Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1136

    Verordening (EG) nr. 1136/2009 van de Commissie van 25 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 betreft (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 311 van 26.11.2009, p. 6–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/10/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R1803

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1136/oj

    26.11.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 311/6


    VERORDENING (EG) Nr. 1136/2009 VAN DE COMMISSIE

    van 25 november 2009

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 betreft

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

    (2)

    Op 27 november 2008 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards (hierna de „geherstructureerde IFRS 1” genoemd) gepubliceerd. De geherstructureerde IFRS 1 vervangt de bestaande IFRS 1, waardoor de standaard gebruiksvriendelijker wordt en in de toekomst gemakkelijker te wijzigen is. De geherstructureerde IFRS 1 verwijdert ook sommige achterhaalde overgangsleidraden uit de standaard en bevat tevens een aantal minieme redactionele wijzigingen. De bestaande vereisten blijven ongewijzigd.

    (3)

    Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de geherstructureerde IFRS 1 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bestudeerd en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (5)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards vervangen door de in de bijlage bij deze verordening vervatte IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards (geherstructureerde versie van 2008).

    Artikel 2

    Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRS 1 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 december 2009 van start gaat.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 november 2009.

    Voor de Commissie

    Charlie McCREEVY

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

    (2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

    (3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


    BIJLAGE

    INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

    IFRS 1

    Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

    „Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”

    INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARD 1

    Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

    DOEL

    1

    Het doel van deze IFRS is ervoor te zorgen dat de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit en haar tussentijdse financiële verslagen voor delen van de periode waarop die jaarrekening betrekking heeft, kwalitatief hoogwaardige informatie bevatten die:

    (a)

    transparant is voor gebruikers en voor alle verslagperioden vergelijkbaar is;

    (b)

    een geschikt uitgangspunt vormt voor verslaggeving overeenkomstig de International Financial Reporting Standards (IFRSs); en

    (c)

    kan worden opgesteld tegen kosten die de voordelen niet overtreffen.

    TOEPASSINGSGEBIED

    2

    Een entiteit moet deze IFRS toepassen op:

    (a)

    haar eerste IFRS-jaarrekening; en

    (b)

    elk eventueel tussentijds financieel verslag dat overeenkomstig IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving wordt opgesteld voor een deel van de periode waarop haar eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft.

    3

    De eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit is de eerste jaarrekening waarin de entiteit de IFRSs toepast door er een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs in op te nemen. Een overeenkomstig de IFRSs opgestelde jaarrekening is de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit indien de entiteit bijvoorbeeld:

    (a)

    haar recentste voorgaande jaarrekening presenteerde:

    (i)

    overeenkomstig nationale vereisten die niet in alle opzichten consistent zijn met de IFRSs;

    (ii)

    overeenkomstig de IFRSs, in alle opzichten, behalve dat de jaarrekening geen expliciete en onvoorwaardelijke verklaring bevatte dat deze overeenkomstig de IFRSs was opgesteld;

    (iii)

    met daarin een expliciete verklaring van overeenstemming met sommige maar niet alle IFRSs;

    (iv)

    overeenkomstig nationale vereisten die niet in overeenstemming zijn met de IFRSs, waarbij een aantal individuele IFRSs wordt gebruikt om posten te verwerken waarvoor geen nationale vereisten bestonden; of

    (v)

    overeenkomstig nationale vereisten, met een aansluiting tussen een aantal bedragen en de bedragen bepaald overeenkomstig de IFRSs;

    (b)

    uitsluitend voor intern gebruik een jaarrekening overeenkomstig de IFRSs heeft opgesteld, zonder deze beschikbaar te stellen aan de eigenaren van de entiteit of aan andere externe gebruikers;

    (c)

    voor consolidatiedoeleinden een rapportageset overeenkomstig de IFRSs heeft opgesteld zonder een volledige jaarrekening, zoals gedefinieerd in IAS 1 Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007) op te stellen; of

    (d)

    geen jaarrekening over vorige perioden heeft gepresenteerd.

    4

    Deze IFRS geldt wanneer een entiteit voor het eerst de IFRSs toepast. Deze IFRS geldt niet wanneer een entiteit bijvoorbeeld:

    (a)

    de presentatie van de jaarrekening overeenkomstig nationale vereisten beëindigt, waarbij naast deze jaarrekening voorheen een andere jaarrekening werd gepresenteerd die een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs bevatte;

    (b)

    in het voorgaande jaar een jaarrekening overeenkomstig nationale vereisten presenteerde en deze jaarrekening een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs bevatte; of

    (c)

    in het voorgaande jaar een jaarrekening presenteerde die een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs bevatte, zelfs als de accountant bij deze jaarrekening een accountantsverklaring met beperking heeft afgegeven.

    5

    Deze IFRS geldt niet voor wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving aangebracht door een entiteit die reeds de IFRSs toepast. Dergelijke wijzigingen worden behandeld in:

    (a)

    vereisten met betrekking tot wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving in IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten; en

    (b)

    specifieke overgangsvereisten in andere IFRSs.

    OPNAME EN WAARDERING

    IFRS-openingsbalans

    6

    Een entiteit moet een IFRS-openingsbalans opstellen en presenteren op de datum van overgang naar de IFRSs. Deze vormt het uitgangspunt voor haar verslaggeving in overeenstemming met de IFRSs.

    Grondslagen voor financiële verslaggeving

    7

    Een entiteit moet in haar IFRS-openingsbalans en voor alle perioden waarover in haar eerste IFRS-jaarrekening wordt gerapporteerd dezelfde grondslagen voor financiële verslaggeving toepassen. Deze grondslagen voor financiële verslaggeving moeten in overeenstemming zijn met elke IFRS die aan het eind van haar eerste IFRS-verslagperiode van kracht is, behoudens de bepalingen in alinea's 13 tot en met 19 en in bijlagen B tot en met E.

    8

    Een entiteit mag geen verschillende versies van de IFRSs toepassen die op een eerder tijdstip van kracht waren. Een entiteit mag een nieuwe IFRS die nog niet verplicht is toepassen indien die IFRS eerdere toepassing toestaat.

    Voorbeeld: Consistente toepassing van de recentste versie van de IFRSs

    Achtergrond

    Het einde van de eerste IFRS-verslagperiode van entiteit A is 31 december 20X5. Entiteit A besluit in deze jaarrekening voor slechts één jaar vergelijkende informatie te presenteren (zie alinea 21). De datum van de overgang naar de IFRSs komt derhalve overeen met de aanvang van de bedrijfsactiviteiten op 1 januari 20X4 (of het einde van de bedrijfsactiviteiten op 31 december 20X3). Entiteit A heeft elk jaar tot en met 31 december 20X4 een jaarrekening gepresenteerd overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP.

    Toepassing van vereisten

    Entiteit A is verplicht om de IFRSs toe te passen die van kracht zijn voor perioden eindigend op 31 december 20X5 bij:

    (a)

    het opstellen en presenteren van haar IFRS-openingsbalans op 1 januari 20X4; en

    (b)

    het opstellen en presenteren van haar balans op 31 december 20X5 (met inbegrip van vergelijkende bedragen voor 20X4), overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten, mutatieoverzicht van het eigen vermogen en kasstroomoverzicht voor het jaar tot 31 december 20X5 (met inbegrip van vergelijkende bedragen voor 20X4) en toelichtingen (met inbegrip van vergelijkende informatie voor 20X4).

