:
a) |
productieactiviteiten uitvoeren overeenkomstig deze bijlage; |
b) |
in het geval van een compleet luchtvaartuig en na overlegging van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52) overeenkomstig punt 21.A.174, een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering; |
c) |
in het geval van andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken, certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig 21A.307 zonder verdere bewijsvoering; |
d) |
een nieuw, door hem geproduceerd luchtvaartuig onderhouden en een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 53) met betrekking tot dat onderhoud afgeven; |
e) |
met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde autoriteit voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig punt 21.A.711 c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig punt 21.A.710, onder b). |
21.A.165 Verplichtingen van de houder
De houder van een erkenning als productieorganisatie moet:
a) |
ervoor zorgen dat het in overeenstemming met punt 21.A.143 ter beschikking gestelde handboek en de documenten waarnaar het verwijst, in de organisatie gebruikt worden als basiswerkdocumenten; |
b) |
de productieorganisatie instandhouden conform de voor de erkenning als productieorganisatie goedgekeurde gegevens en procedures; |
c) |
|
d) |
alle details van uitgevoerde werkzaamheden registreren; |
e) |
een intern voorvallenmeldingssysteem instellen en in stand houden om het verzamelen en beoordelen van voorvallenmeldingen in het belang van de veiligheid mogelijk te maken teneinde negatieve tendensen te identificeren of gebreken te verhelpen, en om meldbare voorvallen te selecteren. Dit systeem omhelst de evaluatie van relevante informatie betreffende voorvallen en de bekendmaking van informatie die ermee verband houdt; |
f) |
|
g) |
bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken; |
h) |
een archiefsysteem instellen waarin alle aan de partners, leveranciers en toeleveranciers opgelegde eisen zijn opgenomen, en dat de gegevens bevat die gebruikt worden om de conformiteit van de producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan te tonen. Deze gegevens moeten ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit en dienen te worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om te kunnen waarborgen dat de producten, onderdelen of uitrustingsstukken blijvend luchtwaardig zijn; |
i) |
indien de houder, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, een certificaat van vrijgave afgeeft, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven; |
j) |
voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven met inachtneming van het bepaalde onder punt 21.A.163, onder e); |
k) |
indien van toepassing, op grond van bevoegdheid onder punt 21.A.163, onder e), vaststellen dat punt 21.A.711, onder c) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te leveren. |
SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
21.A.171 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid.
21.A.172 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat („lidstaat van registratie”), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een bewijs van luchtwaardigheid voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.173 Classificatie
Bewijzen van luchtwaardigheid worden als volgt geclassificeerd:
a) |
bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen waarvoor een typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage; |
b) |
beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen:
|
21.A.174 Aanvraag
a) |
Overeenkomstig punt 21.A.172 moet een aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
b) |
Elke aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet bevatten:
|
c) |
Tenzij anders overeengekomen, moeten de verklaringen vermeld in de punten b), 2), i) en b), 3), ii) worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
21.A.175 Taal
De handboeken, opschriften, lijsten en instrumentmarkeringen, en alle andere noodzakelijke informatie die vereist wordt door de toepasselijke certificeringsspecificaties moeten worden opgesteld in één of meerdere van de voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie aanvaardbare officiële talen van de Unie.
21.A.177 Amendement of wijziging
Een bewijs van luchtwaardigheid kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.
21.A.179 Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
a) |
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:
|
b) |
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig een beperkt bewijs van luchtwaardigheid heeft dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen. |
21.A.180 Inspecties
De houder van het bewijs van luchtwaardigheid moet op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie toegang verlenen tot het luchtvaartuig waarvoor het bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven.
21.A.181 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
21.A.182 Identificatie van het luchtvaartuig
Elke aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig dit subdeel moet aantonen dat zijn luchtvaartuig geïdentificeerd is overeenkomstig subdeel Q.
SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN
21.A.201 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van geluidscertificaten.
21.A.203 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat (lidstaat van registratie), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een geluidscertificaat voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.204 Aanvraag
a) |
Overeenkomstig punt 21.A.203 moet een aanvraag om een geluidscertificaat worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
b) |
Elke aanvraag moet bevatten:
|
c) |
Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt b), 1) vermelde verklaringen worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
21.A.207 Amendement of wijziging
Een geluidscertificaat kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.
21.A.209 Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:
a) |
en het luchtvaartuig blijft ingeschreven in hetzelfde register, moet het geluidscertificaat samen met het luchtvaartuig worden overgedragen. |
b) |
en het luchtvaartuig wordt ingeschreven in het register van een andere lidstaat, moet een nieuw geluidscertificaat worden afgegeven na overlegging van het oude geluidscertificaat. |
21.A.210 Inspecties
De houder van het geluidscertificaat moet op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of van het Agentschap toegang verlenen tot het luchtvaartuig waarvoor het geluidscertificaat is afgegeven, voor de uitvoering van inspecties.
21.A.211 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een geluidscertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie. |
SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE
21.A.231 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de erkenning van ontwerporganisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen vastgelegd.
21.A.233 Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking als aanvrager van een erkenning overeenkomstig dit subdeel:
a) |
in overeenstemming met punt 21.A.14, 21.A.112B, 21.A.432B of 21.A.602B, of |
b) |
voor de goedkeuring van geringe wijzigingen of een ontwerp voor kleine reparaties, indien aangevraagd met het oog op het verkrijgen van bevoegdheden overeenkomstig punt 21.A.263. |
21.A.234 Aanvraag
Elke aanvraag om een erkenning als ontwerporganisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.243 voorgeschreven informatie en van de overeenkomstig punt 21.A.251 vast te leggen erkenningsvoorwaarden.
21.A.235 Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie
Een organisatie heeft recht op een door het Agentschap afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.239 Ontwerpborgingssysteem
a) |
De ontwerporganisatie moet aantonen dat het een ontwerpborgingssysteem heeft ingesteld en in stand kan houden voor het beheersen van en het toezien op het ontwerp, en ontwerpwijzigingen, van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit ontwerpborgingssysteem moet dusdanig zijn, dat de organisatie in staat wordt gesteld om:
|
b) |
Het ontwerpborgingssysteem moet een onafhankelijke conformiteitscontrole bevatten op basis waarvan de organisatie conformiteitsverklaringen en bijbehorende documentatie voorlegt aan het Agentschap. |
c) |
De ontwerporganisatie moet specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem zeker stelt dat de ontworpen onderdelen of uitrustingsstukken aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures. |
21.A.243 Gegevens
a) |
De ontwerporganisatie moet aan het Agentschap een handboek bezorgen waarin, rechtstreeks of door middel van verwijzingen, de organisatie, de relevante procedures en de te ontwerpen producten of productwijzigingen worden beschreven. |
b) |
Ingeval onderdelen of uitrustingsstukken of wijzigingen aan de producten worden ontworpen door partnerbedrijven of onderaannemers, moet het handboek een verklaring bevatten over de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen en uitrustingsstukken, de in punt 21.A.239, onder b), voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moet het tevens, rechtstreeks of door middel van verwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van deze partners of onderaannemers bevatten, naargelang nodig is om deze verklaring op te stellen. |
c) |
Het handboek moet naargelang nodig worden aangepast om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van de aanpassingen moeten aan het Agentschap worden bezorgd. |
d) |
De ontwerporganisatie moet een verklaring opstellen over de kwalificaties en ervaring van het management en van andere personen die in de organisatie verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen inzake luchtwaardigheid en milieubescherming. |
21.A.245 Erkenningseisen
De ontwerporganisatie moet, op basis van de in overeenstemming met punt 21.A.243 voorgelegde informatie, aantonen dat niet alleen wordt voldaan aan punt 21.A.239, maar dat bovendien:
a) |
het personeel in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren is en voldoende bevoegdheden heeft gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen, en deze, samen met de accommodatie, voorzieningen en uitrustingen, toereikend zijn om het personeel in staat te stellen de voor het product vastgelegde normen inzake luchtwaardigheid en milieubescherming te bereiken; |
b) |
er tussen en binnen de afdelingen een volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot luchtwaardigheids- en milieubeschermingsaangelegenheden. |
21.A.247 Wijzigingen aan het ontwerpborgingssysteem
Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging aan het ontwerpborgingssysteem die invloed heeft op de conformiteit of de luchtwaardigheid en milieubeschermingskenmerken van het product, worden goedgekeurd door het Agentschap. Een schriftelijke aanvraag om goedkeuring moet worden ingediend bij het Agentschap en de ontwerporganisatie moet aan het Agentschap aantonen, op basis van ingediende voorstellen voor wijzigingen aan het handboek en alvorens de wijzigingen toe te passen, dat het na de toepassing zal blijven voldoen aan dit subdeel.
