EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0442

2009/442/EG: Beschikking van de Commissie van 5 juni 2009 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezicht en verslaglegging (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4199) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 148 van 11.6.2009, p. 18–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/08/2019; opgeheven door 32019D1372

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/442/oj

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 juni 2009

ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezicht en verslaglegging

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4199)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/442/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (1), en met name op artikel 21, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2007/2/EG schrijft voor dat de lidstaten toezicht houden op de uitvoering en het gebruik van hun infrastructuur voor ruimtelijke informatie en dat zij verslag uitbrengen over de uitvoering van die richtlijn.

(2)

Teneinde een samenhangende aanpak van dat toezicht en die verslaglegging te garanderen, dienen de lidstaten een lijst op te stellen van de verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gegroepeerd per thematische categorie en per bijlage, alsmede van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten, gegroepeerd per type dienst, en deze lijst aan de Commissie te doen toekomen.

(3)

Het toezicht dient te worden gebaseerd op een reeks indicatoren die worden berekend op basis van de gegevens welke op de diverse bestuurlijke niveaus bij de relevante belanghebbende partijen worden vergaard.

(4)

De gegevens die ter berekening van de toezichtsindicatoren werden vergaard, moeten aan de Commissie worden overgelegd.

(5)

De resultaten van het toezicht en de verslaglegging dienen aan de Commissie te worden medegedeeld en openbaar te worden gemaakt.

(6)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 22 van Richtlijn 2007/2/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking worden nadere bepalingen vastgesteld inzake het toezicht dat de lidstaten uitoefenen op de uitvoering en het gebruik van hun infrastructuur voor ruimtelijke informatie en hun verslaglegging over de uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG.

Artikel 2

Gemeenschappelijke bepalingen inzake toezicht en verslaglegging

1.   De lidstaten stellen een lijst op van de verzamelingen ruimtelijke gegevens (hierna „VRG’s”) en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (hierna „DRG’s”) die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gegroepeerd per thematische categorie en per bijlage, alsmede van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten, gegroepeerd per type dienst.

Zij doen die lijst aan de Commissie toekomen en werken deze jaarlijks bij.

2.   Voor het vergaren van de gegevens voor het toezicht en de verslaglegging bedienen de lidstaten zich van de in artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde coördinatiestructuur.

3.   De contactpunten van de lidstaten doen de resultaten van het in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde toezicht alsook het in artikel 21, leden 2 en 3, van die richtlijn bedoelde verslag aan de Commissie toekomen.

4.   Alle resultaten van het toezicht en de verslaglegging worden via het internet of andere passende telecommunicatiemiddelen toegankelijk gemaakt voor het publiek.

HOOFDSTUK II

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE METAGEGEVENS

Artikel 3

Toezicht op het voorhanden zijn van metagegevens

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te kwantificeren:

a)

een algemene indicator (MDi1) ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

MDi1.1, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

ii)

MDi1.2, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iii)

MDi1.3, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iv)

MDi1.4, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er metagegevens voorhanden zijn en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” als er metagegevens voorhanden zijn;

b)

de waarde „0” als er geen metagegevens voorhanden zijn.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi1 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

MDi1.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

MDi1.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

MDi1.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

d)

MDi1.4 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 4

Toezicht op de conformiteit van de metagegevens

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (MDi2), die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

MDi2.1, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

MDi2.2, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

MDi2.3, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iv)

MDi2.4, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of de betreffende metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de betreffende metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de betreffende metagegevens niet conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi2 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

MDi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

MDi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

MDi2.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

d)

MDi2.4 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

HOOFDSTUK III

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE INTEROPERABILITEIT VAN VRG’S

Artikel 5

Toezicht op de geografische dekking van de VRG’s

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om de geografische dekking van de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te kwantificeren:

a)

een algemene indicator (MSi1) ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

DSi1.1, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

ii)

DSi1.2, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iii)

DSi1.3, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën.

2.   De lidstaten bepalen, voor de VRG’s die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst worden opgevoerd:

a)

de oppervlakte die door een gegeven VRG dient te worden bestreken (hierna „theoretische oppervlakte”), uitgedrukt in km2;

b)

de oppervlakte die door een gegeven VRG daadwerkelijk wordt bestreken (hierna „feitelijke oppervlakte”), uitgedrukt in km2;

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator DSi1 door de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, te delen door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

DSi1.1 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën;

b)

DSi1.2 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën;

c)

DSi1.3 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën.

Artikel 6

Toezicht op de conformiteit van de VRG’s

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, en in welke mate de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (DSi2) ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

DSi2.1, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

DSi2.2, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

DSi2.3, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of de zij conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en of de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die VRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de VRG conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de VRG niet conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen of indien de overeenkomstige metagegevens niet conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator DSi2 door het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

DSi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

DSi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

DSi2.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt.

