Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0438

    Verordening (EU) nr. 438/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

    PB L 132 van 29.5.2010, p. 3–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/12/2014; opgeheven door 32013R0576

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/438/oj

    29.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 132/3


    VERORDENING (EU) Nr. 438/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 19 mei 2010

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4, onder b),

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, alsmede de regels betreffende de controle van dat verkeer.

    (2)

    Bij artikel 5 van Verordening (EG) nr. 998/2003 worden bepalingen vastgesteld inzake het verkeer tussen lidstaten van honden, katten en fretten, zoals vermeld in de delen A en B van bijlage I bij die verordening. Krachtens artikel 5, lid 1, onder a), van die verordening moeten die gezelschapsdieren door middel van een elektronisch identificatiesysteem (transponder) geïdentificeerd zijn. Gedurende een overgangsperiode van acht jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van die verordening, worden die gezelschapsdieren geacht ook geïdentificeerd te zijn wanneer zij een duidelijk leesbare tatoeage dragen.

    (3)

    Artikel 4, lid 1, en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 998/2003 bepalen dat wanneer de transponder niet aan ISO-norm 11784 of aan bijlage A bij ISO-norm 11785 voldoet, de eigenaar of de natuurlijke persoon die namens de eigenaar voor het gezelschapsdier verantwoordelijk is, bij elke controle de voor het lezen van de transponder benodigde middelen moet verstrekken.

    (4)

    Ter vermijding van onnodige verstoringen, met name van het verkeer van gezelschapsdieren uit derde landen, is het noodzakelijk de verwijzingen naar deze ISO-normen nauwkeuriger te formuleren voordat het gebruik van transponders verplicht wordt. Gezien de technische aard van die verwijzingen, is het raadzaam deze in een bijlage bij Verordening (EG) nr. 998/2003 op te nemen en de artikelen 4 en 14 van die verordening dienovereenkomstig te wijzigen.

    (5)

    Voorts bepaalt artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 998/2003 dat honden, katten en fretten vergezeld moeten gaan van een paspoort dat is afgegeven door een door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts en waarin wordt verklaard dat een overeenkomstig de aanbevelingen van het laboratorium van productie geldig vaccin tegen rabiës is toegediend aan het betrokken dier met een geïnactiveerd vaccin tegen rabiës met ten minste één antigeneenheid per dosis (WHO-norm). Sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn er ook recombinante vaccins beschikbaar gekomen voor de vaccinatie tegen rabiës.

    (6)

    Om het verkeer, met name uit derde landen, van met recombinante vaccins ingeënte honden, katten en fretten mogelijk te maken, moet ook voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 998/2003 toestemming worden gegeven voor het gebruik van dergelijke vaccins in overeenstemming met bepaalde in een bijlage bij die verordening vastgelegde technische vereisten.

    (7)

    Wanneer de vaccins in een lidstaat worden toegediend, moet daarvoor een vergunning voor het in de handel brengen zijn afgegeven overeenkomstig hetzij Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (4), hetzij Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (5).

    (8)

    Wanneer de vaccins in een derde land worden toegediend, moeten zij voldoen aan de minimumveiligheidsnormen overeenkomstig het desbetreffende hoofdstuk van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals (Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).

    (9)

    Voorts dienen op wetenschappelijke gegevens gebaseerde voorschriften — vergelijkbaar met die voor rabiës — te worden vastgesteld. Die voorschriften dienen preventieve gezondheidsmaatregelen te omvatten voor het verkeer van gezelschapsdieren met betrekking tot andere ziekten die die dieren kunnen treffen, voor zover die preventiemaatregelen in verhouding staan tot het risico van de verspreiding van die ziekten als gevolg van dergelijk verkeer.

    (10)

    Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 gelden er voor de binnenkomst van honden en katten in Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk aanvullende voorschriften vanwege de bijzondere situatie ten aanzien van rabiës in die lidstaten. Die bepaling is als overgangsmaatregel tot en met 30 juni 2010 van toepassing.

