Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010H0378

    Aanbeveling van de Commissie van 5 juli 2010 inzake de beoordeling van gebreken die worden vastgesteld tijdens technische controles overeenkomstig Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens

    PB L 173 van 8.7.2010, p. 74–96 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2010/378/oj

    8.7.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 173/74


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

    van 5 juli 2010

    inzake de beoordeling van gebreken die worden vastgesteld tijdens technische controles overeenkomstig Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens

    (2010/378/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 292,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Met het oog op de verkeersveiligheid, de milieubescherming en de eerlijke concurrentie is het belangrijk dat voertuigen in het verkeer correct worden onderhouden en gecontroleerd zodat zij tijdens hun volledige levensduur de bij de typegoedkeuring vastgestelde prestaties op hetzelfde of bijna hetzelfde niveau kunnen blijven leveren.

    (2)

    Naast de normen en methoden waarnaar wordt verwezen in Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (1), moeten de inspecteurs die de controles uitvoeren ook richtsnoeren krijgen om te garanderen dat de in bijlage II bij die richtlijn opgesomde gebreken op geharmoniseerde wijze worden beoordeeld.

    (3)

    Er is rekening gehouden met Autofore (2) en IDELSY (3), twee recente projecten over opties voor technische controles, en met de resultaten van een open en op feiten gebaseerde dialoog met belanghebbenden.

    (4)

    Er worden drie categorieën gebreken ingevoerd, naargelang van de ernst van het gebrek.

    (5)

    Elke categorie omvat een beschrijving van de gevolgen voor het verdere gebruik van het voertuig in die toestand.

    (6)

    Deze aanbeveling is een eerste stap op weg naar een uniforme beoordeling van de gebreken die worden vastgesteld tijdens technische controles in de Unie,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    De lidstaten moeten de gebreken die tijdens technische controles van voertuigen worden vastgesteld, beoordelen overeenkomstig de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling.

    Gedaan te Brussel, 5 juli 2010.

    Voor de Commissie

    Siim KALLAS

    Vicevoorzitter


    (1)  PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12.

    (2)  „Autofore study on the Future Options for Roadworthiness Enforcement in the European Union” (Autofore-studie over de toekomstige opties voor de handhaving van technische normen in de Europese Unie), http://ec.europa.eu/transport/roadsafety/publications/projectfiles/autofore_en.htm

    (3)  IDELSY Initiative for Diagnosis of Electronic Systems in Motor Vehicles for PTI (IDELSY-initiatief voor de diagnose van elektronische systemen in motorvoertuigen met het oog op de permanente identificatie van aanhangwagens), http://ec.europa.eu/transport/roadsafety/publications/projectfiles/idelsy_en.htm


    BIJLAGE

    1.   Beoordeling van gebreken en definities

    In het kader van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/40/EG wordt in deze aanbeveling een lijst vastgesteld van de voertuigsystemen en onderdelen die moeten worden getest, en worden richtsnoeren vastgesteld aan de hand waarvan de lidstaten tijdens technische controles kunnen bepalen of de toestand van het voertuig aanvaardbaar is.

    2.   Richtsnoeren voor de beoordeling van gebreken en definities

    De richtsnoeren voor het beoordelen van gebreken, inclusief technische defecten en andere gevallen van niet-naleving die worden vastgesteld tijdens de periodieke controle van voertuigen, worden ingedeeld in drie groepen:

     

    KLEINE GEBREKEN

     

    GROTE GEBREKEN

     

    GEVAARLIJKE GEBREKEN

    Elke categorie wordt gedefinieerd door te verwijzen naar de toestand van het voertuig:

    KLEINE GEBREKEN

    Technische gebreken die geen belangrijke gevolgen hebben voor de veiligheid van het voertuig en andere kleine gevallen van niet-naleving. Het voertuig hoeft niet noodzakelijk opnieuw te worden gecontroleerd, aangezien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de vastgestelde gebreken onmiddellijk zullen worden rechtgezet.

    GROTE GEBREKEN

    Gebreken die de veiligheid van het voertuig of van andere weggebruikers in gevaar brengen en andere belangrijke gevallen van niet-naleving. Het verdere gebruik van het voertuig op de weg, zonder herstelling van de vastgestelde gebreken, is alleen toegestaan wanneer bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten een procedure vaststellen om te bepalen onder welke voorwaarden het voertuig verder mag worden gebruikt alvorens opnieuw te worden gecontroleerd.

    GEVAARLIJKE GEBREKEN

    Gebreken die een direct en onmiddellijk gevaar vormen voor de verkeersveiligheid; het voertuig mag in geen geval verder worden gebruikt in het verkeer.

    Een voertuig dat gebreken vertoont die in meer dan één categorie vallen, worden ingedeeld volgens het ergste gebrek. Wanneer voertuigen verscheidene gebreken uit dezelfde categorie vertonen, kunnen ze in de volgende hogere categorie worden ingedeeld als het gecombineerde effect van de gebreken het voertuig gevaarlijker maakt.

    Met betrekking tot gebreken die in meer dan één categorie vallen, is het de verantwoordelijkheid van de inspecteur die de controle uitvoert om de gebreken in te delen volgens hun ernst, overeenkomstig de nationale wetgeving.

    Bij de beoordeling van gebreken moet rekening worden gehouden met de typegoedkeuringseisen op het ogenblik van de eerste goedkeuring, de eerste registratie of de eerste ingebruikname. Voor sommige punten gelden echter retrofiteisen.

    Richtsnoeren voor de beoordeling van gebreken

    Punt

    Redenen voor afkeuring

    Richtsnoeren voor de beoordeling van gebreken

     

    Klein gebrek

    Groot gebrek

    Gevaarlijk gebrek

    0.   IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

    0.1.

    Kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven (8)

    a)

    Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) er kan (kunnen) af vallen.

     

    X

     

    b)

    Opschrift ontbreekt of is onleesbaar.

    X

    X

     

    c)

    Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens.

