Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0177

    Verordening (EU) nr. 177/2010 van de Commissie van 2 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

    PB L 52 van 3.3.2010, p. 28–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2016; stilzwijgende opheffing door 32016R0481

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/177/oj

    3.3.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 52/28


    VERORDENING (EU) Nr. 177/2010 VAN DE COMMISSIE

    van 2 maart 2010

    tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Ter wille van de duidelijkheid is het wenselijk, de structuur te wijzigen van artikel 313 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) dat bepaalt in welke gevallen goederen worden geacht communautaire status te hebben.

    (2)

    Voor het instellen van de Europese maritieme ruimte zonder grenzen, zoals bedoeld in de mededeling en het actieplan van de Commissie betreffende de instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen (3), moeten de werkzaamheden van zowel de marktdeelnemers als van de douane worden vereenvoudigd met betrekking tot goederen die over zee worden vervoerd tussen havens die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gelegen.

    (3)

    In het bijzonder moet in een procedure worden voorzien voor het verlenen van vergunningen voor lijndiensten en voor de registratie van de vaartuigen die gebruikmaken van het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor de afgifte van AEO-certificaten, zoals bedoeld in artikel 14 quinvicies van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

    (4)

    Ter beperking van het gebruik van papieren documenten, dient de overlegging van een afdruk van het gegevensuitwisselingsmanifest bedoeld in artikel 324 sexies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 niet te worden verlangd, wanneer de douaneautoriteiten toegang hebben tot het elektronische informatie- en communicatiesysteem dat dit manifest bevat.

    (5)

    Artikel 324 quater, lid 1, moet worden gewijzigd om hierin de juiste verwijzing in aan te brengen naar de bewaring van stempels. De onjuiste verwijzingen naar bijlage 37 quater bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 die zijn opgenomen in de gegevens voor de aangifte douanevervoer in bijlage 37 bis bij die verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1192/2008 (4), moeten worden gewijzigd.

    (6)

    Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (7)

    Ter bescherming van de legitieme verwachtingen van de marktdeelnemers moeten de vergunningen voor lijndiensten die zijn verleend vóór de toepassingsdatum van deze verordening worden aangemerkt als vergunningen die overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven. Om ervoor te zorgen, dat alle vergunningen toegankelijk zijn in het zelfde elektronische systeem, moeten de eerdere vergunningen worden opgeslagen in het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor de afgifte van AEO-certificaten.

    (8)

    De lidstaten en de douaneautoriteiten moet voldoende tijd worden gegeven om een volledig functioneel informatie- en communicatiesysteem op te zetten.

    (9)

    Daar de bepalingen betreffende de gegevens voor de aangifte douanevervoer in bijlage 37 bis bij Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1192/2008, vanaf 1 juli 2008 van toepassing zijn, moeten de wijzigingen van die bepalingen eveneens vanaf die datum van toepassing zijn.

    (10)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 313 komt als volgt te luiden:

    „Artikel 313

    1.   Onverminderd artikel 180 van het wetboek en de in lid 2 van het onderhavige artikel genoemde uitzonderingen, worden alle goederen die zich in het douanegebied van de Gemeenschap bevinden geacht communautaire goederen te zijn, tenzij wordt vastgesteld dat zij de communautaire status niet hebben.

    2.   De volgende goederen worden niet geacht communautaire goederen te zijn, tenzij de communautaire status overeenkomstig de artikelen 314 tot en met 323 wordt aangetoond:

    a)

    goederen die overeenkomstig artikel 37 van het wetboek in het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht;

    b)

    goederen die tijdelijk zijn opgeslagen of die zich bevinden in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 van deze verordening of in een vrij entrepot;

    c)

    goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst of die zich bevinden in een vrije zone van controletype II in de zin van artikel 799 van deze verordening.

    3.   In afwijking van lid 2, onder a), worden de volgende goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht als communautaire goederen beschouwd, tenzij wordt vastgesteld dat zij de communautaire status niet hebben:

    a)

    goederen die, wanneer zij door de lucht zijn aangevoerd, op een luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap zijn geladen of overgeladen om naar een andere luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd, voor zover dit vervoer onder dekking van één enkel in een lidstaat opgesteld vervoersbescheid plaatsvindt; of

    b)

    goederen die, wanneer zij over zee zijn aangevoerd, zijn vervoerd tussen in het douanegebied van de Gemeenschap gelegen havens met een lijndienst waarvoor overeenkomstig artikelen 313 ter vergunning is verleend.”.

    2)

    De artikelen 313 bis en 313 ter komen als volgt te luiden:

    „Artikel 313 bis

    Onder „lijndienst” wordt verstaan een dienst in het kader waarvan vaartuigen goederen vervoeren tussen uitsluitend in het douanegebied van de Gemeenschap gelegen havens. Deze vaartuigen mogen geen havens buiten het douanegebied van de Gemeenschap aandoen, noch een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 in een zich in het douanegebied van de Gemeenschap gelegen haven.

