Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0625

Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (Gecodificeerde versie)

PB L 185 van 17.7.2009, p. 1–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/06/2015; afgeschaft en vervangen door 32015R0755

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/625/oj

17.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/1


VERORDENING (EG) Nr. 625/2009 VAN DE RAAD

van 7 juli 2009

betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gelet op de regelingen houdende de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en de regelingen ex artikel 308 van het Verdrag die van toepassing zijn op goederen die zijn verkregen door verwerking van landbouwproducten, inzonderheid op de bepalingen van deze regelingen waarbij een afwijking wordt toegestaan op het algemene beginsel dat kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking uitsluitend door in deze regelingen vastgestelde maatregelen kunnen worden vervangen,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De gemeenschappelijke handelspolitiek dient op eenvormige grondslagen te berusten.

(3)

Ingevolge artikel 14 van het Verdrag omvat de interne markt sedert 1 januari 1993 een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

(4)

Voltooiing van de gemeenschappelijke handelspolitiek wat de regeling voor de invoer betreft, is het enige middel om ervoor te zorgen dat de integratie van de markten ten volle tot uiting komt in de regeling voor het handelsverkeer van de Gemeenschap met derde landen.

(5)

Een eenvormiger regeling voor de invoer dient te worden verwezenlijkt door het vaststellen van bepalingen die zoveel mogelijk overeenstemmen met die van de gemeenschappelijke regeling die op andere derde landen van toepassing is, met inachtneming evenwel van de bijzondere kenmerken van de economische systemen van de betrokken derde landen.

(6)

De gemeenschappelijke regeling voor de invoer is ook van toepassing op steenkool- en staalproducten, onverminderd eventuele maatregelen ter uitvoering van een overeenkomst die specifiek op deze producten betrekking heeft.

(7)

De liberalisering van de invoer, dat wil zeggen de afwezigheid van kwantitatieve beperkingen, moet derhalve het uitgangspunt zijn van de communautaire regeling ter zake.

(8)

Voor een aantal producten moet de Commissie de voorwaarden bij de invoer, de ontwikkeling van de invoer, de diverse aspecten van de economische en commerciële situatie en de eventueel te nemen maatregelen onderzoeken.

(9)

Het kan voor die producten nodig blijken dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de invoer van sommige ervan.

(10)

Het ligt op de weg van de Commissie en de Raad om de nodige vrijwaringsmaatregelen aan te nemen ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, waarbij rekening dient te worden gehouden met de bestaande internationale verplichtingen.

(11)

Toezicht- of vrijwaringsmaatregelen ten behoeve van een of meer regio’s van de Gemeenschap kunnen soms de voorkeur genieten boven maatregelen die in de gehele Gemeenschap van toepassing zijn. Dergelijke maatregelen mogen echter slechts bij wijze van uitzondering worden goedgekeurd indien er geen alternatieven zijn. Er moet op worden toegezien dat deze maatregelen van tijdelijke aard zijn en de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren.

(12)

Het in het vrije verkeer brengen van onder communautair toezicht geplaatste producten moet afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een toezichtsdocument dat aan uniforme criteria voldoet. Dit document moet, op verzoek van de importeur, binnen een bepaalde termijn door de autoriteiten van de lidstaten worden afgegeven, zonder dat de importeur hierdoor een recht van invoer verkrijgt. Dit document mag derhalve slechts gebruikt worden zolang de invoerregeling niet wordt gewijzigd.

(13)

Rekening houdend met de technische kenmerken van het toezichtsdocument, is het, om redenen van een goed administratief beheer en in het belang van het bedrijfsleven in de Gemeenschap, dienstig vorm en inhoud van het toezichtsdocument zoveel mogelijk af te stemmen op de formulieren voor invoervergunningen die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 738/94 van de Commissie van 30 maart 1994 tot vaststelling van een aantal bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 520/94 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke procedure voor het beheer van kwantitatieve contingenten (3); Verordening (EG) nr. 3168/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende vaststelling van een communautaire invoervergunning voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling (4); en Verordening (EG) nr. 3169/94 van de Commissie van 21 december 1994 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen en tot vaststelling van een communautaire invoervergunning voor de toepassing van genoemde verordening (5).

