Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R1169

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie Voor de EER relevante tekst

PB L 304 van 22.11.2011, p. 18–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1169/oj

22.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/18


VERORDENING (EU) Nr. 1169/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de Unie bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van de maatregelen die zij op grond van artikel 114 neemt.

(2)

Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt en levert een aanzienlijke bijdrage tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen.

(3)

Om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consumenten te bereiken en hun recht op informatie te waarborgen, moet ervoor worden gezorgd dat de consumenten de nodige informatie krijgen over de levensmiddelen die zij consumeren. De keuzes van de consumenten kunnen onder meer door gezondheids-, economische, milieu-, sociale en ethische overwegingen worden beïnvloed.

(4)

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (3) bepaalt dat het een algemeen beginsel van de levensmiddelenwetgeving is dat aan de consumenten een handvat voor doordachte keuzes wordt geboden ten aanzien van de levensmiddelen die zij consumeren en dat praktijken worden voorkomen die de consument kunnen misleiden.

(5)

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (4) bestrijkt bepaalde aspecten van de verstrekking van informatie aan de consumenten, met name om misleidende acties en informatieverzuim te voorkomen. De algemene beginselen inzake oneerlijke handelspraktijken moeten worden aangevuld met specifieke voorschriften betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten.

(6)

Er worden voor alle levensmiddelen geldende Unie-voorschriften inzake voedseletikettering vastgesteld in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (5). De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1978 en moeten daarom geactualiseerd worden.

(7)

Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen (6) stelt voorschriften vast inzake de inhoud en de presentatie van voedingswaarde-informatie op voorverpakte levensmiddelen. Volgens deze voorschriften is de vermelding van voedingswaarde-informatie vrijwillig, tenzij een aan voedingswaarde gerelateerde claim betreffende het levensmiddel wordt gemaakt. De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1990 en moeten daarom geactualiseerd worden.

(8)

De algemene etiketteringsvoorschriften worden aangevuld met een aantal bepalingen die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of op bepaalde categorieën van levensmiddelen. Bovendien bestaat er een aantal specifieke voorschriften die van toepassing zijn op specifieke levensmiddelen.

(9)

Hoewel de oorspronkelijke doelstellingen en de kernelementen van de huidige etiketteringwetgeving nog steeds gelden, moet de wetgeving worden gestroomlijnd zodat ze gemakkelijker kan worden nageleefd en er meer duidelijkheid is voor de belanghebbenden en moet zij worden gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie. Deze verordening dient zowel de belangen van de interne markt, doordat zij zorgt voor vereenvoudiging van de rechtspraak, voor rechtszekerheid en terugdringing van de bureaucratie, als van de burgers doordat zij een heldere, begrijpelijke en leesbare etikettering van levensmiddelen voorschrijft.

(10)

Er bestaat belangstelling onder het publiek voor het verband tussen voeding en gezondheid en voor de keuze van een aan de individuele behoeften aangepast voedingspakket. In het Witboek van de Commissie van 30 mei 2007 over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties staat dat voedingswaarde-etikettering één van de belangrijke methoden is om de consumenten te informeren over de samenstelling van de levensmiddelen en hen te helpen een doordachte keuze te maken. In de Communicatie van de Commissie van 13 maart 2007, getiteld „EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 - Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden” is onderstreept dat het voor daadwerkelijke concurrentie en de consumentenwelvaart van essentieel belang is dat de consumenten doordachte keuzes kunnen maken. Kennis van de grondbeginselen van voeding en een adequate voedingswaarde-informatie op levensmiddelen zouden er veel toe bijdragen dat de consument die doordachte keuze kan maken. Scholings- en voorlichtingscampagnes vormen een belangrijk mechanisme voor het verbeteren van het inzicht van de consument in voedselinformatie.

(11)

Met het oog op meer rechtszekerheid en een rationele en consistente handhaving van de voorschriften is het dienstig dat de Richtlijnen 90/496/EEG en 2000/13/EG worden ingetrokken en worden vervangen door één enkele verordening die de consumenten en andere belanghebbenden zekerheid biedt en de administratieve lasten vermindert.

(12)

Voor de duidelijkheid is het dienstig dat andere horizontale wetgevingsbesluiten worden ingetrokken en in deze verordening worden opgenomen, namelijk Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie van 15 april 1987 inzake de vermelding van het alcoholvolumegehalte bij etikettering van voor de eindverbruiker bestemde alcoholhoudende dranken (7), Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie van 8 maart 1999 houdende afwijkingen van artikel 7 van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad inzake de etikettering van levensmiddelen (8), Richtlijn 2002/67/EG van de Commissie van 18 juli 2002 betreffende de etikettering van levensmiddelen die kinine en levensmiddelen die cafeïne bevatten (9), Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie van 31 maart 2004 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters (10) en Richtlijn 2008/5/EG van de Commissie van 30 januari 2008 betreffende de vermelding op het etiket van bepaalde levensmiddelen van andere verplichte gegevens dan die waarin Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad voorziet (11).

(13)

Het is nodig dat er gemeenschappelijke definities, beginselen, voorschriften en procedures worden vastgesteld om een duidelijk kader en een gemeenschappelijke basis voor de maatregelen van de Unie en de nationale maatregelen inzake voedselinformatie te scheppen.

(14)

Om bij de verstrekking van informatie aan de consumenten over de levensmiddelen die zij consumeren een alomvattende en evolutieve aanpak te kunnen hanteren, is een brede definitie van voedselinformatiewetgeving nodig, die voorschriften van algemene en specifieke aard omvat, en een brede definitie van voedselinformatie, die ook informatie omvat die door andere middelen dan het etiket wordt verstrekt.

(15)

De Unievoorschriften moeten alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvan de opzet een zekere mate van continuïteit van de activiteiten en van organisatie impliceert. Activiteiten zoals het occasioneel behandelen en leveren van levensmiddelen, het serveren van maaltijden en het verkopen van levensmiddelen door privépersonen, bijvoorbeeld tijdens liefdadigheidsactiviteiten, of op buurtfeesten en vergaderingen, zouden niet onder deze verordening mogen vallen.

(16)

De voedselinformatiewetgeving moet voldoende flexibiliteit bieden om te kunnen voldoen aan nieuwe informatie-eisen van de consumenten en om te kunnen zorgen voor een evenwicht tussen de bescherming van de interne markt en de verschillen in de perceptie van de consumenten in de lidstaten.

(17)

Het hoofddoel van verplichte voedselinformatie moet zijn de consumenten in staat te stellen een levensmiddel te identificeren en er passend gebruik van te maken en keuzes te maken volgens hun individuele voedingsbehoeften. Hiertoe moeten exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die informatie toegankelijk maken voor visueel gehandicapten.

(18)

Om de voedselinformatiewetgeving te kunnen aanpassen aan de veranderende informatiebehoeften van de consumenten, moet er bij de bezinning over de noodzaak van verplichte voedselinformatie voor ogen worden gehouden dat de meerderheid van de consumenten grote belangstelling toont voor openbaarmaking van bepaalde informatie.

(19)

Nieuwe voorschriften voor verplichte voedselinformatie mogen echter alleen worden vastgesteld als dat nodig is, overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit, evenredigheid en duurzaamheid.

(20)

In de voedselinformatiewetgeving moet een verbod worden ingesteld op informatie die misleidend is voor de consument, in het bijzonder wat betreft de kenmerken, effecten of eigenschappen van de levensmiddelen, of die aan levensmiddelen een geneeskrachtige werking toeschrijft. Om doeltreffend te zijn moet dat verbod ook gelden voor de presentatie van levensmiddelen en de levensmiddelenreclame.

(21)

Om een versnippering van de voorschriften betreffende de verantwoordelijkheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten aanzien van voedselinformatie te voorkomen, is het dienstig dat de verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op dit gebied worden verduidelijkt. Die verduidelijking moet in overeenstemming zijn met de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 bedoelde verantwoordelijkheden ten aanzien van de consument.

(22)

Er moet een lijst worden opgesteld van alle verplichte informatie die in beginsel moet worden verstrekt voor alle levensmiddelen die zijn bestemd voor de eindverbruiker en grote cateraars. Op die lijst moet de informatie blijven staan die reeds krachtens de bestaande wetgeving van de Unie wordt voorgeschreven, aangezien die over het algemeen wordt beschouwd als een waardevol acquis voor de consumenteninformatie.

(23)

Om rekening te houden met veranderingen en ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie moeten bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan de Commissie kan toestaan dat bepaalde vermeldingen met alternatieve middelen beschikbaar worden gesteld. Raadpleging van de belanghebbenden moet tijdige en doelgerichte wijzigingen van de voorschriften inzake voedselinformatie vergemakkelijken.

(24)

Bepaalde ingrediënten of andere stoffen of producten (zoals technische hulpstoffen) kunnen, wanneer zij bij de productie van levensmiddelen worden gebruikt en daarin nog aanwezig zijn, allergieën of intoleranties bij sommige mensen veroorzaken, en sommige van deze allergieën of intoleranties vormen een gevaar voor de gezondheid van de betrokkenen. Het is belangrijk dat informatie wordt verstrekt over de aanwezigheid van levensmiddelenadditieven, technische hulpstoffen en andere stoffen of producten met een wetenschappelijk bewezen allergene werking of intolerantie-effect, zodat vooral consumenten die aan een voedselallergie of -intolerantie lijden, doordachte keuzes kunnen maken die voor hen veilig zijn.

(25)

Om de consumenten te informeren over de aanwezigheid van synthetische nanomaterialen in levensmiddelen, moet worden voorzien in een definitie van synthetische nanomaterialen. Rekening houdend met de mogelijkheid dat levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit synthetische nanomaterialen nieuwe voedingsmiddelen kunnen zijn, moet het gepaste rechtskader voor die definitie worden bepaald in de context van de komende herziening van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (12).

(26)

Voedseletiketten moeten duidelijk en begrijpelijk zijn om de consumenten te kunnen helpen die beter doordachte voedsel- en voedingskeuzes willen maken. Uit studies blijkt dat de goede leesbaarheid van het etiket een belangrijk element is om de kans dat de op het etiket vermelde informatie de doelgroep beïnvloedt zo groot mogelijk te maken, en dat onleesbare productinformatie één van de belangrijkste oorzaken van de ontevredenheid van de consumenten over voedseletiketten is. Daarom dient een integrale aanpak te worden ontwikkeld die alle aspecten van leesbaarheid in aanmerking neemt, waartoe ook lettertype, kleur en contrast behoren.

(27)

Voor de verstrekking van voedselinformatie moet aandacht worden besteed aan alle wijzen waarop voedsel aan de verbruikers wordt geleverd, inclusief de verkoop van levensmiddelen door technieken voor communicatie op afstand. Hoewel het duidelijk is dat via verkoop op afstand geleverde levensmiddelen aan dezelfde informatievoorschriften moeten voldoen als in winkels verkochte levensmiddelen, moet worden gepreciseerd dat in dergelijke gevallen de bijbehorende verplichte voedselinformatie ook beschikbaar moet zijn voordat de aankoop plaatsvindt.

(28)

De technologie die wordt gebruikt bij de invriezing van levensmiddelen is in de loop van de laatste decennia enorm ontwikkeld en wordt ondertussen op grote schaal gebruikt, zowel om het verkeer van goederen binnen de interne markt van de Unie te verbeteren als om de risico's op het vlak van voedselveiligheid te verminderen. Het invriezen en later ontdooien van bepaalde levensmiddelen, met name vlees- en visproducten beperkt echter de mogelijke verdere toepassingen ervan en kan eveneens gevolgen hebben voor de veiligheid, smaak en fysieke kwaliteit ervan. Voor andere producten, met name boter heeft invriezen geen dergelijke gevolgen. Daarom moet de eindverbruiker wanneer een product ontdooid is voldoende geïnformeerd worden over de toestand ervan.

(29)

De vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel is vereist wanneer de afwezigheid daarvan de consumenten zou kunnen misleiden wat het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van dat product betreft. In alle gevallen moet het land van oorsprong of de plaats van herkomst worden vermeld op een wijze die de consument niet misleidt en op grond van duidelijk omschreven criteria, zodat voor de hele sector dezelfde voorwaarden gelden en de consumenten de informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel beter begrijpen. Dergelijke criteria mogen echter niet gelden voor de aanduidingen in verband met de naam of het adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf.

(30)

In sommige gevallen zullen exploitanten van levensmiddelenbedrijven uit eigen beweging de oorsprong van een levensmiddel willen aangeven om de consument te attenderen op de kwaliteiten van hun product. Dergelijke aanduidingen moeten ook aan geharmoniseerde criteria voldoen.

(31)

Naar aanleiding van de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie is de aanduiding van de oorsprong in de Unie verplicht gesteld voor rundvlees en rundvleesproducten (13), wat bij consumenten verwachtingen heeft geschapen. Uit de effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat consumenten zeer veel belang hechten aan de oorsprong van vlees. Ook andere vleessoorten, zoals varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte worden algemeen geconsumeerd in de Unie, en daarom moet een oorsprongsvermelding ook voor deze producten verplicht worden gesteld. De specifieke oorsprongsvoorschriften zouden per vleessoort kunnen verschillen, naar gelang de kenmerken van de diersoort. Hiertoe dienen middels uitvoeringsbepalingen bindende voorschriften te worden vastgesteld, die per vleessoort kunnen verschillen en waarin rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de administratieve druk voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en handhavingsinstanties.

(32)

Bindende oorsprongsvoorschriften zijn ontwikkeld op basis van verticale benaderingen, bijvoorbeeld voor honing (14), groenten en fruit (15), vis (16), rundvlees en rundvleesproducten (17) en olijfolie (18). Bekeken moet worden of verplichte oorsprongsetikettering naar andere levensmiddelen kan worden uitgebreid. Daarom moet de Commissie verzocht worden een verslag op te stellen over de volgende levensmiddelen: andere vleessoorten dan runds-, varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte; melk; melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt; vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt; onverwerkte levensmiddelen; producten met maar één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken. Aangezien melk één van de producten is waarvoor de oorsprongsvermelding als bijzonder belangrijk wordt aangemerkt, moet het Commissieverslag over dit product zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gesteld. Op basis van de conclusies van deze verslagen kan de Commissie voorstellen tot wijziging van de toepasselijke Unievoorschriften indienen of, waar nodig, nieuwe sectorgeoriënteerde initiatieven presenteren.

(33)

De niet-preferentiële regels van oorsprong van de Unie zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (19) en de uitvoeringsbepalingen in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (20). De bepaling van het land van oorsprong van levensmiddelen moet zijn gebaseerd op deze voorschriften, die bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de overheidsinstanties goed bekend zijn en de toepassing zullen vergemakkelijken.

(34)

De voedingswaardevermelding voor een levensmiddel betreft informatie over de aanwezigheid van energie en bepaalde nutriënten in levensmiddelen. De verplichte verstrekking van voedingswaarde-informatie op de verpakking moet maatregelen op het gebied van voeding ondersteunen als onderdeel van het nationale volksgezondheidsbeleid, in het kader waarvan onder meer wetenschappelijke aanbevelingen kunnen worden uitgevaardigd voor de voedingseducatie van het grote publiek, en het maken van doordachte voedselkeuzes bevorderen.

(35)

Om producten in verpakkingen van verschillende grootte gemakkelijker te kunnen vergelijken, is het zinnig de verplichte voedingswaardevermelding in bedragen van 100 g of 100 ml te behouden, en indien nodig aanvullende vermeldingen per portie toe te staan. Als het levensmiddel is voorverpakt en er afzonderlijke porties of consumptie-eenheden zijn geïdentificeerd, moet dan ook een voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid toegestaan zijn, naast de vermelding per 100 g of per 100 ml. Bovendien moet de Commissie, om te kunnen voorzien in vergelijkbare aanduidingen met betrekking tot porties of consumptie-eenheden, over de bevoegdheid beschikken regels vast te stellen met betrekking tot de uitdrukking van de voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid voor specifieke categorieën van levensmiddelen.

(36)

In het Witboek van de Commissie wordt bijzondere aandacht besteed aan bepaalde voedingselementen die van belang zijn voor de volksgezondheid, zoals verzadigde vetten, suikers of natrium. Daarom is het dienstig dat de voorschriften inzake de verplichte verstrekking van informatie inzake voedingswaarde rekening houden met deze elementen.

(37)

Aangezien deze verordening onder andere ten doel heeft de eindverbruiker in staat te stellen met kennis van zaken te kiezen, moet erop worden toegezien dat de eindverbruiker de informatie op het etiket gemakkelijk begrijpt. Daarom is het aangewezen op het etiket in plaats van „natrium”, de naam van het overeenkomstige nutriënt, de term „zout” te gebruiken.

(38)

Voor de consistentie en de samenhang van het recht van de Unie moet de vrijwillige vermelding van voedings- en gezondheidsclaims op voedseletiketten geschieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (21).

(39)

Om onnodige lasten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven te vermijden is het dienstig dat bepaalde categorieën van levensmiddelen die niet verwerkt zijn of waarvoor de voedingswaarde-informatie niet bepalend voor de aankoopbeslissingen van de consumenten is, dan wel waarvan de verpakking te klein is om er de verplichte informatie op aan te brengen, worden vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding, tenzij andere Unie-voorschriften de verstrekking van die informatie verplicht maken.