    Indien een nieuwe IFRS nog niet verplicht is maar eerdere toepassing toestaat, mag entiteit A in haar eerste IFRS-jaarrekening die IFRS toepassen, zonder hiertoe verplicht te zijn.

    9

    De overgangsbepalingen in andere IFRSs gelden voor wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving die worden aangebracht door een entiteit die reeds de IFRSs toepast; de overgangsbepalingen gelden niet voor de overgang naar de IFRSs door een eerste toepasser, behoudens de bepalingen in bijlagen B tot en met E.

    10

    Behoudens de bepalingen in alinea's 13 tot en met 19 en in bijlagen B tot en met E, moet een entiteit in haar IFRS-openingsbalans:

    (a)

    alle activa en verplichtingen opnemen die op grond van de IFRSs moeten worden opgenomen;

    (b)

    geen posten als activa of verplichtingen opnemen indien de IFRSs een dergelijke opname niet toestaan;

    (c)

    posten herclassificeren die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP tot een bepaalde categorie van activa, verplichtingen of eigen-vermogenscomponenten behoorden, maar overeenkomstig de IFRSs tot een andere categorie van activa, verplichtingen of eigen-vermogenscomponenten behoren; en

    (d)

    de IFRSs toepassen bij de waardering van alle opgenomen activa en verplichtingen.

    11

    De grondslagen voor financiële verslaggeving die een entiteit in haar IFRS-openingsbalans toepast, kunnen verschillen van de grondslagen die zij op dezelfde datum toepaste toen zij de voorheen toegepaste GAAP hanteerde. De resulterende aanpassingen vloeien voort uit gebeurtenissen en transacties vóór de datum van de overgang naar de IFRSs. Derhalve moet een entiteit deze aanpassingen direct in de ingehouden winsten (of, indien geëigend, een andere categorie van het eigen vermogen) verwerken op de datum van de overgang naar de IFRSs.

    12

    In deze IFRS worden twee categorieën uitzonderingen vastgelegd op het principe dat de IFRS-openingsbalans van een entiteit in overeenstemming moet zijn met iedere IFRS:

    (a)

    op grond van bijlage B is retroactieve toepassing van enkele aspecten van andere IFRSs niet toegestaan.

    (b)

    in bijlagen C tot en met E zijn vrijstellingen vermeld ten aanzien van een aantal in andere IFRSs opgenomen vereisten.

    Uitzonderingen op de retroactieve toepassing van andere IFRSs

    13

    Op grond van deze IFRS is retroactieve toepassing van enkele aspecten van andere IFRSs niet toegestaan. Deze uitzonderingen zijn uiteengezet in alinea's 14 tot en met 17 en in bijlage B.

    Schattingen

    14

    De schattingen die op de datum van de overgang naar de IFRSs overeenkomstig de IFRSs zijn gemaakt, moeten in overeenstemming zijn met de schattingen die op dezelfde datum zijn gemaakt overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP (waarbij rekening wordt gehouden met aanpassingen in verband met eventuele verschillen in de grondslagen voor financiële verslaggeving), tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat deze schattingen onjuist waren.

    15

    Een entiteit kan na de datum van de overgang naar de IFRSs informatie over schattingen ontvangen die zij overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP had gemaakt. Overeenkomstig alinea 14 moet een entiteit de ontvangst van deze informatie op dezelfde wijze behandelen als gebeurtenissen na de verslagperiode die niet leiden tot aanpassing van de jaarrekening overeenkomstig IAS 10 Gebeurtenissen na de verslagperiode. Stel bijvoorbeeld dat een entiteit als datum van de overgang naar de IFRSs 1 januari 20X4 hanteert en naar aanleiding van nieuwe informatie op 15 juli 20X4 een schatting moet herzien die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP op 31 december 20X3 werd gemaakt. De entiteit mag deze nieuwe informatie niet in haar IFRS-openingsbalans verwerken (tenzij de schattingen moeten worden aangepast in verband met eventuele verschillen in de grondslagen voor financiële verslaggeving, of tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat de schattingen onjuist waren). In plaats daarvan moet de entiteit die nieuwe informatie in de winst of het verlies verwerken (of, indien van toepassing, in de niet-gerealiseerde resultaten) voor het jaar dat op 31 december 20X4 eindigde.

    16

    Het kan noodzakelijk zijn dat een entiteit op de datum van de overgang naar de IFRSs schattingen overeenkomstig de IFRSs maakt die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP op die datum niet noodzakelijk waren. In overeenstemming met IAS 10 moeten deze schattingen overeenkomstig de IFRSs de situatie weerspiegelen die bestond op de datum van de overgang naar de IFRSs. Met name schattingen die op de datum van de overgang naar de IFRSs worden gemaakt ten aanzien van marktprijzen, rentevoeten of wisselkoersen moeten de marktomstandigheden op die datum weerspiegelen.

    17

    Alinea's 14 tot en met 16 zijn van toepassing op de IFRS-openingsbalans. Zij gelden tevens voor een vergelijkende periode die in de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit wordt gepresenteerd. In dit geval moeten de verwijzingen naar de datum van de overgang naar de IFRSs worden vervangen door verwijzingen naar het einde van die vergelijkende periode.

    Vrijstellingen van andere IFRSs

    18

    Een entiteit kan een beroep doen op een of meer van de in bijlagen C tot en met E vermelde vrijstellingen. Een entiteit mag deze vrijstellingen niet naar analogie op andere posten toepassen.

    19

    In sommige vrijstellingen die in bijlagen C tot en met E zijn vermeld, wordt naar de reële waarde verwezen. Bij het bepalen van de reële waarde in overeenstemming met deze IFRS, moet een entiteit de definitie van reële waarde in Bijlage A toepassen, alsook meer specifieke leidraden in andere IFRSs voor de bepaling van de reële waarde van het desbetreffende actief of de desbetreffende verplichting. Deze reële waarden moeten de situatie weerspiegelen die bestond op de datum waarop ze werden bepaald.

    PRESENTATIE EN INFORMATIEVERSCHAFFING

    20

    Deze IFRS bevat geen vrijstellingen voor de in andere IFRSs opgenomen vereisten inzake presentatie en informatieverschaffing.

    Vergelijkende informatie

    21

    Om te voldoen aan IAS 1 moet de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit ten minste drie balansen, twee overzichten van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten, twee afzonderlijke winst-en-verliesrekeningen (indien gepresenteerd), twee kasstroomoverzichten en twee mutatieoverzichten van het eigen vermogen en de bijbehorende toelichtingen, met inbegrip van vergelijkende informatie, bevatten.