21.A.249 Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.247, kan een erkenning als ontwerporganisatie niet worden overgedragen.
21.A.251 Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden bepalen de ontwerpwerkzaamheden en de categorieën van producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft gekregen, evenals de functies en verplichtingen die de organisatie mag vervullen met betrekking tot de luchtwaardigheid en de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies van de producten. Voor erkenningen als ontwerporganisatie die een typecertificering of ETSO-autorisatie voor hulpaggregaten (APU) inhouden, moeten de erkenningsvoorwaarden ook nog een lijst van producten of hulpaggregaten bevatten. Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als ontwerporganisatie.
21.A.253 Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door het Agentschap. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.
21.A.257 Onderzoeken
a) |
De ontwerporganisatie moet voorzieningen treffen die het Agentschap in staat stellen om de nodige onderzoeken, met inbegrip van een onderzoek van partners en onderaannemers, uit te voeren, teneinde vast te stellen of voldaan wordt en permanent voldaan zal worden aan de toepasselijke eisen van dit subdeel. |
b) |
De ontwerporganisatie moet het Agentschap toestaan om alle rapporten te analyseren en alle inspecties en grond- en vliegproeven bij te wonen en uit te voeren die nodig zijn om de geldigheid te controleren van de door de aanvrager overeenkomstig punt 21.A.239, onder b), voorgelegde conformiteitsverklaringen. |
21.A.258 Bevindingen
a) |
Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een erkenning als ontwerporganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:
|
b) |
Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a). |
c) |
Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures,
|
d) |
In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding kan de erkenning als ontwerporganisatie gedeeltelijk of volledig worden opgeschort of ingetrokken volgens de administratieve procedures van het Agentschap. De houder van de erkenning als ontwerporganisatie moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van opschorting of intrekking van de akkoordverklaring heeft ontvangen. |
21.A.259 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een erkenning als ontwerporganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig tenzij:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij het Agentschap. |
21.A.263 Bevoegdheden
a) |
De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om ontwerpwerkzaamheden uit te voeren overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage en binnen het toepassingsgebied van de erkenning. |
b) |
overeenkomstig het bepaalde in punt 21.A.257, onder b), aanvaardt het Agentschap zonder uitvoering van aanvullende controles de bewijsvoeringsdocumenten die door de aanvrager worden voorgelegd ter verkrijging van:
|
c) |
De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, overeenkomstig de erkenningsvoorwaarden en de relevante procedures van het ontwerpborgingssysteem:
|
21.A.265 Verplichtingen van de houder
De houder van een erkenning als ontwerporganisatie moet:
a) |
het handboek bijhouden in overeenstemming met het ontwerpborgingssysteem; |
b) |
ervoor zorgen dat dit handboek in de organisatie wordt gebruikt als basiswerkdocument; |
c) |
vaststellen dat het ontwerp van producten, wijzigingen of reparaties, al naargelang van toepassing, voldoet aan de toepasselijke eisen en geen onveilige kenmerken vertoont; |
d) |
behalve voor geringe wijzigingen of kleine reparaties, goedgekeurd krachtens de in punt 21.A.263 bedoelde bevoegdheid, aan het Agentschap verklaringen en bijbehorende documentatie bezorgen die bevestigen dat wordt voldaan aan punt c); |
e) |
aan het Agentschap informatie of instructies verstrekken met betrekking tot de in punt 21.A.3B voorgeschreven maatregelen; |
f) |
voor zover van toepassing, de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder punt 21.A.263, onder c), 6; |
g) |
Indien van toepassing, op grond van bevoegdheid onder punt 21.A.163, onder c), 7, vaststellen dat punt 21.A.711, onder b) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te leveren. |
SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
21.A.301 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken.
21.A.303 Overeenstemming met toepasselijke vereisten
De overeenstemming van de onderdelen en uitrustingsstukken die worden geïnstalleerd in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven dient te worden aangetoond:
a) |
in combinatie met de typecertificeringsprocedures van subdeel B, D of E voor het product waarin ze worden geïnstalleerd, of |
b) |
indien van toepassing, overeenkomstig de ETSO-autorisatieprocedures van subdeel O, of |
c) |
in het geval van standaardonderdelen, in overeenstemming met officieel erkende normen. |
21.A.305 Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken
In alle gevallen waarin de goedkeuring van een onderdeel of uitrustingsstuk expliciet vereist wordt door wetgeving van de Unie of maatregelen van het Agentschap, moet het onderdeel of uitrustingsstuk voldoen aan de toepasselijke ETSO-bepalingen of aan de specificaties die door het Agentschap als gelijkwaardig worden beschouwd voor het concrete geval.