(40)

Gelet op de specifieke aard van alcoholische dranken, is het dienstig de Commissie te vragen de vereisten voor de informatie die voor deze producten moet worden verstrekt verder te onderzoeken. Bijgevolg moet de Commissie, ermee rekening houdend dat het nodig is te zorgen voor samenhang met ander relevant beleid van de Unie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een verslag opstellen over de toepassing van de vereisten betreffende de informatieverstrekking over ingrediënten en voedingswaarde-informatie voor alcoholische dranken. Bovendien moet de Commissie, in aansluiting op de resolutie van het Europees Parlement van 5 september 2007 over een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade (22), het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (23), de werkzaamheden van de Commissie en de bezorgdheid van het publiek over de schadelijke gevolgen van alcohol voor met name jonge en kwetsbare consumenten, na raadpleging van de belanghebbenden en de lidstaten, overwegen of het nodig is een definitie vast te stellen voor dranken zoals „alcopops”, die speciaal voor jongeren bestemd zijn. De Commissie dient eveneens, indien van toepassing, in het kader van deze verordening specifieke voorschriften met betrekking tot alcoholische dranken voor te stellen.

(41)

Om de gemiddelde consument te bereiken en het informatieve doel te dienen waarvoor zij wordt ingevoerd, en gezien het huidige niveau van de kennis over voeding, moet de verstrekte voedingsinformatie eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen zijn. Wanneer de voedingswaarde-informatie gedeeltelijk in het hoofdgezichtsveld, beter bekend als „de voorkant van de verpakking”,en gedeeltelijk op een andere zijde van de verpakking, zoals de achterkant, staat, zou dat de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet de voedingswaardevermelding in één gezichtsveld staan. Voorts kunnen de belangrijkste elementen van de voedingswaarde-informatie op basis van vrijwilligheid in het hoofdgezichtsveld worden herhaald, om de consumenten te helpen de essentiële voedingswaarde-informatie gemakkelijk te lezen wanneer zij levensmiddelen kopen. Een vrije keuze van de informatie die kan worden herhaald, zou de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet duidelijk worden bepaald welke informatie kan worden herhaald.

(42)

Om exploitanten van levensmiddelenbedrijven ertoe aan te zetten de informatie van de voedingswaardevermelding voor levensmiddelen als alcoholhoudende dranken en niet-voorverpakte levensmiddelen, die van een voedingswaardevermelding kunnen worden vrijgesteld, uit eigen beweging te verstrekken, moet de mogelijkheid worden geboden slechts een deel van die informatie te vermelden. Wel moet duidelijk worden bepaald welke informatie vrijwillig kan worden verstrekt, om te voorkomen dat de keuzevrijheid voor de exploitant van een levensmiddelenbedrijf aanleiding geeft tot misleidende situaties voor de consument.

(43)

In sommige lidstaten en organisaties in de levensmiddelensector zijn er recentelijke ontwikkelingen geweest inzake de uitdrukking van de voedingswaardevermelding, anders dan per 100 g, per 100 ml of per portie, of de presentatie daarvan via grafische vormen of symbolen. Die nieuwe uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding kunnen de consumenten helpen om de voedingswaardevermelding beter te begrijpen. Er zijn echter onvoldoende gegevens in de gehele Unie beschikbaar over de wijze waarop de gemiddelde consument de alternatieve uitdrukkings- of presentatievormen van de informatie begrijpt en gebruikt. Daarom is het dienstig op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria de ontwikkeling van verschillende uitdrukkings- en presentatievormen mogelijk te maken en de Commissie te verzoeken een verslag op te stellen over hun gebruik en hun gevolgen voor de interne markt, en over de vraag of het wenselijk is ze verder te harmoniseren.

(44)

Om de Commissie bij te staan bij het opstellen van dat verslag, moeten de lidstaten de Commissie de informatie verstrekken over het gebruik van nieuwe uitdrukkingsvormen voor de voedingswaardevermelding in de handel op hun grondgebied. Daartoe dienen de lidstaten gemachtigd te worden exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voeding met extra uitdrukkings- en presentatievormen in de handel op hun grondgebied brengen te verzoeken de nationale autoriteiten van het gebruik van die uitdrukkings- of presentatievormen op de hoogte te brengen, en daarbij te vermelden hoe is voldaan aan de vereisten van deze verordening.

(45)

Het is wenselijk te zorgen voor een zekere mate van consistentie bij de ontwikkeling van extra uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding. Daartoe is het dienstig dat de constante uitwisseling van goede werkwijzen en ervaring tussen de lidstaten en met de Commissie wordt bevorderd en dat de deelname van de belanghebbenden aan die uitwisselingen wordt gestimuleerd.

(46)

De vermelding van de hoeveelheden voedingselementen in hetzelfde gezichtsveld en vergelijkende indicatoren in een gemakkelijk herkenbare vorm om een beoordeling van de voedingseigenschappen van een levensmiddel mogelijk te maken, moet in haar geheel als een deel van de voedingswaardevermelding worden beschouwd en mag niet worden behandeld als een groep van afzonderlijke claims.

(47)

Uit de ervaring blijkt dat vrijwillige verstrekking van voedselinformatie veelal ten koste gaat van de duidelijkheid van de verplichte voedselinformatie. Daarom moeten criteria worden vastgesteld om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de handhavingsautoriteiten te helpen bij het vinden van een goed evenwicht tussen de verstrekking van verplichte en vrijwillige voedselinformatie.

(48)

De lidstaten moeten het recht behouden om, afhankelijk van de plaatselijke praktische voorwaarden en omstandigheden, voorschriften voor het verstrekken van informatie over niet-voorverpakte levensmiddelen vast te stellen. Hoewel in dergelijke gevallen de vraag van de consument om andere informatie beperkt is, wordt informatie over potentiële allergenen als zeer belangrijk beschouwd. Uit beschikbare gegevens blijkt dat de meeste voorvallen in verband met voedselallergieën terug te voeren zijn op niet-voorverpakte levensmiddelen. Daarom moet informatie over potentiële allergenen altijd aan de consument worden verstrekt.

(49)

Wat betreft aangelegenheden die specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mogen de lidstaten uitsluitend nationale bepalingen vaststellen die volgens het recht van de Unie toegestaan zijn. Deze verordening mag de lidstaten niet beletten nationale bepalingen vast te stellen met betrekking tot aangelegenheden die niet specifiek in de verordening worden geharmoniseerd. Dergelijke nationale maatregelen mogen het vrije verkeer van goederen die stroken met deze verordening niet verbieden, belemmeren of beperken.

(50)

Consumenten uit de Unie geven blijk van een toenemende belangstelling voor de toepassing van de voorschriften van de Unie inzake dierenwelzijn bij het slachten, met inbegrip van de vraag of het dier verdoofd werd voor de slachting. In dit opzicht moet worden overwogen in de context van een toekomstige strategie van de Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren een studie uit te voeren naar de mogelijkheid om consumenten relevante informatie te verstrekken over het verdoven van dieren.

(51)

De voorschriften inzake voedselinformatie moeten kunnen worden aangepast aan de snel veranderende sociale, economische en technologische omgeving.

(52)

De lidstaten moeten officiële controles uitvoeren om deze verordening te handhaven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (24).

(53)

De verwijzingen naar Richtlijn 90/496/EEG in Verordening (EG) nr. 1924/2006 en in Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (25) moeten worden bijgewerkt om met deze verordening rekening te houden. Verordening (EG) nr. 1924/2006 en Verordening (EG) nr. 1925/2006 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(54)

Het onregelmatig en frequent bijwerken van voorschriften inzake voedselinformatie kan een aanzienlijke administratieve last leggen op levensmiddelenbedrijven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Daarom dient ervoor te worden gezorgd dat de maatregelen die door de Commissie worden genomen ter uitvoering van de bij deze verordening verleende bevoegdheden na een passende overgangsperiode in elk kalenderjaar op dezelfde dag van toepassing worden. Van dit beginsel moet kunnen worden afgeweken in noodgevallen wanneer de betrokken maatregelen dienen om de menselijke gezondheid te beschermen.

(55)

Om exploitanten van een levensmiddelenbedrijf in staat te stellen de etikettering van hun producten aan te passen aan de nieuwe voorschriften van deze verordening, is het belangrijk passende overgangsperioden voor de toepassing van deze verordening vast te stellen.

(56)

Aangezien de voorschriften in verband met de voedingswaarde-etikettering bij deze verordening ingrijpend zijn gewijzigd, met name wat betreft de inhoud van de voedingswaardevermelding, is het dienstig de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toe te staan vooruit te lopen op de toepassing van deze verordening.

(57)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(58)

De bevoegdheid om conform artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot onder meer de beschikbaarheid van bepaalde verplichte vermeldingen via andere middelen dan de verpakking of het etiket, de levensmiddelen waarvoor geen lijst van ingrediënten hoeft te worden verstrekt, het opnieuw bezien van de lijst van stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken en de lijst van nutriënten die op vrijwillige basis mogen worden meegedeeld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, tijdige en gepaste toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(59)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot onder meer de uitdrukkingswijze van een of meer aanduidingen door middel van pictogrammen of symbolen in de plaats van woorden of getallen, de wijze waarop de datum van minimale houdbaarheid wordt vermeld, de wijze waarop het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees wordt vermeld, de nauwkeurigheid van de gedeclareerde waarden voor de voedingswaardevermelding, of de uitdrukking per portie of consumptie-eenheid. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (26),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening legt de basis voor de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie, rekening houdend met de verschillen in de perceptie van de consumenten en hun informatiebehoeften, en zorgt daarbij ook voor het soepel functioneren van de interne markt.

2.   Deze verordening stelt de algemene beginselen, voorschriften en verantwoordelijkheden in verband met voedselinformatie, en met name voedseletikettering, vast. Zij stelt de middelen voor de waarborging van het recht van de consumenten op informatie en de procedures voor de verstrekking van voedselinformatie vast, rekening houdend met de noodzaak om voldoende flexibiliteit te bieden om te kunnen reageren op toekomstige ontwikkelingen en nieuwe informatievereisten.

3.   Deze verordening is van toepassing op exploitanten van levensmiddelenbedrijven in alle schakels van de voedselketen wier activiteiten de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten betreffen. Zij is van toepassing op alle voor de eindverbruiker bestemde levensmiddelen, inclusief door grote cateraars geleverde levensmiddelen, en op voor levering aan grote cateraars bestemde levensmiddelen.

Deze verordening is van toepassing op cateringdiensten die worden geleverd door transportbedrijven wanneer het vertrek plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaten waarop de Verdragen van toepassing zijn.

4.   Deze verordening is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)

de definities van „levensmiddel”, „levensmiddelenwetgeving”, „levensmiddelenbedrijf”, „exploitant van een levensmiddelenbedrijf”, „detailhandel”, „in de handel brengen” en „eindverbruiker” in artikel 2 en in artikel 3, punten 1), 2), 3), 7), 8) en 18), van Verordening (EG) nr. 178/2002;

b)

de definities van „verwerking”, „onverwerkte producten” en „verwerkte producten” in artikel 2, lid 1), onder m), n) en o), van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (27);

c)

de definitie van „voedingsenzym” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen (28);

d)

de definitie van „levensmiddelenadditieven”, „technische hulpstoffen” en „draagstoffen” in artikel 3, lid 2, onder a) en b), en bijlage I, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (29);

e)

de definitie van „aroma's” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (30);

f)

de definities van „vlees”, „separatorvlees”, „vleesbereidingen”, „visserijproducten” en „vleesproducten” in de punten 1.1, 1.14, 1.15, 3.1 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (31);

g)

de definitie van „reclame” in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (32).

2.   De volgende definities zijn ook van toepassing:

a)   „voedselinformatie”: informatie over een levensmiddel, die ter beschikking van de eindverbruiker wordt gesteld door middel van een etiket, ander begeleidend materiaal of andere middelen, waaronder moderne technologie-instrumenten of mondelinge communicatie;

b)   „voedselinformatiewetgeving”: de bepalingen van de Unie over voedselinformatie, met name etikettering, waaronder voorschriften van algemene aard die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of bepaalde categorieën van levensmiddelen en voorschriften die alleen op specifieke levensmiddelen van toepassing zijn;

c)   „verplichte voedselinformatie”: de gegevens die uit hoofde van bepalingen van de Unie aan de eindverbruiker moeten worden verstrekt;

d)   „grote cateraars”: bedrijven of instellingen (inclusief voertuigen en vaste of mobiele kramen), zoals restaurants, kantines, scholen, ziekenhuizen en cateringbedrijven waarin in het kader van een bedrijfsactiviteit voedsel wordt bereid dat klaar is voor consumptie door de eindverbruiker;

e)   „voorverpakt levensmiddel”: een verkoopeenheid die bestemd is om als zodanig aan de eindverbruiker en aan grote cateraars te worden aangeboden en bestaat uit een levensmiddel en het verpakkingsmateriaal waarin dit, alvorens ten verkoop te worden aangeboden, is verpakt, waarbij dit verpakkingsmateriaal het levensmiddel geheel of ten dele kan bedekken, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast; levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt vallen niet onder „voorverpakte levensmiddelen”;

f)   „ingrediënt”: elke stof of product, waaronder aroma's, levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen, en elk bestanddeel van een samengesteld ingrediënt, die/dat bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm; residuen worden niet als ingrediënten beschouwd;

g)   „plaats van herkomst”: de plaats waarvan een levensmiddel volgens de aanduiding afkomstig is en die niet het „land van oorsprong” is, als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92; de naam, handelsnaam of het adres van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die op het etiket staan, vormen geen aanwijzing van het land van oorsprong en de plaats van herkomst van het levensmiddel in de zin van deze verordening;

h)   „samengesteld ingrediënt”: een ingrediënt dat zelf uit meer dan één ingrediënt bestaat;

i)   „etiket”: label, merknaam, merkteken of afbeelding of ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild, als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst op of bevestigd aan een levensmiddelenverpakking of -recipiënt;

j)   „etikettering”: de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een levensmiddel en voorkomen op een verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label, dat bij dit levensmiddel is gevoegd of daarop betrekking heeft;

k)   „gezichtsveld”: alle oppervlakken van een verpakking die uit één gezichtspunt kunnen worden gelezen;

l)   „hoofdgezichtsveld”: het gezichtsveld van een verpakking dat de consument bij aankoop hoogstwaarschijnlijk het eerst waarneemt en waarmee hij karakter of aard van een product en, indien van toepassing, de merknaam onmiddellijk kan identificeren. Indien een verpakking verschillende identieke gezichtsvelden heeft, kiest de exploitant van het levensmiddelenbedrijf het hoofdgezichtsveld;

m)   „leesbaarheid” of „leesbaar”: de verschijningsvorm van informatie, waarmee de informatie visueel toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek, en die onder meer wordt bepaald door de grootte van het schrift, de afstand tussen de letters, de afstand tussen de regels, de lijndikte, de kleur, het lettertype, de verhouding tussen de letterbreedte en -hoogte, het oppervlak van het materiaal en het aanzienlijke contrast tussen het schrift en de achtergrond;

n)   „wettelijke benaming”: de benaming van een levensmiddel die wordt voorgeschreven in de bepalingen van de Unie die daarop van toepassing zijn of, bij ontstentenis van dergelijke bepalingen van de Unie, de benaming die is vastgesteld in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan grote cateraars wordt verkocht;

o)   „gebruikelijke benaming”: een benaming die zonder dat verdere uitleg nodig is, als de benaming van het levensmiddel wordt geaccepteerd door de consumenten in de lidstaat waar het wordt verkocht;

p)   „beschrijvende benaming”: een benaming die een beschrijving van het levensmiddel en, zo nodig, van het gebruik daarvan geeft en die duidelijk genoeg is om de consumenten in staat te stellen de echte aard daarvan te kennen en het te onderscheiden van andere producten waarmee het zou kunnen worden verward;

q)   „primair(e) ingrediënt(en)”: het ingrediënt van een levensmiddel dat meer dan 50 % van dit levensmiddel uitmaakt of dat gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd en waarvoor in de meeste gevallen een kwantitatieve aanduiding vereist is;

r)   „datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel”: de datum tot waarop het levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard;

s)   „nutriënten”: eiwitten, koolhydraten, vetten, voedingsvezels, natrium, vitaminen en mineralen, opgesomd in punt 1 van deel A van bijlage XIII bij deze verordening alsmede stoffen die tot een van deze categorieën behoren of bestanddeel zijn van een tot die categorieën behorende stof;

t)   „technisch vervaardigd nanomateriaal”: doelbewust geproduceerd materiaal dat een of meer dimensies heeft van 100 nm of minder of dat is samengesteld uit afzonderlijke functionele delen, intern of aan de oppervlakte, waarvan er vele een of meer dimensies hebben van 100 nm of minder, inclusief structuren, agglomeraten of aggregaten, die een omvang kunnen hebben van meer dan 100 nm, maar die eigenschappen behouden die kenmerkend voor de nanoschaal zijn.