    Niet overeenkomstig de IFRS gepresenteerde vergelijkende informatie en historische overzichten

    22

    Sommige entiteiten presenteren historische overzichten van bepaalde gegevens met betrekking tot perioden die voorafgaan aan de eerste periode waarover volledige vergelijkende informatie overeenkomstig de IFRSs wordt gepresenteerd. Op grond van deze IFRS is het niet vereist dat zulke overzichten voldoen aan de vereisten van de IFRSs inzake opname en waardering. Bovendien presenteren sommige entiteiten zowel vergelijkende informatie overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP als de door IAS 1 voorgeschreven vergelijkende informatie. In een jaarrekening die historische overzichten of vergelijkende informatie bevat overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP moet een entiteit:

    (a)

    op duidelijke wijze aangeven dat de informatie die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP is opgesteld niet in overeenstemming met de IFRSs is opgesteld; en

    (b)

    informatie verschaffen over de aard van de belangrijkste aanpassingen om aan de IFRSs te voldoen. Een entiteit hoeft deze aanpassingen niet te kwantificeren.

    Toelichting in verband met de overgang naar de IFRSs

    23

    Een entiteit moet toelichten hoe de overgang van de voorheen toegepaste GAAP naar de IFRSs van invloed is geweest op de gerapporteerde financiële positie, financiële prestaties en kasstromen.

    Aansluitingen

    24

    Om aan alinea 23 te voldoen, moet de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit het volgende omvatten:

    (a)

    aansluitingen tussen het gerapporteerde eigen vermogen overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP en het eigen vermogen overeenkomstig de IFRSs, voor de volgende twee tijdstippen:

    (i)

    de datum van de overgang naar de IFRSs; en

    (ii)

    het einde van de laatste periode die in de recentste jaarrekening van de entiteit werd gepresenteerd overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    (b)

    een aansluiting met het totaal van de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten overeenkomstig de IFRSs over de laatste periode in de recentste jaarrekening van de entiteit. Het uitgangspunt voor die aansluiting moet het totaal zijn van de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP over dezelfde periode of, indien een entiteit dergelijk totaal niet rapporteerde, de winst of het verlies overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    (c)

    indien de entiteit bij de opstelling van haar IFRS-openingsbalans voor het eerst bijzondere waardeverminderingsverliezen heeft opgenomen of teruggenomen, de informatieverschaffing die IAS 36 Bijzondere waardevermindering van activa zou voorschrijven indien de entiteit deze (teruggenomen) bijzondere waardeverminderingsverliezen had opgenomen in de periode die op de datum van de overgang naar de IFRSs aanvangt.

    25

    De op grond van alinea's 24(a) en (b) vereiste aansluitingen moeten gebruikers voldoende inzicht verschaffen in de materiële aanpassingen in de balans en het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten. Als een entiteit een kasstroomoverzicht overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP presenteerde, moet ze ook de materiële aanpassingen in het kasstroomoverzicht toelichten.

    26

    Indien een entiteit bij de voorheen toegepaste GAAP fouten ontdekt, moet in de aansluitingen die op grond van alinea's 24(a) en (b) vereist zijn een onderscheid worden gemaakt tussen de correctie van deze fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving.

    27

    IAS 8 behandelt niet de wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving die plaatsvinden wanneer een entiteit de IFRSs voor het eerst toepast. De vereisten van IAS 8 inzake informatieverschaffing over wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving gelden derhalve niet voor de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit.

    28

    Indien een entiteit over voorgaande perioden geen jaarrekening presenteerde, moet dit feit in de eerste IFRS-jaarrekening worden vermeld.

    Aanmerking van financiële activa of financiële verplichtingen

    29

    Overeenkomstig alinea D19 mag een entiteit een voorheen opgenomen financieel actief of financiële verplichting aanmerken als een financieel actief of financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening of een financieel actief als beschikbaar voor verkoop. De entiteit moet de reële waarde vermelden van de in elke categorie aangemerkte financiële activa of financiële verplichtingen op de datum van de aanmerking, alsmede de classificatie en boekwaarde in de vorige jaarrekening.

    Gebruik van reële waarde als veronderstelde kostprijs

    30

    Als een entiteit in haar IFRS-openingsbalans voor een materieel vast actief, een vastgoedbelegging of een immaterieel actief gebruikmaakt van de reële waarde als veronderstelde kostprijs (zie alinea's D5 en D7), dan moet in de eerste IFRS-jaarrekening van de entiteit voor iedere post in de IFRS-openingsbalans het volgende worden vermeld:

    (a)

    het totaal van deze reële waarden; en

    (b)

    de totale aanpassing van de boekwaarden gerapporteerd overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    Gebruik van veronderstelde kostprijs voor investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen

    31

    Als een entiteit in haar IFRS-openingsbalans gebruikmaakt van een veronderstelde kostprijs voor een investering in een dochteronderneming, entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of geassocieerde deelneming in haar enkelvoudige jaarrekening (zie alinea D15), moet in de eerste enkelvoudige IFRS-jaarrekening het volgende worden vermeld:

    (a)

    de totale veronderstelde kostprijs van deze investeringen waarvoor de veronderstelde kostprijs de boekwaarde overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP is;

    (b)

    de totale veronderstelde kostprijs van deze investeringen waarvoor de veronderstelde kostprijs de reële waarde is; en

    (c)

    de totale aanpassing van de boekwaarden gerapporteerd overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    Tussentijdse financiële verslagen

    32

    Om te voldoen aan alinea 23 geldt dat, indien een entiteit die over een gedeelte van de periode waarop haar eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft een tussentijds financieel verslag overeenkomstig IAS 34 presenteert, de entiteit moet voldoen aan de volgende vereisten naast de vereisten van IAS 34:

    (a)

    Ieder dergelijk tussentijds financieel verslag bevat, als de entiteit een tussentijds financieel verslag over de vergelijkbare tussentijdse periode van het onmiddellijk daaraan voorafgaande boekjaar presenteerde, een aansluiting:

    (i)

    tussen haar eigen vermogen overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP aan het eind van die vergelijkbare tussentijdse periode en haar eigen vermogen overeenkomstig de IFRSs op dezelfde datum; en

    (ii)

    met haar gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten overeenkomstig de IFRSs voor die vergelijkbare tussentijdse periode (lopende periode en cumulatief voor het lopende boekjaar). Het uitgangspunt voor die aansluiting moet het totaal zijn van de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP over die periode of, indien een entiteit dergelijk totaal niet rapporteerde, de winst of het verlies overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    (b)

    Naast de op grond van (a) voorgeschreven aansluitingen omvat het eerste tussentijdse financieel verslag overeenkomstig IAS 34 over een gedeelte van de periode waarop de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft de in alinea's 24(a) en (b) beschreven aansluitingen (aangevuld met de op grond van alinea's 25 en 26 vereiste informatie), of een verwijzing naar een ander gepubliceerd document waarin deze aansluitingen zijn opgenomen.

    33

    IAS 34 vereist minimale informatieverschaffing die is gebaseerd op de veronderstelling dat gebruikers van de tussentijdse financiële verslagen tevens toegang tot de recentste jaarrekening hebben. Volgens IAS 34 moet een entiteit echter ook melding maken van „gebeurtenissen of transacties die van wezenlijk belang zijn om inzicht te verkrijgen in de lopende tussentijdse periode”. Derhalve moet een eerste toepasser, indien hij in zijn recentste jaarrekening overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP geen informatie heeft verschaft die van materiële betekenis is om inzicht te verkrijgen in de lopende tussentijdse periode, in zijn tussentijds financieel verslag deze informatie verschaffen, of verwijzen naar een ander gepubliceerd document waarin deze informatie is opgenomen.