     

    X

     

    0.2.

    Voertuigidentificatie-/chassis-/serienummer

    a)

    Ontbreekt of is onvindbaar.

     

    X

     

    b)

    Onvolledig, onleesbaar.

     

    X

     

    c)

    Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens.

     

    X

     

    1.   REMUITRUSTING

    1.1.

    Mechanische toestand en werking

    1.1.1.

    Draaipunt van het rempedaal/de handrem

    a)

    Zit te strak.

     

    X

     

    b)

    Vertoont te veel slijtage/speling.

     

    X

     

    1.1.2.

    staat en vrije slag van het rempedaal/de handrem

    a)

    De vrije slag is te groot of te klein.

     

    X

     

    b)

    Het rempedaal komt moeilijk terug in de rustpositie.

    X

    X

     

    c)

    Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden.

    X

     

     

    1.1.3.

    Vacuümpomp of compressor en reservoirs

    a)

    Druk en/of vacuüm te laag om ten minste tweemaal te kunnen remmen nadat het waarschuwingssignaal in werking is getreden (of een meetinstrument gevaar signaleert).

     

    X

    X

    b)

    De tijd die nodig is voor het bereiken van veilige druk- en/of vacuümwaarden is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

     

    X

     

    c)

    De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of de overdrukklep functioneert niet.

     

    X

     

    d)

    Duidelijk drukverlies door een luchtlek of hoorbare luchtlekken.

     

    X

     

    e)

    Uitwendige schade die de werking van het remsysteem kan schaden.

     

    X

    X

    1.1.4.

    Lagedruk-verklikker of manometer

    Verklikker of manometer werkt slecht of is defect.

    X

    X

     

    1.1.5.

    Handbediende remklep

    a)

    Bedieningsvoorziening gebarsten, beschadigd of te zeer versleten.

     

    X

     

    b)

    Bedieningsvoorziening niet goed op de klep bevestigd of loszittende klep.

     

    X

     

    c)

    Losse koppelingen of lekken in het systeem.

     

    X

     

    d)

    Functioneert niet behoorlijk.

     

    X

     

    1.1.6.

    Parkeerrem-bedienings-voorziening, bedieningshendel, parkeerrem-vergrendeling, elektronische parkeerrem

    a)

    Vergrendeling blijft niet goed vastzitten.

     

    X

     

    b)

    Hendelscharnierpunt of vergrendelingsmechanisme vertonen te veel slijtage.

    X

    X

     

    c)

    Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op verkeerde afstelling.

     

    X

     

    d)

    Bedieningsvoorziening ontbreekt, is beschadigd of werkt niet.

     

    X

     

    e)

    Slechte werking, verklikker geeft defect aan.

     

    X

     

    1.1.7.

    Remkleppen (voetkleppen, ontluchtings-ventielen, regelkleppen)

    a)

    Beschadigde klep of te grote luchtlekkage.

     

    X

    X

    b)

    Compressor verliest te veel olie.

    X

     

     

    c)

    Klep zit los of is slecht gemonteerd.

     

    X

     

    d)

    Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof.

     

    X

    X

    1.1.8.

    Koppelingen voor remmen van aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch)

    a)

    Kraan of zelfsluitende klep defect.

    X

    X

     

    b)

    Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd.

    X

    X

     

    c)

    Lekken.

     

    X

    X

    d)

    Functioneert niet correct.

     

    X

    X

    1.1.9.

    Energie- en drukreservoir

    a)

    Reservoir is beschadigd, verroest of lekt.

    X

    X

     

    b)

    Ontwateringsventiel werkt niet.

    X

    X

     

    c)

    Reservoir zit los of is slecht gemonteerd.

     

    X

     

    1.1.10.

    Rem-bekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen)

    a)

    Rembekrachtiging is defect of ineffectief.

     

    X

     

    b)

    Hoofdcilinder is defect of lekt.

     

    X

    X

    c)

    Hoofdcilinder zit los.

     

    X

    X

    d)

    Onvoldoende remvloeistof.

    X

    X

     

    e)

    Dop van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt.

    X

     

     

    f)

    Controlelampje van de remvloeistof brandt of is defect.

    X

     

     

    g)

    Waarschuwingsvoorziening voor de remvloeistof werkt slecht.

    X

     

     

    1.1.11.

    Niet-flexibele remleidingen

    a)

    Dreigend gevaar voor defecten en breuken.

     

    X

    X

    b)

    Leidingen of koppelingen lekken.

     

    X

    X

    c)

    Leidingen beschadigd of te zeer verroest.

     

    X

    X

    d)

    Leidingen op de verkeerde plaats aangebracht.

    X

    X

     

    1.1.12.

    Flexibele remleidingen

    a)

    Dreigend gevaar voor defecten en breuken.

     

    X

    X

    b)

    Leidingen beschadigd, doorgescheurd, getordeerd of te kort.

    X

    X

     

    c)

    Leidingen of koppelingen lekken.

     

    X

    X

    d)

    Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen.

     

    X

    X

    e)

    Poreuze leidingen.

     

    X

     

    1.1.13.

    Remvoeringen en -blokken

    a)

    Vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    b)

    Vervuild (olie, vet enz.).

     

    X

    X

    c)

    Ontbreken.

     

     

    X

    1.1.14.

    Remtrommels, remschijven

    a)

    Vertonen te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zitten los of zijn gebroken.

     

    X

    X

    b)

    Vervuild (olie, vet enz.).

     

    X

     

    c)

    Ontbreken.

     

     

    X

    d)

    Ankerplaat zit los.

     

    X

     

    1.1.15.

    Remkabels, stangen, hendels, koppelingen

    a)

    Kabel beschadigd of geknikt.

     

    X

    X

    b)

    Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie.

     

    X

    X

    c)

    Kabel, stang of verbinding zit niet goed vast.

     

    X

     

    d)

    Kabelgeleiding defect.

     

    X

     

    e)

    Vrije beweging van het remsysteem wordt belemmerd.