Eigenschappen die kenmerkend voor de nanoschaal zijn, zijn onder andere:

i)

eigenschappen die verband houden met het grote specifieke oppervlak van de materialen in kwestie, en/of

ii)

specifieke fysisch-chemische eigenschappen die verschillen van degene van de niet-nanovorm van hetzelfde materiaal;

u)   „techniek voor communicatie op afstand”: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van leverancier en consument kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen. Bijlage I bevat een indicatieve lijst van technieken waarop deze richtlijn van toepassing is.

3.   Voor de toepassing van deze verordening verwijst het land van oorsprong van een levensmiddel naar de oorsprong van een levensmiddel als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

4.   De specifieke definities in bijlage I zijn ook van toepassing.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE BEGINSELEN INZAKE VOEDSELINFORMATIE

Artikel 3

Algemene doelstellingen

1.   Bij de verstrekking van voedselinformatie wordt gestreefd naar een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de belangen van de consumenten door de eindverbruikers door een basis te verschaffen voor het maken van goed doordachte keuzes en een veilig gebruik van levensmiddelen, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan gezondheids-, milieu-, economische, sociale en ethische aspecten.

2.   De voedselinformatiewetgeving beoogt de verwezenlijking in de Unie van het vrije verkeer van legaal geproduceerde en in de handel gebrachte levensmiddelen, zo nodig rekening houdend met de noodzaak om de rechtmatige belangen van de producenten te beschermen en de productie van kwaliteitsproducten te bevorderen.

3.   Wanneer de voedselinformatiewetgeving nieuwe voorschriften vaststelt, wordt na de inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften een overgangsperiode ingesteld, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen. Tijdens dergelijke overgangsperiode mogen levensmiddelen die zijn voorzien van etiketten die niet aan de nieuwe voorschriften voldoen, in de handel worden gebracht, en voorraden van dergelijke levensmiddelen die vóór het einde van de overgangs-periode in de handel zijn gebracht, mogen verkocht blijven worden totdat zij zijn uitgeput.

4.   Bij de opstelling, beoordeling en herziening van de voedselinformatiewetgeving wordt het publiek, met inbegrip van de belanghebbenden, rechtstreeks of via representatieve organen op een openbare en transparante wijze geraadpleegd, behalve wanneer zulks om redenen van urgentie onmogelijk is.

Artikel 4

Beginselen van de verplichte voedselinformatie

1.   Wanneer de voedselinformatiewetgeving verplichte voedselinformatie voorschrijft, betreft dit informatie die, met name, onder een van de volgende categorieën valt:

a)

informatie over de identiteit en samenstelling, eigenschappen of andere kenmerken van het levensmiddel;

b)

informatie over de bescherming van de gezondheid van de consumenten en het veilig gebruik van een levensmiddel. Dit betreft met name informatie over:

i)

eigenschappen van de samenstelling die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van bepaalde groepen consumenten;

ii)

houdbaarheid, bewaring en veilig gebruik;

iii)

het effect op de gezondheid, waaronder de risico's en de gevolgen van een schadelijke en gevaarlijke consumptie van een levensmiddel;

c)

informatie over de voedingskenmerken om de consumenten, onder wie personen met speciale voedingsbehoeften, in staat te stellen doordachte keuzes te maken.

2.   Bij het overwegen van de noodzaak van verplichte voedselinformatie en om de consumenten toe te laten doordachte keuzes te maken, wordt rekening gehouden met de wijdverbreide behoefte bij de meerderheid van de consumenten aan bepaalde informatie waaraan zij significante waarde hechten of met de algemeen aanvaarde voordelen daarvan voor de consument.

Artikel 5

Raadpleging van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

Maatregelen van de Unie op het gebied van de voedselinformatiewetgeving die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid, worden na raadpleging van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) vastgesteld.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE VOEDSELINFORMATIE EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE EXPLOITANTEN VAN LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN

Artikel 6

Basisvoorschrift

Levensmiddelen die bestemd zijn voor levering aan de eindverbruiker of aan grote cateraars gaan vergezeld van voedselinformatie overeenkomstig deze verordening.

Artikel 7

Eerlijke informatiepraktijken

1.   Voedselinformatie mag niet misleidend zijn, met name niet:

a)

ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, en vooral niet ten aanzien van de aard, identiteit, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, land van oorsprong of plaats van herkomst en wijze van vervaardiging of productie;

b)

door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit;

c)

door te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont terwijl alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten, met name door nadrukkelijk te wijzen op het ontbreken of aanwezig zijn van bepaalde ingrediënten en/of voedingsstoffen;

d)

door via de presentatie, beschrijving of afbeelding de aanwezigheid van een bepaald levensmiddel of ingrediënt te suggereren terwijl het in werkelijkheid een levensmiddel betreft waarin een van nature aanwezig bestanddeel of normaliter gebruikt ingrediënt is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt.

2.   Voedselinformatie is nauwkeurig, duidelijk en voor de consument gemakkelijk te begrijpen.

3.   Behoudens de afwijkingen waarin wordt voorzien in de wetgeving van de Unie betreffende natuurlijk mineraalwater en voor een bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, mag de voedselinformatie aan levensmiddelen geen eigenschappen toeschrijven inzake het voorkómen, behandelen of genezen van een menselijke ziekte, noch toespelingen maken op dergelijke eigenschappen.

4.   De leden 1, 2 en 3 gelden ook voor:

a)

reclame;

b)

de wijze van aanbieding van de levensmiddelen en met name de vorm of het uiterlijk van de levensmiddelen, en de verpakking, het gebruikte verpakkingsmateriaal, de wijze waarop de levensmiddelen worden gepresenteerd, alsmede de omgeving waarin zij worden uitgestald.

Artikel 8

Verantwoordelijkheden

1.   De voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf is de exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht, of, indien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf niet in de Unie is gevestigd, de invoerder die het levensmiddel in de Unie invoert.

2.   De voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf staat in voor de aanwezigheid en de nauwkeurigheid van de voedselinformatie overeenkomstig de geldende voedselinformatiewetgeving en de voorschriften van desbetreffende nationale regelgeving.

3.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die niet instaan voor de voedselinformatie, leveren geen levensmiddelen waarvan zij op grond van de informatie waarover zij als professionals beschikken, weten of veronderstellen dat deze niet voldoen aan de geldende voedselinformatiewetgeving en de voorschriften van desbetreffende nationale regelgeving.

4.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen in het onder hun controle staande bedrijf de bij een levensmiddel gevoegde informatie niet wijzigen als deze wijziging de eindverbruiker zou misleiden of anderszins het niveau van de bescherming van de consumenten zou verlagen en de mogelijkheden van eindverbruikers om doordachte keuzes te maken zou verminderen. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn verantwoordelijk voor de wijzigingen die zij aanbrengen in de bij een levensmiddel gevoegde voedselinformatie.

5.   Onverminderd de leden 2 tot en met 4 zorgen de exploitanten van levensmiddelenbedrijven er in de bedrijven onder hun beheer voor dat wordt voldaan aan de voorschriften van de voedselinformatiewetgeving en de betreffende nationale bepalingen die op hun bedrijvigheid van toepassing zijn en controleren zij of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.

6.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorgen er in het onder hun controle staande bedrijf voor dat de informatie over niet-voorverpakte levensmiddelen die bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor levering aan grootcateraars, wordt doorgegeven aan de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die het levensmiddel ontvangt, om hem wanneer dit vereist is in staat te stellen de verplichte voedselinformatie aan de eindverbruiker te verstrekken.

7.   In de volgende gevallen zorgen exploitanten van levensmiddelenbedrijven er in het onder hun controle staande bedrijf voor dat de in artikel 9 en artikel 10 voorgeschreven verplichte vermeldingen worden aangebracht op de voorverpakking of op een daarop aangebracht etiket, of op de op die levensmiddelen betrekking hebbende handelsdocumenten, als kan worden gegarandeerd dat deze documenten de levensmiddelen waarop zij betrekking hebben vergezellen, dan wel tegelijkertijd met of vóór de levering worden verzonden:

a)

wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn voor de eindverbruiker, maar worden verhandeld in een stadium vóór de verkoop aan de eindverbruiker en wanneer dit stadium niet de verkoop aan een grote cateraar is;

b)

wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn om aan grote cateraars te worden geleverd om daar te worden bereid, verwerkt, verdeeld of versneden.

Niettegenstaande de eerste alinea zorgen exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor dat de in artikel 9, lid 1, onder a), f), g), en h), bedoelde vermeldingen ook voorkomen op de buitenste verpakking waarin de voorverpakte levensmiddelen in de handel worden aangeboden.

8.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen leveren die niet bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor grootcateraars, zorgen ervoor dat deze andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoende informatie krijgen om zo nodig in staat te zijn aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 2, te voldoen.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTE VOEDSELINFORMATIE

AFDELING 1

Inhoud en presentatie

Artikel 9

Lijst van verplichte vermeldingen

1.   Overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 35 en behoudens de in dit hoofdstuk vervatte uitzonderingen zijn de volgende vermeldingen verplicht:

a)

de benaming van het levensmiddel;

b)

de lijst van ingrediënten;

c)

elke stof of technische hulpstof die wordt genoemd in bijlage II of die is afgeleid van een in bijlage II genoemd(e) stof of product welk(e) allergieën of intoleranties veroorzaakt, en die bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm;

d)

de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten of categorieën ingrediënten;

e)

de nettohoeveelheid van het levensmiddel;

f)

de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum;

g)

bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden;

h)

de naam of handelsnaam en het adres van de in artikel 8, lid 1 bis, bedoelde exploitant van een levensmiddelenbedrijf;

i)

het land van oorsprong of de plaats van herkomst overeenkomstig artikel 26;

j)

een gebruiksaanwijzing, als het levensmiddel moeilijk te gebruiken is zonder gebruiksaanwijzing;

k)

voor dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 %: het effectieve alcoholvolumegehalte;

l)

een voedingswaardevermelding.

2.   De in lid 1 bedoelde vermeldingen worden aangegeven in woord en getal. Onverminderd artikel 35 mogen ze aanvullend worden uitgedrukt door middel van pictogrammen of symbolen.

3.   Indien de Commissie de in dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen vaststelt, mogen de in lid 1 bedoelde vermeldingen als alternatieve keuze worden uitgedrukt door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen.

Om ervoor te zorgen dat de verplichte voedselinformatie ten behoeve van de consument in een andere vorm wordt uitgedrukt dan met woord en getal, en op voorwaarde dat er evenveel informatie wordt verstrekt als met woord en getal, mag de Commissie, rekening houdend met aanwijzingen van een uniforme interpretatie door de consument, door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 51 de criteria vaststellen die van toepassing zijn om één of meer van de in lid 1 bedoelde vermeldingen te mogen uitgedrukt door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen.

4.   Om te zorgen voor de eenvormige toepassing van lid 3 van dit artikel, mag de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen betreffende de wijze van toepassing van de in overeenstemming met lid 3 vastgestelde criteria om één of meer vermeldingen uit te drukken door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 10

Bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen

1.   Naast de vermeldingen in artikel 9, lid 1, worden in bijlage III bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen vastgesteld.

2.   Teneinde voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen consumenteninformatie te garanderen en rekening te houden met de technische vooruitgang, wetenschappelijke ontwikkelingen, de bescherming van de gezondheid van de consument of het veilig gebruik van een levensmiddel, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51 bijlage III door middel van gedelegeerde handelingen wijzigen.

Indien dit om dwingende urgente redenen in verband met het ontstaan van een risico voor de menselijke gezondheid vereist is, is de in artikel 52 bepaalde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 11

Maten en gewichten

Artikel 9 laat onverlet dat er specifiekere maatregelen van de Unie betreffende maten en gewichten genomen worden.

Artikel 12

Beschikbaarheid van de verplichte voedselinformatie en plaats waar zij wordt aangebracht

1.   De verplichte voedselinformatie is overeenkomstig deze verordening voor alle levensmiddelen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk.

2.   Bij voorverpakte levensmiddelen wordt de verplichte voedselinformatie rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket aangebracht.

3.   Teneinde te garanderen dat de verplichte voedselinformatie ter beschikking van de consumenten wordt gesteld met middelen die voor bepaalde verplichte vermeldingen meer geschikt zijn, en mits er evenveel informatie wordt verstrekt als met de verpakking of het etiket, kan de Commissie, rekening houdend met aanwijzingen van een uniforme interpretatie door de consument en van het wijdverbreid gebruik van deze middelen door consumenten, artikel door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51 criteria vaststellen die van toepassing zijn om bepaalde verplichte vermeldingen met andere middelen dan de verpakking of het etiket te mogen uitdrukken.

4.   Om te zorgen voor de eenvormige uitvoering van lid 3 van dit artikel, mag de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen betreffende de wijze van toepassing van de in lid 3 bedoelde criteria om bepaalde verplichte vermeldingen uit te drukken met andere middelen dan de verpakking of het etiket. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   Op niet-voorverpakte levensmiddelen zijn de bepalingen van artikel 44 van toepassing.

Artikel 13

Presentatie van verplichte vermeldingen

1.   Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde nationale maatregelen, wordt verplichte voedselinformatie op een duidelijk zichtbare plaats en in duidelijk leesbare en, zo nodig, onuitwisbare letters aangebracht. Andere aanduidingen, afbeeldingen of ander materiaal mogen de verplichte informatie in geen geval verbergen, minder zichtbaar maken, aan de aandacht onttrekken of onderbreken.

2.   Onverminderd de specifieke bepalingen van de Unie die van toepassing zijn op bijzondere levensmiddelen, worden de in artikel 9, lid 1, bedoelde verplichte vermeldingen zodanig op de verpakking of op het etiket afgedrukt dat ze duidelijk leesbaar zijn, met een lettergrootte met een x-hoogte als omschreven in bijlage IV van 1,2 mm of meer.

3.   De in lid 2 bedoelde lettergrootte bedraagt minstens 0,9 mm (x-hoogte) voor verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 80 cm2 bedraagt.

4.   Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening legt de Commissie, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen regels met betrekking tot leesbaarheid vast.

Met hetzelfde oogmerk als het in de eerste alinea genoemde kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51, door middel van gedelegeerde handelingen, de voorschriften uit hoofde van lid 5 van dit artikel voor specifieke typen of categorieën van levensmiddelen verruimen tot aanvullende verplichte vermeldingen.

5.   De in artikel 9, lid 1, onder a), e), en k), bedoelde vermeldingen staan in hetzelfde gezichtsveld.

6.   Lid 5 van dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 16, leden 1 en 2, bedoelde gevallen.

Artikel 14

Verkoop op afstand

1.   Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde informatievoorschriften geldt voor voorverpakte levensmiddelen die te koop worden aangeboden door middel van technieken voor communicatie op afstand, dat:

a)

de verplichte voedselinformatie, met uitzondering van de gegevens in artikel 9, lid 1, onder f), beschikbaar is voordat de aankoop plaatsvindt, en voorkomt op het materiaal ter ondersteuning van de verkoop op afstand of via andere passende en duidelijk door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf aangegeven middelen wordt verstrekt. Wanneer andere passende middelen worden gebruikt, wordt de verplichte voedselinformatie verstrekt zonder dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf aan de consumenten bijkomende kosten aanrekent;

b)

alle verplichte vermeldingen bij de aflevering beschikbaar zijn.

2.   Voor niet-voorverpakte levensmiddelen die ten verkoop worden aangeboden door technieken voor communicatie op afstand, worden de in artikel 44 voorgeschreven verplichte vermeldingen beschikbaar gesteld overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

3.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing op levensmiddelen die te koop worden aangeboden in distributieautomaten of geautomatiseerde handelsruimten.

Artikel 15

Taalvoorschriften

1.   Onverminderd artikel 9, lid 3, wordt de verplichte voedselinformatie aangebracht in een taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten van de lidstaten waar het levensmiddel in kwestie in de handel wordt gebracht.

2.   De lidstaten waar een levensmiddel in de handel wordt gebracht, kunnen eisen dat op hun grondgebied voor de vermeldingen op de etikettering gebruik wordt gemaakt van één of meer talen die tot de officiële talen van de Unie behoren.

3.   De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het aanbrengen van vermeldingen in meer dan één taal.

Artikel 16

Weglating van verplichte vermeldingen

1.   Bij glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, die op onuitwisbare wijze zijn gemerkt en waarop bijgevolg geen etiket, band of label is aangebracht, zijn alleen de vermeldingen bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), c), e), f) en l), verplicht.

2.   Bij verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 10 cm2 bedraagt, zijn alleen de vermeldingen bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), c), e) en f), op de verpakking of op het etiket verplicht. De in artikel 9, lid 1, onder b), bedoelde vermeldingen worden met behulp van andere middelen verstrekt of zijn op verzoek van de consument beschikbaar.

3.   Onverminderd andere bepalingen van de Unie waarbij een voedingswaardevermelding verplicht wordt gesteld, is de in artikel 9, lid 1, onder l), bedoelde vermeldingniet verplicht voor de in bijlage V vermelde levensmiddelen.