HOOFDSTUK IV

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE NETWERKDIENSTEN

Artikel 7

Toezicht op de toegankelijkheid van metagegevens via zoekdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via de in artikel 11, lid 1, onder a), van die richtlijn bedoelde zoekdiensten toegankelijk zijn:

a)

een algemene indicator (NSi1) ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi1.1, ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens;

ii)

NSi1.2, ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er een zoekdienst voorhanden is en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” als er een zoekdienst voorhanden is;

b)

de waarde „0” als er geen zoekdienst voorhanden is.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi1 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi1.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

NSi1.2 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 8

Toezicht op de toegankelijkheid van VRG’s via raadpleeg- en downloaddiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via de in artikel 11, lid 1, onder b) en c), van die richtlijn bedoelde raadpleeg- en downloaddiensten toegankelijk zijn:

a)

een algemene indicator (NSi2) ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via raadpleeg- en downloaddiensten kunnen worden geraadpleegd en gedownload;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi2.1, ter kwantificering van de toegankelijkheid de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën via raadpleegdiensten;

ii)

NSi2.2, ter kwantificering van de toegankelijkheid de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën via downloaddiensten.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er een raadpleegdienst en/of een downloaddienst voorhanden is en kennen die VRG de volgende waarden toe:

a)

een waarde „1” als er een raadpleegdienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als een dergelijke dienst niet voorhanden is;

b)

een waarde „1” als er een downloaddienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als een dergelijke dienst niet voorhanden is;

c)

een waarde „1” als er zowel een raadpleegdienst als een downloaddienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als ten minste een van beide diensten niet voorhanden is.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi2 door het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor zowel een raadpleegdienst als een downloaddienst voorhanden is, te delen door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een raadpleegdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

NSi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een downloaddienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 9

Toezicht op het gebruik van netwerkdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om toe te zien op het gebruik van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten:

a)

een algemene indicator (NSi3) ter kwantificering van het gebruik van alle netwerkdiensten;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi3.1, ter kwantificering van het gebruik van zoekdiensten;

ii)

NSi3.2, ter kwantificering van het gebruik van raadpleegdiensten;

iii)

NSi3.3, ter kwantificering van het gebruik van downloaddiensten;

iv)

NSi3.4, ter kwantificering van het gebruik van verwerkingsdiensten;

v)

NSi3.5, ter kwantificering van het gebruik van oproepdiensten.

2.   De lidstaten bepalen, voor elke netwerkdienst die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst worden opgevoerd, het jaarlijkse aantal dienstverzoeken.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi3 door de som van het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle netwerkdiensten te delen door het aantal netwerkdiensten.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi3.1 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle zoekdiensten, gedeeld door het aantal zoekdiensten;

b)

NSi3.2 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle raadpleegdiensten, gedeeld door het aantal raadpleegdiensten;

c)

NSi3.3 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle downloaddiensten, gedeeld door het aantal downloaddiensten;

d)

NSi3.4 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle verwerkingsdiensten, gedeeld door het aantal verwerkingsdiensten;

e)

NSi3.5 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle oproepdiensten, gedeeld door het aantal oproepdiensten.

Artikel 10

Toezicht op de conformiteit van de netwerkdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten conform zijn met de in artikel 16 van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (NSi4) ter kwantificering van de mate van conform zijn van alle netwerkdiensten met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi4.1, ter kwantificering van de mate waarin de zoekdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

NSi4.2, ter kwantificering van de mate waarin de raadpleegdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

NSi4.3, ter kwantificering van de mate waarin de downloaddiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iv)

NSi4.4, ter kwantificering van de mate waarin de verwerkingsdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

v)

NSi4.5, ter kwantificering van de mate waarin de oproepdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke netwerkdienst die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of hij conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die netwerkdienst een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de netwerkdienst conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de netwerkdienst niet conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi4 door het aantal netwerkdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal netwerkdiensten.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi4.1 is gelijk aan het aantal zoekdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal zoekdiensten;

b)

NSi4.2 is gelijk aan het aantal raadpleegdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal raadpleegdiensten;

c)

NSi4.3 is gelijk aan het aantal downloaddiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal downloaddiensten;

d)

NSi4.4 is gelijk aan het aantal verwerkingsdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal verwerkingsdiensten;

e)

NSi4.5 is gelijk aan het aantal oproepdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal oproepdiensten.

Artikel 11

Te verstrekken informatie

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie de volgende informatie:

a)

de waarden van alle algemene en specifieke indicatoren, uitgedrukt als percentages;

b)

de waarden van de tellers en noemers van alle algemene en specifieke indicatoren;

c)

de uit hoofde van artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, verzamelde gegevens.

2.   De resultaten van het in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde toezicht hebben betrekking op het toezicht gedurende een kalenderjaar en worden tegen 15 mei van het daaropvolgende jaar bekendgemaakt. Vervolgens worden de resultaten ten minste eens per jaar bijgewerkt.

