Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1911

    Verordening (EG) nr. 1911/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van oplossingen van ureum en ammoniumnitraat uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96

    PB L 365 van 21.12.2006, p. 26–49 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 200M van 1.8.2007, p. 470–493 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/12/2011: This act has been changed. Current consolidated version: 20/12/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1911/oj

    21.12.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 365/26


    VERORDENING (EG) Nr. 1911/2006 VAN DE RAAD

    van 19 december 2006

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van oplossingen van ureum en ammoniumnitraat uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 11, lid 2,

    Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Geldende maatregelen

    (1)

    Op 23 september 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1995/2000 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van oplossingen van ureum en ammoniumnitraat (hierna „UAN” genoemd) uit Algerije, Belarus, Rusland, Oekraïne en Litouwen. De maatregelen die waren ingesteld op de invoer van UAN uit Litouwen zijn komen te vervallen met de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004. Het tot die maatregelen leidende onderzoek wordt hierna aangeduid als „het oorspronkelijke onderzoek”.

    (2)

    De maatregelen met betrekking tot deze invoer betreffen specifieke rechten, met uitzondering van de invoer van één Algerijnse producent/exporteur van wie een verbintenis was aanvaard.

    2.   Verzoek tot herziening

    (3)

    Na de publicatie op 17 december 2004 van een bericht waarin werd aangekondigd dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), werd uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening op 20 juni 2005 een verzoek tot een nieuw onderzoek ingediend. Dit verzoek werd ingediend door de European Fertilizer Manufacturers Association (EFMA) (hierna „de indiener van het verzoek” genoemd) namens producenten die een belangrijk deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van UAN in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

    (4)

    De indiener van het verzoek leverde voldoende prima facie bewijzen dat voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk was met betrekking tot de invoer van UAN uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne (hierna „de betrokken landen” genoemd).

    (5)

    Na overleg in het Raadgevend Comité kwam de Commissie tot de conclusie dat er voldoende aanwijzingen waren om een nieuw onderzoek te openen; op 22 september 2005 heeft zij door middel van een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

    3.   Onderzoek

    3.1.   Onderzoekstijdvak

    (6)

    Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 (hierna „het nieuwe onderzoekstijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling, of het waarschijnlijk is dat de schade zal voortduren of opnieuw zal optreden, had betrekking op de periode van 2002 tot het einde van het nieuwe onderzoekstijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd).

    3.2.   Partijen bij het onderzoek

    (7)

    De Commissie heeft de haar bekende producenten/exporteurs, importeurs en gebruikers en hun organisaties, de vertegenwoordigers van de exportlanden, de klager en de producenten in de Gemeenschap officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord.

    (8)

    Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord.

    (9)

    Gezien het grote aantal communautaire producenten en niet met producenten/exporteurs in een van de betrokken landen verbonden importeurs in de Gemeenschap werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten te onderzoeken of een steekproef diende te worden toegepast. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en — indien dat het geval was — deze samen te stellen, heeft de Commissie bovengenoemde belanghebbenden overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht binnen 15 dagen na de inleiding van de procedure contact met haar op te nemen en haar de in het bericht van inleiding gevraagde gegevens te verstrekken.

    (10)

    Na beoordeling van de verstrekte informatie en gezien het grote aantal communautaire producenten dat zich bereid verklaarde om medewerking te verlenen, werd besloten dat voor de communautaire producenten een steekproef moest worden samengesteld. Gezien het feit dat slechts één importeur de in het bericht van inleiding verlangde informatie had verstrekt en zich bereid had verklaard om mee te werken, werd besloten dat voor importeurs geen steekproef noodzakelijk was.

    (11)

    Aan de vier in de steekproef opgenomen communautaire producenten en alle bekende producenten/exporteurs werd een vragenlijst toegezonden.

    (12)

    De vier in de steekproef opgenomen producenten van de Gemeenschap en zes producenten/exporteurs in de betrokken landen en de met hen verbonden handelaars stuurden de vragenlijsten ingevuld terug.

    (13)

    Eén producent in het referentieland diende ook een volledig beantwoorde vragenlijst in.

    (14)

    De Commissie heeft alle gegevens ingewonnen en gecontroleerd die zij nodig achtte voor de vaststelling van de waarschijnlijkheid van voortzetting dan wel herhaling van de dumping en de daaruit voortvloeiende schade en voor de vaststelling van het belang van de Gemeenschap. Bij de volgende bedrijven werd ter plaatse een controle verricht:

    a)

    producent/exporteur in Rusland

    JSC Mineral and Chemical Company („Eurochem”), Moskou, Rusland, en zijn twee verbonden productiebedrijven:

    PJSC Azot („NAK Azot”), Novomoskovsk, Rusland, en

    PJSC Nevinnomyssky Azot („Nevinka Azot”), Nevinnomyssk, Rusland;

    b)

    verbonden handelaar van Eurochem

    Eurochem Trading GmbH, Zug, Zwitserland („Eurochem Trading”);

    c)

    verbonden handelaar van de Oekraïense producent Stirol

    IBE Trading, New York, New York, Verenigde Staten van Amerika;

    d)

    producent in het referentieland

    Terra Industries, Sioux City, Iowa, Verenigde Staten van Amerika;

    e)

    in de steekproef opgenomen communautaire producenten

    Achema AB, Jonava, Litouwen;

    Grande Paroisse SA, Parijs, Frankrijk;

    SKW Stickstoffwerke Piesteritz GmbH, Wittenberg, Duitsland;

    Yara NV, Brussel, België, en de ermee verbonden producent Yara Sluiskil BV, Sluiskil, Nederland.

    3.3.   Steekproef

    (15)

    Het formulier voor de samenstelling van de steekproef werd binnen de termijn ingevuld teruggezonden door tien communautaire producenten, die formeel toezegden verder aan het onderzoek mee te zullen werken. Voor die tien communautaire producenten stelde de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef samen die gebaseerd was op de grootste representatieve geproduceerde en verkochte hoeveelheden van UAN in de Gemeenschap die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. De vier in de steekproef opgenomen communautaire producenten vertegenwoordigden 63 % van de totale productie van de Gemeenschap in het nieuwe onderzoekstijdvak, terwijl de bovengenoemde tien communautaire producenten in het nieuwe onderzoekstijdvak 75 % van de totale productie van de Gemeenschap voor hun rekening namen.