     

    X

     

    f)

    Abnormale speling van de hendels/overbrenging, hetgeen wijst op slechte afstelling of te veel slijtage.

     

    X

     

    1.1.16.

    Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen)

    a)

    Cilinder vertoont barsten of beschadiging.

     

    X

    X

    b)

    Cilinder lekt.

     

    X

    X

    c)

    Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd.

     

    X

    X

    d)

    Cilinder vertoont te veel corrosie.

     

    X

    X

    e)

    Slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot.

     

    X

    X

    f)

    Stofkap ontbreekt of te zeer beschadigd.

    X

    X

     

    1.1.17.

    Lastafhankelijke remkracht-regelaar

    a)

    Koppeling defect.

     

    X

     

    b)

    Koppeling niet correct afgesteld.

     

    X

     

    c)

    Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet.

     

    X

    X

    d)

    Remkrachtregelaar ontbreekt.

     

     

    X

    e)

    Identificatieplaat ontbreekt.

    X

     

     

    f)

    Gegevens niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

     

     

    1.1.18.

    Spelingregelaars en indicatoren

    a)

    Regelaar is beschadigd, geblokkeerd, vertoont abnormale beweeglijkheid, is te zeer versleten of verkeerd afgesteld.

     

    X

     

    b)

    Regelaar is defect.

     

    X

     

    c)

    Niet correct geïnstalleerd of vervangen.

     

    X

     

    1.1.19.

    Continurem-systeem (indien gemonteerd of voorgeschreven)

    a)

    Koppelstukken of bevestigingen zitten los.

    X

    X

     

    b)

    Systeem duidelijk defect of niet aanwezig.

     

    X

     

    1.1.20.

    Automatische bediening van de remmen van de aanhangwagen

    Aanhangwagen remt niet automatisch als de koppeling is losgekoppeld.

     

     

    X

    1.1.21.

    Volledig remsysteem

    a)

    Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie, waardoor het remsysteem minder goed werkt.

     

    X

    X

    b)

    Lucht- of antivrieslekkage.

    X

    X

     

    c)

    Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd.

     

    X

     

    d)

    Onjuiste herstelling of wijziging van onderdelen (1).

     

    X

    X

    1.1.22.

    Testkoppelingen (indien gemonteerd of voorgeschreven)

    a)

    Ontbreken.

     

    X

     

    b)

    Zijn beschadigd, onbruikbaar of lekken.

    X

    X

     

    1.2.

    Remkracht en -efficiëntie van de bedrijfsrem

    1.2.1.

    Remkracht

    a)

    Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.

     

    X

    X

    b)

    De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

     

    X

    X

    c)

    Remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering).

     

    X

     

    d)

    Abnormaal hoge remreactietijd voor een of meer wielen.

     

    X

     

    e)

    Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielomwenteling.

     

    X

     

    1.2.2.

    Efficiëntie

    Haalt niet minstens de hieronder vermelde minimumwaarden: –

     

    Voertuigen die voor het eerst werden geregistreerd na de inwerkingtreding van deze richtlijn:

    Categorie N1: 50 %

    Categorie M1: 58 %

    Categorie M2 en M3: 50 %

    Categorie N2 en N3: 50 %

    Categorie O2 (XX) (10), O3 en O4:

    voor opleggers: 45 %

    voor aanhangwagens met trekstang: 50 %

     

    Voertuigen die werden geregistreerd vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn:

     

    Categorie N1: 45 %

     

    Categorie M1, M2 en M3: 50 % (2)

     

    Categorie N2 en N3: 43 % (3)

     

    Categorie O2 (XX) (10), O3 en O4: 40 % (4)

     

    Andere categorieën (XX) (10)

    Categorie L (beide remmen):

    Categorie L1e: 42 %

    Categorie L2e, L6e: 40 %

    Categorie L3e: 50 %

    Categorie L4e: 46 %

    Categorie L5e, L7e: 44 %

    Categorie L (rem achterwielen):

    alle categorieën: 25 %

     

    X

    X

    1.3.

    Remkracht en efficiëntie van de hulp-/noodrem (indien afzonderlijk werkend systeem)

    1.3.1.

    Remkracht

    a)

    Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.

     

    X

    X

    b)

    De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

     

    X

    X

    c)

    Remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering).

     

    X

    X

    1.3.2.

    Efficiëntie

    De remkracht is kleiner dan 50 % (5) van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen.

    (met uitzondering van L1e en L3e).

     

    X

    X

    1.4.

    Remkracht en efficiëntie van de parkeerrem

    1.4.1.

    Remkracht

    Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

     

    X

    X

    1.4.2.

    Efficiëntie

    Geeft niet voor minstens alle categorieën voertuigen een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde.

    (met uitzondering van L1e en L3e).

     

    X

    X

    1.5.

    Prestaties continurem-systeem

    a)

    Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen).

     

    X

     

    b)

    Werkt niet.

     

    X

     

    1.6.

    Antiblokkeer-systeem (ABS)

    a)

    Waarschuwingsvoorziening defect.

     

    X

     

    b)

    Waarschuwingsvoorziening geeft aan dat het systeem niet correct werkt.

     

    X

     

    c)

    Snelheidssensoren aan wielen ontbreken of zijn beschadigd.

     

    X

     

    d)

    Bedrading is beschadigd.

     

    X

     

    e)

    Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd.

     

    X

     

    1.7.

    Elektronische reminstallatie (EBS)

    a)

    Waarschuwingsvoorziening is defect.

     

    X

     

    b)

    Waarschuwingsvoorziening geeft aan dat het systeem niet correct werkt.

     

    X

     

    2.   STUURINRICHTING

    2.1.

    Mechanische toestand

    2.1.1.

    Toestand van de stuurinrichting

    a)

    Werking verloopt stroef.

     

    X

     

    b)

    Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage.

     

    X

    X

    c)

    Stuuras vertoont te veel slijtage.

     

    X

    X

    d)

    Stuuras is te beweeglijk.