(14)

De lidstaten en de Commissie dienen elkaar, in het belang van de Gemeenschap, zo volledig mogelijk op de hoogte te houden van de resultaten van het communautaire toezicht.

(15)

Het is noodzakelijk precieze criteria voor de beoordeling van eventuele schade vast te stellen en een onderzoekprocedure in te stellen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten dat de Commissie in spoedgevallen de vereiste maatregelen neemt.

(16)

Er is derhalve behoefte aan gedetailleerde bepalingen inzake de opening van een dergelijk onderzoek, de vereiste controles en verificaties, het horen van belanghebbenden, de behandeling van de ontvangen inlichtingen en de criteria ter beoordeling van de schade.

(17)

De bepalingen inzake onderzoek die bij deze verordening worden vastgesteld, doen geen afbreuk aan de communautaire en de nationale voorschriften inzake het beroepsgeheim.

(18)

Tevens moeten termijnen worden gesteld, zowel voor het openen van onderzoeken als voor het bepalen of al dan niet maatregelen dienen te worden getroffen, met de bedoeling ter zake een snelle besluitvorming te waarborgen en zodoende de rechtszekerheid van de betrokken ondernemingen te vergroten.

(19)

Met het oog op de eenvormigheid van de regeling voor de invoer, moeten de door de importeurs te vervullen formaliteiten worden vereenvoudigd en identiek zijn, ongeacht waar de goederen worden ingeklaard. Het is derhalve dienstig te bepalen dat eventuele formaliteiten worden vervuld met behulp van formulieren waarvan het model aan deze verordening is gehecht.

(20)

De toezichtsdocumenten die in het kader van communautaire toezichtmaatregelen worden afgegeven in de gehele Gemeenschap, dienen geldig te zijn ongeacht door welke lidstaat zij zijn afgegeven.

(21)

Voor de textielproducten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling (6) vallen, geldt zowel op communautair als op internationaal niveau een speciale behandeling. Derhalve moeten deze producten in hun geheel van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

1.   Deze verordening is van toepassing op de invoer van producten van oorsprong uit de in bijlage 1 genoemde derde landen, met uitzondering van textielproducten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 vallen.

2.   De invoer in de Gemeenschap van de in lid 1 bedoelde producten is vrij en is dus aan geen enkele kwantitatieve beperking onderworpen, onverminderd de maatregelen die op grond van hoofdstuk V kunnen worden opgenomen.

HOOFDSTUK II

COMMUNAUTAIRE INFORMATIE- EN OVERLEGPROCEDURE

Artikel 2

Wanneer de ontwikkeling van de invoer toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk kan maken, wordt de Commissie hiervan door de lidstaten in kennis gesteld. Deze kennisgeving dient het bewijsmateriaal te bevatten dat beschikbaar is ten aanzien van de in artikel 8 vermelde criteria. De Commissie geeft deze inlichtingen onverwijld aan alle lidstaten door.

Artikel 3

1.   Overleg kan worden gepleegd op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie.

2.   Het overleg dient plaats te vinden binnen acht werkdagen na de ontvangst door de Commissie van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving en in elk geval vóór de invoering van enige communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregel.

Artikel 4

1.   Overleg vindt plaats in een Raadgevend Comité, hierna „comité” genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van elke lidstaat en dat door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.

2.   Het comité komt op uitnodiging van de voorzitter bijeen; deze brengt alle nuttige inlichtingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de lidstaten.

3.   Het overleg heeft met name betrekking op:

a)

de voorwaarden en de ontwikkeling van de invoer, alsmede op de verschillende aspecten van de economische en commerciële situatie ten aanzien van het betrokken product;

b)

kwesties met betrekking tot het beheer van de handelsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de in bijlage I genoemde derde landen;

c)

de maatregelen die eventueel dienen te worden genomen.