    INGANGSDATUM

    34

    Een entiteit moet deze IFRS toepassen als haar eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft op een periode die op of na 1 juli 2009 aanvangt. Eerdere toepassing is toegestaan.

    35

    Een entiteit moet de wijzigingen in alinea's D1(n) en D23 toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 23 Financieringskosten (herziene versie van 2007) op een eerder periode toepast, moet ze ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

    36

    IFRS 3 Bedrijfscombinaties (herziene versie van 2008) wijzigde alinea's 19, C1 en C4(f) en (g). Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet ze ook de wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

    37

    IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van 2008) wijzigde alinea's 13 en B7. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet ze ook de wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

    38

    Kostprijs van een investering in een dochteronderneming, entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of geassocieerde deelneming (wijzigingen in IFRS 1 en IAS 27), uitgegeven in mei 2008, voegde alinea's 31, D1(g), D14 en D15 toe. Entiteiten moeten deze alinea's toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze alinea's op een periode toepast, moet ze dat feit vermelden.

    39

    Alinea B7 werd gewijzigd door de in mei 2008 uitgegeven Verbeteringen in IFRSs. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet ze ook de wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

    INTREKKING VAN IFRS 1 (UITGEGEVEN IN 2003)

    40

    Deze IFRS vervangt IFRS 1 (uitgegeven in 2003 en gewijzigd in mei 2008).

    Anhangsel A

    Definities

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

    datum van de overgang naar de IFRSs

    Het begin van de vroegste periode waarover een entiteit in haar eerste IFRS-jaarrekening volledige vergelijkende informatie overeenkomstig de IFRSs presenteert.

    veronderstelde kostprijs

    Een bedrag dat wordt gebruikt als substituut voor de kostprijs of de kostprijs minus cumulatieve afschrijvingen op een bepaalde datum. Bij latere afschrijving wordt verondersteld dat de entiteit het actief of de verplichting voor het eerst op de gegeven datum had opgenomen en dat de kostprijs gelijk was aan de veronderstelde kostprijs.

    reële waarde

    Het bedrag waarvoor een actief zou kunnen worden verhandeld of een verplichting zou kunnen worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

    eerste IFRS-jaarrekening

    De eerste jaarrekening waarin een entiteit de International Financial Reporting Standards (IFRSs) toepast door middel van een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs.

    eerste IFRS-verslagperiode

    De laatste verslagperiode waarop de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit betrekking heeft.

    eerste toepasser

    Een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening presenteert.

    International Financial Reporting Standards (IFRSs)

    Standaarden en interpretaties die door de International Accounting Standards Board (IASB) zijn goedgekeurd. Deze bestaan uit:

    a)

    International Financial Reporting Standards;

    b)

    International Accounting Standards; en

    c)

    Interpretaties afkomstig van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) of het voormalige Standing Interpretations Committee (SIC).

    IFRS-openingsbalans

    De balans van een entiteit op de datum van de overgang naar de IFRSs.

    voorheen toegepaste GAAP

    De grondslagen voor financiële verslaggeving die een eerste toepasser hanteerde onmiddellijk voorafgaand aan de toepassing van de IFRSs.

    Bijlage B

    Uitzonderingen op de retroactieve toepassing van andere IFRSs

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

    B1

    Een entiteit moet de volgende uitzonderingen toepassen:

    (a)

    het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen (alinea’s B2 en B3);

    (b)

    hedge accounting (alinea’s B4 tot en met B6), en

    (c)

    minderheidsbelangen (alinea B7).

    Niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen

    B2

    Behoudens hetgeen volgens alinea B3 wordt toegestaan, moet een eerste toepasser de in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering opgenomen vereisten voor het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen prospectief toepassen op transacties op of na 1 januari 2004. Met andere woorden, als een eerste toepasser niet-afgeleide financiële activa of niet-afgeleide financiële verplichtingen overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet langer in de balans opnam als gevolg van een transactie die vóór 1 januari 2004 plaatsvond, mag de entiteit die activa en verplichtingen niet in de balans opnemen overeenkomstig de IFRSs (tenzij ze als gevolg van een latere transactie of gebeurtenis voor opname in aanmerking komen).

    B3

    Niettegenstaande alinea B2 mag een entiteit de vereisten in IAS 39 met betrekking tot het niet langer opnemen in de balans retroactief toepassen vanaf een door de entiteit te kiezen datum, op voorwaarde dat de informatie die nodig is om IAS 39 toe te passen op financiële activa en financiële verplichtingen die als gevolg van transacties in het verleden niet langer worden opgenomen, werd verkregen op het moment van de eerste administratieve verwerking van die transacties.

    Hedge accounting

    B4

    Zoals op grond van IAS 39 vereist, moet een entiteit op de datum van de overgang naar de IFRSs:

    (a)

    alle derivaten tegen reële waarde waarderen; en

    (b)

    alle uitgestelde winsten en verliezen op derivaten die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP werden gerapporteerd alsof ze activa of verplichtingen waren, elimineren.

    B5

    Een entiteit mag in haar IFRS-openingsbalans geen hedge accounting toepassen op hedging-relaties die niet voldoen aan de voorwaarden voor verwerking op basis van hedge accounting overeenkomstig IAS 39 (bijvoorbeeld vele hedging-relaties waarbij het hedging-instrument een kasinstrument of een geschreven optie is; of waarbij het gehedgede item een nettopositie is; of waarbij de hedge het renterisico inzake een tot einde looptijd aangehouden belegging dekt). Indien een entiteit een nettopositie overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP als een gehedged item heeft aangemerkt, mag ze echter een individuele positie binnen die nettopositie als een gehedged item overeenkomstig de IFRSs aanmerken, mits zij dit niet later doet dan de datum van de overgang naar de IFRSs.

    B6

    Indien een entiteit vóór de datum van de overgang naar de IFRSs een transactie als een hedge had aangemerkt maar de hedge niet voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting in IAS 39, moet ze alinea’s 91 en 101 van IAS 39 toepassen om hedge accounting te beëindigen. Transacties die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs zijn afgesloten, mogen niet retroactief als hedges worden aangemerkt.

    Minderheidsbelangen

    B7

    Een eerste toepasser moet de volgende vereisten van IAS 27 (herziene versie van 2008) prospectief toepassen vanaf de datum van de overgang naar de IFRSs:

    (a)

    de vereiste in alinea 28 dat gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen worden toegerekend, zelfs als dit ertoe leidt dat de minderheidsbelangen een negatief saldo hebben;

    (b)

    de vereisten in alinea’s 30 en 31 voor de administratieve verwerking van wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming die niet leiden tot een verlies van zeggenschap; en

    (c)

    de vereisten in alinea’s 34 tot en met 37 met betrekking tot de administratieve verwerking van een verlies van zeggenschap over een dochteronderneming, en de bijbehorende vereisten van alinea 8A van IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten.

    Indien een eerste toepasser er echter voor kiest om IFRS 3 (herziene versie van 2008) retroactief toe te passen op vroegere bedrijfscombinaties, moet hij ook IAS 27 (herziene versie van 2008) toepassen in overeenstemming met alinea C1 van deze IFRS.