     

    X

    X

    e)

    Lekken.

    X

    X

     

    2.1.2.

    Bevestiging van stuurbehuizing

    a)

    Niet correct bevestigd.

     

    X

    X

    b)

    Te grote bevestigingsgaten in het chassis.

     

    X

    X

    c)

    Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken.

     

    X

    X

    d)

    Behuizing gebroken.

     

    X

    X

    2.1.3.

    Toestand stuuroverbrenging

    a)

    Onderdelen die vast zouden moeten zitten, kunnen bewegen t.o.v. elkaar.

     

    X

    X

    b)

    Verbindingen vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    c)

    Onderdelen zijn gebroken of vervormd.

     

    X

    X

    d)

    Vergrendelinrichtingen niet aanwezig.

     

    X

     

    e)

    Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang).

     

    X

     

    f)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    g)

    Stofkap ontbreekt, is beschadigd of ernstig versleten.

    X

    X

     

    2.1.4.

    Werking stuuroverbrenging

    a)

    Bewegende delen van de stuuroverbrenging schuren tegen een onderdeel dat aan het chassis vastzit.

     

    X

     

    b)

    Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt.

     

    X

     

    2.1.5.

    Stuur-bekrachtiging

    a)

    Vloeistof lekt.

     

    X

    X

    b)

    Te weinig vloeistof.

    X

    X

     

    c)

    Mechanisme werkt niet.

     

    X

    X

    d)

    Mechanisme is gebroken of zit los.

     

    X

    X

    e)

    Foutieve uitlijning of schurende onderdelen.

     

    X

    X

    f)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    g)

    Kabels/slangen beschadigd of te zeer verroest.

     

    X

    X

    2.2.

    Stuurwiel, stuurkolom en bedieningsstang

    2.2.1.

    Toestand stuurwiel/bedieningsstang

    a)

    Relatieve beweging tussen stuurwiel en stuurkolom die wijst op speling.

     

    X

     

    b)

    Bevestiging op stuurnaaf ontbreekt.

     

    X

    X

    c)

    Stuurnaaf, -velg of -spaken vertonen breuken of zitten los.

     

    X

    X

    2.2.2.

    Stuurkolom/-beugels en -vorken

    a)

    Midden van het stuurwiel beweegt te veel op- of neerwaarts.

     

    X

     

    b)

    Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal t.o.v. de kolomas.

     

    X

     

    c)

    Flexibele koppeling is versleten.

     

    X

     

    d)

    Bevestiging is defect.

     

    X

    X

    e)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

     

    X

    2.3.

    Speling in de stuurinrichting

    Te veel speling bij het sturen (bijvoorbeeld: een punt op het stuurwiel overschrijdt bij beweging meer dan een vijfde van de diameter van het stuurwiel, of niet in overeenstemming met de vereisten (8).

     

    X

    X

    2.4.

    Wieluitlijning (X) (9)

    Uitlijning niet in overeenstemming met de gegevens of de vereisten (8) van de fabrikant

    X

    X

     

    2.5.

    Draaischijf van de stuuras van de aanhangwagen

    a)

    Onderdeel vertoont beschadiging of barsten.

     

    X

    X

    b)

    Te veel speling.

     

    X

    X

    c)

    Bevestiging defect.

     

    X

    X

    2.6.

    Elektronische stuurbekrachtiging

    a)

    Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie.

     

    X

     

    b)

    Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen.

     

    X

    X

    c)

    Bekrachtiging werkt niet.

     

    X

     

    3.   ZICHT

    3.1.

    Gezichtsveld

    Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat zijn zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert.

    X

    X

     

    3.2.

    Toestand van de ruiten

    a)

    Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd.

    X

    X

     

    b)

    Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8) (XX) (10),

    X

    X

     

    c)

    Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand.

     

    X

    X

    3.3.

    Achteruitkijkspiegels of -toestellen

    a)

    Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd volgens de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Spiegel of toestel werkt niet, is beschadigd of zit los.

    X

    X

     

    3.4.

    Ruitenwissers

    a)

    Wissers werken niet of ontbreken.

     

    X

     

    b)

    Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect.

    X

    X

     

    3.5.

    Ruitensproeiers

    Sproeiers werken niet behoorlijk.

    X

    X

     

    3.6.

    Ont-wasemings-systeem (X) (9)

    Systeem werkt niet of is duidelijk defect.

    X

     

     

    4.   LAMPEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE APPARATUUR

    4.1.

    Koplampen

    4.1.1.

    Toestand en werking

    a)

    Licht/lichtbron is defect of ontbreekt.

    X

    X

     

    b)

    Projectiesysteem (reflector en lens) is defect of ontbreekt.

    X

    X

     

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

     

    X

     

    4.1.2.

    Richting

    Het mikpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten (8) zijn bepaald.

     

    X

     

    4.1.3.

    Schakelaars

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8) (Aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment)

    X

    X

     

    b)

    Verminderde functie van bedieningsapparatuur.

     

    X

     

    4.1.4.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen.

    X

    X

     

    c)

    Lichtbron en lamp zijn niet compatibel.

     

    X

     

    4.1.5.

    Verstelinrichting (indien verplicht)

    a)

    Inrichting werkt niet.

     

    X

     

    b)

    Manuele inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend.

     

    X

     

    4.1.6.

    Koplampwisser (indien verplicht)

    Inrichting werkt niet.

    X

    X

     

    4.2.

    Voor- en achterlichten, breedtelichten en contourmarkeringen

    4.2.1.

    Toestand en werking

    a)

    Lichtbron is defect.

     

    X

     

    b)

    Lens is defect.

     

    X

     

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.2.2.

    Schakelaars

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Verminderde functie van bedieningsapparatuur.

     

    X

     

    4.2.3.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen.

    X

    X

     

    4.3.

    Stoplichten

    4.3.1.

    Toestand en werking

    a)

    Lichtbron is defect.

    X

    X

    X

    b)

    Lens is defect.

    X

    X

     

    c)

    Licht is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.3.2.