    (11)

    Overeenkomstig die aanvullende voorschriften moeten honden en katten bij binnenkomst op het grondgebied van die lidstaten geïdentificeerd zijn door middel van een transponder, tenzij de lidstaat van bestemming ook de identificatie van het dier door middel van een duidelijk leesbare tatoeage toestaat. Voorts omvatten die voorschriften de verplichte titratie van antilichamen die voor de binnenkomst van die gezelschapsdieren op het grondgebied van die lidstaten wordt uitgevoerd om beschermende antilichaamtiters tegen rabiës te bevestigen.

    (12)

    De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot preventieve gezondheidsmaatregelen inzake andere ziekten dan rabiës, alsmede wijzigingen van de technische voorschriften voor de identificatie van dieren en voor de vaccinatie tegen rabiës zoals vastgelegd in de bijlagen, overeenkomstig deze verordening, ingevoegd in Verordening (EG) nr. 998/2003. Van bijzonder belang is dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.

    (13)

    Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 998/2003 legt de voorwaarden vast voor het verkeer van honden, katten en fretten uit derde landen, afhankelijk van de rabiëssituatie in het derde land van oorsprong en in de lidstaat van bestemming.

    (14)

    Artikel 8, lid 1, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt dat bij het verkeer van gezelschapsdieren uit bepaalde derde landen naar Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk de aanvullende voorschriften overeenkomstig artikel 6 van die verordening van toepassing zijn. Die derde landen worden vermeld in afdeling 2 van deel B en in deel C van bijlage II bij die verordening.

    (15)

    Artikel 8, lid 1, onder b), ii), van Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt dat gezelschapsdieren bij het verkeer uit andere derde landen in quarantaine geplaatst moeten worden, behalve indien zij na binnenkomst in de Unie met de eisen van artikel 6 van die verordening in overeenstemming zijn gebracht.

    (16)

    Voorts bepaalt artikel 16 van Verordening (EG) nr. 998/2003 dat Finland, Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, wat betreft echinokokkose, en Ierland, Malta en het Verenigd Koninkrijk, wat betreft teken, de binnenkomst van gezelschapsdieren op hun grondgebied afhankelijk mogen stellen van de inachtneming van de bijzondere voorschriften die gelden op de datum van inwerkingtreding van die verordening. Die bepaling is als overgangsmaatregel tot en met 30 juni 2010 van toepassing.

    (17)

    Artikel 23 van Verordening (EG) nr. 998/2003 bepaalt dat de Commissie, na advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over de noodzaak van handhaving van de serologische test en op basis van opgedane ervaring en van een risicobeoordeling een verslag indient bij het Europees Parlement en de Commissie, dat vergezeld gaat van passende voorstellen om de regeling te bepalen die vanaf 1 juli 2010 voor de artikelen 6, 8 en 16 van die verordening gelden.

    (18)

    Met het oog op de bepaling van die regeling heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd op basis van diverse recente overlegrondes en van het op 8 oktober 2007 goedgekeurde verslag van de Commissie in het kader van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 998/2003, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aanbevelingen van de EFSA.

    (19)

    Op 11 december 2006 heeft de EFSA een advies, getiteld „Assessment of the risk of rabies introduction into the UK, Ireland, Sweden, Malta, as a consequence of abandoning the serological test measuring protective antibodies to rabies” (6), vastgesteld.

    (20)

    Op grond van de gegevens voor 2005 heeft de EFSA vastgesteld dat in bepaalde lidstaten de prevalentie van rabiës onder gezelschapsdieren niet onbeduidend is. Daarnaast heeft de EFSA aanbevolen om risicobeperkende maatregelen uit te voeren ten aanzien van het verkeer van gezelschapsdieren uit landen waar een niet onbeduidende prevalentie van rabiës onder gezelschapsdieren bestaat.