4.   Onverminderd andere bepalingen van de Unie waarbij een lijst van ingrediënten of een verplichte voedingswaardevermelding wordt voorgeschreven, zijn de in artikel 9, lid 1, onder b) en l), bedoelde vermeldingen niet verplicht voor dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 %.

De Commissie stelt uiterlijk 13 december 2014 een verslag op over de toepassing van artikel 18 en artikel 30, lid 1, op de in dit lid bedoelde producten, waarin wordt bekeken of alcoholhoudende dranken hier in de toekomst onder moeten vallen, en met name of hiervoor de verplichting om informatie te verstrekken over de energetische waarde moet gelden; mogelijke vrijstellingen worden met redenen omkleed, met inachtneming van de noodzakelijke samenhang met ander beleid van de Unie op dit gebied. In dit kader overweegt de Commissie of het nodig is een definitie van „alcopops” voor te stellen.

De Commissie doet dit verslag vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel, indien van toepassing, tot vaststelling van de voorschriften betreffende een lijst van ingrediënten of een verplichte voedingswaardevermelding voor deze producten.

AFDELING 2

Gedetailleerde bepalingen inzake verplichte vermeldingen

Artikel 17

Benaming van het levensmiddel

1.   De benaming van het levensmiddel is zijn wettelijke benaming. Bij ontstentenis van een dergelijke benaming is de benaming van het levensmiddel zijn gebruikelijke benaming of, als er geen gebruikelijke benaming bestaat of de gebruikelijke benaming niet wordt gebruikt, wordt een beschrijvende benaming van het levensmiddel gegeven.

2.   In de lidstaat waar het levensmiddel op de markt wordt gebracht, mag gebruik worden gemaakt van de benaming waaronder het product in de lidstaat van productie legaal geproduceerd en in de handel is gebracht. Wanneer evenwel door de toepassing van andere bepalingen van deze verordening, met name die van artikel 9, consumenten in de lidstaat waar het levensmiddel op de markt wordt gebracht niet in staat zijn de ware aard van het levensmiddel te kennen en het niet kunnen onderscheiden van levensmiddelen waarmee verwarring mogelijk is, gaat de benaming van het levensmiddel vergezeld van een andere omschrijving die in de nabijheid van de benaming van het levensmiddel wordt vermeld.

3.   In uitzonderlijke gevallen, wanneer het betrokken levensmiddel in samenstelling of productie zodanig van het in de lidstaat van productie onder de benaming bekendstaand levensmiddel verschilt dat lid 2 onvoldoende garantie is voor correcte informatie aan de koper in de lidstaat waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht, mag de benaming van het levensmiddel van de lidstaat van productie niet worden gebruikt in de lidstaat waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht.

4.   De benaming van het levensmiddel mag niet worden vervangen door een benaming die beschermd is als intellectueel eigendom, handelsnaam of fantasienaam.

5.   Bijlage VI bevat specifieke bepalingen inzake de benaming van het levensmiddel en de vermeldingen die tezamen met de benaming worden aangebracht.

Artikel 18

Lijst van ingrediënten

1.   De lijst van ingrediënten wordt voorzien van of voorafgegaan door een passende titel die bestaat uit het woord „ingrediënten” of dat woord omvat. Deze lijst bestaat uit de opsomming van alle ingrediënten van het levensmiddel in dalende volgorde van gewicht waarin zij bij de bereiding van het levensmiddel zijn gebruikt.

2.   De ingrediënten worden aangeduid met hun specifieke benaming, in voorkomend geval overeenkomstig de regels neergelegd in artikel 17 en bijlage VI.

3.   Elk ingrediënt dat in de vorm van synthetisch nanomateriaal in een product is verwerkt, dient duidelijk in de lijst van ingrediënten te worden vermeld. De naam van het ingrediënt wordt gevolgd door het woord „nano” tussen haakjes.

4.   De technische voorschriften voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel worden vastgesteld in bijlage VII.

5.   Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, past de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 51, de in artikel 2, lid 2, onder t) opgenomen definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen aan aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan op internationaal niveau aanvaarde definities.

Artikel 19

Weglating van de lijst van ingrediënten

1.   Op de volgende levensmiddelen behoeft geen lijst van ingrediënten te worden aangebracht:

a)

verse groenten en vers fruit, inclusief aardappelen, die niet zijn geschild of gesneden of soortgelijke bewerkingen hebben ondergaan;

b)

koolzuurhoudend water waarvan deze hoedanigheid blijkt uit de benaming;

c)

gistingsazijn indien deze uitsluitend afkomstig is van één basisproduct en mits er geen ander ingrediënt aan is toegevoegd;

d)

kaas, boter, gezuurde melk en gezuurde room waaraan geen andere ingrediënten zijn toegevoegd dan melkbestanddelen, voedingsenzymen en culturen van micro-organismen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging, of zout dat noodzakelijk is voor de bereiding van andere kaas dan verse kaas of smeltkaas;

e)

uit één ingrediënt bestaande levensmiddelen waarbij:

i)

de benaming van het levensmiddel identiek is aan de benaming van het ingrediënt, of

ii)

de benaming van het levensmiddel de duidelijke identificatie van de aard van het ingrediënt mogelijk maakt.

2.   Om recht te doen aan het belang voor de consument van een lijst van ingrediënten voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen, kan de Commissie, in uitzonderlijke gevallen, overeenkomstig artikel 51, door middel van gedelegeerde handelingen de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijst aanvullen, op voorwaarde dat weglatingen er niet toe leiden dat eindverbruikers of grote cateraars op inadequate wijze worden geïnformeerd.

Artikel 20

Weglating van bestanddelen van een levensmiddel uit de lijst van ingrediënten

Onverminderd artikel 21 hoeven de volgende bestanddelen van een levensmiddel niet in de lijst van ingrediënten te worden opgenomen:

a)

bestanddelen van een ingrediënt die er tijdens de bereiding tijdelijk aan worden onttrokken en er vervolgens weer in worden verwerkt in een hoeveelheid die het aanvankelijke gehalte niet overschrijdt;

b)

levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen:

i)

waarvan de aanwezigheid in een levensmiddel uitsluitend is toe te schrijven aan het feit dat zij verwerkt waren in één of meer ingrediënten van dat levensmiddel, overeenkomstig het „carry-over”-beginsel van artikel 18, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1333/2008, mits zij in het eindproduct geen technologische functie meer vervullen, of

ii)

die worden gebruikt als technische hulpstoffen;

c)

draagstoffen en stoffen die geen levensmiddelenadditieven zijn, maar die in strikt noodzakelijke doses op dezelfde manier en met hetzelfde doel als draagstoffen worden gebruikt;

d)

stoffen die geen levensmiddelenadditieven zijn, maar die op dezelfde wijze en voor hetzelfde doel als technische hulpstoffen worden gebruikt en, eventueel in gewijzigde vorm, nog in het eindproduct aanwezig zijn;

e)

water:

i)

indien het water tijdens de bereiding alleen wordt gebruikt om een ingrediënt dat in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm is gebruikt, weer in zijn oorspronkelijke staat te brengen, of

ii)

in geval van een opgietvloeistof die gewoonlijk niet wordt geconsumeerd.

Artikel 21

Etikettering van bepaalde stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken

1.   Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde voorschriften voldoen de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen aan de volgende vereisten:

a)

ze worden opgenomen in de lijst van ingrediënten overeenkomstig de voorschriften in artikel 18, lid 1, met een duidelijke vermelding van de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten, en

b)

de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten wordt benadrukt door middel van een typografie die ervoor zorgt dat deze naam duidelijk te onderscheiden is van de rest van de lijst met ingrediënten, bijvoorbeeld door middel van het lettertype, de stijl of de achtergrondkleur.

Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt in de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen het woord „bevat” gebruikt, gevolgd door de naam van de stof of het product zoals vermeld in bijlage II.

Wanneer verschillende stoffen of technische hulpstoffen van een levensmiddel afkomstig zijn van een in bijlage II vermelde stof of product, wordt zulks voor elk van die stoffen of technische hulpstoffen verduidelijkt op het etiket.

De in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen zijn niet vereist wanneer de benaming van het levensmiddel duidelijk verwijst naar de desbetreffende stof of het desbetreffende product.

2.   Teneinde de informatieverstrekking aan consumenten te verbeteren en rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke vooruitgang en technische kennis, wordt de lijst in bijlage II door de Commissie systematisch opnieuw bekeken en, zo nodig, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen bijgewerkt.

Indien dit om dwingende urgente redenen in verband met het ontstaan van een risico voor de menselijke gezondheid vereist is, is de in artikel 52 bepaalde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 22

Kwantitatieve opgave van de ingrediënten

1.   De opgave van de hoeveelheid van een bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel gebruikt ingrediënt of gebruikte categorie ingrediënten is vereist wanneer het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten:

a)

voorkomt in de benaming van het levensmiddel of door de consument gewoonlijk met die benaming wordt geassocieerd;

b)

opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering is aangegeven, of

c)

van wezenlijk belang is om een levensmiddel te karakteriseren en het te onderscheiden van de producten waarmee het wegens zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.

2.   De technische voorschriften voor de toepassing van lid 1, inclusief specifieke gevallen waarin een kwantitatieve opgave voor bepaalde ingrediënten niet vereist is, worden vastgesteld in bijlage VIII.

Artikel 23

Nettohoeveelheid

1.   De nettohoeveelheid van een levensmiddel wordt, onder gebruikmaking van liter, centiliter, milliliter, kilogram of gram, naargelang het geval, uitgedrukt in:

a)

volume-eenheden bij vloeibare producten;

b)

massa-eenheden bij andere producten.

2.   Om ervoor te zorgen dat de consument voedselinformatie op het etiket beter begrijpt, kan de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met artikel 51 vaststellen dat de nettohoeveelheid van bepaalde nader gespecificeerde levensmiddelen anders wordt uitgedrukt dan op de in lid 1 van dit artikel vastgestelde wijze.

3.   De technische voorschriften voor de toepassing van lid 1, inclusief specifieke gevallen waarin de opgave van de nettohoeveelheid niet vereist is, worden vastgesteld in bijlage IX.

Artikel 24

Datum van minimale houdbaarheid, uiterste consumptiedatum en datum van invriezing

1.   Bij levensmiddelen die uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijk zijn en derhalve na korte tijd een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid kunnen opleveren, wordt de datum van minimale houdbaarheid vervangen door de uiterste consumptiedatum. Na de uiterste consumptiedatum wordt een levensmiddel onveilig geacht overeenkomstig artikel 14, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De passende datum wordt uitgedrukt overeenkomstig bijlage X.

3.   Om te bewerkstelligen dat de wijze van aanduiding van de datum van minimale houdbaarheid, bedoeld in punt 1, onder c), van bijlage X, op eenvormige wijze toegepast wordt, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van de regels op dit gebied. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Bewaarvoorschriften of gebruiksvoorwaarden

1.   Indien voor levensmiddelen bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden gelden, worden deze voorschriften of voorwaarden aangegeven.

2.   Met het oog op passende bewaring of geschikt gebruik van het levensmiddel na opening van de verpakking, worden de bewaarvoorschriften en/of de uiterste consumptiedatum in voorkomend geval aangegeven.

Artikel 26

Land van oorsprong of plaats van herkomst

1.   Dit artikel is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke wetgeving van de Unie, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (33) en Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (34).

2.   Het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst is verplicht:

a)

indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van het levensmiddel, met name als de bij het levensmiddel gevoegde informatie of het etiket in zijn geheel anders zou impliceren dat het levensmiddel een ander land van oorsprong of een andere plaats van herkomst heeft;

b)

voor vlees dat valt onder de codes van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van bijlage XI. Voor de toepassing van dit punt worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

3.   Wanneer het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel vermeld wordt en niet hetzelfde of dezelfde is als voor het primaire ingrediënt ervan:

a)

wordt tevens het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het betreffende primaire ingrediënt vermeld, of

b)

wordt vermeld dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt verschilt van die van het levensmiddel.

Voor de toepassing van dit lid worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

4.   De Commissie dient binnen een periode van vijf jaar na de datum waarop lid 2, onder b), van toepassing wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor de in dat punt bedoelde producten wordt geëvalueerd.

5.   De Commissie dient uiterlijk 13 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor de volgende levensmiddelen:

a)

soorten vlees andere dan rundsvlees en de in lid 2, onder b), bedoelde vleessoorten;

b)

melk;

c)

melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt;

d)

onverwerkte levensmiddelen;

e)

producten met maar één ingrediënt;

f)

ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken.

6.   De Commissie dient uiterlijk 13 december 2013 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt.

7.   In de in leden 5 en 6 bedoelde verslagen wordt rekening gehouden met het feit dat de consument moet worden geïnformeerd, alsook met de haalbaarheid van de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst en een kosten-batenanalyse van de invoering van dergelijke maatregelen, inclusief de juridische gevolgen voor de interne markt en de gevolgen ervan voor de internationale handel.

De Commissie kan deze verslagen vergezeld doen gaan van voorstellen tot wijziging van de betreffende wetgeving van de Unie.

8.   Uiterlijk 13 december 2013 stelt de Commissie, op basis van effectbeoordelingen, uitvoeringshandelingen vast voor de toepassing van lid 2, onder b), van dit artikel en voor de toepassing van lid 3 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

9.   In het geval van onder letter b) van lid 2, onder letter a) van lid 5 en in lid 6 bedoelde levensmiddelen, wordt in de verslagen en de effectbeoordelingen in het kader van dit artikel onder meer rekening gehouden met de opties voor de middelen om het land van oorsprong of de plaats van herkomst van deze levensmiddelen uit te drukken, met name met betrekking tot de volgende bepalende punten in het leven van het dier:

a)

geboorteplaats;

b)

plaats waar het dier is gehouden;

c)

plaats van slachting.

Artikel 27

Gebruiksaanwijzingen

1.   De gebruiksaanwijzingen voor het gebruik van een levensmiddel zijn zodanig aangeduid dat het levensmiddel op de juiste wijze kan worden gebruikt.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van lid 1 op bepaalde levensmiddelen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 28

Alcoholgehalte

1.   Voor producten onder GN-code 2204 worden de voorschriften betreffende de vermelding van het alcoholvolumegehalte vastgesteld in de specifieke bepalingen van de Unie die op deze producten van toepassing zijn.

2.   Het feitelijke alcoholvolumegehalte van andere dan de in lid 1 bedoelde dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent wordt vermeld overeenkomstig bijlage XII.

AFDELING 3

Voedingswaardevermelding

Artikel 29

Relatie met andere wetgeving

1.   Deze afdeling is niet van toepassing op levensmiddelen die onder het toepassingsgebied van de volgende wetgeving vallen:

a)

Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (35);

b)

Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (36).

2.   Deze afdeling is van toepassing onverminderd Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (37) en de bijzondere richtlijnen bedoeld in artikel 4, lid 1, van die richtlijn.

Artikel 30

Inhoud

1.   De verplichte voedingswaardevermelding omvat het volgende:

a)

de energetische waarde, en

b)

de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, proteïne en zout.

Waar nodig kan dicht bij de voedingswaardevermelding vermeld worden dat het zoutgehalte uitsluitend is toe te schrijven aan van nature voorkomend natrium.

2.   De inhoud van de verplichte voedingswaardevermelding, bedoeld in lid 1, mag worden aangevuld met een indicatie voor hoeveelheden van een of meer van de volgende nutriënten:

a)

enkelvoudig onverzadigde vetzuren;

b)

meervoudig onverzadigde vetzuren;

c)

polyolen;

d)

zetmeel;

e)

vezels;

f)

in punt 1 van deel A van bijlage XIII genoemde vitaminen en mineralen die in significante hoeveelheden, als vastgesteld in punt 2 van deel A van bijlage XIII, aanwezig zijn.

3.   Wanneer de etikettering van een voorverpakt levensmiddel de in lid 1 bedoelde verplichte voedingswaardevermelding bevat, mag de volgende informatie daarop worden herhaald:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde samen met de hoeveelheden vetten, verzadigde vetten, suikers en zout.

4.   Wanneer de etikettering van de producten genoemd in artikel 16, lid 4, een voedingswaardevermelding bevat, mag, in afwijking van artikel 36, lid 1, de inhoud van de vermelding worden beperkt tot de energetische waarde. artikel lid.

5.   Onverminderd artikel 44 mag, wanneer de etikettering van de producten bedoeld in artikel 44, lid 1, een voedingswaardevermelding geeft, in afwijking van artikel 36, lid 1, de inhoud van die vermelding worden beperkt tot het onderstaande:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde samen met de hoeveelheden vetten, verzadigde vetten, suikers en zout.

6.   Om recht te doen aan het belang van de in leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde vermeldingen voor de voorlichting van de consumenten, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen, de lijsten in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel wijzigen door het toevoegen of verwijderen van vermeldingen.

7.   Uiterlijk 13 december 2014 dient de Commissie, rekening houdend met wetenschappelijke gegevens en de in de lidstaten opgedane ervaring, een verslag in over de aanwezigheid van trans-vetzuren in levensmiddelen en in de totale voeding van de bevolking van de Unie. Dit verslag heeft tot doel de gevolgen te beoordelen van passende middelen die de consumenten in staat zouden kunnen stellen gezondere voedsel- en voedingskeuzes te maken of die de productie kunnen bevorderen van gezondere voedselalternatieven die worden aangeboden aan de consumenten, met inbegrip van onder meer de verstrekking van informatie over trans-vetzuren aan consumenten of beperkingen van het gebruik ervan. Zo nodig voegt de Commissie een wetgevingsvoorstel bij dat verslag.