    (16)

    Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de betrokken partijen over de samengestelde steekproef; zij maakten geen bezwaar tegen de selectie.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (17)

    Bij het betrokken product gaat het om hetzelfde product als dat bij het oorspronkelijke onderzoek, namelijk een oplossing van ureum en ammoniumnitraat, een vloeibare meststof die gewoonlijk in de landbouw wordt gebruikt, van oorsprong uit de betrokken landen. Deze meststof bestaat uit een mengsel van ureum, ammoniumnitraat en water. Het gehalte aan stikstof (N) is het belangrijkste „kenmerk” van het product en kan variëren van 28 tot 32 %, naargelang er meer of minder water aan de oplossing wordt toegevoegd. Het merendeel van de ingevoerde UAN had een stikstofgehalte (N) van 32 %. Dit is meer geconcentreerd, waardoor het product goedkoper kan worden vervoerd. Ongeacht het stikstofgehalte, worden alle UAN evenwel beschouwd als producten met dezelfde fundamentele fysische en chemische eigenschappen; derhalve vormen al deze producten in het kader van dit onderzoek één enkel product, dat wordt ingedeeld onder GN-code 3102 80 00.

    2.   Soortgelijk product

    (18)

    Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek reeds werd vastgesteld, bevestigt dit nieuwe onderzoek dat UAN een echt basisproduct is en dat de kwaliteit en de fundamentele fysische en chemische eigenschappen van dit product identiek zijn, ongeacht het land van oorsprong. Het betrokken product en de door de producenten/exporteurs vervaardigde en op de binnenlandse markt van de betrokken landen verkochte producten, alsmede de producten die de communautaire producenten vervaardigen en op de markt van de Gemeenschap verkopen, en de producten die de producent in het referentieland vervaardigt en op de binnenlandse markt van het referentieland verkoopt, hebben dus dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en worden in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

    C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

    1.   Invoer met dumping tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak

    (19)

    Volgens artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of het waarschijnlijk was dat de dumping bij het vervallen van de maatregelen zou worden voortgezet of herhaald.

    (20)

    Tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak werd er slechts vanuit Algerije UAN uit de betrokken landen naar de Gemeenschap uitgevoerd. Om te kunnen vaststellen of de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping bestond, werd daarom een dumpingberekening voor de beide medewerkende Algerijnse producenten/exporteurs uitgevoerd. Voor de andere medewerkende producenten/exporteurs in Belarus, Rusland en Oekraïne lag bij het onderzoek het accent op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.

    (21)

    De twee enige Algerijnse producenten van UAN, Fertalge and Fertial, werkten aan het onderzoek mee. Deze beide producenten namen de totale uitvoer van UAN uit Algerije tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak voor hun rekening; deze kwam overeen met 177 383 t. De invoer in de Gemeenschap van het betrokken product uit Algerije vertegenwoordigde 4,8 % van het verbruik in de Gemeenschap, dat gedurende het nieuwe onderzoekstijdvak 3 694 531 t bedroeg. Dit was een stijging met 52 % ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoekstijdvak, toen de invoer uit Algerije van 116 461 t bedroeg.

    (22)

    Daarom werd het dumpingonderzoek, dat berustte op de door deze twee medewerkende producenten/exporteurs verstrekte informatie, ook als representatief voor het land als geheel beschouwd.

    (23)

    In de eerste plaats werd voor elk van beide producenten/exporteurs nagegaan of hun totale binnenlandse verkoop van UAN representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, d.w.z. of deze 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap. Het onderzoek toonde aan dat beide bedrijven slechts één soort UAN aan de Gemeenschap verkochten en dat deze soort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht.

    (24)

    Daarom kon voor beide producenten/exporteurs de normale waarde niet aan de hand van de binnenlandse verkoop worden vastgesteld en moest deze overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden berekend door de fabricagekosten van iedere exporteur van het naar de Gemeenschap uitgevoerde product met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en een redelijke winstmarge te vermeerderen.

    (25)

    In verband met de fabricagekosten wordt erop gewezen dat de energiekosten, zoals elektriciteit en gas, een groot deel van de fabricagekosten en een aanzienlijk percentage van de totale productiekosten uitmaken. Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening werd onderzocht of de administratie van de betrokken partijen een redelijk beeld gaf van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten.

    (26)

    Er waren geen aanwijzingen dat de administratie van de producenten/exporteurs geen redelijk beeld van de elektriciteitskosten gaf. Daarbij wordt onder meer opgemerkt dat de elektriciteitsprijzen die de Algerijnse producenten in het nieuwe onderzoekstijdvak betaalden, overeenkwamen met de internationale marktprijzen, zoals door een vergelijking met andere landen zoals Canada en Noorwegen werd bevestigd. Voor de gasprijzen lag de situatie evenwel anders.

    (27)

    Uit de gepubliceerde gegevens van internationaal erkende, in energiemarkten gespecialiseerde bronnen bleek namelijk dat de prijs die de Algerijnse producent voor gas betaalde, minder dan een vijfde bedroeg van de aardgasprijs bij uitvoer uit Algerije. Voorts bleek uit alle beschikbare gegevens dat de binnenlandse gasprijzen in Algerije gereguleerd waren en ver onder de marktprijzen voor aardgas (bv. in de Verenigde Staten, Canada, Japan en de Europese Unie) lagen. Deze vier markten zijn in totaal goed voor 46 % van het internationale gasverbruik en het binnenlandse prijsniveau op deze vier markten lijkt een redelijk beeld te geven van de kosten. De prijs die de betrokken bedrijven voor gas betaalden, was bovendien aanzienlijk lager dan de prijs die de communautaire producenten moesten betalen.

    (28)

    Gezien het voorgaande werden de in Algerije in het nieuwe onderzoekstijdvak betaalde gasprijzen niet geacht de kosten voor de productie en distributie van het gas redelijk weer te geven. Daarom werden de gaskosten van één medewerkende producent/exporteur, Fertial, overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening gecorrigeerd aan de hand van informatie over andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde prijs van Algerijns vloeibaar aardgas (hierna „LNG” genoemd) tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak bij uitvoer naar Frankrijk, exclusief de vrachtkosten voor vervoer over zee en de kosten voor het vloeibaar maken; deze prijs leek het meest geschikte uitgangspunt, aangezien de openbaar toegankelijke informatie uitsluitend betrekking had op gas uit Algerije. Daar Frankrijk de grootste afzetmarkt voor Algerijns gas is en de prijzen aldaar de kosten redelijk weergeven, kan het land als representatieve markt in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd. Fertalge, de andere medewerkende producent/exporteur, gebruikte aardgas niet als grondstof, aangezien het UAN vervaardigt van ter plaatse geproduceerd ammoniumnitraat (hierna „AN” genoemd) en van ureum. Daar de kosten van plaatselijk geproduceerde AN de in overweging 27 genoemde Algerijnse binnenlandse gasprijs redelijk weergaven, werden de kosten voor AN van dit bedrijf dienovereenkomstig gecorrigeerd.