    (21)

    De rabiës in die lidstaten wordt voornamelijk verspreid door in het wild levende dieren. Veldexperimenten hebben aangetoond dat door de uitbanning van rabiës onder in het wild levende dieren als gevolg van intensieve programma's voor orale vaccinatie van deze dieren de ziekte bij huisdieren afneemt.

    (22)

    De Gemeenschap heeft een aantal programma's goedgekeurd voor de uitbanning en bestrijding van en het toezicht op rabiës in die lidstaten overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (7). De Commissie is voornemens om de EU-steun ten behoeve van de nationale programma's op het grondgebied van die lidstaten eind 2011 te beëindigen.

    (23)

    In het licht van het advies van 11 december 2006 van de EFSA en de door de Gemeenschap ondersteunde programma's om rabiës in bepaalde lidstaten uit te roeien dient de overgangsmaatregel van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 te worden verlengd tot en met 31 december 2011.

    (24)

    Op 18 januari 2007 heeft de EFSA een advies, getiteld „Assessment of the risk of echinococcosis introduction into the UK, Ireland, Sweden, Malta and Finland as a consequence of abandoning the national rules” (8), vastgesteld.

    (25)

    Op 8 maart 2007 heeft de EFSA een advies, getiteld „Assessment of the risk of tick introduction into the UK, Ireland and Malta as a consequence of abandoning the national rules” (9), vastgesteld.

    (26)

    Deze adviezen tonen aan dat de EFSA aan de hand van de beschikbare gegevens, niet in staat was om een bijzondere status van de vijf lidstaten die de overgangsregeling toepassen, met betrekking tot bepaalde teken en de lintworm Echinococcus multilocularis aan te tonen en het risico van de insleep van ziekteverwekkers door het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren te kwantificeren.

    (27)

    Om redenen van samenhang inzake de overgangsmaatregelen moet de overgangsmaatregel van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 998/2003 verlengd worden tot en met 31 december 2011.

    (28)

    Verordening (EG) nr. 998/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 998/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    In artikel 4, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Wanneer de transponder, in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval, niet aan de voorschriften van bijlage I bis voldoet, verstrekt de eigenaar of de natuurlijke persoon die namens de eigenaar voor de gezelschapsdieren verantwoordelijk is bij elke controle de voor het lezen van de transponder benodigde middelen.”.

    2.

    Artikel 5, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt b) wordt vervangen door:

    „b)

    vergezeld gaan van een paspoort dat is afgegeven door een door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts en waarin wordt verklaard dat:

    i)

    een geldig vaccin tegen rabiës is toegediend aan het betrokken dier overeenkomstig bijlage I ter,

    ii)

    er ten aanzien van het betrokken dier zo nodig preventieve gezondheidsmaatregelen met betrekking tot andere ziekten zijn uitgevoerd.”;

    b)

    de volgende alinea wordt toegevoegd:

    „Ter waarborging van de controle op andere ziekten dan rabiës die zich kunnen verspreiden door verkeer van gezelschapsdieren, kan de Commissie via gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 ter en op voorwaarde van het bepaalde in artikel 19 quater en 19 quinquies, de in de eerste alinea, onder b), ii), bedoelde preventieve gezondheidsmaatregelen treffen. Deze maatregelen hebben een wetenschappelijke basis en staan in verhouding tot het risico van de verspreiding van die ziekten als gevolg van dergelijk verkeer.”.

    3.

    in artikel 6, lid 1, eerste alinea, worden het inleidende gedeelte en het eerste streepje vervangen door:

    „1.   Tot en met 31 december 2011 gelden voor de binnenkomst van gezelschapsdieren, bedoeld in bijlage I, deel A, op het grondgebied van Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk de volgende voorschriften:

    zij moeten overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder b), geïdentificeerd zijn, tenzij de lidstaat van bestemming tot het einde van de in artikel 4, lid 1, bedoelde achtjarige overgangsregeling ook identificatie overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder a), toestaat, en”.

    4.