4.   Zo nodig kan het overleg schriftelijk plaatsvinden. In dat geval doet de Commissie daarvan mededeling aan de lidstaten, die binnen een door de Commissie te bepalen termijn van vijf tot acht werkdagen hun mening kenbaar kunnen maken of om mondeling overleg kunnen verzoeken.

HOOFDSTUK III

COMMUNAUTAIRE ONDERZOEKPROCEDURE

Artikel 5

1.   Wanneer de Commissie na het in de artikelen 3 en 4 bedoelde overleg van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen, opent zij binnen één maand na de ontvangst van inlichtingen van een lidstaat een onderzoek en doet zij een bekendmaking verschijnen in het Publicatieblad van de Europese Unie:Deze bekendmaking:

a)

bevat een samenvatting van de ontvangen inlichtingen en het verzoek de Commissie alle nuttige inlichtingen toe te zenden;

b)

geeft aan over welke termijn de belanghebbenden beschikken om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en inlichtingen te verstrekken, willen die standpunten en inlichtingen in aanmerking kunnen worden genomen tijdens het onderzoek;

c)

vermeldt over welke termijn de belanghebbenden beschikken voor de indiening van een verzoek om mondeling door de Commissie te worden gehoord overeenkomstig lid 4.

De Commissie maakt in samenwerking met de lidstaten een aanvang met het onderzoek.

2.   De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit na raadpleging van het comité dienstig acht, te verifiëren bij importeurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties.

De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door functionarissen uit de lidstaat op het grondgebied waarvan de verificaties plaatsvinden, voor zover deze lidstaat daartoe de wens te kennen heeft gegeven.

Zowel de vertegenwoordigers van het exporterende land als de belanghebbenden die zich overeenkomstig lid 1, eerste alinea, kenbaar hebben gemaakt, mogen van alle inlichtingen die in het kader van het onderzoek aan de Commissie zijn verstrekt kennis nemen, zij het niet van interne documenten die door de autoriteiten van de Gemeenschap of haar lidstaten zijn opgesteld, mits deze inlichtingen relevant zijn voor de verdediging van hun belangen, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 7 en door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. Zij dienen daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Commissie, waarin zij vermelden welke inlichtingen zij nodig hebben.

3.   De lidstaten verstrekken de Commissie op haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze de inlichtingen waarover zij beschikken met betrekking tot de ontwikkelingen op de markt van het product waarop het onderzoek betrekking heeft.

4.   De Commissie kan de belanghebbenden horen. Deze moeten worden gehoord indien zij hierom schriftelijk hebben verzocht binnen de termijn vastgesteld in de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en daarbij hebben aangetoond dat zij daadwerkelijk belang kunnen hebben bij het resultaat van het onderzoek en dat zij bijzondere redenen hebben om gehoord te willen worden.

5.   Wanneer er binnen de bij deze verordening vastgestelde termijnen of binnen de door de Commissie op grond van deze verordening vastgestelde termijnen geen inlichtingen worden verstrekt of wanneer het onderzoek in belangrijke mate hinder ondervindt, kunnen er conclusies worden getrokken op basis van het beschikbare feitenmateriaal. Wanneer de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij die inlichtingen buiten beschouwing en kan zij gebruikmaken van het beschikbare feitenmateriaal.

6.   Wanneer de Commissie na het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in de stellen, stelt zij de lidstaten binnen één maand na de ontvangst van de inlichtingen van de lidstaten in kennis van haar besluit.

Artikel 6

1.   Aan het einde van het onderzoek legt de Commissie het comité een verslag voor over de resultaten ervan.

2.   Wanneer de Commissie binnen negen maanden na de opening van het onderzoek tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen niet noodzakelijk zijn, wordt het onderzoek binnen één maand, en na raadpleging van het comité, afgesloten. Het besluit tot afsluiting van het onderzoek, dat de voornaamste conclusies van het onderzoek en een samenvatting van de redenen daarvoor dient te bevatten, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Indien de Commissie tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zijn, neemt zij uiterlijk negen maanden na de opening van het onderzoek de nodige besluiten daartoe overeenkomstig de hoofdstukken IV en V. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste twee maanden worden verlengd. In dat geval doet de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een bekendmaking verschijnen waarin de duur van de verlenging en een samenvatting van de redenen daarvoor worden meegedeeld.

