Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0287

    2010/287/: Besluit van de Raad van 19 januari 2010 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

    PB L 125 van 21.5.2010, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/06/2014; opgeheven door 32014D0407

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/287/oj

    21.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 125/42


    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 19 januari 2010

    betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

    (2010/287/EU)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 126, lid 6 juncto artikel 126, lid 13 en artikel 136,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien de opmerkingen van Nederland,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

    (2)

    Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

    (3)

    De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact), voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Verordening (EG) nr. 1467/97 bevat ook bepalingen voor de uitvoering van artikel 104 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden. Het aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van dat protocol.

    (4)

    De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

    (5)

    Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat nu artikel 126, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat nu artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat nu artikel 126, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 11 november 2009 een dergelijk advies over Nederland aan de Raad uitgebracht (3).

    (6)

    In artikel 126, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Nederland leidt deze algehele evaluatie tot de in dit besluit vervatte conclusies.

    (7)

    Volgens gegevens die de Nederlandse autoriteiten in oktober 2009 hebben meegedeeld, wordt voor 2009 in Nederland een overheidstekort van 4,8 % van het bbp gepland, een percentage dat hoger ligt dan en niet in de buurt blijft van de referentiewaarde van 3 % van het bbp. De voorziene overschrijding van de referentiewaarde kan worden aangemerkt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Zij is hoofdzakelijk het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie zal het bbp in 2009 met 4,5 % krimpen en in 2010 met amper ¼ % groeien. Nog volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie kan de geplande overschrijding van de referentiewaarde bovendien niet als tijdelijk worden beschouwd, aangezien, uitgaande van de gebruikelijke veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft, wordt verwacht dat het overheidstekort zal oplopen van 4,7 % van het bbp in 2009 tot 6,1 % van het bbp in 2010 en in 2011 licht zal dalen tot 5,6 % van het bbp. Er is derhalve niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

    (8)

    Volgens in oktober 2009 door de Nederlandse autoriteiten meegedeelde gegevens ligt de bruto-overheidsschuld met 59,7 % (4) van het bbp in 2009 lager dan de referentiewaarde van 60 % van het bbp. In de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie wordt voorspeld dat de bruto-overheidsschuld in 2009 op 59,8 % van het bbp zal uitkomen en in 2010 en 2011 zal oplopen tot respectievelijk 66 % en 70 % van het bbp, waarmee de referentiewaarde van 60 % van het bbp wordt overschreden. Deze toename is grotendeels toe te schrijven aan een verwachte forse verslechtering van het primaire saldo.

    (9)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Nederland is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot dit besluit leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

    Gedaan te Brussel, 19 januari 2010.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    E. SALGADO


    (1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

    (2)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

    (3)  Alle BTP-documenten voor Nederland zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode = _m2

    (4)  In dit percentage is geen rekening gehouden met de illiquid assets back-up facility voor ING, die ongeveer 3½ % van het bbp (21 miljard EUR) vertegenwoordigt.


    Top