    Artikel 8, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a), ii), wordt vervangen door:

    „ii)

    tot en met 31 december 2011 hetzij rechtstreeks, hetzij via een van de in bijlage II, deel B, bedoelde gebieden in een in bijlage II, deel A, genoemde lidstaat binnenkomen, aan de eisen van artikel 6 voldoen.”;

    b)

    punt b), ii), wordt vervangen door:

    „ii)

    tot en met 31 december 2011 hetzij rechtstreeks, hetzij via een van de in bijlage II, deel B, bedoelde gebieden in een in bijlage II, deel A, genoemde lidstaat binnenkomen, in quarantaine geplaatst worden, behalve indien zij na binnenkomst in de Unie met de eisen van artikel 6 in overeenstemming zijn gebracht.”.

    5.

    In artikel 14, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Wanneer de transponder, in het in de artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde geval, niet aan de voorschriften van bijlage I bis voldoet, verstrekt de eigenaar of de natuurlijke persoon die namens de eigenaar voor de gezelschapsdieren verantwoordelijk is bij elke controle de voor het lezen van de transponder benodigde middelen.”.

    6.

    Artikel 16 wordt vervangen door:

    „Artikel 16

    Tot en met 31 december 2011 mogen Finland, Ierland, Malta, Zweden en het Verenigd Koninkrijk wat betreft echinokokkose, en Ierland, Malta en het Verenigd Koninkrijk, wat betreft teken, de binnenkomst van gezelschapsdieren op hun grondgebied afhankelijk stellen van de inachtneming van de bijzondere voorschriften die gelden op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.”.

    7.

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    „Artikel 19 bis

    1.   Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang kan de Commissie via gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 ter en op voorwaarde van het bepaalde in artikel 19 quater en 19 quinquies wijzigingen doorvoeren in de technische voorschriften voor de identificatie van bijlage I bis.

    2.   Teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen op het gebied van vaccinatie tegen rabiës kan de Commissie via gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 19 ter en op voorwaarde van het bepaalde in artikel 19 quater en 19 quinquies wijzigingen doorvoeren in de technische voorschriften voor de vaccinatie tegen rabiës van bijlage I ter.

    3.   De Commissie handelt bij het goedkeuren van dergelijke gedelegeerde handelingen volgens de bepalingen van deze verordening.

    Artikel 19 ter

    1.   De bevoegdheid om de in artikel 5, lid 1, en artikel 19 bis bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van 5 jaar na 18 juni 2010. De Commissie stelt uiterlijk 6 maanden voor het einde van de periode van 5 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 19 quater.

    2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van de artikelen 19 quater en 19 quinquies.

    Artikel 19 quater

    1.   De in artikel 5, lid 1, en artikel 19 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

    2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke tijd voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

    3.   Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 19 quinquies

    1.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.

    Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

    2.   Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

    Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

    3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.”.

    8.

    Bijlagen I bis en I ter, die in de bijlage bij deze verordening zijn opgenomen, worden toegevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 19 mei 2010.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    J. BUZEK

    Voor de Raad

    De voorzitter

    D. LÓPEZ GARRIDO


    (1)  PB C 318 van 23.12.2009, blz. 121.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 9 maart 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 april 2010.

    (3)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

    (4)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

    (5)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

    (6)  The EFSA Journal (2006) 436, blz. 1.

    (7)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

    (8)  The EFSA Journal (2006) 441, blz. 1.

    (9)  The EFSA Journal (2007) 469, blz. 1.


    BIJLAGE

    BIJLAGE I bis

    Technische voorschriften voor de identificatie

    Voor de toepassing van artikel 4, lid 1, wordt onder het gestandaardiseerde elektronische identificatiesysteem een passief read-only radiofrequentie-identificatiemiddel verstaan:

    1.

    dat voldoet aan ISO-norm 11784 en is gebaseerd op HDX- of FDX-B-technologie;

    2.

    dat door een uitleesapparaat dat voldoet aan ISO-norm 11785, kan worden gelezen.