    Aanhangsel C

    Vrijstellingen voor bedrijfscombinaties

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS. Een entiteit moet de volgende vereisten toepassen op bedrijfscombinaties die ze vóór de datum van de overgang naar de IFRSs heeft verwerkt.

    C1

    Een eerste toepasser mag ervoor kiezen IFRS 3 (herziene versie van 2008) niet retroactief toe te passen op vroegere bedrijfscombinaties (bedrijfscombinaties die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs plaatsvonden). Indien een eerste toepasser een bedrijfscombinatie echter aanpast om aan IFRS 3 (herziene versie van 2008) te voldoen, moet hij alle latere bedrijfscombinaties aanpassen en moet hij ook IAS 27 (herziene versie van 2008) vanaf dezelfde datum toepassen. Als een eerste toepasser er bijvoorbeeld voor kiest om een bedrijfscombinatie die op 30 juni 20X6 tot stand kwam, aan te passen, moet hij alle bedrijfscombinaties aanpassen die tussen 30 juni 20X6 en de datum van de overgang naar de IFRSs tot stand kwamen en moet hij ook IAS 27 (herziene versie van 2008) toepassen vanaf 30 juni 20X6.

    C2

    Een entiteit hoeft IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen niet retroactief toe te passen op aanpassingen naar de reële waarde en goodwill die voortvloeien uit bedrijfscombinaties die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs tot stand zijn gekomen. Indien de entiteit IAS 21 niet retroactief toepast op deze aanpassingen naar reële waarde en goodwill, moet ze deze behandelen als activa en verplichtingen van de entiteit in plaats van als activa en verplichtingen van de overgenomen partij. Daarom worden goodwill en aanpassingen naar reële waarde ofwel reeds uitgedrukt in de functionele valuta van de entiteit, ofwel zijn zij niet-monetaire posten luidende in vreemde valuta die worden gerapporteerd op basis van de wisselkoers die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP werd toegepast.

    C3

    Een entiteit mag IAS 21 retroactief toepassen op aanpassingen naar reële waarde en goodwill die voortvloeien uit:

    (a)

    alle bedrijfscombinaties die tot stand zijn gekomen vóór de datum van de overgang naar de IFRSs; of

    (b)

    alle bedrijfscombinaties die de entiteit besluit aan te passen om te voldoen aan IFRS 3, zoals toegestaan op grond van de bovenstaande alinea C1.

    C4

    Indien een eerste toepasser IFRS 3 niet retroactief toepast op een vroegere bedrijfscombinatie, heeft dit voor deze bedrijfscombinatie de volgende gevolgen:

    (a)

    De eerste toepasser moet dezelfde classificatie (als een overname door de wettelijke overnemende partij, een omgekeerde overname door de wettelijke overgenomen partij of een samenvoeging van belangen) handhaven als in zijn jaarrekening overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    (b)

    De eerste toepasser moet op de datum van de overgang naar de IFRSs al zijn activa en verplichtingen opnemen die in een vroegere bedrijfscombinatie zijn verworven respectievelijk overgenomen, met uitzondering van:

    (i)

    sommige financiële activa en financiële verplichtingen die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet langer in de balans werden opgenomen (zie alinea B2); en

    (ii)

    activa, met inbegrip van goodwill, en verplichtingen die niet waren opgenomen in de geconsolideerde balans van de overnemende partij overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP en die overeenkomstig de IFRSs niet voor opname in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij in aanmerking zouden komen (zie (f) tot en met (i) hieronder).

    De eerste toepasser moet een eventuele hieruit voortvloeiende wijziging opnemen door de ingehouden winsten aan te passen (of, indien van toepassing, een andere eigen-vermogenscategorie), tenzij de wijziging voortvloeit uit de opname van een immaterieel actief dat voorheen in de goodwill was begrepen (zie (g)(i) hieronder).

    (c)

    De eerste toepasser mag in zijn IFRS-openingsbalans geen posten opnemen die volgens de overeenkomstig toegepaste GAAP werden opgenomen indien deze posten overeenkomstig de IFRSs niet in aanmerking komen voor opname als een actief of verplichting. De eerste toepasser moet de resulterende wijziging als volgt verwerken:

    (i)

    de eerste toepasser kan een vroegere bedrijfscombinatie als een overname hebben geclassificeerd en een post als een immaterieel actief hebben opgenomen die volgens IAS 38 Immateriële activa niet in aanmerking komt voor opname als actief. Hij moet deze post (en de eventueel hiermee verband houdende uitgestelde belasting en minderheidsbelangen) herclassificeren als deel van de goodwill (tenzij hij overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen bracht, zie (g)(i) en (i) hieronder).

    (ii)

    de eerste toepasser moet alle overige resulterende wijzigingen in de ingehouden winsten verwerken (1).

    (d)

    De IFRSs schrijven met betrekking tot sommige activa en verplichtingen latere waardering voor op een andere basis dan de oorspronkelijke kostprijs, zoals de reële waarde. De eerste toepasser moet deze activa en verplichtingen in zijn IFRS-openingsbalans op deze basis waarderen, zelfs als ze in een vroegere bedrijfscombinatie werden verworven of overgenomen. Hij moet een eventuele resulterende wijziging in de boekwaarde opnemen door aanpassing van de ingehouden winsten (of, indien van toepassing, een andere eigen-vermogenscategorie), in plaats van de goodwill.

    (e)

    Onmiddellijk na de bedrijfscombinatie moet de boekwaarde overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP van de verworven activa en overgenomen verplichtingen worden gelijkgesteld aan hun veronderstelde kostprijs overeenkomstig de IFRSs op die datum. Indien de IFRSs een op de kostprijs gebaseerde waardering van die activa en verplichtingen op een latere datum voorschrijven, vormt deze veronderstelde kostprijs de basis voor de op de kostprijs gebaseerde afschrijving vanaf de datum van de bedrijfscombinatie.

    (f)

    Als bij een vroegere bedrijfscombinatie een verworven actief of overgenomen verplichting overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet werd opgenomen, dan is de veronderstelde kostprijs van het actief of de verplichting in de IFRS-openingsbalans niet gelijk aan nul. In plaats daarvan moet de overnemende partij het actief of de verplichting in haar geconsolideerde balans opnemen en waarderen op de basis die de IFRSs zouden voorschrijven in de balans van de overgenomen partij. Ter illustratie: als de overnemende partij financiële leases die bij een vroegere bedrijfscombinatie zijn verworven, overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP niet had geactiveerd, moet zij deze in haar geconsolideerde jaarrekening activeren, zoals de overgenomen partij op grond van IAS 17 Leaseovereenkomsten zou moeten doen in haar IFRS-balans. Zo ook moet de overnemende partij, indien zij overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP geen voorwaardelijke verplichting had opgenomen die op de datum van de overgang naar de IFRSs nog altijd bestaat, die voorwaardelijke verplichting op die datum opnemen, tenzij IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa de opname ervan in de jaarrekening van de overgenomen partij zou verbieden. Als daarentegen een actief of een verplichting overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP in de goodwill was begrepen maar overeenkomstig IFRS 3 afzonderlijk zou zijn opgenomen, blijft dit actief of deze verplichting in de goodwill begrepen, tenzij de IFRSs zouden voorschrijven dat het actief of de verplichting in de jaarrekening van de overgenomen partij moet worden opgenomen.