4.   Het bepaalde in dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om op gelijk welk ogenblik toezichtmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 14, of, indien een kritieke situatie, waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, een onmiddellijk ingrijpen vereist, vrijwaringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 15, 16 en 17.

De Commissie neemt onmiddellijk de onderzoekmaatregelen die zij nog noodzakelijk acht. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt voor een hernieuwd onderzoek van de genomen maatregelen.

Artikel 7

1.   De op grond van deze verordening ontvangen inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd.

2.   De Raad, de Commissie, de lidstaten, noch hun functionarissen mogen inlichtingen met een vertrouwelijk karakter die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken, tenzij met de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt.

3.   Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van inlichtingen wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk zijn.

Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de inlichtingen heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten.

4.   Inlichtingen worden in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of die de bron ervan is.

5.   De leden 1 tot en met 4 vormen geen beletsel voor het vermelden van algemene inlichtingen door de autoriteiten van de Gemeenschap en in het bijzonder van de motieven waarop de op grond van deze verordening genomen besluiten berusten. De autoriteiten van de Gemeenschap moeten echter rekening houden met het rechtmatig belang dat de betrokken natuurlijke en rechtspersonen hebben bij het niet bekendmaken van hun zakengeheimen.

Artikel 8

1.   De bestudering van de ontwikkeling van de invoer, de omstandigheden waaronder deze plaatsvindt en de ernstige schade die de producenten in de Gemeenschap daardoor lijden of dreigen te lijden, heeft met name betrekking op de volgende factoren:

a)

de ingevoerde hoeveelheden, met name wanneer deze aanzienlijk zijn toegenomen, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de productie of het verbruik in de Gemeenschap;

b)

de prijzen van de ingevoerde producten, met name wanneer er een aanzienlijke onderbieding is geweest in vergelijking met de prijs van een soortgelijk product in de Gemeenschap;

c)

de invloed hiervan op de producenten in de Gemeenschap van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, zoals dit blijkt uit de ontwikkeling van bepaalde economische factoren, zoals:

productie,

bezettingsgraad,

voorraden,

verkoop,

marktaandeel,

prijzen (dat wil zeggen, prijsdalingen of het niet plaatsvinden van prijsverhogingen die normaal wel zouden hebben plaatsgevonden),

winsten,

rentabiliteit,

cashflow,

werkgelegenheid.

2.   Bij haar onderzoek houdt de Commissie rekening met het bijzondere economische stelsel van de in bijlage I bedoelde landen.

3.   Wanneer beweerd wordt dat de producenten in de Gemeenschap ernstige schade dreigen te lijden, gaat de Commissie tevens na of een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan onder meer met de volgende factoren rekening worden gehouden:

a)

het percentage waarmee de uitvoer naar de Gemeenschap is gestegen;

b)

de uitvoercapaciteit die in het land van oorsprong of uitvoer reeds bestaat of daar in de voorzienbare toekomst zal bestaan, en de waarschijnlijkheid dat de daaruit voortkomende uitvoer voor de Gemeenschap bestemd zal zijn.

HOOFDSTUK IV

TOEZICHTMAATREGELEN

Artikel 9

1.   Wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief:

a)

besluiten tot communautair toezicht achteraf op bepaalde ingevoerde producten, overeenkomstig de door haar vast te stellen procedure;

b)

besluiten de invoer van bepaalde producten afhankelijk te stellen van communautair toezicht vooraf, overeenkomstig artikel 10, teneinde de ontwikkeling van die invoer te volgen.