21.A.307 Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd
Geen enkel onderdeel of uitrustingsstuk (met uitzondering van standaardonderdelen) wordt geschikt bevonden om te worden geïnstalleerd in een product met typecertificaat, tenzij het:
a) |
vergezeld gaat van een certificaat van vrijgave (EASA formulier 1), waarin wordt verklaard dat het element gefabriceerd is overeenkomstig goedgekeurde ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, en |
b) |
gemerkt is in overeenstemming met subdeel Q. |
c) |
in het geval van ELA1- of ELA2-luchtvaartuigen, een onderdeel of uitrustingsstuk betreft dat:
|
(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL M — REPARATIES
21.A.431 A Toepassingsgebied
a) |
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van reparatieontwerpen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. |
b) |
In dit subdeel worden standaardreparaties gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure overeenkomstig dit subdeel hoeft plaats te vinden. |
c) |
Een „reparatie” betekent het verwijderen van schade en/of het opnieuw in een luchtwaardige toestand brengen van een product, onderdeel of uitrustingsstuk nadat het oorspronkelijk door de fabrikant voor gebruik is vrijgegeven. |
d) |
Als schade wordt verwijderd door onderdelen of uitrustingsstukken te vervangen zonder dat enige ontwerpactiviteit nodig is, wordt dit beschouwd als een onderhoudstaak en is hiervoor bijgevolg geen goedkeuring overeenkomstig deze bijlage vereist. |
e) |
Een reparatie van een ander ETSO-artikel dan een hulpaggregaat moet worden goedgekeurd als een wijziging aan het ETSO-ontwerp en moet worden behandeld in overeenstemming met punt 21.A.611. |
21A.431B Standaardreparaties
a) |
Standaardreparaties zijn reparaties:
|
b) |
De punten 21A.432A tot en met 21A.451 zijn niet van toepassing op standaardreparaties. |
21.A.432A Aanvaardbaarheid
a) |
Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.432B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een grotere reparatie onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden. |
b) |
Elke natuurlijke of rechtspersoon komt in aanmerking om een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie aan te vragen. |
21.A.432B Bewijs van bekwaamheid
a) |
Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie. |
b) |
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel. |
c) |
Bij wijze van afwijking van de punten a) en b) mag een aanvrager de toestemming van het Agentschap vragen voor de goedkeuring van een certificeringsprogramma waarin de specifieke ontwerppraktijken, de hulpmiddelen en de volgorde van de activiteiten die nodig zijn opdat een in punt 21A.14, onder c), gedefinieerd product aan dit deel zou voldoen, zijn vermeld. |
21.A.433 Reparatieontwerp
a) |
De aanvrager van een goedkeuring van een reparatieontwerp moet:
|
b) |
Als de aanvrager niet de houder is van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing, kan hij voldoen aan de eisen van punt a) door gebruik te maken van eigen bronnen of via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing. |
21.A.435 Classificatie van reparaties
a) |
Een reparatie kan „groot” of „klein” zijn. De classificatie moet gebeuren in overeenstemming met de criteria van punt 21.A.91 voor een wijziging aan het typeontwerp. |
b) |
Een reparatie wordt overeenkomstig punt a) geclassificeerd als „groot” of „klein”:
|
21.A.437 Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp
Als is verklaard en aangetoond dat het reparatieontwerp voldoet aan de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen van punt 21.A.433, onder a), 1, zal het worden goedgekeurd:
a) |
door het Agentschap, of |
b) |
door een erkende organisatie die ook de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure, of |
c) |
uitsluitend voor kleine reparaties, door een erkende ontwerporganisatie, volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure. |
21.A.439 Productie van reparatieonderdelen
Voor de reparatie te gebruiken onderdelen en uitrustingsstukken moeten worden gefabriceerd in overeenstemming met productiegegevens die gebaseerd zijn op alle nodige ontwerpgegevens, verstrekt door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp:
a) |
overeenkomstig subdeel F, of |
b) |
door een organisatie die erkend is overeenkomstig subdeel G, of |
c) |
door een naar behoren erkende onderhoudsorganisatie. |
21.A.441 Uitvoering van een reparatie
a) |
De uitvoering van een reparatie moet gebeuren overeenkomstig deel M of deel 145, voor zover van toepassing, of door een productieorganisatie die is erkend in overeenstemming met subdeel G, overeenkomstig de in punt 21.A.163, onder d), bedoelde bevoegdheid. |
b) |
De ontwerporganisatie moet de organisatie die de reparatie uitvoert alle nodige installatie-instructies bezorgen. |
21.A.443 Beperkingen
Een reparatieontwerp kan worden goedgekeurd onder voorbehoud van beperkingen; in dat geval bevat de goedkeuring van het reparatieontwerp alle nodige instructies en beperkingen. Deze instructies en beperkingen moeten door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bezorgd aan de gebruiker volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.
21.A.445 Niet-gerepareerde schade
a) |
Als een beschadigd product, onderdeel of uitrustingsstuk niet gerepareerd wordt en niet valt onder eerder goedgekeurde gegevens, mogen de gevolgen van de schade voor de luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk alleen worden beoordeeld;
Alle nodige beperkingen moeten worden verwerkt in overeenstemming met de procedures van punt 21.A.443. |
b) |
Als de organisatie die de schade beoordeelt overeenkomstig punt a) noch het Agentschap noch de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, moet deze organisatie aantonen dat de informatie waarop de beoordeling is gebaseerd toereikend is, hetzij aan de hand van eigen bronnen, hetzij via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat of de fabrikant, al naargelang van toepassing. |
21.A.447 Administratie
Voor elke reparatie moeten alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, de eventueel in overeenstemming met punt 21.A.443 vastgelegde instructies en beperkingen, de classificatieverantwoording en de bewijzen van de ontwerpgoedkeuring:
a) |
door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp ter beschikking van het Agentschap worden gehouden, en |
b) |
door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bewaard zodat de nodige informatie voorhanden is om te waarborgen dat de gerepareerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken blijvend luchtwaardig zijn. |
21.A.449 Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
a) |
De houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp moet ten minste één volledige kopie van de wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid die voortvloeien uit het ontwerp van de reparatie, met o.a. beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke eisen, bezorgen aan elke gebruiker van luchtvaartuigen waarop de reparatie is uitgevoerd. Het gerepareerde product, onderdeel of uitrustingsstuk mag voor gebruik worden vrijgegeven voordat de wijzigingen aan deze instructies zijn voltooid, maar dit slechts voor een beperkte gebruiksperiode en na akkoord van het Agentschap. Deze wijzigingen aan de instructies moeten op verzoek beschikbaar worden gesteld voor eenieder die moet voldoen aan een of meer bepalingen van deze wijzigingen aan de instructies. Het ter beschikking stellen van een handboek of een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt. |
b) |
Als de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp de wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid aanpast nadat de reparatie is goedgekeurd, moeten deze aanpassingen worden bezorgd aan elke gebruiker en op verzoek beschikbaar worden gesteld voor eenieder die moet voldoen aan alle bepalingen van deze wijzigingen aan de instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd. |
21.A.451 Verplichtingen en EPA-identificatiekenmerk
a) |
Elke houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet:
|
b) |
Behalve houders van een typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat waarvoor punt 21.A.44 geldt, moet de houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie:
|
(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES
21.A.601 Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van ETSO-autorisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers of houders van dergelijke autorisaties vastgelegd.
21.A.602A Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een ETSO-artikel produceert of de productie ervan voorbereidt en zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, komt in aanmerking als aanvrager van een ETSO-autorisatie.
