EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R1174

Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied

PB L 306 van 23.11.2011, p. 8–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1174/oj

23.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 306/8


VERORDENING (EU) Nr. 1174/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 november 2011

betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het verbeterde kader voor economisch bestuur moet berusten op verschillende met elkaar verbonden en coherente beleidsmaatregelen voor duurzame groei en werkgelegenheid, in het bijzonder een strategie van de Unie voor groei en banen, met bijzondere aandacht voor het ontwikkelen en het versterken van de interne markt, het bevorderen van internationale handel en concurrentievermogen, een Europees semester voor betere coördinatie van het economisch en het begrotingsbeleid (Europees semester), een effectief kader voor het voorkomen en corrigeren van buitensporige overheidstekorten (het stabiliteits- en groeipact, SGP), een robuust kader voor het voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden, minimumeisen voor nationale begrotingskaders, en betere regulering van en toezicht op de financiële markten, waaronder macroprudentieel toezicht door het Europees Comité voor systeemrisico’s.

(2)

Betrouwbare statistische gegevens vormen de basis voor toezicht op macro-economische onevenwichtigheden. Teneinde over betrouwbare en onafhankelijke statistische gegevens te kunnen beschikken, moeten de lidstaten de professionele onafhankelijkheid van de nationale statistische instanties waarborgen, die in overeenstemming moet zijn met de praktijkcode Europese statistieken als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (4). Voor toezicht op macro-economische onevenwichtigheden is daarnaast de beschikbaarheid van betrouwbare begrotingsgegevens belangrijk. Deze vereist moet worden gewaarborgd door de desbetreffende regels in Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende doeltreffend begrotingstoezicht in het eurogebied (5), en in het bijzonder artikel 8 daarvan.

(3)

De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten binnen de Unie moet worden ontwikkeld in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de richtsnoeren inzake werkgelegenheid, zoals bepaald in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en moet de naleving van de volgende grondbeginselen met zich mee te brengen: stabiele prijzen, gezonde en houdbare overheidsfinanciën en monetaire condities, alsook een houdbare betalingsbalans.

(4)

De ervaringen en de fouten van de eerste tien jaar van de economische en monetaire unie laten zien dat er behoefte is aan een verbeterd economisch bestuur in de Unie, dat berust op een sterkere nationale betrokkenheid bij gezamenlijk overeengekomen regels en beleid, en op een robuuster kader op het niveau van de Unie voor toezicht op het nationale economische beleid.

(5)

Het tot stand brengen en handhaven van een dynamische interne markt moet worden beschouwd als onderdeel van de goede en soepele werking van de economische en monetaire unie.

(6)

In het bijzonder moet het toezicht op het economisch beleid van de lidstaten worden verruimd tot meer dan louter budgettair toezicht, zodat het een meer gedetailleerd en formeel kader omvat waarmee buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kunnen worden voorkomen en de betrokken lidstaten kunnen worden geholpen corrigerende plannen op te stellen, voordat de verschillen een blijvend karakter krijgen en voordat economische en financiële ontwikkelingen blijvend omslaan in een uiterst ongunstige richting. Een dergelijke verruiming van het toezicht op het economisch beleid moet gepaard gaan met een verdieping van het begrotingstoezicht.

(7)

Om dergelijke buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te helpen corrigeren, is een gedetailleerde, wettelijk vastgelegde procedure noodzakelijk.

(8)

Het is passend om het in artikel 121, leden 3 en 4, VWEU bedoelde multilaterale toezicht aan te vullen met specifieke bepalingen voor de detectie van macro-economische onevenwichtigheden, alsmede voor de preventie en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden binnen de Unie. Het is van essentieel belang dat de procedure wordt verankerd in de jaarlijkse cyclus voor multilateraal toezicht.