    Artikel 313 ter

    1.   Een scheepvaartmaatschappij kan een vergunning worden verleend, een lijndienst te onderhouden na hiervoor een aanvraag te hebben ingediend bij de douaneautoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan die maatschappij is gevestigd of, bij het ontbreken daarvan, een regionaal kantoor heeft, mits aan de voorwaarden van dit artikel en van artikel 313 quater is voldaan.

    2.   Een vergunning wordt slechts aan scheepvaartmaatschappijen verleend die:

    a)

    in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevestigd of aldaar een regionaal kantoor hebben en waarvan de boekhouding voor de bevoegde douaneautoriteiten toegankelijk is;

    b)

    voldoen aan de voorwaarden van artikel 14 nonies;

    c)

    bepalen, welk vaartuig of welke vaartuigen worden gebruikt om de lijndienst te onderhouden en welke havens worden aangedaan, nadat de vergunning is verleend;

    d)

    zich ertoe verbinden, dat op de routen van de lijndiensten geen havens worden aangedaan in gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap of in een vrije zone van controletype I in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap, en dat op zee geen goederen worden overgeladen;

    e)

    zich ertoe verbinden, de namen van de vaartuigen die de lijndiensten onderhouden en de havens die deze aandoen, bij de vergunning verlenende douaneautoriteit te registreren.

    3.   In de aanvraag voor een vergunning voor een lijndienst worden de lidstaten vermeld die bij die lijndienst zijn betrokken. De douaneautoriteiten van de lidstaat waarbij de aanvraag is ingediend (de vergunning verlenende douaneautoriteit) doet kennisgeving aan de douaneautoriteiten van de andere bij de lijndienst betrokken lidstaten (de betrokken douaneautoriteiten) door middel van het in artikel 14 quinvicies bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem.

    Onverminderd lid 4, kunnen de betrokken douaneautoriteiten, binnen 45 dagen na ontvangst van deze kennisgeving, de aanvraag afwijzen, indien niet is voldaan aan de voorwaarde van lid 2, onder b), en de afwijzing mededelen door middel van het in artikel 14 quinvicies bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem. De betrokken douaneautoriteit deelt de redenen van de afwijzing en de wettelijke bepalingen betreffende de gepleegde inbreuken mede. In dat geval geeft de vergunning verlenende douaneautoriteit de vergunning niet af en deelt zij de aanvrager, onder opgave van redenen, de afwijzing van de aanvraag mede.

    Indien geen antwoord of afwijzing van de betrokken douaneautoriteiten wordt ontvangen, geeft de vergunning verlenende douaneautoriteit, na te hebben onderzocht, of aan de vergunningvoorwaarden is voldaan, een vergunning af die door de andere bij de lijndienst betrokken lidstaten wordt aanvaard. Het in artikel 14 quinvicies bedoelde informatie- en communicatiesysteem wordt gebruikt voor de opslag van de vergunning en voor de mededeling aan de betrokken douaneautoriteiten dat de vergunning is verleend.

    4.   Wanneer de scheepvaartmaatschappij houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen van lid 2, onder a) en b), van het onderhavige artikel en de eisen bedoeld in lid 3 van het onderhavige artikel.”.

    3)

    De volgende artikelen 313 quater tot en met 313 septies worden ingevoegd:

    „Artikel 313 quarter

    1.   Nadat vergunning voor een lijndienst overeenkomstig artikel 313 ter is verleend, moet de betrokken scheepvaartmaatschappij deze gebruiken voor de vaartuigen die voor dat doel zijn geregistreerd.

    2.   De scheepvaartmaatschappij stelt de vergunning verlenende douaneautoriteit in kennis van alle omstandigheden die zich na het verlenen van de vergunning voordoen en die de voortzetting of de inhoud van de vergunning kunnen beïnvloeden.

    Wanneer een vergunning door de vergunning verlenende douaneautoriteit of op verzoek van de scheepvaartmaatschappij wordt ingetrokken, deelt de vergunning verlenende douaneautoriteit dit mede aan de betrokken douaneautoriteiten met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem.

    3.   De in artikel 313 ter, lid 3, vastgestelde procedure is van toepassing wanneer de vergunning moet worden gewijzigd om deze van toepassing te doen zijn op lidstaten die niet waren genoemd in de oorspronkelijke of een vorige vergunning. Artikel 313 ter, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 313 quinquies

    1.   De scheepvaartmaatschappij die vergunning heeft voor het onderhouden van een lijndienst deelt de vergunning verlenende douaneautoriteit het volgende mede:

    a)

    de namen van de vaartuigen die de lijndienst onderhouden;

    b)

    de eerste haven waar het vaartuig zijn werkzaamheden als lijndienst aanvangt;

    c)

    de havens die worden aangedaan;

    d)

    alle wijzigingen in de onder a), b) en c) bedoelde gegevens;

    e)

    de dag en het tijdstip waarop de onder d) bedoelde wijzigingen van kracht worden.