21.A.602B Bewijs van bekwaamheid
Elke aanvrager van een ETSO-autorisatie moet zijn bekwaamheid als volgt bewijzen:
a) |
in het geval van productie, door houder te zijn van een in overeenstemming met subdeel G afgegeven erkenning als productieorganisatie, of door te voldoen aan de procedures van subdeel F, en |
b) |
in het geval van ontwerp:
|
21.A.603 Aanvraag
a) |
Een aanvraag om een ETSO-autorisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht van de in punt 21.A.605 voorgeschreven informatie bevatten. |
b) |
Als een reeks geringe wijzigingen in overeenstemming met punt 21.A.611 wordt voorzien, moet de aanvrager in zijn aanvraag het nummer van het basismodel van het artikel en de bijbehorende stuknummers laten volgen door open haakjes, om aan te geven dat wijzigingsnummers of -letters (of combinaties van beide) van tijd tot tijd als achtervoegsel zullen worden toegevoegd. |
21.A.604 ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)
Met betrekking tot ETSO-autorisaties voor een hulpaggregaat:
a) |
zijn de punten 21.A.15, 21.A.16B, 21.A.17, 21.A.20, 21.A.21, 21.A.31, 21.A.33, 21.A.44 van toepassing in afwijking van de punten 21.A.603, 21.A.606, onder c), 21.A.610 en 21.A.615, met dien verstande dat een ETSO-autorisatie wordt afgegeven in plaats van een typecertificaat in overeenstemming met 21.A.606; |
b) |
is subdeel D of subdeel E van deze Sectie, in afwijking van punt 21.A.611, van toepassing voor de goedkeuring van ontwerpwijzigingen. Als subdeel E wordt gebruikt, wordt een afzonderlijke ETSO-autorisatie afgegeven in plaats van een aanvullend typecertificaat. |
c) |
Subdeel M is van toepassing op de goedkeuring van reparatieontwerpen. |
21.A.605 Vereisten inzake gegevens
De aanvrager moet de volgende documenten voorleggen aan het Agentschap:
a) |
een conformiteitsverklaring waarin gecertificeerd wordt dat de aanvrager heeft voldaan aan de vereisten van dit subdeel; |
b) |
een ontwerp- en prestatieverklaring (DDP); |
c) |
één kopie van de technische gegevens die vereist worden door de toepasselijke ETSO; |
d) |
het handboek (of een verwijzing naar het handboek) zoals vermeld in 21.A.143 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G of het handboek(of een verwijzing naar het handboek) zoals vermeld in punt 21.A.125A, onder b), met het oog op fabricage overeenkomstig subdeel F zonder erkenning als productieorganisatie; |
e) |
voor een hulpaggregaat het handboek (of een verwijzing naar het handboek) dat vermeld wordt in punt 21.A.243 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie overeenkomstig subdeel J; |
f) |
voor alle andere artikelen, de in punt 21.A.602B, onder b), 2, vermelde procedures. |
21.A.606 Afgifte van een ETSO-autorisatie
De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven ETSO-autorisatie, nadat:
a) |
hij zijn bekwaamheid heeft bewezen in overeenstemming met punt 21.A.602B, en |
b) |
hij heeft aangetoond dat het artikel voldoet aan de technische voorwaarden van de toepasselijke ETSO, en de overeenkomstige conformiteitsverklaring heeft voorgelegd; |
c) |
hij expliciet verklaard heeft bereid te zijn punt 21.A.609 na te leven. |
21.A.607 Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie
De houder van een ETSO-autorisatie heeft het recht om het artikel te produceren en te voorzien van de passende ETSO-identificatiekenmerk.
21.A.608 Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)
a) |
De ontwerp- en prestatieverklaring moet ten minste de volgende informatie bevatten:
|
b) |
De ontwerp- en prestatieverklaring moet met datum en handtekening worden bekrachtigd door de houder van de ETSO-autorisatie, of door zijn erkende vertegenwoordiger. |
21.A.609 Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties
De houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig dit subdeel moet:
a) |
elk artikel vervaardigen in overeenstemming met subdeel G of subdeel F, dat waarborgt dat elk afgewerkt artikel voldoet aan zijn ontwerpgegevens en veilig geïnstalleerd kan worden; |
b) |
voor elke model van elk artikel waarvoor een ETSO-autorisatie is afgegeven, een recent bestand van complete technische gegevens en verslagen opstellen en bijhouden in overeenstemming met punt 21.A.613; |
c) |
originele exemplaren opstellen, bijhouden en bijwerken van alle handboeken die voor het artikel vereist worden door de toepasselijke certificeringsspecificaties; |
d) |
de onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken die nodig zijn om het artikel te gebruiken en te onderhouden, evenals wijzigingen aan deze handboeken, op verzoek ter beschikking stellen van de gebruikers van het artikel en van het Agentschap; |
e) |
elk artikel identificeren in overeenstemming met punt 21.A.807; |
f) |
voldoen aan de punten 21.A.3, 21.A.3B en 21.A.4; |
g) |
blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen van punt 21.A.602B. |
21.A.610 Goedkeuring voor een afwijking
a) |
Elke fabrikant die een goedkeuring vraagt om te mogen afwijken van een ETSO-prestatienorm moet aantonen dat de normen waarvan een afwijking wordt gevraagd worden gecompenseerd door factoren of ontwerpkenmerken die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen. |
b) |
Het verzoek om een goedkeuring voor een afwijking moet, samen met alle relevante gegevens, worden ingediend bij het Agentschap. |
21.A.611 Ontwerpwijzigingen
a) |
De houder van de ETSO-autorisatie mag geringe wijzigingen (alle wijzigingen die geen ingrijpende wijziging zijn) aan het ontwerp aanbrengen zonder toestemming van het Agentschap. In dat geval behoudt het gewijzigde artikel het nummer van het originele model (geringe wijzigingen worden aangeduid door gewijzigde stuknummers of door amendementen) en moet de houder aan het Agentschap alle herziene gegevens bezorgen die nodig zijn om te voldoen aan punt 21.A.603, onder b). |
b) |
Als de houder van de ETSO-autorisatie een wijziging aan een ontwerp aanbrengt die dermate significant is dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om vast te stellen of nog voldaan wordt aan een ETSO, gaat het om een ingrijpende wijziging. Voordat hij zulke wijziging aanbrengt, moet de houder een nieuwe type- of modelnaam aan het artikel toekennen en een nieuwe autorisatie overeenkomstig punt 21.A.603 aanvragen. |
c) |
Geen enkele wijziging die aan een ontwerp wordt aangebracht door een natuurlijke of rechtspersoon die niet de houder van de ETSO-autorisatie is, en die de conformiteitsverklaring voor het artikel heeft ingediend, komt in aanmerking voor een goedkeuring overeenkomstig dit subdeel O, tenzij de persoon die de goedkeuring wenst, een aanvraag om een afzonderlijke ETSO-autorisatie indient overeenkomstig punt 21.A.603. |
21.A.613 Administratie
Naast de administratievereisten die eigen zijn aan of verband houden met het kwaliteitssysteem, moeten alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van inspectieverslagen voor het geteste artikel, ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om te waarborgen dat zowel het artikel als het product met typecertificaat waarin het wordt geïnstalleerd blijvend luchtwaardig zijn.
21.A.615 Inspectie door het Agentschap
Op verzoek van het Agentschap moet elke aanvrager of houder van een ETSO-autorisatie voor een artikel het Agentschap toelaten om:
a) |
proeven bij te wonen; |
b) |
de technische gegevensbestanden betreffende dat artikel te controleren. |
21.A.619 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een ETSO-autorisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig, tenzij:
|
b) |
In geval van afstand of intrekking moet de autorisatie worden ingeleverd bij het Agentschap. |
21.A.621 Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en dus moet voldoen aan de punten 21.A.147 en 21.A.247, al naargelang van toepassing, kan een overeenkomstig deze bijlage afgegeven ETSO-autorisatie niet worden overgedragen.
SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING
21.A.701 Toepassingsgebied
a) |
Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit subdeel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:
|
b) |
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van vliegvergunningen en de goedkeuring van daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden, en worden de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze vergunningen en goedkeuringen van vluchtvoorwaarden. |
21.A.703 Aanvaardbaarheid
a) |
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in punt 21.A.701, onder a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is. |
b) |
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen. |
21.A.705 Bevoegde autoriteit
Onverminderd het bepaalde in punt 21.1 van deze bijlage, wordt voor de toepassing van het onderhavige subdeel onder „bevoegde autoriteit” verstaan:
a) |
de door de lidstaat van registratie aangewezen instantie, of |
b) |
in het geval van niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de instantie die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften uitvaardigde voor identificatieaanduidingen. |
21.A.707 Aanvraag van een vliegvergunning
a) |
Ingevolge punt 21.A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde autoriteit te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie. |
b) |
Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:
|
c) |
Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig punt 21.A.709. |
21.A.708 Vluchtvoorwaarden
De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:
a) |
de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd; |
b) |
alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilige gebruik van het luchtvaartuig, zoals:
|
c) |
de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de in punt b) genoemde voorwaarden of beperkingen; |
d) |
de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden. |
21.A.709 Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden
a) |
Ingevolge punt 21.A.707, onder c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:
|
b) |
Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:
|
21.A.710 Goedkeuring van vluchtvoorwaarden
a) |
Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:
|
b) |
Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden deze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft. |
c) |
Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde autoriteit of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde autoriteit kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren. |
21.A.711 Afgifte van een vliegvergunning
a) |
Een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III) mag worden afgegeven door de bevoegde autoriteit onder de voorwaarden gespecificeerd in punt 21.B.525. |
b) |
Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder c), 7, indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. |
c) |
Een ter zake erkende productieorganisatie mag een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder e), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. |
d) |
Een ter zake erkende organisatie die de blijvende luchtwaardigheid beheert, kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt M.A.711 van bijlage I (deel M) van Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie (1), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. |
e) |
De vliegvergunning moet de doelen, voorwaarden en beperkingen vermelden die zijn goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.710. |
f) |
Voor vergunningen afgegeven onder de punten b), c) of d) dient een kopie van de vliegvergunning en bijbehorende vluchtvoorwaarden te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit bij de eerste gelegenheid maar niet later dan 3 dagen. |
g) |
Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.723, onder a), gespecificeerde voorwaarden niet worden vervuld voor een vliegvergunning die door een organisatie werd afgegeven overeenkomstig de punten b), c) of d), zal de organisatie deze vliegvergunning onmiddellijk intrekken en de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte brengen. |
21.A.713 Wijzigingen
a) |
Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig punt 21.A.709. |
b) |
Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig punt 21.A.711. |
21.A.715 Taal
De handboeken, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde autoriteit aanvaardbare talen van de Unie.
21.A.719 Overdraagbaarheid
a) |
Een vliegvergunning is niet overdraagbaar. |
b) |
Onverminderd het bepaalde onder punt a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt. |
21.A.721 Inspecties
De houder of aanvrager van een vliegvergunning dient op verzoek van de bevoegde autoriteit toegang te verlenen tot het betrokken luchtvaartuig.
21.A.723 Duur en blijvende geldigheid
a) |
Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal 12 maanden en blijft geldig op voorwaarde dat:
|
b) |
Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur. |
c) |
In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde autoriteit. |
21.A.725 Verlenging van de vliegvergunning
Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig punt 21.A.713.
21.A.727 Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning
De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.
21.A.729 Administratie
a) |
Alle documenten ter vaststelling en waarborging van de vluchtvoorwaarden zullen door de houder van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit worden gehouden, en zullen worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. |
b) |
Alle documenten verband houdend met de afgifte van vliegvergunningen krachtens de bevoegdheid van erkende organisaties, waaronder inspectierapporten, documenten die de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ondersteunen en de vliegvergunning zelf, zullen door de desbetreffende erkende organisatie ter beschikking van het Agentschap of de bevoegde autoriteit worden gehouden, en worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. |
SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
21.A.801 Identificatie van producten
a) |
De identificatie van producten moet de volgende informatie bevatten:
|
b) |
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een luchtvaartuig of een motor vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F, moet dat luchtvaartuig of die motor identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) vermelde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet dusdanig zijn aangebracht, dat deze toegankelijk en leesbaar is en de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd. |
c) |
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een propeller, een propellerblad of een propellernaaf vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F moet zijn product identificeren door middel van een plaat, of door een vuurvaste identificatie te persen, te graveren, te etsen of volgens een andere goedgekeurde methode aan te brengen op een niet-kritiek oppervlak; deze identificatie moet de in punt a) vermelde informatie bevatten en dusdanig zijn aangebracht dat de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd. |
d) |
Voor bemande ballonnen moet de in punt b) voorgeschreven identificatieplaat worden bevestigd aan het ballonomhulsel en, indien mogelijk, zodanig worden geplaatst dat de gebruiker ze kan lezen wanneer de ballon is opgeblazen. Verder moeten op de mand, het laadgedeelte en de brander permanent en leesbaar aangebracht zijn: de naam van de fabrikant, het stuknummer, of gelijkwaardig, en het serienummer, of gelijkwaardig. |
21.A.803 Behandeling van de identificatiegegevens
a) |
Niemand mag identificatie-informatie zoals bedoeld in punt 21.A.801, onder a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven, of zoals bedoeld in punt 21.A.807, onder a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of plaatsen zonder goedkeuring van het Agentschap. |
b) |
Niemand mag een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of in punt 21.A.807 voor hulpaggregaten, verwijderen of aanbrengen zonder goedkeuring van het Agentschap. |
c) |
In afwijking van de punten a) en b) mogen natuurlijke en rechtspersonen die onderhoudswerkzaamheden uitvoeren overeenkomstig de van toepassing zijnde aanverwante uitvoeringsvoorschriften, in overeenstemming met de door het Agentschap vastgelegde methoden, technieken en praktijken:
|
d) |
Niemand mag een in overeenstemming met punt c), 2) verwijderde identificatieplaat aanbrengen op een ander luchtvaartuig of een andere motor, propeller, propellerblad of propellernaaf dan waarvan deze verwijderd is. |
21.A.804 Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken
a) |
Op elk onderdeel of uitrustingsstuk moet permanent en leesbaar zijn aangebracht:
|
b) |
In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, mag op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk. |
21.A.805 Identificatie van kritieke onderdelen
Naast de vereisten van punt 21.A.804, moet elke fabrikant van een in een product met typecertificaat te installeren onderdeel dat is geïdentificeerd als een kritiek onderdeel, permanent en leesbaar een stuknummer en een serienummer aanbrengen op dat onderdeel.
21.A.807 Identificatie van ETSO-artikelen
a) |
Elke houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig subdeel O moet elk artikel permanent en leesbaar voorzien van de volgende informatie:
|
b) |
In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, moet op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk. |
c) |
Eenieder die een hulpaggregaat overeenkomstig subdeel G of subdeel F vervaardigt, moet dat hulpaggregaat identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) gespecificeerde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet zo worden bevestigd, dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd. |
SECTIE B
PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN
SUBDEEL A — ALGEMENE VOORZIENINGEN
21.B.5 Toepassingsgebied
a) |
In deze sectie wordt vastgelegd welke procedure de bevoegde autoriteit van de lidstaat moet volgen bij het uitoefenen van haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten en intrekken van de in deze bijlage behandelde certificaten, goedkeuringen en autorisaties. |
b) |
Het Agentschap ontwikkelt in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008 certificeringsspecificaties en richtsnoeren om de lidstaten bij te staan bij de tenuitvoerlegging van deze sectie. |
21.B.20 Verplichtingen van de bevoegde autoriteit
Elke bevoegde autoriteit van de lidstaat is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P, voor zover het aanvragers of houders betreft die gevestigd zijn op haar grondgebied.