2.   De toezichtmaatregelen hebben een beperkte geldigheidsduur. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld.

Artikel 10

1.   Onder voorafgaand communautair toezicht geplaatste producten kunnen eerst na overlegging van een toezichtsdocument in het vrije verkeer worden gebracht. Dit document wordt door de door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteit kosteloos voor elke gevraagde hoeveelheid afgegeven binnen maximaal vijf werkdagen nadat zij de aangifte van de importeur in de Gemeenschap heeft ontvangen, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap. Deze aangifte wordt geacht uiterlijk drie werkdagen na indiening door de bevoegde nationale autoriteiten te zijn ontvangen, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

2.   Het toezichtsdocument wordt op een formulier gesteld waarvan het model in bijlage II is opgenomen.

Tenzij in het besluit om goederen onder toezicht te plaatsen anders bepaald, dient de aanvraag van een toezichtsdocument van de importeur slechts de volgende gegevens te bevatten:

a)

naam en volledig adres van de aanvrager (met inbegrip van zijn telefoon- en faxnummer en eventueel zijn identificatienummer bij de bevoegde nationale autoriteiten) alsmede zijn btw-nummer indien hij btw-plichtige is;

b)

eventueel, naam en volledig adres van de aangever of de eventuele vertegenwoordiger van de aanvrager (met inbegrip van zijn telefoon- en faxnummer);

c)

de omschrijving van de goederen met opgave van:

de handelsbenaming,

de code van de gecombineerde nomenclatuur waar zij onder vallen,

oorsprong en herkomst;

d)

de aangegeven hoeveelheden, in kilogram, en eventueel in iedere andere ter zake doende extra eenheid (paar, stuks enz.);

e)

de waarde van de goederen cif-grens Gemeenschap in euro;

f)

de volgende verklaring, gedateerd en ondertekend door de aanvrager, die daarin ook zijn naam in hoofdletters vermeldt:

„Ondergetekende verklaart dat de inlichtingen in deze aanvraag naar beste weten en te goeder trouw werden verstrekt en dat hij in de Gemeenschap is gevestigd.”.

3.   Het toezichtsdocument is geldig in de gehele Gemeenschap, ongeacht welke lidstaat het heeft afgegeven.

4.   De constatering dat de prijs per eenheid waartegen de transactie plaatsvindt de in het toezichtsdocument vermelde prijs met minder dan 5 % overschrijdt of dat de waarde of de hoeveelheid van de ten invoer aangebrachte producten in totaal minder dan 5 % hoger is dan die welke in dit document is vermeld, vormt geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van het betrokken product. De Commissie kan, na het comité te hebben gehoord en met inachtneming van de aard van de producten en de andere bijzondere kenmerken van de transactie, een ander percentage vaststellen, dat normaliter evenwel niet meer dan 10 % mag bedragen.

5.   Het toezichtsdocument mag slechts worden gebruikt zolang voor de betrokken transacties de regeling inzake de liberalisering van de invoer van toepassing is, doch niet langer dan gedurende een termijn die terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing wordt vastgesteld, waarbij de aard van de producten en de andere bijzondere kenmerken van de transacties in aanmerking worden genomen.

6.   Wanneer dit vereist is volgens een op grond van artikel 9 genomen besluit, dient de oorsprong van de onder communautair toezicht geplaatste producten door middel van een certificaat van oorsprong te worden aangetoond. Dit lid laat andere bepalingen inzake de overlegging van een dergelijk certificaat onverlet.

7.   Wanneer in een lidstaat regionale vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn op een onder voorafgaand communautair toezicht geplaatst product, mag de door deze lidstaat afgegeven invoervergunning in plaats van het toezichtsdocument worden gebruikt.

8.   De formulieren met betrekking tot de toezichtsdocumenten en de uittreksels daarvan worden opgesteld in twee exemplaren, waarvan het eerste „origineel voor de geadresseerde” wordt genoemd en het nummer 1 draagt, en het tweede, dat „exemplaar voor de bevoegde autoriteit” wordt genoemd en het nummer 2 draagt, wordt bewaard door de autoriteit die het document heeft afgegeven. Voor administratieve doeleinden kan de bevoegde autoriteit aan formulier nr. 2 een aantal extra kopieën toevoegen.