Artikel 31

Berekening

1.   De energetische waarde wordt berekend met de omrekeningsfactoren vermeld in bijlage XIV.

2.   De Commissie stelt door middel van gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met artikel 51 omrekeningsfactoren vast voor de in punt 1 van deel A van bijlage XIII bedoelde vitaminen en mineralen om hun gehalte in levensmiddelen nauwkeuriger te kunnen berekenen. Die omrekeningsfactoren worden in bijlage XIV opgenomen.

3.   De in artikel 30, leden 1 tot en met 5, bedoelde energetische waarde en hoeveelheden nutriënten hebben betrekking op het levensmiddel zoals dit wordt verkocht.

Zo nodig kan de informatie betrekking hebben op het levensmiddel na bereiding, indien een voldoende gedetailleerde bereidingswijze is aangegeven en de informatie op het voor consumptie geschikt gemaakte levensmiddel betrekking heeft.

4.   De gedeclareerde waarden zijn, naargelang het geval, gemiddelde waarden die zijn gebaseerd op:

a)

de analyse van het levensmiddel door de fabrikant;

b)

een berekening op basis van de bekende of effectieve gemiddelde waarde van de verwerkte ingrediënten, of

c)

een berekening aan de hand van algemeen vaststaande en aanvaarde gegevens.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde voorschriften voor de eenvormige uitvoering van dit lid wat betreft de nauwkeurigheid van de aangegeven waarden, zoals de verschillen tussen de aangegeven waarden en de waarden die bij officiële controles worden geconstateerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 32

Uitdrukking in 100 g of 100 ml

1.   De energetische waarde en hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, leden 1 tot en met 5, worden uitgedrukt met gebruikmaking van de in bijlage XV opgenomen meeteenheden.

2.   De in artikel 30, leden 1 tot en met 5, bedoelde energetische waarde en hoeveelheden nutriënten worden uitgedrukt per 100 g of 100 ml.

3.   De eventuele vermelding van de vitaminen en mineralen wordt, naast de in lid 2 bedoelde uitdrukkingsvorm, uitgedrukt als percentage van de in punt 1 van deel A van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames per 100 g of 100 ml.

4.   Naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitdrukkingsvorm mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, leden 1, 3, 4 en 5, worden uitgedrukt, indien van toepassing, als percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames per 100 g of per 100 ml.

5.   Wanneer informatie wordt verstrekt overeenkomstig lid 4, wordt in de onmiddellijke omgeving van de betrokken tabel de volgende aanvullende vermelding aangeduid: „Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ/2 000 kcal)”.

Artikel 33

Uitdrukking per portie of consumptie-eenheid

1.   In onderstaande gevallen mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, lid 1 tot en met 5, worden uitgedrukt per gemakkelijk door de consument te herkennen portie en/of consumptie-eenheid, op voorwaarde dat de portie of eenheid op het etiket wordt gekwantificeerd en dat wordt vermeld hoeveel porties of eenheden er in de verpakking zitten:

a)

naast de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 2;

b)

naast de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 3, wat betreft de hoeveelheden vitaminen en mineralen;

c)

naast of in plaats van de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 4.

2.   In afwijking van artikel 32, lid 2, mag in de gevallen bedoeld in artikel 30, lid 3, onder b), de uitdrukking van de energetische waarden en de hoeveelheden nutriënten en/of het percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames, beperkt blijven tot de portie of consumptie-eenheid.

Indien de hoeveelheden nutriënten in overeenstemming met de eerste alinea enkel worden uitgedrukt per portie of per consumptie-eenheid, wordt de energetische waarde uitgedrukt per 100 g/100 ml en per portie of per consumptie-eenheid.

3.   In afwijking van artikel 32, lid 2, mag in de gevallen bedoeld in artikel 30, lid 5, de uitdrukking van de energetische waarden en de hoeveelheden nutriënten en/of het percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames, beperkt blijven tot de portie of consumptie-eenheid.

4.   De portie of eenheid worden dicht bij de voedingswaardevermelding vermeld.

5.   Met het oog op de eenvormige toepassing van de uitdrukking van de voedingswaarde-vermelding per portie of consumptie-eenheid en om de consument een uniforme vergelijkingsgrondslag te bieden, stelt de Commissie, gelet op het feitelijk consumptiegedrag en voedingsadviezen, door middel van uitvoeringshandelingen voor specifieke categorieën levensmiddelen voorschriften vast inzake de uitdrukking per portie of per consumptie-eenheid. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 34

Presentatie

1.   De in artikel 30, leden 1 en 2, bedoelde gegevens worden in hetzelfde gezichtsveld aangebracht. Zij worden tezamen in een duidelijk formaat gepresenteerd en, naargelang het geval, in de in bijlage XV voorziene volgorde.

2.   De in artikel 30, leden 1 en 2, bedoelde gegevens worden, indien er voldoende ruimte is, gepresenteerd in tabelformaat met de cijfers onder elkaar. Indien er onvoldoende ruimte is, worden de gegevens achter elkaar geplaatst.

3.   De in artikel 30, lid 3, bedoelde gegevens worden aangebracht:

a)

in het hoofdgezichtsveld, en

b)

met een lettergrootte in overeenstemming met artikel 13, lid 2.

De in lid 3 van artikel 30 bedoelde gegevens mogen worden gepresenteerd in een ander dan het in lid 2 van dit artikel bedoelde formaat.

4.   De in de leden 4 en 5 van artikel 30 bedoelde gegevens mogen worden gepresenteerd in een ander dan het in lid 2 van dit artikel bedoelde formaat.

5.   Indien de energetische waarde of hoeveelheid (van een) nutriënt(en) in een product verwaarloosbaar is, kan de informatie over deze elementen worden vervangen door een vermelding zoals „Bevat verwaarloosbare hoeveelheden …” in de onmiddellijke nabijheid van de voedingswaardevermelding, indien aanwezig.

Met het oog op de eenvormige uitvoering van dit lid, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen voor de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten, bedoeld in artikel 30, leden 1 tot en met 5, die als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   Met het oog op de eenvormige toepassing van de wijze waarop de voedingswaardevermelding, bedoeld in leden 1 tot en met 4 van dit artikel, moet worden aangegeven, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 35

Aanvullende vormen van uitdrukking en presentatie

1.   Ter aanvulling op de in artikel 32, leden 2 en 4, en artikel 33 bedoelde uitdrukkingsvormen en de in artikel 34, lid 2, bedoelde presentatie mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, lid 1 tot en met 5, in andere uitdrukkingsvormen vermeld en/of gepresenteerd worden met gebruikmaking van andere grafische vormen of symbolen dan woorden en getallen, op voorwaarde dat aan de volgende vereisten is voldaan:

a)

zij zijn gebaseerd op degelijk en wetenschappelijk verantwoord consumentenonderzoek en zijn niet misleidend voor de consument, in de zin van artikel 7;

b)

de ontwikkeling ervan is het resultaat van overleg met een brede waaier aan belanghebbenden;

c)

zij hebben tot doel de consument in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de bijdrage van het levensmiddel aan of het belang daarvan voor het energie- en nutriëntgehalte van een voedingspatroon;

d)

er zijn wetenschappelijk verantwoorde gegevens waaruit blijkt dat de gemiddelde consument dergelijke uitdrukkings- of presentatievormen begrijpt;

e)

in geval van andere uitdrukkingsvormen: zij zijn gebaseerd op de geharmoniseerde referentie-innames in bijlage XIII of, bij ontstentenis daarvan, op algemeen aanvaarde wetenschappelijke adviezen over de inname van energie of nutriënten;

f)

zij zijn objectief en niet discriminerend, en

g)

de toepassing ervan levert geen belemmeringen op voor het vrije goederenverkeer.

2.   De lidstaten kunnen exploitanten van levensmiddelenbedrijven het gebruik van een of meer extra uitdrukkings- of presentatievormen voor de voedingswaardevermelding aanbevelen die volgens hen het best voldoen aan de in de lid 1, punten a) tot en met g), vastgestelde vereisten. De lidstaten verstrekken de Commissie nadere gegevens over die extra uitdrukkings- en presentievormen.

3.   De lidstaten zorgen voor passend toezicht op de extra uitdrukkings- en presentatievormen van de voedingswaardevermelding die op hun grondgebied in de handel worden gebruikt.

Om het toezicht op het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten eisen dat de levensmiddelenbedrijven die voeding met die informatie op hun grondgebied in de handel brengen de bevoegde autoriteiten van het gebruik van die uitdrukkings- en presentatievormen op de hoogte brengen, en daarbij vermelden hoe is voldaan aan de in de lid 1, punten a) tot en met g), vastgestelde vereisten. In dat geval kan tevens geëist worden dat ook informatie over de stopzetting van het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen wordt verstrekt.

4.   De Commissie faciliteert en organiseert de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten onderling en met haarzelf over zaken die betrekking hebben op kwesties die verband houden met het gebruik van extra uitdrukkings- of presentatievormen voor de voedingswaarde-vermelding.

5.   Uiterlijk 13 december 2017 dient de Commissie in het licht van de opgedane ervaring bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het gebruik van extra uitdrukkings- en presentatievormen, over de gevolgen ervan voor de interne markt en de vraag of het raadzaam is deze uitdrukkings- en presentatievormen verder te harmoniseren. Daartoe verstrekken de lidstaten de Commissie relevante informatie over het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen in de handel op hun grondgebied. De Commissie kan dit verslag vergezeld doen gaan van voorstellen tot wijziging van de betreffende wetgeving van de Unie.

6.   Met het oog op de eenvormige uitvoering van dit artikel, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van leden 1, 3 en 4 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

VRIJWILLIGE VOEDSELINFORMATIE

Artikel 36

Van toepassing zijnde voorschriften

1.   Wanneer de in de artikelen 9 en 10 bedoelde voedselinformatie op vrijwillige basis wordt verstrekt, voldoet deze informatie aan de voorschriften in de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk IV.

2.   Vrijwillig verstrekte voedselinformatie voldoet aan de volgende eisen:

a)

zij is niet misleidend voor de consument, in de zin van artikel 7;

b)

zij is niet dubbelzinnig of verwarrend voor de consument, en

c)

zij is in voorkomend geval gebaseerd op relevante wetenschappelijke gegevens.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake de toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorschriften voor de volgende vrijwillige voedselinformatie:

a)

informatie over de mogelijke onbedoelde aanwezigheid in voedsel van stoffen of producten die allergieën of intoleranties kunnen veroorzaken;

b)

informatie met betrekking tot de geschiktheid van een levensmiddel voor vegetariërs of veganisten, en

c)

de vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen naast de in bijlage XIII weergegeven referentie-innames.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.   Met het oog op een goede voorlichting van de consument kan de Commissie, wat betreft het verstrekken van vrijwillige voedselinformatie door exploitanten van levensmiddelenbedrijven op een verschillende grondslag die misleidend of verwarrend voor de consument kan zijn, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen, voorzien in andere manieren van vrijwillige verstrekking van voedselinformatie dan bedoeld in lid 3 van dit artikel.

Artikel 37

Presentatie

De vermelding van de vrijwillige voedselinformatie mag niet ten koste gaan van de ruimte die voor de verplichte voedselinformatie beschikbaar is.

HOOFDSTUK VI

NATIONALE MAATREGELEN

Artikel 38

Nationale maatregelen

1.   Wat betreft aangelegenheden die specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mogen de lidstaten uitsluitend nationale maatregelen vaststellen of handhaven die volgens het recht van de Unie toegestaan zijn. Het vrije verkeer van goederen mag door deze nationale maatregelen niet worden belemmerd, met inbegrip van discriminatie ten aanzien van levensmiddelen uit andere lidstaten.

2.   Onverminderd artikel 39 mogen de lidstaten nationale maatregelen vaststellen inzake aangelegenheden die niet specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mits zij het vrije verkeer van goederen die stroken met deze verordening, niet verbieden, belemmeren of beperken.

Artikel 39

Nationale maatregelen inzake bijkomende verplichte vermeldingen

1.   Naast de verplichte vermeldingen, bedoeld in artikel 9, lid 1, en artikel 10, mogen de lidstaten overeenkomstig de in artikel 45 vastgestelde procedure maatregelen vaststellen waarbij bijkomende verplichte vermeldingen worden opgelegd voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen, die om ten minste een van de volgende redenen gerechtvaardigd zijn:

a)

de bescherming van de volksgezondheid;

b)

de bescherming van de consument;

c)

de preventie van fraude;

d)

de bescherming van industriële en commerciële eigendomsrechten en aanduidingen van herkomst en oorsprong, en de preventie van oneerlijke concurrentie.

2.   Door middel van lid 1 kunnen de lidstaten slechts maatregelen betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van levensmiddelen nemen, als er een bewezen verband bestaat tussen bepaalde kwaliteiten van het levensmiddel en de oorsprong of herkomst daarvan. Bij de kennisgeving van dergelijke maatregelen aan de Commissie verstrekken de lidstaten bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de meeste consumenten significante waarde hechten aan de verstrekking van deze informatie.

Artikel 40

Melk- en melkproducten

Voor melk- en melkproducten die zijn verpakt in glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, mogen de lidstaten maatregelen vaststellen die afwijken van het bepaalde in artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 1.

Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mede.

Artikel 41

Alcoholhoudende dranken

In afwachting van de vaststelling van de bepalingen van de Unie, bedoeld in artikel 16, lid 4, mogen de lidstaten de nationale maatregelen voor de vermelding van de ingrediënten voor dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent blijven toepassen.

Artikel 42

Uitdrukken van de nettohoeveelheid

Bij ontstentenis van de in artikel 23, lid 2, bedoelde bepalingen van de Unie betreffende het anders uitdrukken van de nettohoeveelheid van nader gespecificeerde levensmiddelen dan op de in artikel 23, lid 1, beschreven wijze, kunnen de lidstaten nationale maatregelen handhaven die voor 12 december 2011 zijn vastgesteld.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 13 december 2014 van deze maatregelen in kennis. De Commissie brengt de maatregelen ter kennis van de andere lidstaten.

Artikel 43

Vrijwillige vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen

In afwachting van de vaststelling van de in artikel 36, lid 3, onder c), bedoelde bepalingen van de Unie, mogen de lidstaten nationale maatregelen vaststellen met betrekking tot de vrijwillige vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mede.

Artikel 44

Nationale maatregelen voor niet-voorverpakte levensmiddelen

1.   Voor levensmiddelen die niet voorverpakt aan de eindverbruiker of aan grote cateraars te koop worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt,

a)

zijn de in artikel 9, lid 1, onder c), genoemde vermeldingen verplicht;

b)

zijn andere, in de artikelen 9 en 10 genoemde vermeldingen niet verplicht, tenzij de lidstaten nationale maatregelen vaststellen waarbij het weergeven van bepaalde of alle vermeldingen of elementen van deze vermeldingen verplicht wordt gesteld.

2.   De lidstaten mogen nationale maatregelen aannemen betreffende de middelen waarmee de in lid 1 bedoelde vermeldingen of elementen van vermeldingen beschikbaar moeten worden gesteld en, waar nodig, de daarvoor gebruikte uitdrukkings- of presentatievorm.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de in lid 1, onder b), en lid 2 bedoelde maatregelen onverwijld mede.

Artikel 45

Kennisgevingsprocedure

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, stelt de lidstaat die het nodig acht dat nieuwe voedselinformatiewetgeving wordt vastgesteld, de Commissie en de andere lidstaten vooraf van de beoogde maatregelen in kennis en geeft hij de redenen aan die deze maatregelen rechtvaardigen.

2.   De Commissie raadpleegt het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, dat is ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002, als zij deze raadpleging nuttig acht of als een lidstaat daarom verzoekt. In dit geval zorgt de Commissie ervoor dat het proces transparant is voor alle belanghebbenden.

3.   De lidstaat die het nodig acht dat nieuwe voedselinformatiewetgeving wordt vastgesteld kan de beoogde maatregelen pas drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving nemen, mits hij geen negatief advies van de Commissie heeft ontvangen.

4.   Wanneer de Commissie een negatief advies uitbrengt, leidt zij vóór het verstrijken van de in lid 3 van dit artikel genoemde termijn de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure in om vast te stellen of de beoogde maatregelen, indien nodig onder voorbehoud van de nodige aanpassingen, kunnen worden uitgevoerd.

5.   Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (38) is niet van toepassing op de maatregelen waarop dit artikel vastgestelde kennisgevingsprocedure van toepassing is.

HOOFDSTUK VII

UITVOERINGS-, WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Wijzigingen in de bijlagen

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang, de wetenschappelijke ontwikkelingen, de gezondheid of de informatiebehoefte van de consument kan de Commissie, behoudens de bepalingen in verband met de wijziging van de bijlagen II en III, bedoeld in artikel 10, lid 2, en artikel 21, lid 2, de bijlagen bij deze verordening door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51 bijwerken.