(9)

Versterking van het economisch bestuur moet een nauwere en meer tijdige betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen behelzen. Erkennend dat in het kader van deze dialoog de desbetreffende instellingen van de Unie en hun vertegenwoordigers de tegenhangers van het Europees Parlement zijn, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement een lidstaat die het onderwerp is van een besluit van de Raad waarbij in overeenstemming met deze Verordening een rentedragend deposito of een jaarlijkse boete wordt opgelegd, de gelegenheid bieden deel te nemen aan een gedachtewisseling. Deelname van de lidstaat aan een dergelijke gedachtewisseling geschiedt op vrijwillige basis.

(10)

De Commissie moet een krachtiger rol spelen in de verscherpte toezichtprocedure voor wat betreft de voor elke lidstaat specifieke beoordelingen, monitoring, bezoeken ter plaatse, aanbevelingen en waarschuwingen.

(11)

De handhaving van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (6) moet worden versterkt door rentedragende deposito’s in te stellen in het geval van niet-naleving van de aanbeveling om corrigerende maatregelen te nemen. Dergelijke deposito’s moeten worden omgezet in een jaarlijkse boete in het geval dat de niet-naleving van de aanbeveling om buitensporige macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken binnen dezelfde onevenwichtighedenprocedure wordt voortgezet. Die handhavingsmaatregelen moeten van toepassing zijn op lidstaten die de euro als munt hebben.

(12)

Indien geen gevolg wordt gegeven aan aanbevelingen van de Raad, moet het rentedragende deposito of de boete worden opgelegd totdat de Raad vaststelt dat de lidstaat corrigerende maatregelen heeft getroffen om aan zijn aanbevelingen te voldoen.

(13)

Daarnaast moet het herhaaldelijk nalaten door een lidstaat om een plan met corrigerende maatregelen op te stellen, waarmee gevolg zou worden gegeven aan de aanbeveling van de Raad, eveneens als regel met een jaarlijkse boete worden bestraft totdat de Raad heeft vastgesteld dat de lidstaat in een plan met corrigerende maatregelen heeft voorzien, dat in voldoende mate gevolg geeft aan zijn aanbeveling.

(14)

Om te zorgen voor gelijke behandeling tussen de lidstaten moeten het rentedragende deposito en de boete identiek zijn voor alle lidstaten die de euro als munt hebben, namelijk 0,1 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.

(15)

De Commissie moet de mogelijkheid hebben om aan te bevelen het bedrag van een sanctie te verminderen of de sanctie in te trekken op grond van buitengewone economische omstandigheden.

(16)

De procedure voor de toepassing van sancties op de lidstaten die nalaten effectieve maatregelen te nemen om de buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren, moet in die zin worden geïnterpreteerd dat de toepassing van de sancties op die lidstaten de regel en niet de uitzondering zou zijn.

(17)

De in deze verordening bedoelde boeten moeten worden aangemerkt als andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 VWEU en moeten worden toegewezen aan stabilisatiemechanismen voor de verlening van financiële steun die door de lidstaten die de euro als munt hebben, zijn ingesteld teneinde de stabiliteit van het eurogebied in zijn geheel te waarborgen.

(18)

De bevoegdheid om individuele besluiten te nemen voor de toepassing van de sancties waarin deze verordening voorziet, moet aan de Raad worden verleend. Als onderdeel van de binnen de Raad gevoerde coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten als bedoeld in artikel 121, lid 1, VWEU, vormen die individuele besluiten een integraal vervolg op de maatregelen die door de Raad overeenkomstig artikel 121 VWEU en Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn genomen.

(19)

Aangezien deze verordening algemene bepalingen bevat voor de effectieve handhaving van Verordening (EU) nr. 1176/2011, moet deze worden vastgesteld overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure als bedoeld in artikel 121, lid 6, VWEU.

(20)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, met name de effectieve handhaving van de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt vanwege de sterke commerciële en financiële verwevenheid tussen de lidstaten en de overloopeffecten van nationaal economisch beleid op de Unie en het eurogebied als geheel, en daarom beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening stelt een sanctieregeling vast voor de effectieve correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied.

2.   Deze verordening is van toepassing op lidstaten die de euro als munt hebben.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.

Voorts wordt verstaan onder:

„uitzonderlijke economische omstandigheden”: omstandigheden waarin een overschrijding van een overheidstekort boven de referentiewaarde als uitzonderlijk wordt beschouwd in de zin van artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, VWEU en zoals gespecificeerd in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (7).