9.   De formulieren worden gedrukt op wit houtvrij papier, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, met een gewicht van 55 tot 65 g per m2. Het formaat van de formulieren is 210 × 297 mm. De regelafstand is 4,24 mm (een zesde duim). De indeling van de formulieren moet strikt in acht worden genomen. Beide zijden van het exemplaar nr. 1, dat het eigenlijke toezichtsdocument vormt, zijn bovendien voorzien van een gele geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

10.   De lidstaten dragen zorg voor het drukken van de formulieren. Deze kunnen eveneens worden gedrukt door drukkerijen die daartoe zijn erkend door de lidstaat waar zij gevestigd zijn. In dit geval dient op elk formulier een verwijzing naar deze erkenning voor te komen. Voorts worden op elk formulier de naam en het adres van de drukker vermeld of een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.

Artikel 11

Wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, wanneer de in artikel 15, lid 1, bedoelde situatie zich dreigt voor te doen:

de termijn inkorten gedurende welke het eventueel vereiste toezichtsdocument kan worden gebruikt;

de afgifte van dat document afhankelijk stellen van bepaalde voorwaarden en, bij wijze van uitzondering van de opneming van een herroepingsclausule of, met de frequentie en voor de periode die door de Commissie worden vermeld, van de voorafgaande informatie- en overlegprocedure als bedoeld in artikel 3.

Artikel 12

Wanneer de invoer van een product binnen acht werkdagen na de beëindiging van het in artikel 3 bedoelde overleg niet onder voorafgaand communautair toezicht is geplaatst, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17, een toezicht instellen dat beperkt is tot één of meer regio’s van de Gemeenschap.

Artikel 13

1.   Onder regionaal toezicht geplaatste producten kunnen in de betrokken regio eerst na overlegging van een toezichtsdocument in het vrije verkeer worden gebracht. Dit document wordt door de door de lidstaat (lidstaten) aangewezen bevoegde autoriteit kosteloos voor elke gevraagde hoeveelheid afgegeven binnen maximaal vijf werkdagen nadat zij de aangifte van de importeur in de Gemeenschap heeft ontvangen, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap. Deze aangifte wordt geacht uiterlijk drie werkdagen na indiening door de bevoegde nationale autoriteit te zijn ontvangen, tenzij het tegendeel wordt bewezen. De toezichtsdocumenten kunnen slechts worden gebruikt zolang de liberalisatieregeling voor de invoer voor de betrokken verrichtingen van kracht blijft.

2.   Artikel 10, lid 2, is van toepassing.

Artikel 14

1.   Ingeval communautair of regionaal toezicht is ingesteld, delen de lidstaten binnen de eerste tien dagen van elke maand de Commissie mede:

a)

in geval van voorafgaand toezicht: de hoeveelheden en de aan de hand van de cif-prijzen berekende bedragen waarvoor tijdens de voorafgaande periode toezichtsdocumenten zijn afgegeven;

b)

in alle gevallen: de invoer in de periode die aan de onder a) bedoelde periode is voorafgegaan.

In de mededelingen van de lidstaten wordt een onderverdeling naar product en land gegeven.

Andere bepalingen kunnen terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing worden vastgesteld.

2.   Wanneer dit op grond van de aard van de producten of bijzondere omstandigheden vereist is, kan de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, het tijdschema voor de mededelingen wijzigen.

3.   De Commissie houdt de lidstaten op de hoogte.

HOOFDSTUK V

VRIJWARINGSMAATREGELEN

Artikel 15

1.   Wanneer een product in dermate gestegen hoeveelheden of tegen zodanige voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden, kan de Commissie, ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, de regeling voor de invoer van dat product zodanig wijzigen dat het alleen in het vrije verkeer mag worden gebracht als een invoervergunning wordt overgelegd, die op de door haar vastgestelde voorwaarden en binnen de door haar gestelde grenzen wordt verleend.