    (g)

    De boekwaarde van de goodwill in de IFRS-openingsbalans komt overeen met de boekwaarde overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP op de datum van de overgang naar de IFRSs, na de volgende twee aanpassingen:

    (i)

    Indien vereist op grond van (c)(i) hierboven moet de eerste toepasser de boekwaarde van de goodwill verhogen wanneer hij een post die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP werd opgenomen als een immaterieel actief herclassificeert. Evenzo moet de eerste toepasser, indien hij op grond van (f) hierboven een immaterieel actief moet opnemen dat overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP in de opgenomen goodwill was begrepen, de boekwaarde van de goodwill dienovereenkomstig verlagen (en, indien van toepassing, de uitgestelde belasting en minderheidsbelangen aanpassen).

    (ii)

    Ongeacht of er aanwijzingen zijn dat de goodwill mogelijk een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan, moet de eerste toepasser IAS 36 toepassen bij het toetsen van de goodwill op bijzondere waardevermindering op de datum van de overgang naar de IFRSs, en bij het opnemen van een eventueel resulterend bijzonder waardeverminderingsverlies in de ingehouden winsten (of, indien IAS 36 dit vereist, in de herwaarderingsreserve). Het onderzoek op bijzondere waardevermindering moet worden gebaseerd op de omstandigheden op de datum van de overgang naar de IFRSs.

    (h)

    Er mogen geen andere aanpassingen worden aangebracht aan de boekwaarde van de goodwill op de datum van de overgang naar de IFRSs. De eerste toepasser mag de boekwaarde van de goodwill bijvoorbeeld niet aanpassen:

    (i)

    om lopende onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die bij deze bedrijfscombinatie zijn overgenomen, buiten beschouwing te laten (tenzij het desbetreffende immateriële actief overeenkomstig IAS 38 in aanmerking zou komen voor opname in de balans van de overgenomen partij);

    (ii)

    om een vroegere afschrijving van goodwill aan te passen;

    (iii)

    om aanpassingen van de goodwill terug te nemen die IFRS 3 niet zou toestaan, maar die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP werden aangebracht wegens aanpassingen van activa en verplichtingen tussen de datum van de bedrijfscombinatie en de datum van de overgang naar de IFRSs.

    (i)

    Als de eerste toepasser overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP goodwill in mindering op het eigen vermogen bracht:

    (i)

    mag hij deze goodwill niet in zijn IFRS-openingsbalans opnemen. Bovendien mag hij deze goodwill niet naar de winst of het verlies overboeken bij afstoting van de dochteronderneming of als de investering in de dochteronderneming een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan.

    (ii)

    moeten aanpassingen die voortvloeien uit het niet langer bestaan van een voorwaardelijke gebeurtenis die van invloed is op de koopsom worden opgenomen in de ingehouden winsten.

    (j)

    Het kan voorkomen dat de eerste toepasser overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP een bij een vroegere bedrijfscombinatie verworven dochteronderneming niet heeft geconsolideerd (omdat bijvoorbeeld de moedermaatschappij deze overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet als dochteronderneming beschouwde of geen geconsolideerde jaarrekening opstelde). De eerste toepasser moet de boekwaarde van de activa en verplichtingen van de dochteronderneming aanpassen aan de bedragen die de IFRSs zouden vereisen in de balans van de dochteronderneming. De veronderstelde kostprijs van de goodwill is gelijk aan het verschil op de datum van de overgang naar de IFRSs tussen:

    (i)

    het belang van de moedermaatschappij in deze aangepaste boekwaarden; en

    (ii)

    de in de enkelvoudige jaarrekening van de moedermaatschappij opgenomen kostprijs van haar belang in de dochteronderneming.

    (k)

    De waardering van minderheidsbelangen en uitgestelde belastingen volgt uit de waardering van andere activa en verplichtingen. De bovenvermelde aanpassingen aan opgenomen activa en verplichtingen zijn derhalve van invloed op minderheidsbelangen en uitgestelde belastingen.

    C5

    De vrijstelling voor vroegere bedrijfscombinaties geldt ook voor vroeger verworven belangen in geassocieerde deelnemingen en in joint ventures. Bovendien geldt de voor alinea C1 gekozen datum eveneens voor alle dergelijke overnames.


    (1)  Dergelijke wijzigingen omvatten herclassificaties van of naar immateriële activa als goodwill overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet als een actief werd opgenomen. Deze situatie doet zich voor als de entiteit overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP a) de goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen bracht, of b) de bedrijfscombinatie niet als een overname behandelde.

    Bijlage D

    Vrijstellingen van andere IFRSs

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

    D1

    Een entiteit kan een beroep doen op een of meer van de volgende vrijstellingen:

    (a)

    op aandelen gebaseerde betalingstransacties (alinea's D2 en D3);

    (b)

    verzekeringscontracten (alinea D4);

    (c)

    reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs (alinea's D5 tot en met D8);

    (d)

    leaseovereenkomsten (alinea D9);

    (e)

    personeelsbeloningen (alinea's D10 en D11);

    (f)

    cumulatieve omrekeningsverschillen (alinea's D12 en D13);

    (g)

    investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen (alinea's D14 en D15);

    (h)

    activa en verplichtingen van dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures (alinea's D16 and D17);

    (i)

    samengestelde financiële instrumenten (alinea D18);

    (j)

    aanmerking van voorheen opgenomen financiële instrumenten (alinea D19);

    (k)

    waardering tegen reële waarde van financiële activa of financiële verplichtingen bij eerste opname (alinea D20);

    (l)

    ontmantelingsverplichtingen opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa (alinea D21);

    (m)

    financiële activa of immateriële activa die administratief worden verwerkt in overeenstemming met IFRIC 12 Dienstverlening uit hoofde van concessieovereenkomsten (alinea D22); en

    (n)

    financieringskosten (alinea D23).

    Een entiteit mag deze vrijstellingen niet naar analogie op andere posten toepassen.

    Op aandelen gebaseerde betalingstransacties

    D2

    Een eerste toepasser wordt aangemoedigd, maar is niet verplicht, om IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betalingen toe te passen op eigen-vermogensinstrumenten die op of vóór 7 november 2002 werden toegekend. Een eerste toepasser wordt tevens aangemoedigd, maar is niet verplicht, om IFRS 2 toe te passen op eigen-vermogensinstrumenten die na 7 november 2002 werden toegekend en die onvoorwaardelijk werden a) vóór de datum van de overgang naar de IFRSs of, indien dit later in de tijd is, b) vóór 1 januari 2005. Indien een eerste toepasser er echter voor kiest om IFRS 2 op dergelijke eigen-vermogensinstrumenten toe te passen, dan is dit alleen toegestaan indien de entiteit de reële waarde van die eigen-vermogensinstrumenten per de waarderingdatum, overeenkomstig de definitie in IFRS 2, openbaar heeft gemaakt. Voor alle toekenningen van eigen-vermogeninstrumenten waarop IFRS 2 niet is toegepast (bijvoorbeeld eigen-vermogensinstrumenten die op of vóór 7 november 2002 werden toegekend) moet een eerste toepasser niettemin de informatie verstrekken die op grond van alinea's 44 en 45 van IFRS 2 vereist is. Indien een eerste toepasser de voorwaarden van een toekenning van eigen-vermogensinstrumenten waarop IFRS 2 niet is toegepast, aanpast, dan is de entiteit niet verplicht om alinea's 26 tot en met 29 van IFRS 2 toe te passen indien de aanpassing plaatsvond vóór de datum van de overgang naar de IFRSs.