    Schakelaars

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

    X

    b)

    Verminderde functie van bedieningsapparatuur.

     

    X

     

    4.3.3.

    Overeen-stemming met de vereisten (8)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.4.

    Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten

    4.4.1.

    Toestand en werking

    a)

    Lichtbron is defect.

    X

    X

     

    b)

    Lens is defect.

    X

    X

     

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.4.2.

    Schakelaars

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.4.3.

    Overeenstemming met de vereisten (8).

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.4.4.

    Knippersnelheid

    Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.5.

    Mistlichten vóór en achter

    4.5.1.

    Toestand en werking

    a)

    Lichtbron is defect.

    X

    X

     

    b)

    Lens is defect.

    X

    X

     

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.5.2.

    Richting (X) (9)

    Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een afbakeningslijn heeft.

    X

    X

     

    4.5.3.

    Schakelaars

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.5.4.

    Overeenstemming met de vereisten (8).

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8)

     

    X

     

    b)

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8)

    X

    X

     

    4.6.

    Achteruitrijlichten

    4.6.1.

    Toestand en werking

    a)

    Lichtbron is defect.

    X

     

     

    b)

    Lens is defect.

    X

     

     

    c)

    Lamp Licht is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.6.2.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.6.3.

    Schakelaars

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.7.

    Achterkentekenplaatverlichting

    4.7.1.

    Toestand en werking

    a)

    Licht schijnt rechtstreeks op de achterzijde.

    X

    X

     

    b)

    Lichtbron is defect.

    X

    X

     

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.7.2.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

     

     

    4.8.

    Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en kentekenplaatmarkeringen achteraan

    4.8.1.

    Toestand

    a)

    Reflecterende inrichting is defect of beschadigd.

    X

    X

     

    b)

    Reflector is niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.8.2.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    4.9.

    Verklikkersignalen voor lichtinrichting

    4.9.1.

    Toestand en werking

    Werkt niet.

    X

    X

     

    4.9.2.

    Overeenstemming met de vereisten (8)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

     

     

    4.10.

    Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger

    a)

    Vaste onderdelen zijn niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    b)

    Isolatie is beschadigd of stuk.

    X

    X

     

    c)

    De elektrische aansluitingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct.

     

    X

    X

    4.11.

    Elektrische bedrading

    a)

    Bedrading zit los of is niet goed beveiligd.

    X

    X

    X

    b)

    Bedrading is stuk.

    X

    X

    X

    c)

    Isolatie is beschadigd of stuk.

    X

    X

    X

    4.12.

    Niet-verplichte lichten en retroreflectoren (X) (9)

    a)

    Licht/retroreflector niet in overeenstemming met de vereisten (8) bevestigd.

    X

    X

     

    b)

    Bediening van het licht niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    c)

    Licht/retroreflector niet veilig bevestigd.

    X

    X

     

    4.13.

    Accu(’s)

    a)

    Zit los.

    X

    X

     

    b)

    Lekt.

    X

    X

     

    c)

    Schakelaar (indien vereist) defect.

     

    X

     

    d)

    Ontsteker (indien vereist) defect.

     

    X

     

    e)

    Onaangepaste ventilatie (indien vereist).

     

    X

     

    5.   ASSEN, WIELEN, BANDEN EN VERING

    5.1.

    Assen

    5.1.1.

    Assen

    a)

    As is gebroken of vervormd.

     

     

    X

    b)

    As is niet veilig aan het voertuig bevestigd.

     

    X

    X

    c)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    5.1.2.

    Asstompen

    a)

    Asstomp is gebroken.

     

     

    X

    b)

    Fuseepen en/of lagers vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    c)

    Te veel beweging tussen asstomp en starre as.

     

    X

    X

    d)

    Pen van de asstomp zit los in de as.

     

    X

    X

    5.1.3.

    Wiellagers

    a)

    Te veel speling in een wiellager.

     

    X

    X

    b)

    Wiellager zit te strak of is geblokkeerd.

     

    X

    X

    5.2.

    Wielen en banden

    5.2.1.

    Wielnaaf

    a)

    Moeren of bouten van het wiel ontbreken of zitten los.

     

    X

    X

    b)

    Naaf vertoont slijtage of beschadiging.

     

    X

    X

    5.2.2.

    Wielen

    a)

    Breuken of lasfouten.

     

     

    X

    b)

    Bevestigingsringen van de band zijn niet correct gemonteerd.

     

    X

    X

    c)

    Wiel is ernstig vervormd of versleten.

     

    X

    X

    d)

    Wielgrootte of -type is niet in overeenstemming met de vereisten (8) en is niet veilig.

     

    X

     

    5.2.3.

    Banden

    a)

    Bandenmaat, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheidsklasse is niet in overeenstemming met de vereisten (8) en is niet veilig.

     

    X

    X

    b)

    Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een verschillende maat.

     

    X

     

    c)

    Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal).

     

    X

     

    d)

    Band vertoont ernstige schade of inkepingen.

     

    X

    X

    e)

    Diepte bandenprofiel is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

     

    X

    X

    f)

    Band schuurt tegen andere onderdelen.

    X

    X

     

    g)

    Banden werden niet geherprofileerd in overeenstemming met de vereisten (8).

     

    X

    X

    h)

    Bandendrukcontrolesysteem werkt niet goed of is duidelijk defect.

    X

    X

     

    5.3.

    Vering

    5.3.1.

    Veren en stabilisatoren

    a)

    Veren zijn niet veilig aan het chassis of de as bevestigd.

     

    X

    X

    b)

    Veeronderdeel beschadigd of gebroken.

     

    X

    X

    c)

    Veer ontbreekt.

     

    X

    X

    d)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    5.3.2.

    Schokdempers

    a)

    Schokdempers zijn niet veilig aan het chassis of de as bevestigd.

    X

    X

     

    b)

    Beschadigde schokdemper met sporen van ernstige lekkage of defect.

     

    X

     

    5.3.2.1.