    (29)

    De door de medewerkende producenten/exporteurs meegedeelde fabricagekosten werden daarom opnieuw berekend om de gecorrigeerde gasprijzen erin te verdisconteren, eveneens aan de hand van de gasprijzen bij uitvoer naar Frankrijk, exclusief de vrachtkosten voor vervoer over zee en de kosten voor het vloeibaar maken. Overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening werden de opnieuw berekende fabricagekosten met een redelijk bedrag aan VAA-kosten en een redelijke winstmarge vermeerderd.

    (30)

    Aangezien de beide medewerkende bedrijven geen representatieve binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties hadden, konden de VAA-kosten en de winst niet op grond van de aanhef van artikel 2, lid 6, van de basisverordening worden berekend. Artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening kon niet worden toegepast, omdat de beide medewerkende producenten de enige twee producenten van UAN in Algerije zijn. Artikel 2, lid 6, onder b), kon evenmin worden toegepast omdat de fabricagekosten voor producten van dezelfde algemene categorie om de in overweging 28 vermelde redenen ook zouden moeten worden gecorrigeerd wat de gasprijzen betreft. Aangezien bleek dat het onmogelijk was om de omvang van de noodzakelijke correctie vast te stellen voor alle tot dezelfde algemene categorie goederen behorende producten die op de binnenlandse markt verkocht werden, was het eveneens onmogelijk om de winstmarge na een dergelijke correctie vast te stellen. Daarom werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening.

    (31)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld volgens een redelijke methode. Daar de Algerijnse binnenlandse markt van producten van dezelfde algemene categorie uiterst klein is, moest informatie van andere representatieve markten worden ingewonnen. Daarbij werd gekeken naar openbaar beschikbare informatie over grote bedrijven in de sector stikstofhoudende meststoffen. Overeenkomstige gegevens van Noord-Amerikaanse producenten (Verenigde Staten en Canada) bleken voor dit onderzoek het meest geschikt, aangezien over beursgenoteerde ondernemingen in dat deel van de wereld veel betrouwbare, volledige en openbaar toegankelijke financiële informatie beschikbaar is. Bovendien was op de Noord-Amerikaanse markt sprake van een aanzienlijke hoeveelheid binnenlandse verkoop en van een krachtige concurrentie van zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen. Daarom werden de VAA-kosten en de winst aan de hand van het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winst van drie Noord-Amerikaanse producenten die tot de grootste ondernemingen in de sector stikstofhoudende meststoffen behoorden, vastgesteld met betrekking tot hun verkoop in Noord-Amerika van dezelfde algemene productcategorie (stikstofhoudende meststoffen). Deze drie producenten werden representatief geacht voor de sector stikstofhoudende meststoffen, (zij namen gemiddeld meer dan 80 % van de omzet in deze sector voor hun rekening) en dus werden hun VAA-kosten en winst representatief geacht voor de normale VAA-kosten en winst van ondernemingen die met succes in deze sector actief zijn. Het percentage VAA-kosten bedroeg 6,9 % van de omzet en de berekende gemiddelde winstmarge bedroeg 9,1 % van de omzet. Voorts zijn er geen aanwijzingen die erop duiden dat het aldus berekende winstbedrag meer bedroeg dan de winst die de Algerijnse producenten normaliter boekten op de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de Algerijnse markt.

    (32)

    De exportprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat wordt verkocht met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap.

    (33)

    De normale waarde en de exportprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Bijgevolg werden er in voorkomend geval correcties toegepast voor aantoonbare verschillen in de kosten van vervoer, op- en overslag, laden en lossen en aanverwante kosten.

    (34)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor iedere producent/exporteur vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs.

    (35)

    Uit het onderzoek bleek dat tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak nog meer uitvoer met dumping dan tijdens het oorspronkelijke onderzoekstijdvak had plaatsgevonden. De dumpingmarges varieerden, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, van 50 tot 60 %.

    2.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen zouden worden ingetrokken

    2.1.   Algerije

    (36)

    De twee Algerijnse medewerkende producenten/exporteurs nemen de totale uitvoer van het betrokken product uit dit land naar de Gemeenschap voor hun rekening. Bij het onderzoek naar de vraag, of voortzetting van de dumping waarschijnlijk was als de maatregelen ten aanzien van Algerije zouden worden ingetrokken, werd dus uitgegaan van de door deze beide medewerkende producenten/exporteurs verstrekte informatie.

    (37)

    De Algerijnse medewerkende producenten konden hun productiecapaciteit verdubbelen, terwijl hun productie tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 20 % toenam. Daarom is er sprake van een aanzienlijke stijging van hun reservecapaciteit van minder dan 100 000 t tot 300 000 - 350 000 t.

    (38)

    Aangezien de Algerijnse binnenlandse markt onbetekenend is en hierin in de toekomst waarschijnlijk ook geen verandering zal komen, zal elke stijging van de productie voor de uitvoer bestemd zijn. Door hun reservecapaciteit aan te boren, zouden de twee medewerkende producenten/exporteurs in 10 - 20 % van de vraag van de Gemeenschap kunnen voorzien.

    (39)

    Gezien de voortgezette uitvoer met dumping tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak en de door de Algerijnse medewerkende producenten opgebouwde reservecapaciteit, is het aannemelijk dat bij het vervallen van de maatregelen de omvang van de Algerijnse uitvoer tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap zal toenemen.

    (40)

    In het licht van het bovengenoemde is het waarschijnlijk dat de uitvoer met dumping naar de Gemeenschap bij de intrekking van de maatregelen zal worden voortgezet.

    (41)

    De voor beide bedrijven vastgestelde normale waarde lag tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak aanzienlijk boven de marktprijzen in de Europese Unie. Het kan niet worden uitgesloten dat de Algerijnse producenten/exporteurs zouden voortgaan tegen dumpingprijzen aan de Gemeenschap te verkopen, ongeacht of zij rechten moeten betalen.