    BIJLAGE I ter

    Technische voorschriften voor de vaccinatie tegen rabiës (als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), i))

    Voor de toepassing van artikel 5, lid 1, wordt een vaccinatie tegen rabiës als geldig beschouwd, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    1.

    Het vaccin tegen rabiës dient:

    a)

    een ander dan een levend gemodificeerd vaccin zijn en binnen de volgende categorieën te vallen:

    i)

    een geïnactiveerd vaccin met ten minste één antigeneenheid per dosis (WHO-norm); of

    ii)

    een recombinant vaccin dat de immuniserende glycoproteïne van het rabiësvirus in een levende virusvector tot expressie brengt;

    b)

    wanneer het wordt toegediend in een lidstaat, een vergunning voor het in de handel brengen te hebben verkregen overeenkomstig:

    i)

    Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (1); of

    ii)

    Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (2);

    c)

    wanneer het wordt toegediend in een derde land, ten minste te voldoen aan de vereisten overeenkomstig hoofdstuk 2.1.13, deel C), van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals, editie 2008, van de Werelddiergezondheidsorganisatie.

    2.

    Een vaccinatie tegen rabiës kan slechts als geldig worden beschouwd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)

    het vaccin is toegediend op een datum die is aangegeven in:

    i)

    rubriek IV van het paspoort; of

    ii)

    de desbetreffende rubriek van het certificaat dat het dier vergezelt;

    b)

    de onder a) bedoelde datum mag niet vroeger zijn dan de datum van de inbrenging van de microchip die in:

    i)

    rubriek III. 2 van het paspoort; of

    ii)

    de desbetreffende rubriek van het certificaat dat het dier vergezelt is aangegeven;

    c)

    er zijn ten minste 21 dagen verstreken sinds de voltooiing van het door de producent voor de primovaccinatie voorgeschreven vaccinatieschema overeenkomstig de technische specificatie van de volgens de in punt 1, onder b), bedoelde vergunning voor het in de handel brengen van het vaccin tegen rabiës in de lidstaat of het derde land waar het vaccin is toegediend;

    d)

    de geldigheidsduur van de vaccinatie, zoals voorgeschreven in de technische specificatie van de vergunning voor het in de handel brengen van het vaccin tegen rabiës in de lidstaat of het derde land waar het vaccin is toegediend, wordt door de daartoe aangewezen dierenarts geregistreerd in:

    i)

    rubriek IV van het paspoort; of

    ii)

    de desbetreffende rubriek van het certificaat dat het dier vergezelt;

    e)

    een herhalingsvaccinatie (boostervaccinatie) wordt als primovaccinatie beschouwd indien deze niet binnen de onder d) bedoelde geldigheidsduur van een eerdere vaccinatie wordt toegediend.


    (1)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

    (2)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.


    Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over artikel 290 VWEU

    Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat de bepalingen van deze verordening geen afbreuk doen aan enig toekomstig standpunt van de instellingen betreffende de uitvoering van artikel 290 VWEU of van individuele wetgevingshandelingen die dergelijke bepalingen bevatten.


    Verklaring van de Commissie

    De Commissie is voornemens uiterlijk op 30 juni 2011 een herziening voor te stellen van Verordening (EG) nr. 998/2003, met name over de onderdelen gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.


    Verklaring van de Commissie betreffende de kennisgeving van gedelegeerde handelingen

    De Europese Commissie neemt er nota van dat, behalve in gevallen waar de wetgevingshandeling voorziet in een spoedprocedure, het Europees Parlement en de Raad ervan uitgaan dat bij kennisgeving van gedelegeerde handelingen rekening wordt gehouden met de recesperioden van de instellingen (winterreces, zomerreces en Europese verkiezingen) zodat het Europees Parlement en de Raad hun prerogatieven kunnen uitoefenen binnen de in de desbetreffende wetgevingshandelingen vastgestelde tijdslimieten. De Commissie is bereid dienovereenkomstig te werk te gaan.


    Top