    Controle van de dempings-efficiëntie (X) (9)

    a)

    Aanzienlijk verschil tussen links en rechts.

     

    X

     

    b)

    Opgegeven minimumwaarden worden niet bereikt.

     

    X

     

    5.3.3.

    Torsiestangen, radiusarmen, vorkbenen en draagarmen

    a)

    Onderdeel is niet veilig aan het chassis of de as bevestigd.

     

    X

    X

    b)

    Onderdeel vertoont schade, breuken of te veel corrosie.

     

    X

    X

    c)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    5.3.4.

    Veerverbindingen

    a)

    Fuseepen en/of lagers of veerverbindingen vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    b)

    Stofkap ontbreekt of is ernstig versleten.

    X

    X

     

    5.3.5.

    Luchtvering

    a)

    Systeem werkt niet.

     

     

    X

    b)

    Onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is defect, zodat het systeem minder goed werkt.

     

    X

    X

    c)

    Systeem lekt hoorbaar.

     

    X

     

    6.   CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN

    6.1.

    Chassis of frame en bevestigingen

    6.1.1.

    Algemene toestand

    a)

    Een van de zijden of dwarsdelen is gebroken of vervormd.

     

    X

    X

    b)

    Verstevigende platen of bevestigingen zitten los.

     

    X

    X

    c)

    Te veel corrosie waardoor het geheel aan stijfheid verliest.

     

    X

    X

    6.1.2.

    Uitlaatpijpen en geluiddempers

    a)

    Uitlaatsysteem zit los of lekt.

     

    X

     

    b)

    Emissies dringen in de cabine of in het passagiersgedeelte.

     

    X

    X

    6.1.3.

    Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstof-leidingen voor verwarming)

    a)

    Tank of leidingen zitten los.

     

    X

    X

    b)

    Brandstof lekt of filterkap ontbreekt of is niet doeltreffend.

     

    X

    X

    c)

    Leidingen zijn beschadigd of gescheurd.

    X

    X

     

    d)

    Brandstofkraan (indien vereist) werkt niet correct.

     

    X

     

    e)

    Brandgevaar door:

    lekkende brandstof

    onvoldoende afgeschermde brandstoftank of uitlaat

    toestand van het motorcompartiment

     

    X

    X

    f)

    LPG-/CNG- of waterstofsysteem is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

     

    X

    X

    6.1.4.

    Bumpers, zijdelingse bescherming en beschermings-inrichting aan de achterzijde tegen klemrijden

    a)

    Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij bij (lichte) aanraking verwondingen kunnen veroorzaken.

     

    X

    X

    b)

    Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    6.1.5.

    Houder van het reservewiel (indien aanwezig)

    a)

    Houder in slechte toestand.

    X

     

     

    b)

    Houder gebroken of zit los.

     

    X

     

    c)

    Reservewiel is niet veilig bevestigd en kan uit de houder vallen.

     

    X

    X

    6.1.6.

    Koppelings-inrichting en trekinrichting

    a)

    Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten.

     

    X

    X

    b)

    Onderdeel vertoont te veel slijtage.

     

    X

    X

    c)

    Bevestiging is defect.

     

    X

    X

    d)

    Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet.

     

    X

     

    e)

    Indicator werkt niet.

     

    X

     

    f)

    Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik).

    X

    X

     

    g)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    6.1.7.

    Overbrenging

    a)

    Veiligheidsbouten zitten los of ontbreken.

     

    X

    X

    b)

    Lagers van de aandrijfassen vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    c)

    Universele verbindingen vertonen te veel slijtage.

     

    X

    X

    d)

    Flexibele koppelingen zijn stuk.

     

    X

    X

    e)

    As is beschadigd of gebogen.

     

    X

     

    f)

    Lagerbehuizing is gebroken of zit los.

     

    X

    X

    g)

    Stofkap ontbreekt of is ernstig stuk.

    X

    X

     

    h)

    Illegale aanpassing aan de aandrijving.

     

    X

     

    6.1.8.

    Bevestiging van de motor

    Bevestigingen zijn stuk, duidelijk en ernstig beschadigd, zitten los of zijn gebroken.

     

    X

    X

    6.1.9.

    Motorkracht

    a)

    Controle-eenheid illegaal gewijzigd.

     

    X

     

    b)

    Illegale wijziging aan de motor.

     

    X

     

    6.2.

    Cabine en koetswerk

    6.2.1.

    Toestand

    a)

    Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken.

     

    X

    X

    b)

    Koetswerkstijl zit los.

     

    X

    X

    c)

    Koetswerk laat motor- of uitlaatemissies binnendringen.

     

    X

    X

    d)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

     

    X

    X

    6.2.2.

    Bevestiging

    a)

    Koetswerk of cabine zit los.

     

    X

    X

    b)

    Koetswerk/cabine niet recht op het chassis geplaatst.

     

    X

     

    c)

    Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt.

     

    X

    X

    d)

    Bevestigingspunten integraal koetswerk te zeer verroest.

     

    X

    X

    6.2.3.

    Portieren en portierklinken

    a)

    Portier opent en sluit niet correct.

     

    X

     

    b)

    Portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten.

     

    X

    X

    c)

    Portier, scharnieren, klinken, portierstijlen ontbreken, zitten los of zijn stuk.

    X

    X

     

    6.2.4.

    Bodem

    Bodem zit los of is stuk.

     

    X

    X

    6.2.5.

    Bestuurders-zitplaats

    a)

    Zitplaats zit los of vertoont structurele gebreken.

     

    X

    X

    b)

    Verstelinrichting functioneert niet correct.

     

    X

    X

    6.2.6.

    Andere zitplaatsen

    a)

    Zitplaatsen zijn defect of zitten los.

    X

    X

     

    b)

    Zitplaatsen zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8) bevestigd.

    X

    X

     

    6.2.7.

    Bedienings-apparatuur voor de bestuurder

    Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige bediening van het voertuig werkt niet correct.

