Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0519

    Verordening (EU) nr. 519/2012 van de Commissie van 19 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot bijlage I Voor de EER relevante tekst

    PB L 159 van 20.6.2012, p. 1–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/07/2019; opgeheven door 32019R1021

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/519/oj

    20.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 159/1


    VERORDENING (EU) Nr. 519/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 19 juni 2012

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot bijlage I

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (1), en met name artikel 14, lid 1, en artikel 14, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden in het recht van de Unie de verplichtingen opgenomen die zijn vermeld in het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna „het verdrag” genoemd), goedgekeurd bij Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (2), en in het Protocol van 1998 bij het Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (hierna „het protocol” genoemd), goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (3) (hierna „CLRTAP”genoemd).

    (2)

    Tijdens zijn 27e zitting van 14 tot 18 december 2009 heeft het uitvoerend orgaan van CLRTAP besloten om hexachlorobutadieen (4), polychloornaftaleen (hierna „PCN” genoemd) en gechloreerde paraffines met een korte keten (5) (hierna „SCCP’s” genoemd) aan het protocol toe te voegen.

    (3)

    Met het oog op de door CLRTAP genomen besluiten moet bijlage I, deel B bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden geactualiseerd om de in het protocol genoemde drie nieuwe stoffen op te nemen.

    (4)

    Het op de markt brengen en het gebruik van SCCP’s zijn in de Unie beperkt krachtens bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH). De bestaande beperking voor SCCP’s in de Unie heeft slecht betrekking op twee soorten gebruik waardoor de werkingssfeer van die beperking veel nauwer is dan die van de beperking voor SCCP’s uit hoofde van het besluit van het uitvoerend orgaan van CLRTAP. Deze verordening moet bijgevolg de werkingssfeer van de beperking voor SCCP’s in de Unie uitbreiden door de productie, het op de markt brengen en het gebruik ervan te verbieden, met uitzondering van de twee uitgesloten soorten gebruik.

    (5)

    De in deze verordening voor SCCP’s vastgestelde drempelwaarde van 1 % moet niet worden opgevat als een toepassing van het begrip „onopzettelijke sporenverontreiniging” overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 850/2004. Voordat de Commissie zich een duidelijk beeld kan vormen welke waarde met betrekking tot SCCP’s overeenkomt met „onopzettelijke sporenverontreiniging”, moeten verdere wetenschappelijke analyses worden uitgevoerd.

    (6)

    De uitzonderingen voor SCCP’s dienen, waar van toepassing, slechts te gelden bij gebruik van de beste beschikbare technieken. De Commissie dient die uitzonderingen en de beschikbaarheid van veiligere alternatieve stoffen of technologieën te blijven toetsen.

    (7)

    De Conferentie van de partijen bij het verdrag is tijdens zijn vijfde vergadering van 25-29 april 2011 bij Besluit SC-5/3 (7) overeengekomen endosulfan toe te voegen aan de lijst van wereldwijd uit te bannen POP’s, met enkele uitzonderingen.

    (8)

    Met het oog op Besluit SC-5/3 moet bijlage I, deel A bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden geactualiseerd om endosulfan op te nemen. Endosulfan was echter onderwerp van Beschikking 2005/864/EG van de Commissie van 2 december 2005 betreffende de niet-opneming van endosulfan in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (8). Endosulfan moet bijgevolg zonder uitzonderingen in bijlage I, deel A bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden opgenomen aangezien alle uit hoofde van Besluit SC-5/3 toegestane uitzonderingen betrekking hebben op het gebruik van endosulfan als gewasbeschermingsmiddel.

    (9)

    Er moet worden gepreciseerd dat het verbod in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 850/2004 niet eerder dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing is op artikelen die endosulfan, hexachlorobutadieen, PCN of SCCP’s bevatten die vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn geproduceerd.

    (10)

    Ook moet worden gepreciseerd dat het verbod in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 850/2004 niet geldt voor artikelen die endosulfan, hexachlorobutadieen, PCN of SCCP’s bevatten die al in gebruik waren vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (11)

    De verwijzing naar de CEN-normen, die momenteel worden uitgewerkt met betrekking tot perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS), moet worden aangepast aan de technische vooruitgang, zodat ook andere analysemethoden met hetzelfde prestatieniveau kunnen worden toegepast.

    (12)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (9) opgerichte comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 19 juni 2012.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

    (2)  PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1.

    (3)  PB L 81 van 19.3.2004, blz. 35.

    (4)  Besluit 2009/1.

    (5)  Besluit 2009/2.

    (6)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    (7)  SC-5/3 Opneming van technisch endosulfan en aanverwante isomeren.

    (8)  PB L 317 van 3.12.2005, blz. 25.

    (9)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.


    BIJLAGE

    Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Deel A wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder de vermelding voor perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) wordt punt 6 in de kolom „specifieke vrijstelling voor gebruik als tussenproduct of andere specificatie” vervangen door:

    „6.

    Zodra door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) normen worden vastgesteld, worden deze als analysemethoden gebruikt om aan te tonen dat stoffen, preparaten en artikelen aan de punten 1 en 2 voldoen. Als alternatief voor de CEN-normen kunnen ook andere analysemethoden worden gebruikt indien de gebruiker kan bewijzen dat deze gelijkwaardig zijn.”;

    b)

    de volgende vermelding wordt toegevoegd:

    Stof

    CAS-nr.

    EG-nr.

    Specifieke vrijstelling voor gebruik als tussenproduct of andere specificatie

    „Endosulfan

    115-29-7

    959-98-8

    33213-65-9

    204-079-4

    1.

    Artikelen met endosulfan als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

    2.

    Artikelen met endosulfan als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

    3.

    Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen.”.

    2)

    In deel B worden de volgende vermeldingen toegevoegd:

    Stof

    CAS-nr.

    EG-nr.

    Specifieke vrijstelling voor gebruik als tussenproduct of andere specificatie

    „Hexachloorbutadieen

    87-68-3

    201-765-5

    1.

    Artikelen met hexachlorobutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

    2.

    Artikelen met hexachlorobutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

    3.

    Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen.

    Polychloornaftaleen (1)

     

     

    1.

    Artikelen met polychloornaftaleen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

    2.

    Artikelen met polychloornaftaleen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

    3.

    Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen.

    Alkanen, C10-C13, chloor (gechloreerde paraffines met een korte keten) (SCCP’s)

    85535-84-8

    287-476-5

    1.

    In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt brengen en het gebruik van stoffen of bereidingen met SCCP’s als bestanddeel in concentraties van minder dan 1 gewichtspercent toegestaan.

    2.

    In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt brengen en het gebruik voor de volgende toepassingen toegestaan, op voorwaarde dat de lidstaten uiterlijk in 2015 en vervolgens om de vier jaar bij de Commissie verslag uitbrengen over de vorderingen bij de eliminatie van SCCP’s:

    a)

    brandvertragende middelen gebruikt in rubber voor transportbanden in de mijnbouwindustrie;

    b)

    brandvertragende middelen in waterkeringen.

    3.

    Artikelen met SCCP’s als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

    4.

    Artikelen met SCCP’s als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

    5.

    Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen.

    Zodra nieuwe informatie beschikbaar komt met nadere bijzonderheden over gebruik en veiliger alternatieve stoffen of technologieën, herziet de Commissie de in punt 2 genoemde uitzonderingen, zodat het gebruik van SCCP’s geleidelijk wordt uitgebannen.


    (1)  Polychloornaftaleen: op het naftaleenringsysteem gebaseerde chemische verbindingen, waarbij een of meer waterstofatomen zijn vervangen door chlooratomen.”.


    Top