Artikel 47

Overgangsperiode en datum van inwerkingtreding van de uitvoeringsmaatregelen of gedelegeerde handelingen

1.   Onverminderd lid 2 van dit artikel doet de Commissie, bij het uitoefenen van de bij deze verordening verleende bevoegdheden voor het vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen van maatregelen overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure of door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51, het volgende:

a)

een passende overgangsperiode vaststellen voor de toepassing van de nieuwe maatregelen, tijdens welke levensmiddelen die zijn voorzien van etiketten die niet aan de nieuwe maatregelen voldoen, in de handel mogen worden gebracht en na het verstrijken waarvan voorraden van dergelijke levensmiddelen die vóór het einde van de overgangsperiode in de handel zijn gebracht, verkocht mogen blijven worden totdat zij zijn uitgeput, en

b)

ervoor zorgen dat deze maatregelen van toepassing worden vanaf 1 april van elk kalenderjaar.

2.   Lid 1 is niet van toepassing in noodgevallen, wanneer de doelstelling van de lid 1 bedoelde maatregelen de bescherming van de gezondheid van de mens is.

Artikel 48

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerp-uitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 49

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1924/2006

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

„Voedingswaarde-etikettering van producten waarover een voedings- en/of gezondheidsclaim wordt gemaakt, is verplicht, uitgezonderd bij generieke reclame. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten genoemde gegevens (*1). Wanneer een voedings- en/of gezondheidsclaim wordt gemaakt voor een in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1169/2011 bedoelde nutriënt, wordt de hoeveelheid van die nutriënt vermeld overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 34 van genoemde verordening.

Van een stof/van stoffen waarop een voedings- of gezondheidsclaim betrekking heeft en die niet in de voedingswaarde-etikettering vermeld staat, wordt in hetzelfde gezichtsveld als de voedingswaarde-etikettering de hoeveelheid vermeld en uitgedrukt overeenkomstig de artikelen 31, 32 en 33 van Verordening (EU) nr. 1169/2011. De meeteenheden waarin de hoeveelheid van de stof(fen) wordt uitgedrukt, zijn geschikt voor de afzonderlijke stoffen in kwestie.

Artikel 50

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1925/2006

Artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 wordt vervangen door:

„3.   Voor producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en die onder deze verordening vallen, is voedingswaarde-etikettering verplicht. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (*2) genoemde gegevens en de totale in het levensmiddel aanwezige hoeveelheden van de vitaminen en mineralen die aan dat levensmiddel zijn toegevoegd.

Artikel 51

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46 wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 12 december 2011. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46, kan te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit vermelde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag volgend op de publicatie van het besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een overeenkomstig artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 52

Spoedprocedure

1.   Gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 51, lid 5, bedoelde procedure bezwaar tegen een gedelegeerde handeling maken. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 53

Intrekking

1.   De Richtlijnen 87/250/EEG, 90/496/EEG, 1999/10/EG, 2000/13/EG, 2002/67/EG en 2008/5/EG, en Verordening (EG) nr. 608/2004 worden met ingang van 13 december 2014 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken wetsbesluiten gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 54

Overgangsmaatregelen

1.   Levensmiddelen die voor 13 december 2014 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan haar bepalingen, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

Levensmiddelen die voor 13 december 2016 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan het vereiste vastgelegd in punt 1 van artikel 9, lid 1, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

Levensmiddelen die voor 1 januari 2014 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan de vereisten vastgelegd in deel B van bijlage VI, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

2.   Tussen 13 december 2014 en 13 december 2016 voldoet de voedingswaardevermelding, indien zij op vrijwillige basis is verstrekt, aan de artikelen 30 tot en met 35.

3.   Onverminderd Richtlijn 90/496/EEG, artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006, mogen levensmiddelen die zijn geëtiketteerd overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 35 van deze verordening in de handel worden gebracht voor 13 december 2014.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1162/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (39), mogen levensmiddelen die zijn geëtiketteerd overeenkomstig deel B van bijlage VI van deze verordening in de handel worden gebracht voor 1 januari 2014.

Artikel 55

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 december 2014, met uitzondering van punt l van artikel 9, lid 1, dat van toepassing is met ingang van 13 december 2016, en deel B van bijlage VI, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 81.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 187) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 februari 2011 (PB C 102 E van 2.4.2011, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2011 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 29 september 2011.

(3)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(4)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

(5)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(6)  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

(7)  PB L 113 van 30.4.1987, blz. 57.

(8)  PB L 69 van 16.3.1999, blz. 22.

(9)  PB L 191 van 19.7.2002, blz. 20.

(10)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 44.

(11)  PB L 27 van 31.1.2008, blz. 12.

(12)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(13)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47).

(15)  Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22).

(17)  Verordening (EG) nr. 1760/2000.

(18)  Verordening (EG) nr. 1019/2002 van de Commissie van 13 juni 2002 betreffende de handelsnormen voor olijfolie (PB L 155 van 14.6.2002, blz. 27).

(19)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(20)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(21)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(22)  PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 160.

(23)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 81.

(24)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(25)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

(26)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(27)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(28)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7.

(29)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(30)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(31)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(32)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

(33)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(34)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(35)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

(36)  PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45.

(37)  PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.

(38)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(39)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 10.


BIJLAGE I

SPECIFIEKE DEFINITIES

als bedoeld in artikel 2, lid 4

1.

„Voedingswaardevermelding” of „voedingswaarde-etikettering”: informatie over:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde en alleen één of meer van de volgende nutriënten:

vetten (verzadigde vetzuren, enkelvoudig onverzadigde vetzuren, meervoudig onverzadigde vetzuren);

koolhydraten (suikers, polyolen, zetmeel);

zout;

vezels;

eiwitten;

alle vitaminen en mineralen, vermeld in bijlage XIII, deel A, punt 1, en aanwezig in significante hoeveelheden, als omschreven in bijlage XIII, deel A, punt 2.

2.

„Vetten”: alle lipiden, fosfolipiden inbegrepen.

3.

„Verzadigde vetzuren”: vetzuren zonder dubbele binding.

4.

„Transvetzuren”: vetzuren met één of meerdere niet-geconjugeerde (d.w.z. door ten minste één methyleengroep gescheiden) dubbele koolstof-koolstofbindingen in de transconfiguratie.

5.

„Enkelvoudig onverzadigde vetzuren”: vetzuren met één dubbele binding in de cisconfiguratie.

6.

„Meervoudig onverzadigde vetzuren”: vetzuren met twee of meer door een methyleengroep gescheiden dubbele bindingen in de cisconfiguratie.

7.

„Koolhydraten”: de koolhydraten die in het menselijk organisme worden gemetaboliseerd, met inbegrip van polyolen.

8.

„Suikers”: alle in voedsel aanwezige mono- en disachariden, met uitzondering van polyolen.

9.

„Polyolen”: alcoholen die meer dan twee hydroxylgroepen bevatten.

10.

„Eiwitten”: het eiwitgehalte berekend aan de hand van de volgende formule: eiwit = totaal Kjeldahl-stikstof × 6,25.

11.

„Zout”: het overeenkomstige zoutgehalte berekend aan de hand van de volgende formule: zout = natrium × 2,5.

12.

„Vezels”: koolhydraatpolymeren bestaande uit drie of meer monomere eenheden, die in de menselijke dunne darm niet verteerd en niet opgenomen worden en tot de volgende categorieën behoren:

eetbare koolhydraatpolymeren die van nature voorkomen in levensmiddelen zoals die worden geconsumeerd;

eetbare koolhydraatpolymeren die langs fysische, enzymatische of chemische weg uit grondstoffen voor levensmiddelen zijn verkregen en een gunstig fysiologisch effect hebben dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd;

eetbare synthetische koolhydraatpolymeren met een gunstig fysiologisch effect dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd.

13.

„Gemiddelde waarde”: de waarde waardoor de hoeveelheid van een nutriënt in een bepaald levensmiddel het best wordt weergegeven en waarin tevens rekening is gehouden met seizoenschommelingen, consumptiepatronen en andere factoren waardoor de reële waarde kan variëren.


BIJLAGE II

STOFFEN OF PRODUCTEN DIE ALLERGIEËN OF INTOLERANTIES VEROORZAKEN

1.

Glutenbevattende granen, namelijk tarwe, rogge, gerst, haver, spelt en kamut of de hybride soorten daarvan en producten op basis van glutenbevattende granen, met uitzondering van:

a)

glucosestroop op basis van tarwe, met inbegrip van dextrose (1);

b)

maltodextrinen op basis van tarwe (1);

c)

glucosestroop op basis van gerst;

d)

granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten.

2.

Schaaldieren en producten op basis van schaaldieren.

3.

Eieren en producten op basis van eieren.

4.

Vis en producten op basis van vis, met uitzondering van:

a)

visgelatine die wordt gebruikt als drager voor vitamine- of carotenoïdenpreparaten;

b)

visgelatine of vislijm die wordt gebruikt als klaringsmiddel in bier en wijn.

5.

Aardnoten en producten op basis van aardnoten.

6.

Soja en producten op basis van soja, met uitzondering van:

a)

volledig geraffineerd(e) sojaolie en -vet (1);

b)

natuurlijke gemengde tocoferolen (E306), natuurlijk D-alfa-tocoferol, natuurlijk D-alfa-tocoferolacetaat en natuurlijk D-alfa-tocoferolsuccinaat van soja;

c)

fytosterolen en fytosterolesters van plantaardige oliën van soja;

d)

plantenstanolesters geproduceerd uit sterolen van plantaardige oliën van soja.

7.

Melk en producten op basis van melk (inclusief lactose), met uitzondering van:

a)

wei die wordt gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten;

b)

lactitol.

8.

Noten, namelijk amandelen (Amygdalus communis L.), hazelnoten (Corylus avellana), walnoten (Juglans regia), cashewnoten (Anacardium occidentale), pecannoten (Carya illinoinensis (Wangenh.) K. Koch), paranoten (Bertholletia excelsa), pistachenoten (Pistacia vera), macadamianoten (Macadamia ternifolia) en producten op basis van noten, met uitzondering van noten die worden gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten.

9.

Selderij en producten op basis van selderij.

10.

Mosterd en producten op basis van mosterd.

11.

Sesamzaad en producten op basis van sesamzaad.

12.

Zwaveldioxide en sulfieten in concentraties van meer dan 10 mg/kg of 10 mg/l uitgedrukt als totaalgehalte aan SO2 moeten worden berekend voor producten die worden voorgesteld als klaar voor consumptie of als weer in de oorspronkelijke staat gebracht volgens de instructies van de fabrikanten.

13.

Lupine en producten op basis van lupine.

14.

Weekdieren en producten op basis van weekdieren.

(1)  En producten daarvan, voor zover het proces dat zij hebben ondergaan naar verwachting niet zal leiden tot een grotere allergeniciteit dan de EFSA in het desbetreffende uitgangsproduct heeft vastgesteld.


BIJLAGE III

LEVENSMIDDELEN WAARVAN DE ETIKETTERING EEN OF MEER AANVULLENDE VERMELDINGEN MOET OMVATTEN

TYPE OF CATEGORIE LEVENSMIDDELEN

VERMELDINGEN

1.   Levensmiddelen die in bepaalde gassen zijn verpakt

1.1.

Levensmiddelen waarvan de houdbaarheid is verlengd door middel van verpakkingsgassen die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„Verpakt onder beschermende atmosfeer”.

2.   Levensmiddelen die zoetstoffen bevatten

2.1.

Levensmiddelen die een of meer zoetstoffen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„met zoetstof(fen)”: deze vermelding wordt tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

2.2.

Levensmiddelen die zowel toegevoegde suiker(s) als een of meer zoetstoffen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„met suiker(s) en zoetstof(fen)”: deze vermelding wordt tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

2.3.

Levensmiddelen die aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)” wordt vermeld op het etiket indien aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout enkel is opgenomen in de lijst met ingrediënten door een verwijzing naar het E-nummer.

„bevat een bron van fenylalanine” wordt vermeld op het etiket indien aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout met specifieke naam is opgenomen in de lijst met ingrediënten.

2.4.

Levensmiddelen die meer dan 10 % toegevoegde polyolen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben”.

3.   Levensmiddelen die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten

3.1.

Zoetwaren en dranken die glycyrrizine zuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van de toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 100 mg/kg of 10 mg/l of meer.

onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden de woorden „bevat zoethout” toegevoegd, tenzij het woord zoethout al voorkomt in de lijst van ingrediënten of in de benaming van het product. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

3.2.

Zoetwaren die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 4 g/kg of meer.

„bevat zoethout — mensen met hoge bloeddruk dienen overmatig gebruik te vermijden” moet onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden toegevoegd. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

3.3.

Dranken die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van de toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 50 mg/l of meer, dan wel 300 mg/l of meer in geval van dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent (1).

„bevat zoethout - mensen met hoge bloeddruk dienen overmatig gebruik te vermijden” moet onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden toegevoegd. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

4.   Dranken met hoog cafeïnegehalte of levensmiddelen met toegevoegde cafeïne

4.1.

Dranken, met uitzondering van die op basis van koffie, thee of koffie- of thee-extract, waarvan de benaming de term „koffie” of „thee” omvat en die:

bestemd zijn om ongewijzigd te worden geconsumeerd en meer dan 150 mg/l aan cafeïne, van welke bron ook, bevatten, of

na reconstitutie van het geconcentreerde of gehydrateerde product meer dan 150 mg/l aan cafeïne, ongeacht de herkomst ervan, bevatten.

„Hoog cafeïnegehalte. Niet aanbevolen voor kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van de drank, gevolgd door vermelding tussen haakjes en overeenkomstig artikel 13, lid 1, van het cafeïnegehalte uitgedrukt in mg/100 ml.

4.2.

Andere levensmiddelen dan dranken, waaraan cafeïne is toegevoegd met fysiologische doeleinden.

„Bevat cafeïne. Niet aanbevolen voor kinderen en zwangere vrouwen” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van het levensmiddel, gevolgd door vermelding tussen haakjes en overeenkomstig artikel 13, lid 1, van het cafeïnegehalte uitgedrukt in mg/100 g/ml. Voor voedingssupplementen wordt het cafeïnegehalte uitgedrukt per in de etikettering voor dagelijkse consumptie aanbevolen portie.

5.   Levensmiddelen met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters

5.1.

Levensmiddelen of levensmiddeleningrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen of fytostanolesters.

(1)

„met toegevoegde plantensterolen” of „met toegevoegde plantenstanolen” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van het levensmiddel;

(2)

het gehalte aan toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen of fytostanolesters (uitgedrukt als percentage of in g vrije plantensterolen/plantenstanolen per 100 g of 100 ml levensmiddel) wordt in de lijst van ingrediënten vermeld;

(3)

een vermelding dat het levensmiddel uitsluitend bedoeld is voor mensen die hun bloedcholesterolgehalte willen verlagen;

(4)

een vermelding dat patiënten die cholesterolverlagende geneesmiddelen gebruiken, het product uitsluitend onder toezicht van een arts mogen gebruiken;

(5)

een goed zichtbare vermelding dat het levensmiddel uit voedingsoogpunt mogelijk niet geschikt is voor zwangere en borstvoedende vrouwen en kinderen jonger dan vijf jaar;

(6)

advies om het levensmiddel te gebruiken als onderdeel van een evenwichtige en gevarieerde voeding, waarbij regelmatig groente en fruit worden gegeten om het carotenoïdengehalte op peil te houden;

(7)

in hetzelfde gezichtsveld als de onder punt 3) bedoelde vermelding een aparte vermelding dat een consumptie van meer dan 3 g toegevoegde plantensterolen/plantenstanolen per dag dient te worden vermeden;

(8)

een definitie van een portie van het betrokken levensmiddel of voedselingrediënt (bij voorkeur in g of ml), waarbij de hoeveelheid plantensterolen/plantenstanolen per portie wordt aangegeven.

6.   Diepgevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten

6.1.

Bevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten.

de datum van invriezing of de datum van de eerste invriezing wanneer het product meer dan een keer ingevroren is, in overeenstemming met punt 3) van bijlage X.


(1)  De bedoelde gehalten gelden voor het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant.


BIJLAGE IV

DEFINITIE VAN DE X-HOOGTE

x - HOOGTE

Image

Legenda

1

Stokletterlijn

2

Hoofdletterlijn

3

Hanglijn

4

Basislijn

5

Staartletterlijn

6

x-hoogte

7

Corpsgrootte


BIJLAGE V

LEVENSMIDDELEN DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN DE VERPLICHTE VOEDINGSWAARDEVERMELDING

1.

Onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

2.

Verwerkte producten die als enige vorm van verwerking zijn gerijpt en die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

3.

Water bestemd voor menselijke consumptie, inclusief water waarbij de enige toegevoegde ingrediënten kooldioxide en/of aroma’s zijn.

4.

Een kruid, een specerij of mengsels daarvan.

5.

Zout en zoutvervangers.

6.

Tafelzoetstoffen.

7.

Producten die vallen onder Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake extracten van koffie en extracten van cichorei (1), hele of gemalen koffiebonen en hele of gemalen cafeïnevrije koffiebonen.