    2.2.   Verhouding tussen de berekende normale waarde in Belarus, Rusland en Oekraïne en de uitvoerprijzen naar derde landen

    2.2.1.   Belarus en Oekraïne: binnenlandse verkoopprijzen op basis van het referentieland

    (42)

    De binnenlandse verkoopprijzen voor UAN in Belarus en Oekraïne en de uitvoerprijzen naar derde landen werden met elkaar vergeleken. Aangezien Belarus als land zonder markteconomie wordt beschouwd en Oekraïne ten tijde van de indiening van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen (5) nog niet als land met een markteconomie werd beschouwd, moest de normale waarde voor deze twee landen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening worden vastgesteld aan de hand van gegevens van producenten in een derde land met markteconomie. In het bericht van inleiding werden de Verenigde Staten als geschikt referentieland voorgesteld, omdat daar een openmarkteconomie bestaat, waarop producenten zich geconfronteerd zien met een aanzienlijke concurrentie door invoer uit het buitenland.

    (43)

    Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld over dit voorstel op- of aanmerkingen te maken.

    (44)

    De Europese vereniging van importeurs van meststoffen, EFIA, stelde Algerije of Rusland voor, aangezien zij een bevoorrechte toegang tot de voornaamste grondstof, te weten gas, hadden en zij landen met een markteconomie waren die bij hetzelfde onderzoek waren betrokken. In dit verband wordt de aandacht erop gevestigd dat in artikel 2, lid 7, onder a), nadrukkelijk sprake is van een „geschikt” derde land met een markteconomie. Bij de keuze van het referentieland speelt de toegang tot grondstoffen weliswaar een belangrijke rol, maar op grond van het feit dat in beide landen een dubbele prijsstelling ten aanzien van gas wordt gehanteerd, lijken zij geen geschikte optie. De aan de binnenlandse verbruikers in beide landen in rekening gebrachte gasprijzen komen niet met de marktwaarde overeen.

    (45)

    Een aantal belanghebbende partijen verklaarde — zonder dat zij hun bewering met bewijzen staafden — dat de productieprocessen in Rusland en Algerije meer overeenkomen met die in Belarus en Oekraïne. Ook zou Algerije een productieniveau hebben dat vergelijkbaar was met dat van Oekraïne. In dit verband moet benadrukt worden dat in Belarus, Oekraïne en de Verenigde Staten de producenten verticaal geïntegreerd zijn; dit is beslist niet het geval in Algerije.

    (46)

    Een Oekraïense medewerkende producent stelde in plaats van de Verenigde Staten Bulgarije of Roemenië voor, zonder dit voorstel echter te motiveren. Voorts is een belangrijk argument tegen Bulgarije of Roemenië, dat in vergelijking met de Verenigde Staten hun binnenlandse markten klein zijn met maar een beperkt aantal producenten.

    (47)

    Derhalve bevestigde het onderzoek dat de Verenigde Staten een geschikt referentieland was. Diverse producenten en producentenorganisaties in de Verenigde Staten werden benaderd en gevraagd om hun medewerking te verlenen door het invullen van een vragenlijst. Eén producent in de Verenigde Staten werkte volledig mee. Derhalve waren de berekeningen gebaseerd op de gecontroleerde informatie van de enige medewerkende Amerikaanse producent/exporteur die een volledig ingevulde vragenlijst terugstuurde.

    2.2.2.   Belarus

    (48)

    De enige medewerkende producent in Belarus was de enige producent/exporteur uit dat land, maar deze voerde tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak niet naar de Gemeenschap uit.

    (49)

    Aangezien de uitvoer naar de Gemeenschap voor een representatief dumpingonderzoek in het nieuwe onderzoekstijdvak ontbrak en om te kunnen vast stellen of er bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw dumping zou optreden, werden het prijsbeleid van de meewerkende producent/exporteur bij de uitvoer naar de Verenigde Staten, zijn enige exportmarkt, en zijn productiecapaciteit en voorraden onderzocht. De analyse was gebaseerd op de informatie die door de in overweging 48 vermelde producent/exporteur was verstrekt.

    (50)

    Uit gegevens van de medewerkende producent/exporteur bleek dat de prijzen voor uitvoer naar derde landen (Verenigde Staten) onder de berekende normale waarde voor Belarus lagen. Het onderzoek toonde aan dat dit prijsverschil in het nieuwe onderzoekstijdvak tussen 10 % en 15 % lag. Dit kan een indicatie zijn dat het bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw tot dumping bij uitvoer naar de Gemeenschap zou kunnen komen. Hieronder worden de voorraden en de productiecapaciteit onderzocht en worden de exportprijzen met het in de Gemeenschap gangbare prijspeil vergeleken.

    2.2.3.   Oekraïne

    (51)

    Twee producenten/exporteurs verleenden medewerking aan het onderzoek, maar geen van hen voerde tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak naar de Gemeenschap uit. Er bestaan geen aanwijzingen dat er nog meer producenten/exporteurs in Oekraïne zijn.

    (52)

    Aangezien de uitvoer naar de Gemeenschap in het nieuwe onderzoekstijdvak voor een representatief dumpingonderzoek ontbrak en om te kunnen vast stellen of er bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw dumping zou optreden, werden het prijsbeleid van de meewerkende producent/exporteur bij de uitvoer naar de Verenigde Staten, zijn enige exportmarkt en zijn productiecapaciteit en voorraden onderzocht. De analyse was gebaseerd op de informatie die door de in overweging 51 vermelde twee producenten/exporteurs was verstrekt.

    (53)

    De beide medewerkende producenten/exporteurs vertegenwoordigden 48 % van de invoer van het betrokken product uit Oekraïne naar de Verenigde Staten tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak. De overige invoer in de Verenigde Staten uit Oekraïne werd eveneens door een van de medewerkende producenten geproduceerd, maar door een niet-verbonden Oekraïens bedrijf uitgevoerd, dat geen UAN vervaardigt.