    D3

    Een eerste toepasser wordt aangemoedigd, maar is niet verplicht, om IFRS 2 toe te passen op verplichtingen die voortvloeien uit op aandelen gebaseerde betalingstransacties die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs werden afgewikkeld. Een eerste toepasser wordt tevens aangemoedigd, maar is niet verplicht, om IFRS 2 toe te passen op verplichtingen die vóór 1 januari 2005 werden afgewikkeld. Met betrekking tot verplichtingen waarop IFRS 2 wordt toegepast, is een eerste toepasser niet verplicht vergelijkende informatie aan te passen voor zover de informatie betrekking heeft op een periode of datum die vóór 7 november 2002 ligt.

    Verzekeringscontracten

    D4

    Eerste toepassers mogen de overgangsbepalingen in IFRS 4 Verzekeringscontracten toepassen. IFRS 4 beperkt de wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving voor verzekeringscontracten, met inbegrip van de wijzigingen door een eerste toepasser.

    Reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs

    D5

    Een entiteit mag ervoor kiezen een materieel vast actief op de datum van de overgang naar de IFRSs tegen reële waarde te waarderen en deze reële waarde te hanteren als veronderstelde kostprijs op die datum.

    D6

    Een eerste toepasser mag ervoor kiezen om een geherwaardeerde waarde, overeenkomstig een voorheen toegepaste GAAP, van een materieel vast actief op of vóór de datum van de overgang naar de IFRSs te gebruiken als veronderstelde kostprijs op de herwaarderingsdatum, indien de geherwaardeerde waarde op de herwaarderingsdatum globaal vergelijkbaar was met:

    (a)

    de reële waarde; of

    (b)

    de kostprijs of kostprijs minus cumulatieve afschrijvingen overeenkomstig de IFRSs, aangepast in verband met bijvoorbeeld veranderingen in een algemene of specifieke prijsindex.

    D7

    De in alinea's D5 en D6 vermelde keuzemogelijkheden bestaan ook voor:

    (a)

    vastgoedbeleggingen, indien een entiteit ervoor kiest het kostprijsmodel in IAS 40 Vastgoedbeleggingen te gebruiken en

    (b)

    immateriële activa die voldoen aan:

    (i)

    de opnamecriteria in IAS 38 (met inbegrip van de betrouwbare waardering van de oorspronkelijke kostprijs); en

    (ii)

    de criteria in IAS 38 voor herwaardering (met inbegrip van het bestaan van een actieve markt).

    Een entiteit mag deze keuzemogelijkheden niet voor andere activa of voor verplichtingen gebruiken.

    D8

    Een eerste toepasser kan voor een deel van of al zijn activa en verplichtingen overeenkomstig een voorheen toegepaste GAAP een veronderstelde kostprijs hebben vastgesteld door ze op één bepaalde datum tegen reële waarde te waarderen vanwege een gebeurtenis zoals een privatisering of een beursintroductie. Hij mag dergelijke gebeurtenisafhankelijke waarderingen tegen reële waarde hanteren als veronderstelde kostprijs overeenkomstig de IFRSs op de datum van die waardering.

    Leaseovereenkomsten

    D9

    Een eerste toepasser mag de overgangsbepalingen in IFRIC 4 Vaststelling of een overeenkomst een leaseovereenkomst bevat toepassen. Een eerste toepasser mag bijgevolg bepalen of een overeenkomst die bestaat op de datum van de overgang naar de IFRSs een leaseovereenkomst bevat op basis van feiten en omstandigheden die op die datum bestaan.

    Personeelsbeloningen

    D10

    Overeenkomstig IAS 19 Personeelsbeloningen mag een entiteit een „bandbreedte”-benadering hanteren waarbij sommige actuariële winsten en verliezen niet worden opgenomen. Voor retroactieve toepassing van deze benadering moet een entiteit de cumulatieve actuariële winsten en verliezen van de aanvang van de regeling tot de datum van de overgang naar de IFRSs splitsen in een verwerkt deel en een niet-verwerkt deel. Een eerste toepasser mag er echter voor kiezen om alle cumulatieve actuariële winsten en verliezen op de datum van de overgang naar de IFRSs op te nemen, zelfs indien hij voor latere actuariële winsten en verliezen de bandbreedtebenadering hanteert. Indien een eerste toepasser hiervoor kiest, moet hij deze benadering op alle regelingen toepassen.

    D11

    Een entiteit mag de op grond van alinea 120A(p) van IAS 19 vereiste bedragen vermelden aangezien de bedragen voor elke verslagperiode prospectief worden bepaald vanaf de datum van de overgang naar de IFRSs.

    Cumulatieve omrekeningsverschillen

    D12

    Op grond van IAS 21 moet een entiteit:

    (a)

    sommige omrekeningsverschillen opnemen in niet-gerealiseerde resultaten en rubriceren als een afzonderlijke component van het eigen vermogen; en

    (b)

    bij afstoting van een buitenlandse activiteit de cumulatieve omrekeningsverschillen voor die buitenlandse activiteit (indien van toepassing inclusief winsten en verliezen op hiermee samenhangende hedges) overboeken van het eigen vermogen naar de winst of het verlies als onderdeel van de winst of het verlies bij afstoting.

    D13

    Een eerste toepasser hoeft echter niet aan deze vereisten te voldoen voor cumulatieve omrekeningsverschillen die op de datum van de overgang naar de IFRSs bestonden. Indien een eerste toepasser gebruikmaakt van deze vrijstelling:

    (a)

    worden de cumulatieve omrekeningsverschillen voor alle buitenlandse activiteiten geacht nihil te zijn op de datum van de overgang naar de IFRSs; en

    (b)

    omvat de winst of het verlies bij latere afstoting van een buitenlandse activiteit geen omrekeningsverschillen die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs zijn ontstaan, maar wel de omrekeningsverschillen die na de overgangsdatum zijn ontstaan.

    Investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen

    D14

    Wanneer een entiteit een enkelvoudige jaarrekening opstelt, moet ze op grond van IAS 27 (herziene versie van 2008) haar investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen administratief verwerken:

    (a)

    tegen kostprijs of

    (b)

    in overeenstemming met IAS 39.

    D15

    Als een eerste toepasser een dergelijke investering in overeenstemming met alinea D14 waardeert tegen kostprijs, moet hij die investering in zijn afzonderlijke IFRS-openingsbalans waarderen tegen een van de volgende bedragen:

    (a)

    de in overeenstemming met IAS 27 bepaalde kostprijs of

    (b)

    de veronderstelde kostprijs. De veronderstelde kostprijs van een dergelijke investering is haar:

    (i)

    reële waarde (bepaald overeenkomstig IAS 39) op de datum van de overgang naar de IFRSs in zijn enkelvoudige jaarrekening; of

    (ii)

    boekwaarde op die datum overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

    Een eerste toepasser mag (i) of (ii) hierboven kiezen voor de waardering van zijn investering in elke dochteronderneming, entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of geassocieerde deelneming die hij op basis van een veronderstelde kostprijs wenst te waarderen.