Artikel 3

Sancties

1.   Een rentedragend deposito wordt bij besluit van de Raad opgelegd, waarbij de Raad handelt op grond van een aanbeveling van de Commissie, als de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een besluit betreffende corrigerende maatregelen heeft vastgesteld en de Raad concludeert dat de betrokken lidstaat de door de Raad aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen.

2.   Een jaarlijkse boete wordt bij besluit van de Raad opgelegd, waarbij de Raad handelt op basis van een aanbeveling van de Commissie, indien:

a)

binnen dezelfde onevenwichtighedenprocedure twee opeenvolgende aanbevelingen van de Raad worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 en de Raad oordeelt dat het door de lidstaat ingediende actieplan met corrigerende maatregelen niet volstaat; of

b)

binnen dezelfde onevenwichtighedenprocedure overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 twee opeenvolgende besluiten van de Raad worden vastgesteld, waarin wordt vastgesteld dat sprake is van niet-naleving. In dit geval wordt de jaarlijkse boete opgelegd door omzetting van het rentedragende deposito in een jaarlijkse boete.

3.   De besluiten zoals bedoeld in de leden 1 en 2 worden geacht door de Raad te zijn aangenomen tenzij de Raad, binnen tien dagen na de aanneming van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid besluit de aanbeveling te verwerpen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid besluiten de aanbeveling te wijzigen.

4.   De Commissie brengt haar aanbeveling voor een besluit van de Raad uit binnen twintig dagen nadat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden vervuld zijn.

5.   Het rentedragende deposito of de jaarlijkse boete, aanbevolen door de Commissie, bedraagt 0,1 % van het bbp van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.

6.   In afwijking van lid 5 kan de Commissie op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden of op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat dat binnen tien dagen nadat aan de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden is voldaan aan de Commissie wordt gericht, voorstellen het bedrag van het rentedragende deposito te verminderen of op te heffen.

7.   Als een lidstaat voor een bepaald kalenderjaar een rentedragend deposito heeft vastgezet of een jaarlijkse boete heeft betaald en de Raad daarna overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 concludeert dat de lidstaat de aanbevolen corrigerende maatregelen in de loop van dat jaar genomen heeft, wordt de voor dat jaar vastgezette deposito, samen met de opgebouwde rente, of de voor dat jaar betaalde boete aan de lidstaat pro rata temporis terugbetaald.

Artikel 4

Toewijzing van de boeten

Boeten als bedoeld in artikel 3 van deze verordening vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 VWEU en worden toegewezen aan de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit. Wanneer de lidstaten die de euro als munt hebben een ander stabilisatiemechanisme voor de verlening van financiële steun instellen teneinde de stabiliteit van het eurogebied in zijn geheel te waarborgen, worden die boeten aan dat mechanisme toegewezen.

Artikel 5

Stemming binnen de Raad

1.   Met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad stemrecht, die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

2.   Een gekwalificeerde meerderheid van de in het eerste lid bedoelde leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder b), VWEU.

Artikel 6

Economische dialoog

Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en indien nodig de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de eurogroep in de commissie uitnodigen om de overeenkomstig artikel 3 genomen besluiten te bespreken.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat waarop dergelijke besluiten betrekking hebben, de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling.

Artikel 7

Evaluatie

1.   Uiterlijk 14 december 2014, en daarna elke vijf jaar, publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.

In dat verslag wordt onder meer beoordeeld:

a)

de doeltreffendheid van deze verordening;

b)

de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van nauwere coördinatie van het economisch beleid en aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU.

2.   Dat verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

3.   De Commissie legt het verslag en eventuele begeleidende voorstellen voor aan het Europees Parlement en aan de Raad.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 16 november 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

W. SZCZUKA


(1)  PB C 150 van 20.5.2011, blz. 1.

(2)  PB C 218 van 23.7.2011, blz. 53.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 28 september 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2011.

(4)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(5)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(6)  Zie bladzijde 25 van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.


Top