    (54)

    Uit gegevens van de medewerkende producenten/exporteurs bleek dat de prijzen voor uitvoer naar derde landen onder de berekende normale waarde voor Oekraïne lagen. Het onderzoek toonde aan dat dit prijsverschil in het nieuwe onderzoekstijdvak tussen 20 % en 30 % lag. Dit kan een indicatie zijn dat het bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw tot dumping bij uitvoer naar de Gemeenschap zou kunnen komen. Hieronder worden de voorraden en de productiecapaciteit onderzocht en worden de exportprijzen met het in de Gemeenschap gangbare prijspeil vergeleken.

    2.2.4.   Rusland

    (55)

    Twee producenten/exporteurs die tot dezelfde groep bedrijven behoren, hebben medewerking verleend aan het onderzoek, maar geen enkele producent/exporteur heeft tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak naar de Gemeenschap uitgevoerd.

    (56)

    Het is bekend dat er in het nieuwe onderzoekstijdvak in Rusland één producent was die niet aan het onderzoek heeft meegewerkt. Voor deze niet-meewerkende producent(en) werd de bij Eurostat en uit andere bronnen beschikbare informatie geanalyseerd. Op grond hiervan werd geconstateerd dat ook de niet-medewerkende producenten geen UAN naar de Gemeenschap uitvoerden. Voor het niet-meewerkende bedrijf was er echter geen betrouwbare informatie over productiecapaciteit, productievolumes, voorraden en verkoop beschikbaar. Daarom en ook omdat er geen enkele indicatie was van het tegendeel, werd ervan uitgegaan dat de resultaten voor de wel en de niet-meewerkende bedrijven ongeveer overeenkwamen.

    (57)

    Aangezien de uitvoer naar de Gemeenschap voor een representatief dumpingonderzoek in het nieuwe onderzoekstijdvak ontbrak en om te kunnen vaststellen of er bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw dumping zou optreden, werden het prijsbeleid van de meewerkende producenten/exporteurs bij de uitvoer naar andere exportmarkten en hun productiecapaciteit en voorraden onderzocht. De analyse was gebaseerd op de informatie die door de in overweging 55 vermelde producent/exporteur was verstrekt.

    (58)

    Onderzocht werd of de administratie van de betrokken partijen een redelijk beeld gaf van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten. Geconstateerd werd dat de door de Russische producenten betaalde binnenlandse gasprijs ongeveer een vijfde van de exportprijs van aardgas uit Rusland bedroeg. Alle beschikbare gegevens duiden erop dat de binnenlandse prijzen in Rusland gereguleerd waren en ver onder de marktprijzen lagen die op de niet-gereguleerde markten voor aardgas worden betaald. Daarom werden de gaskosten van de Russische producenten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening gecorrigeerd aan de hand van informatie over andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens (Waidhaus), exclusief transportkosten. Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de Europese Unie, die de grootste afnemer van Russisch aardgas is en waar de prijzen een redelijk beeld van de kosten geven; daarom kan deze markt als representatief in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd.

    (59)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening werd de normale waarde berekend aan de hand van de fabricagekosten van de naar de Gemeenschap uitgevoerde productsoort, na de in overweging 58 genoemde correctie voor de gaskosten, vermeerderd met een redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst.

    (60)

    Net zoals voor Algerije, konden de VAA-kosten en winst niet op grond van de aanhef van artikel 2, lid 6, van de basisverordening worden berekend, omdat de verbonden producenten geen representatieve binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties hadden. Artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening kon niet worden toegepast omdat er slechts twee andere producenten bij het onderzoek betrokken waren. Artikel 2, lid 6, onder b), kon evenmin worden toegepast omdat de fabricagekosten voor producten van dezelfde algemene categorie om de in overweging 58 vermelde redenen ook zouden moeten worden gecorrigeerd voor de gasprijzen. Aangezien bleek dat het onmogelijk was om de omvang van de noodzakelijke correctie vast te stellen voor alle tot dezelfde algemene categorie goederen behorende producten die op de binnenlandse markt verkocht werden, was het eveneens onmogelijk om de winstmarge na een dergelijke correctie vast te stellen. Daarom werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening.

    (61)

    Zoals in het geval van Algerije en om dezelfde reeds in overweging 31 uiteengezette redenen, werden de VAA-kosten en de winst aan de hand van de gewogen gemiddelde VAA-kosten en winst van dezelfde drie Noord-Amerikaanse producenten vastgesteld. Het aldus berekende winstbedrag bedroeg niet meer dan de winst die de Russische producenten maakten op de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op hun binnenlandse markt.

    (62)

    Geconstateerd werd dat de uitvoer van de twee producenten/exporteurs plaatsvond in het kader van een agentuurovereenkomst via twee verbonden handelaren, waarvan de ene in Zwitserland en de andere op de Britse Maagdeneilanden gevestigd was. Laatstgenoemde heeft zijn activiteiten begin 2005 stopgezet. De exportprijs was vastgesteld aan de hand van de uitvoerprijzen die aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Verenigde Staten, hun belangrijkste exportmarkt, werkelijk betaald of te betalen waren.

    (63)

    Uit gegevens van de twee verbonden handelaren bleek dat de prijzen voor uitvoer naar derde landen onder de berekende normale waarde voor Rusland lagen. Het onderzoek toonde aan dat dit prijsverschil in het nieuwe onderzoekstijdvak tussen 2 % en 6 % lag. Dit kan een indicatie zijn dat het bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw tot dumping bij uitvoer naar de Gemeenschap zou kunnen komen.

    2.3.   Reservecapaciteit in Belarus, Rusland en Oekraïne

    (64)

    De mogelijke consequenties van de bestaande reservecapaciteit werden eveneens onderzocht. Rusland noch Oekraïne beschikt over een markt van betekenis voor UAN. Daarentegen wordt Belarus geacht over een aanzienlijke binnenlandse markt voor dit product te beschikken.

    (65)

    De enige producent in Belarus kon tijdens de beoordelingsperiode zijn productie met 14 % verhogen en produceerde tijdens het nieuwe onderzoektijd bijna op volle capaciteit. Zijn productiecapaciteit bleef gedurende dezelfde periode constant. Hij verkocht 60 % van zijn productie op de binnenlandse markt en de rest werd naar de Verenigde Staten uitgevoerd. Deze producent lijkt daarom onmiddellijk over reservecapaciteit te beschikken.