8.

Kruiden- en vruchtenthee, thee, cafeïnevrije thee, instant- of oplosthee of thee-extract, cafeïnevrije instant- of oplosthee of thee-extract, die geen andere toegevoegde ingrediënten bevatten dan aroma’s die niets veranderen aan de voedingswaarde van de thee.

9.

Gefermenteerde azijn of vervangers van azijn, inclusief die waarbij de enige toegevoegde ingrediënten aroma’s zijn.

10.

Aroma’s.

11.

Levensmiddelenadditieven.

12.

Technische hulpstoffen.

13.

Voedingsenzymen.

14.

Gelatine.

15.

Jamgeleermiddel.

16.

Gist.

17.

Kauwgom.

18.

Levensmiddelen in verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 25 cm2 bedraagt.

19.

Levensmiddelen, met inbegrip van ambachtelijke levensmiddelen, die rechtstreeks door de producent in kleine hoeveelheden worden geleverd aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.

(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 26.


BIJLAGE VI

BENAMING VAN HET LEVENSMIDDEL EN SPECIFIEKE VERMELDINGEN DIE TEZAMEN MET DE BENAMING MOETEN WORDEN AANGEBRACHT

DEEL A —   VERPLICHTE VERMELDINGEN DIE TEZAMEN MET DE BENAMING MOETEN WORDEN AANGEBRACHT

1.

De benaming van het levensmiddel omvat of gaat vergezeld van vermeldingen inzake de fysische toestand waarin het levensmiddel zich bevindt of de specifieke behandeling die het heeft ondergaan (bijvoorbeeld poeder, opnieuw ingevroren, gevriesdroogd, snelgevroren, concentraat, gerookt), in alle gevallen waarin het weglaten van deze informatie de koper zou kunnen misleiden.

2.

Voor levensmiddelen die vóór verkoop diepgevroren waren en ontdooid worden verkocht, gaat de benaming van het levensmiddel vergezeld van de vermelding „ontdooid”.

Deze eis is niet van toepassing op:

a)

ingrediënten aanwezig in het eindproduct;

b)

levensmiddelen waarvoor invriezing een technologisch noodzakelijke stap is in het productieproces;

c)

levensmiddelen waarvoor ontdooiing geen negatieve invloed heeft op de veiligheid of kwaliteit van het levensmiddel.

Deze bepaling laat de toepassing van punt 1 onverlet.

3.

Op met ioniserende straling behandelde levensmiddelen wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

„doorstraald” of „behandeld met ioniserende straling” en andere aanwijzingen zoals vermeld in Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (1).

4.

Voor voedsel waarbij een ingrediënt of bestanddeel waarvan de consument verwacht dat het van nature aanwezig of normaliter gebruikt is, vervangen is door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt, vermeldt het etiket, naast de lijst van ingrediënten, duidelijk het bestanddeel of ingrediënt dat ter gehele of gedeeltelijke vervanging is gebruikt:

a)

dicht in de buurt van de benaming van het product, en

b)

met een lettergrootte met een x-hoogte van ten minste 75 % van de x-hoogte van de benaming van het product, en niet kleiner dan de in artikel 13, lid 2, vastgelegde minimumlettergrootte.

5.

Ingeval van vleesproducten, vleesbereidingen en visserijproducten die toegevoegde eiwitten bevatten, met inbegrip van gehydrolyseerde eiwitten, van een andere dierlijke oorsprong, wordt in de benaming van het levensmiddel melding gemaakt van de aanwezigheid van deze eiwitten en van hun oorsprong.

6.

Ingeval van vleesproducten en vleesbereidingen die eruit zien als een lap, braadstuk, plak, portie of karkas, bevat de benaming van het levensmiddel een vermelding van de aanwezigheid van toegevoegd water indien het toegevoegde water meer dan 5 % uitmaakt van het gewicht van het afgewerkte product. Hetzelfde geldt voor visserijproducten en bereide visserijproducten die eruit zien als een lap, braadstuk, plak, portie, filet of als een volledig visserijproduct.

7.

Vleesproducten, vleesbereidingen en visserijproducten die de indruk wekken dat ze uit één stuk vlees of vis gemaakt zijn, maar eigenlijk bestaan uit verschillende stukken die gecombineerd zijn door middel van andere ingrediënten, met inbegrip van levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen of op andere manieren, is de volgende vermelding aangebracht:

In het Bulgaars

:

„формовано месо” en „формована риба”;

In het Spaans

:

„combinado de piezas de carne” en „combinado de piezas de pescado”;

In het Tsjechisch

:

„ze spojovaných kousků masa” en „ze spojovaných kousků rybího masa”;

In het Deens

:

„Sammensat af stykker af kød” en „Sammensat af stykker af fisk”;

In het Duits

:

„aus Fleischstücken zusammengefügt” en „aus Fischstücken zusammengefügt”;

In het Ests

:

„liidetud liha” en „liidetud kala”;

In het Grieks

:

„μορφοποιημένο κρέας” en „μορφοποιημένο ψάρι”;

In het Engels

:

„formed meat” en „formed fish”;

In het Frans

:

„viande reconstituée” en „poisson reconstitué”;

In het Iers

:

„píosaí feola ceangailte” en „píosaí éisc ceangailte”;

in het Italiaans

:

„carne ricomposta” en „pesce ricomposto”;

In het Lets

:

„formēta gaļa” en „formēta zivs”;

In het Litouws

:

„sudarytas (-a) iš mėsos gabalų” en „sudarytas (-a) iš žuvies gabalų”;

In het Hongaars

:

„darabokból újraformázott hús” en „darabokból újraformázott hal”;

In het Maltees

:

„laħam rikostitwit” en „ħut rikostitwit”;

In het Nederlands

:

„samengesteld uit stukjes vlees” en „samengesteld uit stukjes vis”;

In het Pools

:

„z połączonych kawałków mięsa” en „z połączonych kawałków ryby”;

In het Portugees

:

„carne reconstituída” en „peixe reconstituído”;

In het Roemeens

:

„carne formată” en „carne de pește formată”;

In het Slowaaks

:

„spájané alebo formované mäso” en „spájané alebo formované ryby”;

In het Sloveens

:

„sestavljeno, iz koščkov oblikovano meso” en „sestavljene, iz koščkov oblikovane ribe”;

In het Fins

:

„paloista yhdistetty liha” en „paloista yhdistetty kala”;

In het Zweeds

:

„sammanfogade bitar av kött” en „sammanfogade bitar av fisk”.

DEEL B —   SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AANDUIDING VAN „GEHAKT VLEES”

1.

Samenstellingscriteria, gecontroleerd op grond van een dagelijks gemiddelde:

 

Vetgehalte

Verhouding collageen/vleeseiwit (2)

mager gehakt

≤ 7 %

≤ 12 %

puur rundergehakt

≤ 20 %

≤ 15 %

gehakt dat varkensvlees bevat

≤ 30 %

≤ 18 %

gehakt van andere soorten

≤ 25 %

≤ 15 %

2.

In aanvulling op de voorschriften van hoofdstuk IV van sectie V van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden de volgende woorden op de etikettering aangebracht:

„vetgehalte minder dan …”,

„verhouding collageen/vleeseiwit minder dan …”.

3.

De lidstaten mogen toestaan dat op hun nationale markt gehakt dat niet voldoet aan de in punt 1 van dit deel vastgestelde criteria, in de handel wordt gebracht met een nationaal merk dat niet kan worden verward met de merken bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004.

DEEL C —   SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AANDUIDING VAN WORSTVELLEN

Wanneer een worstvel niet eetbaar is, moet dit worden vermeld.


(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16.

(2)  De collageen/vleeseiwitverhouding wordt uitgedrukt als het percentage collageen in het vleeseiwit. Het collageengehalte bedraagt achtmaal het hydroxyprolinegehalte.


BIJLAGE VII

VERMELDING EN AANDUIDING VAN INGREDIËNTEN

DEEL A —   SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE VERMELDING VAN DE INGREDIËNTEN IN DALENDE VOLGORDE VAN GEWICHT

Categorie ingrediënt

Bepaling betreffende vermelding naar gewicht

1.

Toegevoegd water en vluchtige ingrediënten.

Worden in de lijst vermeld in volgorde van hun gewicht in het eindproduct. De hoeveelheid water die als ingrediënt aan een levensmiddel is toegevoegd, wordt berekend door van de totale hoeveelheid eindproduct de totale hoeveelheid aan andere gebruikte ingrediënten af te trekken. Deze hoeveelheid behoeft niet te worden meegerekend indien zij in gewicht niet meer bedraagt dan 5 % van het eindproduct. Deze afwijking geldt niet voor vlees, vleesbereidingen, onverwerkte visserijproducten, en onverwerkte tweekleppige weekdieren.

2.

Ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de vervaardiging weer in hun oorspronkelijke toestand worden gebracht.

Mogen op de lijst worden opgenomen volgens hun gewicht vóór concentratie of dehydratatie.

3.

Ingrediënten die worden gebruikt in geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen, waaraan water moet worden toegevoegd om ze weer in hun oorspronkelijke toestand te brengen.

Mogen in de lijst worden vermeld in de volgorde van de hoeveelheden in het gereconstitueerde product, mits de lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „ingrediënten van het weer in oorspronkelijke staat gebrachte product” of „ingrediënten van het gebruiksklare product”.

4.

Vruchten, groenten of paddenstoelen, waarvan geen enkele aanmerkelijk in gewicht overheerst en die in verhoudingen die waarschijnlijk wisselen, in een mengsel als ingrediënten in een levensmiddel worden gebruikt.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „vruchten”, „groenten” of „paddenstoelen”, gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”, onmiddellijk gevolgd door een lijst van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen. In dergelijke gevallen wordt het mengsel overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen in de ingrediëntenlijst vermeld.

5.

Mengsels van specerijen of kruiden waarin geen van deze producten aanmerkelijk in gewicht overheerst.

Mogen in een andere volgorde worden vermeld, mits die lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „in wisselende verhouding”.

6.

Ingrediënten die voor minder dan 2 % in het eindproduct aanwezig zijn.

Mogen in een andere volgorde na de andere ingrediënten worden vermeld.

7.

Soortgelijke of onderling verwisselbare ingrediënten die voor de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel kunnen worden gebruikt zonder de samenstelling of gepercipieerde waarde ervan te wijzigen, en mits deze minder dan 2 % van het eindproduct uitmaken.

Mogen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen met de vermelding „bevat … en/of …”, wanneer ten minste één van ten hoogste twee ingrediënten in het eindproduct aanwezig is. Deze bepaling is niet van toepassing op levensmiddelenadditieven of ingrediënten die vermeld staan in deel C van deze bijlage, noch op stoffen of producten van bijlage II die allergieën en intoleranties veroorzaken.

8.

Geraffineerde oliën van plantaardige oorsprong.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „plantaardige oliën”, onmiddellijk gevolgd door een lijst met aanduidingen van de specifieke plantaardige oorsprong, en mogen worden gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”. Indien ze tezamen worden opgenomen, worden plantaardige oliën overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige plantaardige oliën in de ingrediëntenlijst vermeld.

De vermelding „geheel gehard”of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een geharde olie.

9.

Geraffineerde vetten van plantaardige oorsprong.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „plantaardige vetten”, onmiddellijk gevolgd door een lijst met aanduidingen van de specifieke plantaardige oorsprong, en mogen worden gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”. Indien ze tezamen worden opgenomen, worden plantaardige vetten overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige plantaardige vetten in de ingrediëntenlijst vermeld.

De vermelding „geheel dan wel gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een gehard vet.

DEEL B —   AANDUIDING VAN BEPAALDE INGREDIËNTEN DOOR DE BENAMING VAN EEN CATEGORIE IN PLAATS VAN DOOR EEN SPECIFIEKE BENAMING

Onverminderd artikel 21 mogen ingrediënten die tot één van de hieronder vermelde categorieën levensmiddelen behoren en die bestanddelen zijn van een ander levensmiddel, worden aangeduid met de naam van die categorie in plaats van met de specifieke naam.

Categorie levensmiddelen

Aanduiding

1.

Geraffineerde oliën van dierlijke oorsprong

„Olie”, nader omschreven met het adjectief „dierlijk”, of de vermelding van de specifieke dierlijke oorsprong.

De vermelding „geheel gehard” of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een geharde olie.

2.

Geraffineerde vetten van dierlijke oorsprong

„Vet”, nader omschreven met het adjectief „dierlijk”, of de vermelding van de specifieke dierlijke oorsprong.

De vermelding „geheel gehard” of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een gehard vet.

3.

Mengsels van meel van twee of meer graansoorten

„Meel”, gevolgd door een lijst van de graansoorten waarvan het afkomstig is, in dalende volgorde van hun gewichtspercentage.

4.

Natief zetmeel en langs fysische weg of met enzymen gemodificeerd zetmeel

„Zetmeel”

5.

Alle soorten vis wanneer die vis een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de benaming en de presentatie van dit levensmiddel duiden op een speciaal soort vis

„Vis”

6.

Alle soorten kaas wanneer de kaas of het mengsel van kaassoorten een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de benaming en de presentatie van dit levensmiddel duiden op een speciale kaassoort

„Kaas”

7.

Alle specerijen die niet meer dan 2 % van het gewicht van het levensmiddel uitmaken

„Specerijen” of „gemengde specerijen”

8.

Alle kruiden of delen daarvan die niet meer dan 2 % van het gewicht van het levensmiddel uitmaken

„Kruid(en)” of „gemengde kruiden”

9.

Alle soorten gompreparaten die voor de bereiding van gom als basis voor kauwgom worden gebruikt

„Gom”

10.

Alle soorten paneermeel

„Paneermeel”

11.

Alle categorieën sacharose

„Suiker”

12.

Watervrije dextrose en dextrosemonohydraat

„Dextrose”

13.

Glucosestroop en gedehydreerde glucosestroop

„Glucosestroop”

14.

Alle melkeiwitten (caseïne, caseïnaten en eiwitten van wei) en mengsels daarvan

„Melkeiwitten”

15.

Cacaopersboter, cacaowringboter of geraffineerde cacaoboter

„Cacaoboter”

16.

Alle soorten wijnen die vallen onder bijlage XI ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (1)

„Wijn”

17.

De skeletspieren (2) van als voor de menselijke consumptie geschikt erkende zoogdier- en vogelsoorten, met de van nature ingesloten of aanhangende weefsels, waarvan de totale gehalten aan vet en bindweefsel de hieronder vermelde waarden niet overschrijden en wanneer het vlees een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel. Maximumgehalten aan vet en bindweefsel voor de met de term „… vlees” aangeduide ingrediënten.

Soort

Vetgehalte

Verhouding collageen/vleeseiwit (4)

Zoogdieren (konijnen en varkens uitgezonderd) en diverse soorten met overwegend zoogdieren

25  %

25  %

Varkens

30  %

25  %

Vogels en konijnen

15  %

10  %

Wanneer de maximumgehalten aan vet en/of bindweefsel worden overschreden en aan alle andere criteria van de definitie van „vlees” wordt voldaan, moet het gehalte aan „… vlees” dienovereenkomstig worden verlaagd en moet de lijst van ingrediënten naast de categorienaam „… vlees” ook de vermelding van het vet en/of bindweefsel bevatten.

Producten die aan de definitie van „separatorvlees” beantwoorden, vallen niet onder deze definitie.

„… vlees”, voorafgegaan door de naam/namen (3) van de diersoort(en) waarvan het afkomstig is.

18.

Alle soorten producten die aan de definitie van „separatorvlees” beantwoorden.

„separatorvlees”, voorafgegaan door de naam/namen (3) van de diersoort(en) waarvan het afkomstig is.

DEEL C —   AANDUIDING VAN BEPAALDE INGREDIËNTEN MET DE NAAM VAN HUN CATEGORIE, GEVOLGD DOOR HUN SPECIFIEKE BENAMING OF HET E-NUMMER

Onverminderd artikel 21 moeten andere levensmiddelenadditieven en levensmiddelenenzymen dan die vermeld in artikel 20, onder b), die behoren tot één van de in dit deel opgenomen categorieën, worden aangeduid met de naam van die categorie, gevolgd door hun specifieke benaming of, in voorkomend het geval, het E-nummer. Ingeval een ingrediënt tot meer dan één categorie behoort, wordt de categorie vermeld die past bij de voornaamste functie in het betrokken levensmiddel.

 

Voedingszuur

 

Zuurteregelaar

 

Antiklontermiddel

 

Antischuimmiddel

 

Antioxidant

 

Vulstof

 

Kleuren

 

Emulgator

 

Smeltzout (5)

 

Verstevigingsmiddel

 

Smaakversterker

 

Meelverbeteraar

 

Schuimmiddel

 

Geleermiddel

 

Glansmiddel

 

Bevochtigingsmiddel

 

Gemodificeerd zetmeel (6)

 

Conserveermiddel

 

Drijfgas

 

Rijsmiddel

 

Complexvormer

 

Stabilisator

 

Zoetstof

 

Verdikkingsmiddel

DEEL D —   AANDUIDING VAN AROMA’S IN DE LIJST VAN INGREDIËNTEN

1.