     

    X

    X

    6.2.8.

    Cabinetreden

    a)

    Trede of bevestiging zit los.

    X

    X

     

    b)

    Toestand van trede of bevestiging zou gebruikers kunnen verwonden.

     

    X

     

    6.2.9.

    Andere binnen- en buiten-voorzieningen en -inrichtingen

    a)

    Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect.

     

    X

     

    b)

    Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    c)

    Hydraulische apparatuur lekt.

    X

    X

     

    6.2.10.

    Spatborden, opspat-afschermings-uitrusting

    a)

    Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie.

    X

    X

     

    b)

    Onvoldoende speling t.o.v. het wiel.

    X

    X

     

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    7.   DIVERSE UITRUSTINGEN

    7.1.

    Veiligheidsgordels/gespen en bevestigingssystemen

    7.1.1.

    Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/gespen

    a)

    Verankeringspunt vertoont veel slijtage.

     

    X

    X

    b)

    Verankering zit los.

     

    X

    X

    7.1.2.

    Toestand van veiligheidsgordels/gespen

    a)

    Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig.

     

    X

     

    b)

    Veiligheidsgordel is beschadigd.

    X

    X

     

    c)

    Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    d)

    Gesp van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct.

     

    X

     

    e)

    Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct.

     

    X

     

    7.1.3.

    Krachtbegrenzer veiligheidsgordel

    Krachtbegrenzer ontbreekt of is niet aangepast aan het voertuig.

     

    X

     

    7.1.4.

    Gordelspanners

    Spanner duidelijk of is niet aangepast aan het voertuig.

     

    X

     

    7.1.5.

    Airbag

    a)

    Airbag ontbreekt of is niet aangepast aan het voertuig.

     

    X

     

    b)

    Airbag werkt duidelijk niet.

     

    X

     

    7.1.6.

    SRS-systemen (Supplementary Restraint System)

    Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem.

     

    X

     

    7.2.

    Brandblusser (X) (9)

    a)

    Ontbreekt.

     

    X

     

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    7.3.

    Sloten en beveiligingen tegen diefstal

    a)

    Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet.

    X

     

     

    b)

    Defect of sluit of blokkeert onwillekeurig.

     

    X

    X

    7.4.

    Gevarendriehoek (indien vereist) (X) (9)

    a)

    Ontbreekt of is onvolledig.

    X

     

     

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

     

     

    7.5.

    Verbandtrommel (indien vereist) (X) (9)

    Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

     

     

    7.6.

    Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X) (9)

    Ontbreken of bevinden zich in slechte staat.

    X

    X

     

    7.7.

    Claxon

    a)

    Werkt niet.

    X

    X

     

    b)

    Bediening zit los.

    X

     

     

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    7.8.

    Snelheidsmeter

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Werkt niet.

    X

    X

     

    c)

    Kan niet worden verlicht.

    X

    X

     

    7.9.

    Tachograaf (indien aanwezig/vereist)

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Werkt niet.

     

    X

     

    c)

    Zegels zijn stuk of ontbreken.

     

    X

     

    d)

    Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd.

     

    X

     

    e)

    Duidelijk vervalst of gemanipuleerd.

     

    X

     

    f)

    Bandenmaat niet in overeenstemming met de schaalverdeling.

     

    X

     

    7.10.

    Snelheids-begrenzer (indien aanwezig/vereist)

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Werkt niet.

     

    X

     

    c)

    Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd).

     

    X

     

    d)

    Zegels zijn stuk of ontbreken.

     

    X

     

    e)

    Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd.

     

    X

     

    f)

    Bandenmaat niet in overeenstemming met de schaalverdeling.

     

    X

     

    7.11.

    Odometer (indien beschikbaar) (X) (9)

    a)

    Duidelijk gemanipuleerd (fraude).

    X

    X

     

    b)

    Werkt niet.

    X

    X

     

    7.12.

    Elektronische stabiliteits-controle (ESC), indien aanwezig/vereist

    a)

    Snelheidssensoren aan wielen ontbreken of zijn beschadigd.

     

    X

     

    b)

    Bedrading is beschadigd.

     

    X

     

    c)

    Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd.

     

    X

     

    d)

    Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct.

     

    X

     

    e)

    Het waarschuwingslampje van de ESC wijst op een defect in het systeem.

     

    X

     

    8.   OVERLASTFACTOREN

    8.1.

    Geluidshinder

    8.1.1.

    Geluids-onderdrukkings-systeem

    a)

    Geluidsniveaus overschrijden de niveaus van de vereisten (8).

     

    X

     

    b)

    Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, zou er kunnen afvallen, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus.

     

    X

    X

    8.2.

    Uitlaatemissies

    8.2.1.

    Emissies benzinemotor

    8.2.1.1.

    Controle-systeem voor uitlaatemissies

    a)

    Het door de fabrikant gemonteerde emissiecontrolesysteem ontbreekt, is aangepast of is defect.

    X

    X

     

    b)

    Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden.

     

    X

     

    8.2.1.2.

    Gasemissies

    a)

    Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant opgegeven niveaus,

     

    X

     

    b)

    ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, zijn de CO-emissies,

    i)

    voor voertuigen die niet met een geavanceerd emissiecontrolesysteem werden gecontroleerd,

    hoger dan 4,5 %, of

    hoger dan 3,5 %

    afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik, zoals bepaald in de vereisten (8).

    ii)

    voor voertuigen die met een geavanceerd emissiecontrolesysteem werden gecontroleerd,

    bij stationaire motor: hoger dan 0,5 %

    bij hoog stationair toerental: hoger dan 0,3 %

    of

    bij stationaire motor: hoger dan 0,3 % (6)

    bij hoog stationair toerental: hoger dan 0,2 %

    afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals bepaald in de vereisten (8).

     

    X

     

    c)

    Lambda buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant.

     

    X

     

    d)

    Uitlezing boorddiagnosesysteem wijst op ernstig defect.

     

    X

     

    8.2.2.

    Emissies dieselmotor

    8.2.2.1.