    (66)

    De enige medewerkende Russische producent/exporteur heeft tijdens de beoordelingsperiode zijn productie met 78 % vermeerderd. Zijn productiecapaciteit bleef gedurende dezelfde periode constant. Deze producent beschikt echter volgens de verstrekte informatie nog over een aanzienlijke reservecapaciteit van omstreeks 600 000 tot 700 000 t om zijn productie van UAN uit te breiden en zou bij intrekking van de maatregelen deze reservecapaciteit kunnen benutten om zijn uitvoer naar de Gemeenschapsmarkt te verhogen. Investeringen van de onderneming tijdens de beoordelingsperiode duiden op een potentiële verdere toename van de productiecapaciteit. Volgens schattingen bedraagt de totale Russische reservecapaciteit ten minste de reeds genoemde 600 000 tot 700 000 t, d.w.z. ongeveer 20 % van het verbruik van de Gemeenschap. Tijdens de beoordelingsperiode nam de uitvoer naar derde landen met 79 % toe.

    (67)

    In dezelfde periode bleef de binnenlandse verkoop van de enige medewerkende Russische producent met gemiddeld minder dan 5 % van de totale verkoop op een laag niveau. Daar de binnenlandse markt de productiestijging niet kan absorberen, zal alle extra productie waarschijnlijk worden uitgevoerd.

    (68)

    In Oekraïne konden de beide medewerkende producenten hun productie tijdens de beoordelingsperiode vertwaalfvoudigen. De productiecapaciteit nam tijdens dezelfde periode met bijna een factor 5 toe. Voorts beschikken zij over een omvangrijke reservecapaciteit om bij intrekking van de maatregelen de uitvoer naar de Gemeenschapsmarkt aanzienlijk te verhogen. Volgens schattingen bedraagt de totale Oekraïense reservecapaciteit te minste 700 000 tot 800 000 t, d.w.z. ongeveer 20 % van het verbruik van de Gemeenschap. Tijdens de beoordelingsperiode nam de uitvoer naar derde landen met een factor 8 toe.

    (69)

    In de beoordelingsperiode bleef de Oekraïense binnenlandse verkoop met gemiddeld minder dan 2 % van de totale verkoop op een laag niveau. Ook een toename van de binnenlandse vraag kan de productiestijging niet opvangen en daarom zal alle extra productie waarschijnlijk worden uitgevoerd.

    (70)

    Op grond van het bovengenoemde kan de conclusie worden getrokken dat de producenten/exporteurs, met uitzondering van Belarus, over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikken, zodat zij hun uitvoer naar de Gemeenschapsmarkt kunnen uitbreiden indien de maatregelen zouden worden ingetrokken.

    2.4.   Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau in de Gemeenschap

    (71)

    Het in de Gemeenschap gangbare prijspeil lag tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak onder het gemiddelde niveau van de prijzen van de producenten/exporteurs voor hun uitvoer naar derde landen, voornamelijk de Verenigde Staten. Dit is een gevolg van het feit dat de gasprijzen, die meer dan 50 % van de fabricagekosten en derhalve ook van de UAN-prijzen uitmaakten, in de Verenigde Staten hoger waren dan in Europa en dat derhalve UAN in de Verenigde Staten tegen een hogere prijs verhandeld werd.

    (72)

    Er wordt op gewezen dat de prijzen voor de uitvoer uit de betrokken landen naar de Verenigde Staten gemiddeld onder de respectieve normale waarden lagen, ook al was het prijspeil in de Verenigde Staten hoger dan in de Gemeenschap. Daarom kan worden geconcludeerd dat alle verkoop op de Gemeenschapsmarkt waarschijnlijk tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden.

    2.5.   Stimulans om de verkoop van andere markten naar de Gemeenschap te verleggen

    (73)

    In Belarus bestaat een snel groeiende binnenlandse markt waarop de enige producent twee derde van zijn productie verkoopt. Aangezien de binnenlandse prijs minder dan de helft van de tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak gangbare prijs in de Gemeenschap bedraagt, zou de producent in Belarus op logische gronden kunnen besluiten om aanzienlijke hoeveelheden van het product, die momenteel op de binnenlandse markt verkocht worden, tegen dumpingprijzen op de Gemeenschapsmarkt te verkopen.

    (74)

    Voorts wordt erop gewezen dat de Belarussische producent, die momenteel het resterende derde gedeelte van zijn productie naar andere markten uitvoert, aanzienlijke voordelen qua vervoerskosten zou hebben als hij die uitvoer naar de Gemeenschap zou verleggen, aangezien de grens van de Gemeenschap voor de Belarussische producent veel dichterbij is dan die van andere potentiële exportmarkten, zoals de Verenigde Staten, Argentinië of Australië.

    (75)

    In het licht van het voorafgaande is het waarschijnlijk dat de Belarussische producent een groot deel van zijn verkoop bij intrekking van de maatregelen tegen dumpingprijzen voor de Gemeenschap zou bestemmen, aangezien daar een krachtige economische drijfveer voor bestaat.

    (76)

    Daar, zoals reeds uiteengezet in overweging 20, tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak geen uitvoer uit Belarus, Rusland en Oekraïne plaatsvond, kon voor deze landen geen invoer met dumping bij de uitvoer naar de Gemeenschap worden vastgesteld. Zoals in punt 2.2 beschreven, bleek uit het onderzoek dat, op basis van de berekeningen aan de hand van de gegevens over de uitvoer van deze landen naar hun grootste exportmarkt, de Verenigde Staten, een herhaling van dumping waarschijnlijk was.

    3.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van invoer met dumping

    (77)

    Op grond van de analyse in de punten 2.1 tot en met 2.5 wordt geconcludeerd dat het bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk is dat de extra productie naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, of dat de huidige export naar landen buiten de Gemeenschap of de op de binnenlandse markt verkochte producten in aanzienlijke hoeveelheden voor de Gemeenschap zouden worden bestemd. Deze uitvoer naar de Gemeenschap zal waarschijnlijk tegen dumpingprijzen plaatsvinden, met name om verloren marktaandelen in de Gemeenschap terug te winnen. Daarom luidt de conclusie dat, indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, in de toekomst grotere hoeveelheden tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap zouden worden uitgevoerd. Voorts wordt erop gewezen dat overzeese markten hogere vervoerskosten met zich brengen dan de Gemeenschapsmarkt; dit is vooral het geval bij verkoop uit naburige landen, zoals van Belarus en Oekraïne aan Oost-Europa of van Algerije aan Zuid-Europa.