21.B.25 Vereisten voor de organisatie van de bevoegde autoriteit
a) |
Algemeen: De lidstaat stelt een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijkheden toegewezen krijgt voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P met gedocumenteerde procedures, organisatiestructuur en personeel. |
b) |
Personeel:
|
c) |
Kwalificatie en opleiding: Alle personeelsleden moeten de juiste kwalificatie hebben en over voldoende kennis, ervaring en opleiding beschikken om de hun toegewezen taken uit te voeren. |
21.B.30 Gedocumenteerde procedures
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet gedocumenteerde procedures vastleggen om te beschrijven met welke organisatie, middelen en methoden zij de vereisten van deze bijlage zal naleven. De procedures moeten geregeld worden bijgewerkt en binnen de autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle verbandhoudende werkzaamheden dienen. |
b) |
Een kopie van de procedures en hun amendementen moet aan het Agentschap ter beschikking worden gesteld. |
21.B.35 Wijzigingen in organisatie en procedures
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet alle ingrijpende wijzigingen in de organisatie en gedocumenteerde procedures melden aan het Agentschap. |
b) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet zijn gedocumenteerde procedures binnen een redelijke termijn aanpassen aan elke wijziging van de voorschriften, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen. |
21.B.40 Oplossing van geschillen
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet een procedé vastleggen voor de oplossing van geschillen binnen haar organisatie. |
b) |
Als er een onoplosbaar geschil bestaat tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, moeten de in punt 21.B.25, onder b), 2), bedoelde managers de kwestie bespreken met het Agentschap en de bemiddeling ervan inroepen. |
21.B.45 Rapportage/coördinatie
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet zorgen voor de coördinatie, al naargelang van toepassing, met andere betreffende certificerings-, onderzoeks- of erkenningsteams van die autoriteit, met andere lidstaten en met het Agentschap, om een efficiënte uitwisseling te waarborgen van informatie die relevant is voor de veiligheid van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken. |
b) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet elke moeilijkheid bij de tenuitvoerlegging van deze bijlage melden aan het Agentschap. |
21.B.55 Administratie
De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet de passende administratie bijhouden, of toegankelijk houden, van de certificaten, goedkeuringen en autorisaties die ze heeft afgegeven in overeenstemming met de respectievelijke nationale regelgevingen, en waarvoor verantwoordelijkheid is overgedragen aan het Agentschap, voor zover deze documenten nog niet zijn overgedragen aan het Agentschap.
21.B.60 Luchtwaardigheidsaanwijzingen
Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat een luchtwaardigheidsaanwijzing ontvangt van de bevoegde autoriteit van een niet-lidstaat, moet die luchtwaardigheidsaanwijzing worden overgedragen aan het Agentschap, dat hem verspreidt in overeenstemming met artikel 20 van Verordening (EG) nr. 216/2008.
SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL D — WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
21.B.120 Onderzoek
a) |
De bevoegde autoriteit moet voor elke aanvrager of houder van een akkoordverklaring een onderzoeksteam aanstellen dat alle relevante taken met betrekking tot deze akkoordverklaring vervult en bestaat uit een teamleider, die het onderzoeksteam bestuurt en leidt, en, indien nodig, één of meer teamleden. De teamleider brengt verslag uit bij de manager die verantwoordelijk is voor de betreffende werkzaamheid, zoals bepaald in punt 21.B.25, onder b), 2). |
b) |
De bevoegde autoriteit moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een akkoordverklaring om verantwoorde aanbevelingen te kunnen doen inzake het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de akkoordverklaring. |
c) |
De bevoegde autoriteit moet procedures opstellen voor het onderzoek van aanvragers of houders van een akkoordverklaring, als onderdeel van de gedocumenteerde procedures, die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
|
21.B.125 Bevindingen
a) |
Als de bevoegde autoriteit op basis van audits of door andere middelen objectief bewijsmateriaal vindt waaruit blijkt dat de houder van een akkoordverklaring niet voldoet aan de toepasselijke eisen in sectie A van deze bijlage, wordt deze bevinding geclassificeerd overeenkomstig punt 21.A.125B. onder a). |
b) |
De bevoegde autoriteit neemt de volgende acties:
|
c) |
De bevoegde autoriteit moet actie ondernemen om de akkoordverklaring geheel of gedeeltelijk op te schorten als de termijn die door de bevoegde autoriteit werd toegekend, niet werd gerespecteerd. |
21.B.130 Afgifte van een akkoordverklaring
a) |
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de fabrikant voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel F, geeft zij zonder onnodig uitstel een brief af waarin zij zich akkoord verklaart met de bewijzen van conformiteit van individuele producten, onderdelen of uitrustingsstukken (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI). |
b) |
In de akkoordverklaring moet vermeld staan in hoeverre, tot welke datum en, indien van toepassing, met welke beperkingen de bevoegde autoriteit haar toestemming verleent. |
c) |
De akkoordverklaring is niet langer dan een jaar geldig. |
21.B.135 Behoud van de akkoordverklaring
De bevoegde autoriteit zal de akkoordverklaring behouden zolang:
a) |
de fabrikant EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) naar behoren gebruikt als conformiteitsverklaring voor complete luchtvaartuigen, en EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I) voor andere producten dan complete luchtvaartuigen, onderdelen en uitrustingsstukken, en |
b) |
bij de inspecties die door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd voor de validering van EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) of EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I), overeenkomstig punt 21.A.130, onder c), geen aanwijzingen worden gevonden dat niet wordt voldaan aan de vereisten of de procedures vermeld in het door de fabrikant voorziene handboek, of dat de respectievelijke producten, onderdelen of uitrustingsstukken niet conform zijn. Deze inspecties zullen ten minste controleren of:
|
c) |
geen einddatum voor de akkoordverklaring is bereikt. |
21.B.140 Wijziging van een akkoordverklaring
a) |
De bevoegde autoriteit moet, in overeenstemming met punt 21.B.120, elke wijziging van de akkoordverklaring zo nodig onderzoeken. |
b) |
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel F, wijzigt ze de akkoordverklaring dienovereenkomstig. |
21.B.145 Limitatie, opschorting en intrekking van een akkoordverklaring
a) |
De limitatie, opschorting of intrekking van een akkoordverklaring moet schriftelijk worden meegedeeld aan de houder van de akkoordverklaring. De bevoegde autoriteit specificeert de redenen voor de limitatie, opschorting of intrekking en brengt de houder van de akkoordverklaring op de hoogte van zijn recht op beroep. |
b) |
Een opgeschorte akkoordverklaring wordt pas hersteld nadat opnieuw voldaan wordt aan sectie A, subdeel F, van deze bijlage. |
21.B.150 Administratie
a) |
De bevoegde autoriteit moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elke afzonderlijke akkoordverklaring toegankelijk te maken. |
b) |
Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:
|
c) |
De documenten van het administratiesysteem moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na de einddatum van de akkoordverklaring. |
d) |