2.   De genomen maatregelen worden onverwijld aan de Raad en de lidstaten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.

3.   De in dit artikel bedoelde maatregelen zijn van toepassing op elk product dat na de inwerkingtreding van deze maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Overeenkomstig artikel 17 kunnen deze maatregelen tot één of meer regio’s van de Gemeenschap worden beperkt.

Deze maatregelen vormen evenwel geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van producten die reeds onderweg zijn naar de Gemeenschap, mits hun bestemming niet kan worden gewijzigd en de producten die op grond van de artikelen 10 en 13 alleen in het vrije verkeer mogen worden gebracht als een toezichtsdocument wordt overgelegd, daadwerkelijk van dat document vergezeld gaan.

4.   Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt in te grijpen, neemt de Commissie een besluit binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek.

5.   Elk krachtens dit artikel door de Commissie genomen besluit wordt aan de Raad en de lidstaten meegedeeld. Elke lidstaat kan dit besluit binnen één maand na deze mededeling aan de Raad voorleggen.

6.   Indien een lidstaat het besluit van de Commissie aan de Raad voorlegt, wordt dit besluit door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bevestigd, gewijzigd of ingetrokken.

Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden nadat de kwestie aan hem is voorgelegd, geen besluit heeft genomen, wordt de maatregel van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 16

1.   De Raad kan met name in de situatie als bedoeld in artikel 15, lid 1, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen passende maatregelen nemen op voorstel van de Commissie.

2.   Artikel 15, lid 3, is van toepassing.

Artikel 17

Wanneer, met name op grond van de in artikel 8 genoemde factoren, blijkt dat in één of meer regio’s van de Gemeenschap wordt voldaan aan de voorwaarden voor het nemen van de in hoofdstuk IV en artikel 15 bedoelde maatregelen, kan de Commissie, na onderzoek van alternatieve oplossingen, bij wijze van uitzondering de toepassing van toezicht- of vrijwaringsmaatregelen die alleen voor de betrokken regio(’s) gelden, toestaan indien zij van oordeel is dat toepassing van zulke maatregelen op dat niveau de voorkeur verdient boven de toepassing van zulke maatregelen in de gehele Gemeenschap.

Deze maatregelen zijn van tijdelijke aard en dienen de werking van de interne markt zo min mogelijk te verstoren.

Deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 9, respectievelijk artikel 15 neergelegde procedure.

Artikel 18

1.   Gedurende de toepassing van de overeenkomstig de hoofdstukken IV en V vastgestelde toezicht- of vrijwaringsmaatregelen wordt op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie overleg gepleegd in het in artikel 3 bedoelde comité, teneinde:

a)

het effect van deze maatregel te onderzoeken;

b)

na te gaan of handhaving van de maatregel noodzakelijk is.

2.   Wanneer de Commissie ingevolge het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat een toezicht- of vrijwaringsmaatregel als bedoeld in de hoofdstukken IV en V moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk:

a)

wanneer het een maatregel van de Commissie betreft waarover de Raad geen besluit heeft genomen, gaat de Commissie onverwijld over tot de intrekking of de wijziging van die maatregel en brengt zij onmiddellijk verslag uit aan de Raad;

b)

in alle andere gevallen stelt de Commissie aan de Raad voor, de door de Raad vastgestelde maatregelen in te trekken of te wijzigen. De Raad spreekt zich uit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Wanneer dit besluit betrekking heeft op regionale toezichtmaatregelen, is het van toepassing met ingang van de zesde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan verplichtingen op grond van speciale bepalingen in overeenkomsten die tussen de Gemeenschap en derde landen zijn gesloten.

2.   Onverminderd andere communautaire bepalingen vormt deze verordening geen beletsel voor de vaststelling of toepassing door de lidstaten van:

a)

verboden, kwantitatieve beperkingen of toezichtmaatregelen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom;

b)

speciale formaliteiten voor het deviezenverkeer;

c)

formaliteiten die, in overeenstemming met het Verdrag, op grond van internationale overeenkomsten zijn ingevoerd.