    Activa en verplichtingen van dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures

    D16

    Als een dochteronderneming de IFRSs voor het eerst toepast op een latere datum dan de moedermaatschappij, moet de dochteronderneming in haar jaarrekening haar activa en verplichtingen waarderen tegen:

    (a)

    de boekwaarden die op basis van de datum van de overgang naar de IFRSs van de moedermaatschappij in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij zouden worden opgenomen indien er geen aanpassingen werden aangebracht voor consolidatiedoeleinden en voor de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin de moedermaatschappij de dochteronderneming heeft overgenomen; of

    (b)

    de boekwaarden die door de overige bepalingen van deze IFRS worden voorgeschreven, op basis van de datum van de overgang naar de IFRSs van de dochteronderneming. Deze boekwaarden zouden kunnen afwijken van de bij (a) beschreven waarde:

    (i)

    indien de vrijstellingen in deze IFRS leiden tot waarderingen die afhankelijk zijn van de datum van de overgang naar de IFRSs;

    (ii)

    indien de door de dochteronderneming in de eigen jaarrekening gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving afwijken van de grondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast. De dochteronderneming kan bijvoorbeeld als grondslag voor financiële verslaggeving het kostprijsmodel in IAS 16 Materiële vaste activa hanteren, terwijl de groep het herwaarderingsmodel gebruikt.

    Een soortgelijke keuze is mogelijk voor een geassocieerde deelneming of joint venture waarbij de eerste toepassing van de IFRSs later plaatsvindt dan bij een entiteit die invloed van betekenis daarin, respectievelijk gezamenlijke zeggenschap daarover, heeft.

    D17

    Indien de eerste toepassing van de IFRS door een entiteit echter later plaatsvindt dan door haar dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture), dan moet de entiteit in haar geconsolideerde jaarrekening de activa en verplichtingen van de dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture) tegen dezelfde boekwaarde waarderen als in de jaarrekening van de dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture), na verwerking van aanpassingen uit hoofde van de consolidatie, de toepassing van de vermogensmutatiemethode en de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin de entiteit de dochteronderneming heeft verworven. Evenzo geldt dat als de eerste toepassing van de IFRSs door een moedermaatschappij voor haar enkelvoudige jaarrekening eerder of later plaatsvindt dan voor de geconsolideerde jaarrekening, de moedermaatschappij de activa en verplichtingen in beide jaarrekeningen voor dezelfde bedragen moet opnemen, met uitzondering van consolidatieaanpassingen.

    Samengestelde financiële instrumenten

    D18

    Op grond van IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie moet een entiteit een samengesteld financieel instrument bij uitgifte splitsen in een afzonderlijke vreemd-vermogenscomponent en een eigen-vermogenscomponent. Als de vreemd-vermogenscomponent niet meer uitstaat, houdt retroactieve toepassing van IAS 32 in dat twee afzonderlijke posten in het eigen vermogen worden onderscheiden. De eerste post wordt opgenomen in ingehouden winsten en heeft betrekking op de cumulatieve opgelopen rente op de vreemd-vermogenscomponent. Het tweede deel betreft de oorspronkelijke eigen-vermogenscomponent. Overeenkomstig deze IFRS is een eerste toepasser echter niet verplicht deze beide delen te onderscheiden indien de vreemd-vermogenscomponent op de datum van de overgang naar de IFRSs niet meer uitstaat.

    Aanmerking van voorheen opgenomen financiële instrumenten

    D19

    IAS 39 staat toe dat een financieel actief bij eerste opname wordt aangemerkt als beschikbaar voor verkoop of dat een financieel instrument (mits het aan bepaalde criteria voldoet) wordt aangemerkt als een financieel actief of een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening. Ondanks deze vereiste gelden uitzonderingen in de volgende omstandigheden:

    (a)

    een entiteit mag overgaan tot een aanmerking als beschikbaar voor verkoop op de datum van de overgang naar de IFRSs.

    (b)

    een entiteit mag een financieel actief of een financiële verplichting aanmerken, op de datum van de overgang naar de IFRSs, als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening mits het actief of de verplichting op die datum voldoet aan de criteria in alinea 9(b)(i), 9(b)(ii) of 11A van IAS 39.

    Waardering tegen reële waarde van financiële activa of financiële verplichtingen bij eerste opname

    D20

    Niettegenstaande de vereisten van alinea's 7 en 9 mag een entiteit de vereisten in de laatste zin van alinea TL76 van IAS 39 en in alinea TL76A toepassen op de volgende twee wijzen:

    (a)

    prospectief op transacties die na 25 oktober 2002 werden afgesloten; of

    (b)

    prospectief op transacties die na 1 januari 2004 werden afgesloten.

    Ontmantelingsverplichtingen opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa

    D21

    IFRIC 1 Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling herstel en soortgelijke verplichtingen vereist dat bepaalde wijzigingen in een bestaande verplichting voor ontmanteling, herstel of een soortgelijke verplichting worden toegevoegd of afgetrokken van de kostprijs van het actief waarop de wijziging betrekking heeft; het aangepaste af te schrijven bedrag van het actief wordt dan prospectief over zijn resterende gebruiksduur afgeschreven. Een eerste toepasser hoeft niet aan deze vereisten te voldoen voor wijzigingen in dergelijke verplichtingen die zich vóór de datum van de overgang naar de IFRSs hebben voorgedaan. Indien een eerste toepasser gebruikmaakt van deze vrijstelling, moet hij:

    (a)

    de verplichting waarderen op de datum van de overgang naar de IFRSs, overeenkomstig IAS 37;

    (b)

    het bedrag schatten dat zou zijn opgenomen in de kostprijs van het desbetreffende actief, op het tijdstip waarop de verplichting is ontstaan, door de verplichting te disconteren naar die datum gebruikmakend van zijn beste schatting van de historische, voor risico aangepaste disconteringsvoet(en) die tijdens de tussenperiode op die verplichting van toepassing zou(den) zijn geweest, voor zover de verplichting binnen het toepassingsgebied van IFRIC 1 valt; en

    (c)

    de geaccumuleerde afschrijvingen op dat bedrag, per de datum van de overgang naar de IFRSs, berekenen op basis van de actuele schatting van de gebruiksduur van het actief, door de afschrijvingsmethode toe te passen waarvoor de entiteit in overeenstemming met de IFRSs heeft gekozen.

    Financiële activa of immateriële activa die administratief worden verwerkt in overeenstemming met IFRIC 12

    D22

    Eerste toepassers mogen de overgangsbepalingen in IFRIC 12 toepassen.

    Financieringskosten

    D23

    Een eerste toepasser mag de overgangsbepalingen die zijn beschreven in alinea's 27 en 28 van de in 2007 herziene versie van IAS 23 toepassen. In deze alinea's moeten verwijzingen naar de ingangsdatum worden geïnterpreteerd als 1 juli 2009 of, indien deze later valt, de datum van de overgang naar de IFRSs.

    Aanhangsel E

    Kortetermijnvrijstellingen van de IFRSs

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

    [Bijlage voorbehouden voor toekomstige mogelijke kortetermijnvrijstellingen].


    Top