    (78)

    Aangezien de invoer in de Gemeenschap uit Algerije nog steeds tegen dumpingprijzen plaatsvindt en gezien de bovenstaande analyse van de reservecapaciteit en de vergelijking van de prijsniveaus, lijkt het waarschijnlijk dat de invoer met dumping uit Algerije in de toekomst zal blijven voortgaan. Daar de Gemeenschap tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak de enige exportmarkt voor Algerije was, is het uiterst waarschijnlijk dat de Algerijnse exporteurs hun toegenomen exportvolume voornamelijk op deze markt zullen willen afzetten.

    (79)

    In het licht van het voorafgaande bestaat de waarschijnlijkheid dat bij intrekking van de maatregelen er zich voortzetting (Algerije) of herhaling (Rusland, Belarus en Oekraïne) van invoer met dumping zou voordoen.

    D.   SCHADE

    1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (80)

    In de Gemeenschap wordt het betrokken product vervaardigd door twaalf producenten wier productie de totale communautaire productie in de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening vormt.

    (81)

    Er wordt op gewezen dat de naam van de „Hydro Agri”-ondernemingen van het oorspronkelijke onderzoek inmiddels is veranderd in „Yara”. Als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 zijn er vijf bedrijven aan de bedrijfstak van de Gemeenschap toegevoegd.

    (82)

    Van de twaalf communautaire producenten hebben tien bedrijven aan het onderzoek meegewerkt, waarvan er negen in het verzoek tot een nieuw onderzoek werden genoemd. De overige twee producenten (hierna „de overige communautaire producenten” genoemd) hebben niet gereageerd. De volgende tien producenten verklaarden zich bereid om mee te werken:

    Achema AB (Litouwen),

    AMI Agrolinz Melamine International GmbH (Oostenrijk),

    DSM Agro (Nederland),

    Duslo AS (Slowakije),

    Fertiberia SA (Spanje),

    Grande Paroisse SA (Frankrijk),

    Lovochemie AS (Tsjechië),

    Nitrogénművek Rt (Hongarije),

    SKW Stickstoffwerke Piesteritz GmbH (Duitsland),

    Yara (Nederland, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk).

    (83)

    Aangezien deze tien communautaire producenten tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak 75 % van de totale communautaire productie voor hun rekening namen, was de Commissie van oordeel dat een groot deel van de totale communautaire productie van het soortgelijke product door deze producenten vervaardigd wordt. Zij worden derhalve beschouwd als de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en zullen hierna als „de bedrijfstak van de Gemeenschap” worden aangeduid.

    (84)

    Zoals reeds vermeld in de overwegingen 10, 15 en 16, is een steekproef bestaande uit vier bedrijven geselecteerd. Alle in de steekproef opgenomen communautaire producenten hebben medewerking verleend en hebben de beantwoorde vragenlijst binnen de termijn ingezonden. Daarnaast verstrekten de overige klagende producenten en de producenten die het onderzoek ondersteunden, binnen de termijn bepaalde algemene gegevens voor het schadeonderzoek.

    2.   Situatie op de markt van de Gemeenschap

    2.1.   Verbruik in de Gemeenschap

    (85)

    Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt, de omvang van de verkoop van de andere communautaire producenten op de markt van de Gemeenschap en gegevens van Eurostat over de totale EU-invoer. Wegens de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 werd voor de duidelijkheid en coherentie van de analyse het verbruik gedurende de gehele beoordelingsperiode gebaseerd op de markt van de EU-25.

    (86)

    Van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak nam het verbruik in de Gemeenschap met 8 % matig toe. De in 2004 geregistreerde stijging kan voornamelijk worden toegeschreven aan de uitvoering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in de nieuwe lidstaten na hun toetreding tot de Europese Unie. Met ingang van 2004 waren er voor de boeren in de nieuwe lidstaten extra financiële middelen beschikbaar waardoor het gebruik van meststoffen toenam.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Totaal verbruik van de Gemeenschap (t)

    3 425 381

    3 579 487

    3 740 087

    3 694 532

    Index (2002 = 100)

    100

    104

    109

    108

    2.2.   Invoer uit de betrokken landen

    2.2.1.   Cumulatie

    (87)

    In het oorspronkelijke onderzoek werd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening de invoer van het betrokken product uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne cumulatief beoordeeld. Onderzocht werd of een cumulatieve beoordeling ook gepast was in het kader van dit onderzoek.

    (88)

    Vastgesteld werd dat er in de beoordelingsperiode geen invoer van het betrokken product uit Oekraïne had plaatsgevonden en in 2004 en tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak geen invoer uit Belarus en Rusland. Derhalve was niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisverordening voor een cumulatieve beoordeling van de invoer van het betrokken product uit deze landen en de invoer van het betrokken product uit Algerije.

    (89)

    Met het oog hierop werd geconcludeerd dat alle vier landen afzonderlijk dienden te worden onderzocht.

    2.2.2.   Omvang van de invoer, marktaandeel en prijzen van de ingevoerde producten uit elk van de betrokken landen

    (90)

    In het geval van de drie betrokken landen die tijdens de beoordelingsperiode het betrokken product naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd, ontwikkelden de omvang van de invoer, het marktaandeel en de gemiddelde prijzen per land zich als volgt. Onderstaande ontwikkelingen van de hoeveelheden en prijzen zijn ontleend aan Eurostat-gegevens.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Omvang van de invoer uit Algerije (t)

    97 378

    239 348

    219 680

    177 383

    Marktaandeel

    2,8 %

    6,7 %

    5,9 %

    4,8 %

    Prijzen van de invoer uit Algerije (EUR/t)

    96

    99

    117

    131

    Omvang van de invoer uit Belarus (t)

    101 479

    44 438

    Marktaandeel

    3,0 %

    1,2 %

    Prijzen van de invoer uit Belarus (EUR/t)

    74

    64

    Omvang van de invoer uit Rusland (t)

    81 901

    81 809

    Marktaandeel

    2,4 %

    2,3 %

    Prijzen van de invoer uit Rusland (EUR/t)

    64

    70

    (91)

    De omvang van de invoer uit Algerije ging vanaf 2003 weliswaar licht terug, maar het marktaandeel steeg tijdens de beoordelingsperiode met 2 procentpunten, terwijl de prijzen zich positief ontwikkelden van 96 tot 131 EUR/t. De invoer uit Belarus en Rusland ging aanzienlijk terug en stagneerde vanaf 2004 volledig.