De lidstaten delen de Commissie mee welke maatregelen of formaliteiten zij op grond van dit lid voornemens zijn in te voeren of te wijzigen. In bijzonder spoedeisende gevallen worden deze nationale maatregelen of formaliteiten aan de Commissie meegedeeld zodra zij zijn vastgesteld.

Artikel 20

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, hieruit voortvloeiende communautaire of nationale bestuursrechtelijke bepalingen en de specifieke regelingen op grond van artikel 308 van het Verdrag voor goederen die door de verwerking van landbouwproducten zijn verkregen, doch vormt een aanvulling daarop.

2.   De artikelen 9 tot en met 14 en artikel 18 zijn niet van toepassing op onder de in lid 1 bedoelde regelingen vallende producten waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, een invoercertificaat of ander invoerdocument moet worden overgelegd.

De artikelen 15, 17 en 18 zijn niet van toepassing op producten waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen worden ingesteld.

Artikel 21

Verordening (EG) nr. 519/94 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BORG


(1)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89.

(2)  Zie bijlage III.

(3)  PB L 87 van 31.3.1994, blz. 47.

(4)  PB L 335 van 23.12.1994, blz. 23.

(5)  PB L 335 van 23.12.1994, blz. 33.

(6)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 1.


BIJLAGE I

LIJST VAN DERDE LANDEN

 

Armenië

 

Azerbeidzjan

 

Kazachstan

 

Noord-Korea

 

Rusland

 

Tadzjikistan

 

Turkmenistan

 

Oezbekistan

 

Vietnam

 

Wit-Rusland


BIJLAGE II

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE III

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad

(PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89)

 

Verordening (EG) nr. 1921/94 van de Raad

(PB L 198 van 30.7.1994, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 538/95 van de Raad

(PB L 55 van 11.3.1995, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 839/95 van de Raad

(PB L 85 van 19.4.1995, blz. 9)

 

Verordening (EG) nr. 139/96 van de Raad

(PB L 21 van 27.1.1996, blz. 7)

Uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 168/96 van de Raad

(PB L 25 van 1.2.1996, blz. 2)

 

Verordening (EG) nr. 752/96 van de Raad

(PB L 103 van 26.4.1996, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1897/96 van de Raad

(PB L 250 van 2.10.1996, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 847/97 van de Raad

(PB L 122 van 14.5.1997, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1138/98 van de Raad

(PB L 159 van 3.6.1998, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 427/2003 van de Raad

(PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1)

Uitsluitend artikel 22, leden 1 en 2

Verordening (EG) nr. 110/2009 van de Commissie

(PB L 37 van 6.2.2009, blz. 4)

 


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 519/94

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 4

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, eerste zin

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, tweede zin

Artikel 3, lid 2

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1, aanhef

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, aanhef, eerste zinsdeel

Artikel 5, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, aanhef, laatste zinsdeel onder a), b) en c)

Artikel 5, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 5, leden 2 t/m 6

Artikel 5, leden 2 t/m 6

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2, onder b), eerste alinea

Artikel 7, lid 3, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, onder b), tweede alinea

Artikel 7, lid 3, tweede alinea

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 5

Artikelen 8 t/m 14

Artikelen 8 t/m 14

Artikel 15, leden 1 en 2

Artikel 15, leden 1 en 2

Artikel 15, lid 3, onder a)

Artikel 15, lid 3, eerste alinea

Artikel 15, lid 3, onder b)

Artikel 15, lid 3, tweede alinea

Artikel 15, leden 4, 5 en 6

Artikel 15, leden 4, 5 en 6

Artikelen 16, 17 en 18

Artikelen 16, 17 en 18

Artikel 19, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 19, lid 2, onder a), aanhef

Artikel 19, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 19, lid 2, onder a), punten i), ii) en iii)

Artikel 19, lid 2, eerste alinea, onder a), b) en c)

Artikel 19, lid 2, onder b)

Artikel 19, lid 2, tweede alinea

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 21

Artikel 24

Artikel 22

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV


Top