De bevoegde autoriteit moet ook een administratie bijhouden van alle conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die ze heeft gevalideerd. |
SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
21.B.220 Onderzoek
a) |
De bevoegde autoriteit moet voor elke aanvrager of houder van een erkenning als productieorganisatie een onderzoeksteam aanstellen dat alle relevante taken met betrekking tot deze erkenning als productieorganisatie vervult en bestaat uit een teamleider, die het onderzoeksteam bestuurt en leidt, en, indien nodig, één of meer teamleden. De teamleider brengt verslag uit bij de manager die verantwoordelijk is voor de betreffende werkzaamheid, zoals bepaald in punt 21.B.25, onder b), 2). |
b) |
De bevoegde autoriteit moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een erkenning als productieorganisatie om verantwoorde aanbevelingen te kunnen doen inzake het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de erkenning. |
c) |
De bevoegde autoriteit moet procedures opstellen voor het onderzoek van een erkenning als productieorganisatie, als onderdeel van de gedocumenteerde procedures, die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
|
21.B.225 Bevindingen
a) |
Als de bevoegde autoriteit op basis van audits of door andere middelen objectief bewijsmateriaal vindt waaruit blijkt dat de houder van een erkenning als productieorganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen in sectie A van deze bijlage, wordt deze bevinding geclassificeerd overeenkomstig punt 21.A.158, onder a). |
b) |
De bevoegde autoriteit neemt de volgende acties:
|
c) |
De bevoegde autoriteit moet actie ondernemen om de erkenning geheel of gedeeltelijk op te schorten als de termijn die door de bevoegde autoriteit werd toegekend, niet werd gerespecteerd. |
21.B.230 Afgifte van een certificaat
a) |
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de productieorganisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel G, geeft zij zonder onnodig uitstel een erkenning als productieorganisatie (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X) af. |
b) |
Het referentienummer moet worden opgenomen in EASA-formulier 55 op een door het Agentschap vastgestelde wijze. |
21.B.235 Permanent toezicht
a) |
Om het behoud van de erkenning als productieorganisatie te verantwoorden moet de bevoegde autoriteit permanent toezicht houden:
|
b) |
Er moet permanent toezicht worden uitgeoefend in overeenstemming met punt 21.B.220. |
c) |
De bevoegde autoriteit moet er door middel van planmatig permanent toezicht voor zorgen dat een erkenning als productieorganisatie gedurende een periode van 24 maanden volledig wordt beoordeeld inzake haar conformiteit met deze bijlage. Het permanent toezicht mag tijdens deze periode bestaan uit verscheidene onderzoeksactiviteiten. Het aantal controles kan variëren naar gelang van de complexiteit van de organisatie, het aantal vestigingen en het kritieke karakter van de productie. Op zijn minst moet de houder van een erkenning als productieorganisatie tenminste eenmaal per jaar worden onderworpen aan een activiteit van permanent toezicht door de bevoegde autoriteit. |
21.B.240 Wijziging van een erkenning als productieorganisatie
a) |
De bevoegde autoriteit controleert elke wijziging, hoe klein ook, via de activiteiten van permanent toezicht. |
b) |
De bevoegde autoriteit onderzoekt, naargelang van toepassing, in overeenstemming met punt 21.B.220 elke belangrijke wijziging aan een erkenning als productieorganisatie of elke aanvraag door de productieorganisatie om een wijziging van het toepassingsgebied en de voorwaarden van de erkenning. |
c) |
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel G, wijzigt ze de erkenning als productieorganisatie dienovereenkomstig. |
21.B.245 Opschorting en intrekking van een erkenning als productieorganisatie
a) |
In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding moet de bevoegde autoriteit een erkenning als productieorganisatie als volgt geheel of gedeeltelijk limiteren, opschorten of intrekken:
|
b) |
De limitatie, opschorting of intrekking van de erkenning als productieorganisatie moet schriftelijk worden meegedeeld aan de houder van de erkenning. De bevoegde autoriteit specificeert de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt de houder van de erkenning als productieorganisatie op de hoogte van zijn recht op beroep. |
c) |
Een opgeschorte erkenning als productieorganisatie wordt pas hersteld nadat opnieuw voldaan wordt aan sectie A, subdeel G. |
21.B.260 Administratie
a) |
De bevoegde autoriteit moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elke afzonderlijke erkenning als productieorganisatie toegankelijk te maken. |
b) |
Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:
|
c) |
De documenten van het administratiesysteem moeten in een archief worden bewaard gedurende tenminste zes jaar. |
SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
21.B.320 Onderzoek
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een bewijs van luchtwaardigheid om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat of de vergunning te verantwoorden. |
b) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
|
21.B.325 Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel VI) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.326 en de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H, van deze bijlage. |
b) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel V) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.327 en de toepasselijke eisen van sectie A van subdeel H van deze bijlage I (deel 21). |
c) |
Voor een nieuw luchtvaartuig of een gebruikt luchtvaartuig afkomstig uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af (EASA-formulier 15a, zie aanhangsel II). |
21.B.326 Bewijs van luchtwaardigheid
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een bewijs van luchtwaardigheid af:
a) |
voor nieuwe luchtvaartuigen:
|
b) |
voor gebruikte luchtvaartuigen:
|
21.B.327 Beperkt bewijs van luchtwaardigheid
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid af:
|
b) |
Voor een luchtvaartuig dat niet kan voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen en dat niet aanvaardbaar is voor een beperkt typecertificaat, zal het Agentschap, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van deze essentiële eisen:
|
c) |
Aan beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden gebruiksbeperkingen gekoppeld, met inbegrip van luchtruimbeperkingen, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen inzake luchtwaardigheid. |
21.B.330 Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid
a) |
Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.181, onder a), genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een bewijs van luchtwaardigheid opschorten of intrekken. |
b) |
Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid specificeert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep. |
21.B.345 Administratie
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elk afzonderlijk bewijs van luchtwaardigheid toegankelijk te maken. |
b) |
Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:
|
c) |
De documenten van de administratie moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na het uitschrijven uit het nationaal register. |
SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN
21.B.420 Onderzoek
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een geluidscertificaat om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat te verantwoorden. |
b) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures als onderdeel van de gedocumenteerde procedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
|
21.B.425 Afgifte van geluidscertificaten
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een geluidscertificaat (EASA-formulier 45, zie aanhangsel VIII) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel I.