    Controle-systeem voor uitlaatemissies

    a)

    Het door de fabrikant gemonteerde emissiecontrolesysteem ontbreekt of is duidelijk defect.

    X

    X

     

    b)

    Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden.

     

    X

     

    8.2.2.2.

    Opaciteit

    Voertuigen die vóór 1 januari 1980 werden geregistreerd of in gebruik genomen, moeten niet aan deze vereiste voldoen.

    a)

    Bij voertuigen die voor de eerste keer vóór de datum in de vereisten (8) zijn geregistreerd of in gebruik genomen overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd.

     

    X

     

    b)

    Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten (8) het gebruik van referentiewaarden niet toelaten,

    voor dieselmotoren met natuurlijke aanzuiging: 2,5 m-1,

    voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1,

    of, bij voertuigen die in de vereisten (8) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten (8) zijn geregistreerd of in gebruik genomen, 1,5 m-1  (7).

     

    X

     

    8.3.

    Onderdrukking elektromagnetische storingen

    Radiostoring (X) (9)

    Niet in overeenstemming met alle vereisten (8).

    X

     

     

    8.4.

    Andere punten die betrekking hebben op het milieu

    8.4.1.

    Vloeistoflekken

    Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers.

     

    X

    X

    9.   AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3

    9.1.

    Portieren

    9.1.1.

    In- en uitgang

    a)

    Bediening is defect.

     

    X

     

    b)

    Toestand is slecht.

    X

    X

     

    c)

    Noodbediening is defect.

     

    X

     

    d)

    Afstandsbediening van portieren of waarschuwings-toestellen zijn defect.

     

    X

     

    e)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.1.2.

    Nooduitgangen

    a)

    Bediening is defect.

     

    X

     

    b)

    Borden met opschrift „nooduitgang” ontbreken of zijn onleesbaar.

    X

    X

     

    c)

    Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt.

     

    X

     

    d)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.2.

    Ontwasemings- en ontdooisysteem (X) (9)

    a)

    Functioneert niet correct.

    X

    X

     

    b)

    Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.

     

    X

    X

    c)

    Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect.

     

    X

     

    9.3.

    Luchtcirculatie- en verwarmings-systeem (X) (9)

    a)

    Bediening is defect.

    X

    X

     

    b)

    Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.

     

    X

    X

    9.4.

    Zitplaatsen

    9.4.1.

    Passagiers-zitplaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen)

    a)

    Zitplaatsen zijn defect of zitten los.

    X

    X

     

    b)

    Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch.

    X

    X

     

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.4.2.

    Bestuurders-zitplaats (aanvullende vereisten)

    a)

    Speciale voorzieningen zoals antiverblindingsschermen zijn defect.

    X

    X

     

    b)

    Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.5.

    Binnenverlichting en bestemmings-apparatuur (X) (9)

    Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.6.

    Gangen, staanplaatsen

    a)

    Bodem zit los.

     

    X

    X

    b)

    Leuningen of handvaten zijn defect.

    X

    X

     

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.7.

    Trappen en treden

    a)

    In slechte of beschadigde toestand.

    X

    X

    X

    b)

    Inklapbare treden functioneren niet correct.

     

    X

     

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.8.

    Systeem voor communicatie met de passagiers (X) (9)

    Systeem is defect.

    X

    X

     

    9.9.

    Berichten (X) (9)

    a)

    Bericht ontbreekt, is foutief of onleesbaar.

    X

     

     

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.10.

    Vereisten voor het vervoer van kinderen (X) (9)

    9.10.1.

    Portieren

    Bescherming van portieren niet in overeenstemming met de vereisten (8) voor dit type vervoer.

    X

    X

     

    9.10.2.

    Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.11.

    Vereisten voor het vervoer van mindervaliden (X) (9)

    9.11.1.

    Portieren, laadplatforms en liften

    a)

    Slechte werking.

    X

    X

     

    b)

    Toestand is slecht.

    X

    X

     

    c)

    Bediening is defect.

    X

    X

     

    d)

    Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect.

    X

    X

     

    e)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.11.2.

    Voorzieningen voor rolstoelen

    a)

    Slechte werking.

    X

    X

     

    b)

    Toestand is slecht.

    X

    X

     

    c)

    Bediening is defect.

    X

    X

     

    d)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.11.3.

    Signaleer-inrichtingen en speciale uitrusting

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting zijn niet aanwezig of zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.12.

    Andere speciale uitrusting (X) (9)

    9.12.1.

    Installaties voor maaltijdbereiding

    a)

    Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    b)

    Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is.

     

    X

     

    9.9.12.2.

    Sanitaire installatie

    Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     

    9.12.3.

    Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    X

    X

     


    (1)  Ongepaste herstelling of wijziging betekent een herstelling of wijziging die de wegveiligheid van het voertuig vermindert of die een negatieve invloed op het milieu heeft.

    (2)  48 % voor voertuigen zonder ABS of voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend vóór 1 oktober 1991.

    (3)  45 % voor voertuigen die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten, indien dit later is.

    (4)  43 % voor opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereiste, indien dit later is.

    (5)  2,2m/s2 voor voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3.

    (6)  Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG van de Raad (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1) of latere wijzigingen, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2002.

    (7)  Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de grenswaarden in rij B van punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG of latere wijzigingen, rij B1, B2 of C van punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtijn 88/77/EEG van de Raad (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33) of latere wijzigingen, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008.

    (8)  „Vereisten” zijn vastgesteld in de typegoedkeuringseisen op de datum van goedkeuring eerste inschrijving of eerste ingebruikneming, alsook in aanpassingsverplichtingen of in de nationale wetgeving van het land van inschrijving.

    (9)  (X) wijst op punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en de geschiktheid ervan voor gebruik op in het verkeer, maar die niet belangrijk zijn bij een periodieke controle.

    (10)  (XX) Deze reden voor afkeuring is slechts van toepassing indien de controle door de nationale wetgeving is vereist.


    Top