Aroma’s worden aangeduid met hetzij de termen:

„aroma(’s)”, hetzij een meer specifieke benaming of beschrijving van het aroma indien de aromatiserende component aroma’s bevat als omschreven in artikel 3, lid 2, onder b), c), d), e), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

rookaroma(’s), of rookaroma(’s) geproduceerd van levensmiddel(en) of categorie(n) of bron(nen) van levensmiddelen (b.v. van beukenhout geproduceerd rookaroma), indien de aromatiserende component aroma’s bevat als omschreven in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1334/2008 en het levensmiddel een rooksmaak verleent.

2.

De term „natuurlijk” voor de beschrijving van aroma’s geschiedt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1334/2008.

3.

Kinine en/of cafeïne die worden gebruikt als aroma bij de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel worden onmiddellijk na de term „aroma(’s)” met hun specifieke benaming in de lijst van ingrediënten vermeld.

DEEL E —   AANDUIDING VAN SAMENGESTELDE INGREDIËNTEN

1.

Een samengesteld ingrediënt mag onder zijn eigen benaming, voor zover die wettelijk erkend of algemeen bekend is, in de lijst van ingrediënten worden opgenomen in termen van zijn totale gewichtspercentage, onmiddellijk gevolgd door een lijst van zijn eigen ingrediënten.

2.

Onverminderd artikel 21 is de lijst van ingrediënten voor samengestelde ingrediënten niet verplicht:

a)

wanneer de samenstelling van het samengestelde ingrediënt door de geldende voorschriften van de Unie is vastgesteld en mits het samengestelde ingrediënt minder dan 2 % van het eindproduct uitmaakt; deze bepaling is echter niet van toepassing op levensmiddelenadditieven, behoudens de bepalingen van artikel 20, onder a) tot en met d), of

b)

voor uit mengsels van specerijen en/of kruiden samengestelde ingrediënten die minder dan 2 % van het eindproduct uitmaken, met uitzondering van levensmiddelenadditieven, behoudens de bepalingen van artikel 20, onder a) tot en met d), of

c)

wanneer het samengestelde ingrediënt een levensmiddel is waarvan de lijst van ingrediënten overeenkomstig de voorschriften van de Unie niet behoeft te worden vermeld.


(1)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  Het middenrif en de kauwspieren maken deel uit van de skeletspieren, terwijl het hart, de tong, de kopspieren (met uitzondering van de kauwspieren), het carpaal- en het tarsaalgewricht en de staart er geen deel van uitmaken.

(3)  Voor de etikettering in het Engels mag deze vermelding vervangen worden door de aan het vlees van de betrokken diersoort gegeven generieke naam.

(4)  De collageen/vleeseiwitverhouding wordt uitgedrukt als het percentage collageen in het vleeseiwit. Het collageengehalte bedraagt achtmaal het hydroxyprolinegehalte.

(5)  Alleen voor smeltkaas en producten op basis van smeltkaas.

(6)  De specifieke benaming of het E-nummer behoeft niet te worden vermeld.


BIJLAGE VIII

KWANTITATIEVE OPGAVE VAN DE INGREDIËNTEN

1.

De kwantitatieve opgave is niet vereist:

a)

voor een ingrediënt of categorie ingrediënten:

i)

waarvan het netto-uitlekgewicht is aangegeven overeenkomstig punt 5 van bijlage IX;

ii)

waarvan de hoeveelheid reeds krachtens de bepalingen van de Unie verplicht op het etiket moet worden vermeld;

iii)

dat/die in kleine doses ter verhoging van het aroma wordt toegevoegd, of

iv)

dat/die weliswaar voorkomt in de benaming van het levensmiddel, maar niet van dien aard is dat het/zij de keuze van de consument in het land van verkoop bepaalt omdat de variërende hoeveelheid niet van wezenlijk belang is om het levensmiddel te karakteriseren of het niet van soortgelijke levensmiddelen onderscheidt;

b)

wanneer specifieke bepalingen van de Unie de hoeveelheid van het ingrediënt of van de categorie ingrediënten nauwkeurig aangeven, zonder voor te schrijven dat deze op het etiket moet worden vermeld, of

c)

in de gevallen bedoeld in de punten 4 en 5 van deel A van bijlage VII.

2.

Artikel 22, lid 1, onder a) en b), is niet van toepassing in het geval van:

a)

ingrediënten of categorieën van ingrediënten waarvoor de vermelding „met zoetstof(fen)” of „met suiker(s) en zoetstof(fen)” geldt, indien die vermelding vergezeld gaat van de benaming van het levensmiddel overeenkomstig bijlage III, of

b)

toegevoegde vitaminen en mineralen, indien die stoffen onderworpen zijn aan een voedingswaardevermelding.

3.

De vermelding van de hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten:

a)

wordt uitgedrukt als percentage, overeenstemmend met de hoeveelheid van het ingrediënt of de ingrediënten op het ogenblik waarop het/zij wordt/worden gebruikt, en

b)

wordt aangebracht in of onmiddellijk naast de benaming van het levensmiddel of in de lijst van ingrediënten voor het ingrediënt of de categorie ingrediënten in kwestie.

4.

In afwijking van punt 3:

a)

wordt voor levensmiddelen waarbij door een thermische of andere behandeling vochtverlies is opgetreden, de hoeveelheid uitgedrukt als een percentage dat overeenkomt met de hoeveelheid van het gebruikte ingrediënt of de gebruikte ingrediënten ten opzichte van het eindproduct, tenzij die hoeveelheid of de totale hoeveelheid van alle op het etiket vermelde ingrediënten meer dan 100 % bedraagt, in welk geval de hoeveelheid wordt vermeld op grond van het gewicht van het (de) ingrediënt(en) dat (die) wordt (worden) gebruikt voor de bereiding van 100 g eindproduct;

b)

wordt de hoeveelheid vluchtige ingrediënten vermeld als hun gewichtspercentage in het eindproduct;

c)

kan de hoeveelheid ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de fabricage worden gereconstitueerd, worden vermeld als hun gewichtspercentage voordat zij werden geconcentreerd of gedroogd;

d)

kan, wanneer het om geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen gaat waaraan water moet worden toegevoegd, de hoeveelheid van de ingrediënten worden uitgedrukt als gewichtspercentage in het gereconstitueerde product.


BIJLAGE IX

VERMELDING VAN DE NETTOHOEVEELHEID

1.

De vermelding van de nettohoeveelheid is niet verplicht voor levensmiddelen:

a)

die aanzienlijk aan volume of gewicht verliezen en die per stuk worden verkocht dan wel in aanwezigheid van de koper worden gewogen;

b)

met een nettohoeveelheid van minder dan 5 g of 5 ml; deze bepaling is evenwel niet van toepassing op specerijen en kruiden, of

c)

die in de regel per stuk worden verkocht, mits het aantal stuks duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld, of, zo dit niet het geval is, in de etikettering is vermeld.

2.

Wanneer een bepaalde soort hoeveelheid (zoals nominale hoeveelheid, minimumhoeveelheid, gemiddelde hoeveelheid) moet worden vermeld volgens de bepalingen van de Unie of, als deze niet bestaan, volgens de nationale bepalingen, is deze hoeveelheid de nettohoeveelheid in de zin van deze verordening.

3.

Wanneer een voorverpakking bestaat uit twee of meer afzonderlijke voorverpakkingen die dezelfde hoeveelheid van hetzelfde product bevatten, wordt de nettohoeveelheid vermeld door het aangeven van de nettohoeveelheid van elke afzonderlijke verpakking en het totale aantal daarvan. Die vermeldingen zijn evenwel niet verplicht wanneer het totale aantal afzonderlijke verpakkingen duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld en wanneer ten minste één vermelding van de in elke afzonderlijke verpakking aanwezige nettohoeveelheid van buitenaf duidelijk kan worden gezien.

4.

Wanneer een voorverpakking bestaat uit twee of meer afzonderlijke verpakkingen die niet als verkoopeenheden worden beschouwd, wordt de nettohoeveelheid vermeld door het aangeven van de totale nettohoeveelheid en het totale aantal afzonderlijke verpakkingen.

5.

Wanneer een vast levensmiddel wordt aangeboden in een opgietvloeistof, wordt ook het netto-uitlekgewicht van dat levensmiddel vermeld. Van een geglansd levensmiddel wordt het gedeclareerde nettogewicht aangegeven exclusief het glazuur.

Voor de toepassing van dit punt worden onder „opgietvloeistof” de volgende producten en mengsels daarvan verstaan, ook wanneer zij bevroren of diepgevroren zijn, voor zover de vloeistof slechts van ondergeschikt belang is ten opzichte van de essentiële bestanddelen van die bereiding en derhalve niet doorslaggevend is voor de aankoop: water, waterige oplossingen van zouten, pekel, waterige oplossingen van voedingszuren, azijn, waterige oplossingen van suiker, waterige oplossingen van andere zoetstoffen, sap van vruchten of groenten voor wat groenten of fruit betreft.


BIJLAGE X

DATUM VAN MINIMALE HOUDBAARHEID, UITERSTE CONSUMPTIEDATUM EN DATUM VAN INVRIEZING

1.

De datum van minimale houdbaarheid wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden:

„Ten minste houdbaar tot …” wanneer in de datumaanduiding de dag is vermeld;

„Ten minste houdbaar tot einde …” in de andere gevallen.

b)

De in punt a) bedoelde vermeldingen gaan vergezeld van:

hetzij de datum zelf, of

hetzij een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven.

Zo nodig wordt hierna vermeld welke bewaarvoorschriften moeten worden nageleefd om de aangegeven houdbaarheid te waarborgen.

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en eventueel het jaar.

Wanneer het evenwel gaat om levensmiddelen:

met een houdbaarheid van minder dan drie maanden, kan worden volstaan met de vermelding van de dag en de maand,

met een houdbaarheid van ten minste drie en ten hoogste achttien maanden, kan worden volstaan met de vermelding van de maand en het jaar,

met een houdbaarheid van meer dan achttien maanden, kan worden volstaan met de vermelding van het jaar.

d)

Behoudens de bepalingen van de Unie waarbij andere datumaanduidingen worden voorgeschreven, is de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid niet vereist voor:

verse groenten en vers fruit, inclusief aardappelen, die niet zijn geschild of gesneden of soortgelijke bewerkingen hebben ondergaan; deze afwijking geldt niet voor gekiemde zaden en soortgelijke producten, zoals scheuten van peulvruchten,

wijn, likeurwijn, mousserende wijn, gearomatiseerde wijn en soortgelijke uit andere vruchten dan druiven verkregen producten, alsmede uit druiven of druivenmost vervaardigde dranken van de GN-code 2206 00,

dranken met een alcoholgehalte van 10 of meer volumeprocent,

broodbakkerij- of banketbakkerijproducten die naar hun aard bestemd zijn om binnen 24 uur na de bereiding te worden geconsumeerd,

azijn,

keukenzout,

suikers in vaste vorm,

suikergoedproducten bijna uitsluitend bestaande uit gearomatiseerde en/of gekleurde suikers,

kauwgom en soortgelijke producten om te kauwen.

2.

De datum van minimale houdbaarheid wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden „te gebruiken tot …”;

b)

De vermelding in punt a) gaat vergezeld van:

hetzij de datum zelf, of

hetzij een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven.

Die vermeldingen worden gevolgd door een beschrijving van de bewaarvoorschriften.

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en eventueel het jaar;

d)

De uiterste gebruiksdatum wordt op elke afzonderlijke voorverpakte portie vermeld.

3.

De in punt 6 van bijlage III bedoelde datum van invriezing of datum van eerste invriezing wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden „ingevroren op …”;

b)

De vermelding in punt a) gaat vergezeld van:

de datum zelf, of

een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven;

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en het jaar.


BIJLAGE XI

VLEESSOORTEN WAARVOOR DE VERMELDING VAN HET LAND VAN OORSPRONG OF DE PLAATS VAN HERKOMST VERPLICHT IS

GN-codes

(Gecombineerde nomenclatuur 2010)

Beschrijving

0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren

0204

Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

Ex02 07

Vlees van pluimvee bedoeld bij post 0105 , vers, gekoeld of bevroren


BIJLAGE XII

ALCOHOLGEHALTE

Het effectieve alcoholvolumegehalte van dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % wordt aangegeven door een cijfer met ten hoogste één decimaal. Het wordt gevolgd door het symbool „% vol.” en kan worden voorafgegaan door het woord „alcohol” of door de afkorting „alc.”.

Het alcoholgehalte wordt bepaald bij 20 °C.

De toleranties, in positieve en in negatieve zin, die bij de vermelding van het alcoholgehalte zijn toegelaten, staan, uitgedrukt in absolute waarden, vermeld in de volgende tabel. Zij zijn van toepassing onverminderd de toleranties die voortvloeien uit de voor de bepaling van het alcoholgehalte toegepaste analysemethode.

Beschrijving van de drank

Positieve of negatieve tolerantie

1.

Biersoorten van GN-code 2203 00 en een alcoholgehalte van ten hoogste 5,5 % vol.; niet-mousserende dranken van GN-code 2206 00 , verkregen van druiven;

0,5 % vol.

2.

Biersoorten met een alcoholgehalte van meer dan 5,5 % vol.; mousserende dranken van GN-code 2206 00 , verkregen van druiven, ciders, perendrank, fruitwijnen en soortgelijke dranken die vervaardigd zijn van andere vruchten dan druiven, eventueel parelend of mousserend; honingdrank;

1 % vol.

3.

Dranken met gemacereerde vruchten of plantendelen;

1,5 % vol.

4.

Andere dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent.

0,3 % vol.


BIJLAGE XIII

REFERENTIE-INNAMES

DEEL A —   DAGELIJKSE REFERENTIE-INNAMES VOOR VITAMINEN EN MINERALEN (VOLWASSENEN)

1.   Vitaminen en mineralen die kunnen worden vermeld en hun voedingswaardereferenties

Vitamine A (μg)

800

Vitamine D (μg)

5

Vitamine E (mg)

12

Vitamine K (μg)

75

Vitamine C (mg)

80

Thiamine (mg)

1,1

Riboflavine (mg)

1,4

Niacine (mg)

16

Vitamine B6 (mg)

1,4

Foliumzuur (μg)

200

Vitamine B12 (μg)

2,5

Biotine (mg)

50

Pantotheenzuur (mg)

6

Kalium (mg)

2 000

Chloride (mg)

800

Calcium (mg)

800

Fosfor (mg)

700

Magnesium (mg)

375

IJzer (mg)

14

Zink (mg)

10

Koper(mg)

1

Mangaan (mg)

2

Fluoride (mg)

3,5

Seleen (μg)

55

Chroom (μg)

40

Molybdeen (μg)

50

Jood (μg)

150

2.   Significante hoeveelheid vitaminen en mineralen

In de regel moet voor het bepalen van wat een significante hoeveelheid is, worden uitgegaan van de volgende waarden:

15 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 g of 100 ml voor andere producten dan dranken;

7,5 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 g of 100 ml voor dranken, of

15 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per portie voor verpakkingen die één portie bevatten.

DEEL B —   REFERENTIE-INNAMES VOOR ENERGIE EN BEPAALDE ANDERE NUTRIËNTEN DAN VITAMINEN EN MINERALEN (VOLWASSENEN)

Energie of nutriënt

Referentie-inname

Energie

8 400  kJ (2 000  kcal)

Totale vetten

70  g

Verzadigde vetzuren

20  g

Koolhydraten

260  g

Suikers

90  g

Eiwitten

50  g

Zout

6  g


BIJLAGE XIV

OMREKENINGSFACTOREN

OMREKENINGSFACTOREN VOOR DE BEREKENING VAN ENERGIE

Bij de berekening van de te declareren energetische waarde worden de volgende omrekeningsfactoren gebruikt:

koolhydraten (met uitzondering van polyolen)

17 kJ/g - 4 kcal/g

polyolen

10 kJ/g - 2,4 kcal/g

eiwitten

17 kJ/g - 4 kcal/g

vetten

37 kJ/g - 9 kcal/g

salatrims

25 kJ/g - 6 kcal/g

alcohol (ethanol)

29 kJ/g - 7 kcal/g

organische zuren

13 kJ/g - 3 kcal/g

vezels

8 kJ/g - 2 kcal/g

erytritol

0 kJ/g - 0 kcal/g


BIJLAGE XV

UITDRUKKING EN PRESENTATIE VAN DE VOEDINGSWAARDEVERMELDING

In de voedingswaardevermelding voor energie (kilojoules (kJ) en kilocalorieën (kcal)) en massa (grammen (g), milligrammen (mg), of microgrammen (μg)) wordt, afhankelijk van het geval, gebruikgemaakt van de volgende meeteenheden en volgorde van presentatie van de informatie:

energie

kJ/kcal

vetten

g

waarvan

verzadigde vetzuren

g

enkelvoudig onverzadigde vetzuren

g

meervoudig onverzadigde vetzuren

g

koolhydraten

g

waarvan

suikers

g

polyolen

g

zetmeel

g

vezels

g

eiwitten

g

zout

g

vitaminen en mineralen

de in punt 1 van deel A van bijlage XIII aangegeven eenheden


Top