21.B.430 Opschorting en intrekking van een geluidscertificaat
a) |
Als er aanwijzingen zijn dat een aantal van de in punt 21.A.211, onder a), genoemde voorwaarden niet wordt vervuld, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een geluidscertificaat opschorten of intrekken. |
b) |
Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een geluidscertificaat specificeert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep. |
21.B.445 Administratie
a) |
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elk afzonderlijk geluidscertificaat toegankelijk te maken. |
b) |
Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:
|
c) |
De administratieve documenten moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na het verlaten van het nationaal register. |
SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL M — REPARATIES
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)
SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING
21.B.520 Onderzoek
a) |
De bevoegde autoriteit zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen. |
b) |
De bevoegde autoriteit zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:
|
21.B.525 Afgifte van vliegvergunningen
De bevoegde autoriteit gaat zonder onnodig uitstel over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III):
a) |
na voorlegging van de in punt 21.A.707 vereiste gegevens, en |
b) |
als de in punt 21.A.708 genoemde vluchtvoorwaarden werden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710, en |
c) |
indien de bevoegde autoriteit door eigen onderzoekmeer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig punt 21.A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen. |
21.B.530 Intrekking van vliegvergunningen
a) |
Indien er aanwijzingen zijn dat aan één van de in punt 21.A.723, onder a), vermelde voorwaarden van een door de bevoegde autoriteit afgegeven vliegvergunning niet is voldaan, trekt zij die vergunning in. |
b) |
Bij kennisgeving van de intrekking van een vliegvergunning deelt de bevoegde autoriteit de redenen mee voor de intrekking, en informeert zij de houder van de vliegvergunning over diens recht daartegen beroep aan te tekenen. |
21.B.545 Administratie
a) |
De bevoegde autoriteit zal een administratie bijhouden op basis waarvan op adequate wijze controle kan worden uitgeoefend op de procedures voor de afgifte en intrekking van iedere individuele vliegvergunning. |
b) |
Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:
|
c) |
De bevoegde autoriteit dient de administratie gedurende ten minste zes jaar na het vervallen van de vergunning te bewaren. |
SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
(1) PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1.
Aanhangsels
EASA-FORMULIEREN
Als de formulieren in deze bijlage worden afgegeven in een andere taal dan het Engels, moet een Engelse vertaling worden bijgevoegd.
Voor de in de aanhangsels bij dit Deel vermelde formulieren van Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geldt verplicht het navolgende. De lidstaten garanderen dat de EASA-formulieren die zij afgeven herkenbaar zijn; zij zijn verantwoordelijk voor det afdrukken van dergelijke formulieren.
Aanhangsel I— EASA-formulier 1 Certificaat van geschiktheid voor gebruik
Aanhangsel II— EASA-formulier 15a Certificaat herbeoordeling luchtwaardigheid
Aanhangsel III— EASA-formulier 20a Vliegvergunning
Aanhangsel IV— EASA-formulier 20b Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)
Aanhangsel V— EASA-formulier 24 Beperkt bewijs van luchwaardigheid
Aanhangsel VI— EASA-formulier 25 Bewijs van luchwaardigheid
Aanhangsel VII— EASA-formulier 45 Geluidscertificaat
Aanhangsel VIII— EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen
Aanhangsel IX— EASA-formulier 53 Bewijs van vrijgave voor gebruik
Aanhangsel X— EASA-formulier 55 Certificaat erkenning als productieorganisatie
Aanhangsel XI— EASA-formulier 65 Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie
Aanhangsel I
Certificaat van vrijgave — EASA-formulier 1, waarnaar in bijlage I (deel 21) wordt verwezen
Instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1
Deze instructies gelden slechts voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II bij bijlage I (deel M) bij [Verordening (EG) nr. 2042/2003] dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden.
1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
1.1. |
Een primaire doelstelling van het certificaat is het luchtwaardig verklaren van nieuwe luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken (hierna „artikel(en)” genoemd). |
1.2. |
Tussen het certificaat en het artikel of de artikelen moet een correlatie zijn vastgesteld. De opdrachtgever moet een certificaat bijhouden in een vorm die controle van de originele gegevens toelaat. |
1.3. |
Het certificaat wordt aanvaard door veel luchtwaardigheidsautoriteiten, maar kan afhangen van bilaterale overeenkomsten en/of het beleid van de luchtwaardigheidsautoriteit. |
1.4. |
Het certificaat is geen leveringsbon of verschepingsdocument. |
1.5. |
Luchtvaartuigen mogen niet worden vrijgegeven door middel van dit certificaat. |
1.6. |
Het certificaat is geen goedkeuring om het artikel te installeren in een welbepaald luchtvaartuig, een welbepaalde motor of propeller, maar helpt de eindgebruiker zich een oordeel te vormen over de stand van zaken bij de goedkeuring van de luchtwaardigheid ervan. |
1.7. |
Een mengeling van door fabricage en door onderhoud vrijgegeven artikelen is niet geoorloofd op hetzelfde certificaat. |
1.8. |
Een mengeling van artikelen die conform „goedgekeurde gegevens” en „niet-goedgekeurde gegevens” gecertificeerd zijn, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat. |
2 ALGEMEEN
2.1. |
Het certificaat moet overeenstemmen met het bijgevoegde formaat inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt. |
2.2. |
Het certificaat moet opgemaakt zijn in „liggende” indeling, maar het totale formaat van het certificaat mag in aanzienlijke mate worden vergroot of verkleind zolang het certificaat herkenbaar en leesbaar blijft. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen. |
2.3. |
De verklaring in verband met de verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur mag op de voor- of de achterzijde van het formulier worden geplaatst. |
2.4. |
Tekst moet duidelijk en leesbaar worden aangebracht om het leesgemak te vergroten. |
2.5. |
Het certificaat kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar en in overeenstemming met de vastgestelde opmaak worden afgedrukt. |
2.6. |
Het certificaat moet worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer andere talen. |
2.7. |
De gegevens die op het certificaat moeten worden ingevuld, kunnen machinaal of per computer worden afgedrukt of kunnen met de hand worden ingevuld in blokletters en de tekst moet gemakkelijk leesbaar zijn. |
2.8. |
Het gebruik van afkortingen moet, voor de duidelijkheid, tot een minimum worden beperkt. |
2.9. |
De open ruimte op de achterkant van het certificaat mag door de opsteller worden gebruikt om aanvullende informatie te geven maar mag geen certificeringsverklaring bevatten. Als het certificaat op de achterkant wordt ingevuld, moet hiernaar worden verwezen in het betreffende vak op de voorkant van het certificaat. |
3. AFSCHRIFTEN
3.1. |
Het aantal afschriften van het certificaat dat naar de klant gestuurd wordt of door de opsteller bewaard wordt, is onbeperkt. |
4. FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT
4.1. |
Als een eindgebruiker een fout of fouten aantreft op een certificaat, moet hij deze schriftelijk melden aan de opsteller. De opsteller mag een nieuw certificaat opmaken als deze de fout(en) kan verifiëren en verbeteren. |
4.2. |
Het nieuwe certificaat moet een nieuw volgnummer krijgen en het moet opnieuw ondertekend en gedateerd worden. |
4.3. |
De aanvraag van een nieuw certificaat kan worden gehonoreerd zonder een hernieuwde verificatie van de toestand van het artikel of de artikelen. Het nieuwe certificaat is geen verklaring over de huidige toestand en dient in vak 12 naar het vorige certificaat te verwijzen door middel van de volgende verklaring: „Dit certificaat corrigeert de fout(en) in vak(ken) [gecorrigeerd(e) vak(ken) invullen] van certificaat [oorspronkelijk volgnummer invullen] op datum van [oorspronkelijke afgiftedatum invullen] en houdt geen verklaring van overeenstemming/toestand/vrijgave voor gebruik in”. Beide certificaten moeten worden bewaard gedurende de bewaringsperiode die geldt voor het eerste certificaat. |
5. INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER
Vak 1 Bevoegde autoriteit /land van afgifte erkenning
Vermeld de naam en het land van de bevoegde autoriteit onder wier bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde autoriteit het Agentschap is, moet alleen „EASA” vermeld worden.
Vak 2 Koptekst EASA-formulier 1
„CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE EASA-FORMULIER 1”