Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009E0136

Gemeenschappelijk Optreden 2009/136/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

PB L 46 van 17.2.2009, p. 65–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/08/2010

ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/2009/136/oj

17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/65


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/136/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 juli 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/537/GBVB (1) aangenomen, houdende benoeming van de heer Marc OTTE tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

(2)

Op 18 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/133/GBVB (2) vastgesteld, houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/133/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU nogmaals met twaalf maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Marc OTTE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstelling

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten.

2.   Deze doelstellingen zijn:

a)

een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002) en 1402 (2002) van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van de Conferentie van Madrid;

b)

een oplossing van de vraagstukken Israël-Syrië en Israël-Libanon in het proces;

c)

een billijke oplossing voor het complexe vraagstuk van Jeruzalem en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

d)

de follow-up van het Annapolis-proces, leidend tot een akkoord over een definitieve status en de oprichting van een Palestijnse staat, met als onderdeel daarvan een sterkere rol voor het Kwartet als hoeder van de routekaart, in het bijzonder om toe te zien op de uitvoering van de verplichtingen die beide partijen krachtens die routekaart hebben en in overeenstemming met alle internationale bemoeienis om tot een alomvattende vredesregeling tussen Israël en de Arabische landen te komen;

e)

de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van de strafrechtspraak;

f)

het heropenen van de grensovergangen in Gaza, waaronder de grensovergang bij Rafah, en het zorgen voor de aanwezigheid van een derde partij, indien beide partijen het daarover eens zijn, in samenspel met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw.

3.   Deze doelstellingen zijn gebaseerd op het streven van de Europese Unie om:

a)

met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Midden-Oosten-Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio;

b)

bijstand te blijven verlenen bij de Palestijnse politieke en administratieve hervormingen, het verkiezingsproces en de hervorming van het veiligheidssysteem;

c)

ten volle bij te dragen aan het bewerkstelligen van vrede, alsmede aan het herstel van de Palestijnse economie als een integrerend onderdeel van regionale ontwikkeling.

4.   De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied, mede in het kader van het Midden-Oosten-Kwartet.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

een actieve en efficiënte bijdrage van de Europese Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

b)

nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces in het Midden-Oosten, met andere landen in de regio, de leden van het Midden-Oosten-Kwartet en andere betrokken landen en met de VN en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

c)

te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Europese Unie, ter plaatse en in bevoegde internationale fora, en bij te dragen tot crisisbeheersing en -preventie;

d)

de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en te ondersteunen en in voorkomend geval advies en goede diensten van de Europese Unie aan te bieden;

e)

desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

f)

bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces in het Midden-Oosten;

g)

constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

h)

bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Europese Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en te sturen;

i)

verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor interventie van de Europese Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Europese Unie en de lopende activiteiten van de Europese Unie in verband met het vredesproces in het Midden-Oosten, zoals de bijdrage van de Europese Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Europese Unie;

j)

toezicht te houden op handelingen van de partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Midden-Oosten-Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen;

k)

in overleg met de Europese Commissie en de VS-veiligheidscoördinator een ruimere samenwerking inzake de hervorming van de veiligheidssector tot stand te brengen en de samenwerking met alle betrokken actoren bij veiligheidsvraagstukken te faciliteren;

l)

bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Europese Unie onder de opiniemakers in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC biedt binnen het kader van het mandaat strategische aansturing en politieke leiding aan de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 1 190 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt over alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een EU-instelling bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of de EU-instelling. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde gegevens van de EU behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de EU inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de EU, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatie-plan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveili-gingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijdse verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de EU. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de EU te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft op lokaal niveau politieke aansturing aan de missiehoofden van de EUPOL COPPS en de EU BAM Rafah. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Herziening

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 184 van 23.7.2003, blz. 45.

(2)  PB L 43 van 19.2.2008, blz. 34.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


Top