    2.   De overeenkomstig lid 1 meegedeelde inlichtingen worden door de vergunning verlenende douaneautoriteit binnen de temijn van een werkdag na de dag van ontvangst van de mededeling geregistreerd met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem. Het systeem is toegankelijk voor de douaneautoriteiten die werkzaam zijn in binnen het douanegebied van de Gemeenschap gelegen havens.

    De registratie wordt van kracht op de eerste werkdag volgende op die van de registratie.

    Artikel 313 sexies

    Wanneer een voor een lijndienst geregistreerd vaartuig door toeval of overmacht wordt genoopt goederen op zee over te laden of een haven aan te doen die geen deel uitmaakt van de lijndienst, met inbegrip van havens buiten het douanegebied van de Gemeenschap of een vrije zone van controletype I in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap, deelt de scheepvaartmaatschappij dit onverwijld mede aan de douaneautoriteiten van de volgende havens in de Gemeenschap die worden aangedaan, waaronder de havens die op de normale route van de lijndienst liggen. In deze havens geladen of geloste goederen worden niet geacht communautaire goederen te zjn.

    Artikel 313 septies

    1.   De douaneautoriteiten mogen van de scheepvaartmaatschappij verlangen, dat deze haar het bewijs levert dat de artikelen 313 ter tot en met 313 sexies zijn nagekomen.

    2.   Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen, dat de scheepvaartmaatschappij de in lid 1 bedoelde bepalingen niet is nagekomen, deelt zij dit onverwijld aan alle bij de lijndienst betrokken douaneautoriteiten mede, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem, zodat deze autoriteiten de nodige maatregelen kunnen nemen.”.

    4)

    In artikel 324 quater, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „Punt 27 van bijlage 37 quinquies is van overeenkomstige toepassing.”.

    5)

    In artikel 324 sexies, lid 4, komen de punten c) en d) als volgt te luiden:

    „c)

    het door middel van een systeem voor elektronische gegevensuitwisseling toegezonden manifest (gegevensuitwisselingsmanifest) wordt, uiterlijk op de werkdag volgende op het vertrek van het vaartuig, doch in ieder geval voor de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming, voorgelegd aan de douaneautoriteiten van de haven van vertrek. De douaneautoriteiten mogen de overlegging van een afdruk van dit gegevensuitwisselingsmanifest verlangen, wanneer zij geen toegang hebben tot een door de douaneautoriteiten goedgekeurd informatiesysteem dat dit manifest bevat;

    d)

    het gegevensuitwisselingsmanifest wordt aan de douaneautoriteiten van de haven van bestemming voorgelegd. De douaneautoriteiten mogen de overlegging van een afdruk van dit gegevensuitwisselingsmanifest verlangen, wanneer zij geen toegang hebben tot een door de douaneautoriteiten goedgekeurd informatiesysteem dat dit manifest bevat.”.

    6)

    In bijlage 37 bis, titel II, punt B „Gegevens EDI-aangifte douanevervoer”, wordt gegevensgroep „COLLI” als volgt gewijzigd:

    a)

    de tekst van het kenmerk „Merken en nummers der colli” komt als volgt te luiden:

    „Merken en nummers der colli

    (vak 31)

    Type/lengte: an ..42

     

    Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” andere in bijlage 38 vermelde codes bevat dan de codes voor „los gestort” (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor „onverpakt” (NE, NF, NG). Het gebruik is facultatief wanneer het kenmerk „Soort colli” een van de genoemde codes bevat.”;

    b)

    de tekst van het kenmerk „Aantal colli” komt als volgt te luiden:

    „Aantal colli

    (vak 31)

    Type/lengte: an ..5

     

    Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” andere in bijlage 38 vermelde codes bevat dan de codes voor „los gestort” (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor „onverpakt” (NE, NF, NG). Dit kenmerk mag niet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” een van de genoemde codes bevat.”.

    Artikel 2

    Vergunningen voor een lijndienst die zijn afgegeven vóór de in artikel 3, tweede alinea, van deze verordening genoemde toepassingsdatum worden geacht vergunningen te zijn die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening.

    De vergunning verlenende douaneautoriteit slaat deze vergunningen binnen een maand na de in artikel 3, tweede alinea, van deze verordening genoemde toepassingsdatum op in het in artikel 14 quinvicies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 1, punten 2) en 3), is van toepassing vanaf 1 januari 2012.

    Artikel 1, punten 4) en 6), is van toepassing vanaf 1 juli 2008.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 2 maart 2010.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

    (2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

    (3)  COM(2009) 10 definitief.

    (4)  PB L 329 van 6.12.2008, blz. 1.


    Top