De resultaten betreffende het in 2009 uitgeoefende toezicht bestrijken de periode vanaf de in artikel 18 genoemde datum tot het einde van dat jaar.

HOOFDSTUK V

VERSLAGLEGGING

Artikel 12

Coördinatie en kwaliteitsborging

1.   Met betrekking tot de coördinatie behelst de in artikel 21, lid 2, onder a), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving de volgende elementen:

a)

naam, contactinformatie, rol en verantwoordelijkheden van het contactpunt van de lidstaat;

b)

naam, contactinformatie, rol en verantwoordelijkheden en organisatieschema van de coördinatiestructuur die het contactpunt van de lidstaat ondersteunt;

c)

een beschrijving van de relaties met derde partijen;

d)

een overzicht van de werkwijzen en -procedures van het coördinatieorgaan;

e)

opmerkingen over het toezichts- en verslagleggingsproces.

2.   Met betrekking tot de organisatie van de kwaliteitsbewaking behelst de in artikel 21, lid 2, onder a), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de kwaliteitsbewakingsprocedures, met inbegrip van het onderhoud van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie;

b)

een analyse van de kwaliteitsbewakingsproblemen in samenhang met de ontwikkeling van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, rekening houdend met de algemene en specifieke indicatoren;

c)

een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen om de kwaliteitsbewaking van de infrastructuur te verbeteren;

d)

ingeval een certificatiemechanisme is opgezet, een beschrijving van dat mechanisme.

Artikel 13

Bijdrage tot de werking en coördinatie van de infrastructuur

De in artikel 21, lid 2, onder b), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een overzicht van de diverse belanghebbende partijen die bijdragen tot de uitvoering van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, aan de hand van de volgende typologie: gebruikers, leveranciers van gegevens, verleners van diensten, coördinatieorganen;

b)

een beschrijving van de rol van de diverse belanghebbende partijen bij de ontwikkeling en het onderhoud van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, met inbegrip van hun rol bij de coördinatie van taken, het leveren van gegevens en metagegevens en het beheer, de ontwikkeling en de „hosting” van diensten;

c)

een algemene beschrijving van de belangrijkste maatregelen die zijn genomen om het gezamenlijk gebruik van VRG’s en DRG’s door overheidsinstanties te vergemakkelijken, en een beschrijving van hoe dat gezamenlijk gebruik daardoor is verbeterd;

d)

een beschrijving van de manier waarop de belanghebbende partijen samenwerken;

e)

een beschrijving van de toegang tot de diensten via het Inspire-geoportaal, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2007/2/EG.

Artikel 14

Gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie

De in artikel 21, lid 2, onder c), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde informatie over het gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie behelst de volgende elementen:

a)

het gebruik van de DRG’s van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, rekening houdend met de algemene en specifieke indicatoren;

b)

het gebruik door overheidsinstanties van VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, met bijzondere aandacht voor goede voorbeelden in de context van milieubeleid;

c)

in voorkomend geval, informatie over het gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie door het brede publiek;

d)

voorbeelden van grensoverschrijdende toepassingen en de inspanningen die worden geleverd om de grensoverschrijdende consistentie van VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te verbeteren;

e)

de wijze waarop verwerkingsdiensten worden gebruikt om tot gegevensinteroperabiliteit te komen.

Artikel 15

Regelingen voor de uitwisseling van gegevens

De in artikel 21, lid 2, onder d), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een overzicht van de regelingen voor de uitwisseling van gegevens die tussen overheidsinstanties tot stand zijn of worden gebracht;

b)

een overzicht van de regelingen voor de uitwisseling van gegevens die tussen overheidsinstanties en Gemeenschapsinstellingen en -organen tot stand zijn of worden gebracht, inclusief voorbeelden van regelingen voor de uitwisseling van gegevens voor een specifieke VRG;

c)

een lijst van de belemmeringen die het gezamenlijk gebruik van VRG’s en DRG’s door overheidsinstanties, en door overheidsinstanties en Gemeenschapsinstellingen en -organen, in de weg staan, alsmede een beschrijving van de acties die worden ondernomen om die belemmeringen uit de weg te ruimen.

Artikel 16

Kosten en baten

De in artikel 21, lid 2, onder e), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een raming van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG;

b)

voorbeelden van vastgestelde baten, inclusief voorbeelden van positieve effecten op beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie, voorbeelden van verbeterde dienstverlening aan de burger en voorbeelden van grensoverschrijdende samenwerking.

Artikel 17

Bijwerking van de verslagen

Het in artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde verslag heeft betrekking op de drie kalenderjaren die aan het verslagleggingsjaar voorafgaan.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 5 juni 2009.

Artikel 19

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.


Top