    (92)

    Het onderzoek toonde aan dat de prijzen van de invoer uit Algerije tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak niet lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bij gebrek aan invoer uit de overige landen tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak werden de prijzen voor hun uitvoer naar derde landen in dat tijdvak vergeleken met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt en ook hieruit bleek dat er geen sprake van prijsonderbieding was.

    2.3.   Invoer uit andere landen

    (93)

    In de onderstaande tabel wordt de omvang van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De volgende ontwikkelingen van de hoeveelheden en prijzen zijn eveneens ontleend aan Eurostat-gegevens.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Omvang van de invoer uit Roemenië (t)

    69 733

    79 137

    257 113

    142 288

    Marktaandeel

    2 %

    2,2 %

    6,9 %

    3,9 %

    Prijzen van de invoer uit Roemenië (EUR/t)

    94

    102

    112

    123

    Omvang van de invoer uit de Verenigde Staten (t)

    26 024

    57

    20

    6

    Marktaandeel

    0,7 %

    0,0 %

    0,0 %

    0,0 %

    Prijzen van de invoer uit de Verenigde Staten (EUR/t)

    86

    289 (6)

    1 101 (6)

    1 664 (6)

    (94)

    In 2004 vertoonde de invoer uit Roemenië een aanzienlijke stijging met een marktaandeel van 6,9 %, dat echter ondanks de gunstige voorwaarden op de Gemeenschapsmarkt tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak tot 3,9 % daalde. Deze ontwikkeling moet worden gezien in de context van de forse toename van de Roemeense uitvoer naar de Verenigde Staten, die qua volume tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak het drievoudige bedroeg van de Roemeense uitvoer naar de Gemeenschap. De prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode voortdurend gestegen en waren in 2004 en tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak steeds hoger dan de prijzen van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Gemeenschap. Derhalve kwam de Commissie tot de conclusie dat de Roemeense producenten/exporteurs de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade kunnen berokkenen. De invoer uit de Verenigde Staten, met in 2002 slechts een marktaandeel van 0,7 %, daalde ingrijpend tot 6 t in het nieuwe onderzoekstijdvak. Deze trend is te wijten aan het feit dat de verkoopprijzen in de Verenigde Staten tot het einde van het nieuwe onderzoekstijdvak hoger lagen dan de prijzen voor de verkoop aan de Gemeenschap, zodat de prikkel om naar de Gemeenschap uit te voeren voor de Amerikaanse producenten ontbrak.

    (95)

    De Europese vereniging van importeurs van meststoffen, EFIA, betoogde, dat ook van de Algerijnse export geen dreiging van aanmerkelijke schade hoeft uit te gaan, aangezien de Roemeense export naar de Gemeenschapsmarkt geen dreiging van aanmerkelijke schade oplevert, hoewel de omvang ervan sterker is gestegen dan de Algerijnse export en de eraan verbonden prijzen lager waren dan die welke door de Algerijnse exporteurs in rekening werden gebracht. In dit verband wordt erop gewezen dat voor Algerije, zoals vermeld in overweging 92, geen prijsonderbieding werd geconstateerd en dat Algerije gedurende de beoordelingsperiode de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade bleek te hebben toegebracht. Uit de analyse met betrekking tot dat land in hoofdstuk 4 bleek evenwel dat een herhaling van de schade waarschijnlijk is. Daar er op invoer van UAN uit Roemenië geen antidumpingrechten werden geheven, werd dit land niet onderworpen aan een onderzoek in verband met een herhaling van de schade overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Daarom werd het argument verworpen.

    3.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (96)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van invloed waren.

    3.1.   Voorafgaande opmerkingen

    (97)

    Aangezien voor de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruik is gemaakt van een steekproef, werd de schade zowel beoordeeld aan de hand van de gegevens over de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap (in de hiernavolgende tabellen afgekort tot „B.G.”) als aan de hand van de gegevens over de in de steekproef opgenomen communautaire producenten (in de hiernavolgende tabellen afgekort tot „S.P.”).

    (98)

    Indien gebruik wordt gemaakt van steekproeven, worden overeenkomstig de bestaande praktijk bepaalde schade-indicatoren (productie, productiecapaciteit, voorraden, verkoop, marktaandeel, groei en werkgelegenheid) geanalyseerd voor de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel, terwijl schade-indicatoren die betrekking hebben op de resultaten van individuele bedrijven, zoals prijzen, productiekosten, winstgevendheid, lonen, investeringen, rendement van investeringen, cashflow en het vermogen om kapitaal aan te trekken, onderzocht worden aan de hand van de gegevens over de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    3.2.   Gegevens voor de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel

    a)   Productie

    (99)

    De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de periode van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak met 5 % toegenomen, van ongeveer 2,8 miljoen t in 2002 tot ongeveer 3 miljoen t in het nieuwe onderzoekstijdvak. De productie is eerst met 3 % afgenomen in 2003, maar daarna met 2 procentpunten gestegen in 2004 en in het nieuwe onderzoekstijdvak nog eens met 7 procentpunten.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: productie (t)

    2 843 529

    2 768 258

    2 823 972

    3 003 918

    Index (2002 = 100)

    100

    97

    99

    106

    Bron: Klagers, antwoorden op de vragenlijsten ten behoeve van de steekproef en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

    b)   Capaciteit en bezettingsgraad

    (100)

    De productiecapaciteit is in de gehele beoordelingsperiode vrijwel constant gebleven. Gezien de productiestijging nam de daaruit resulterende bezettingsgraad van 57 % in 2002 tot 60 % in het nieuwe onderzoekstijdvak toe. Zoals reeds bij het oorspronkelijke onderzoek vermeld, kan de bezettingsgraad bij dit soort productie en in deze sector worden beïnvloed door de productie van andere producten die met dezelfde productieapparatuur kunnen worden vervaardigd.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: productiecapaciteit (t)

    4 984 375

    4 944 575

    4 941 975

    4 955 075

    Index (2002 = 100)

    100

    99

    99

    99

    B.G.: bezettingsgraad

    57 %

    56 %

    57 %

    61 %

    Index (2002 = 100)

    100

    98

    100

    106

    c)   Voorraden

    (101)

    De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn in de beoordelingsperiode geleidelijk geslonken. Aan het einde van het nieuwe onderzoekstijdvak (30 juni 2005) waren de voorraden betrekkelijk gering, maar dit was te wijten aan het feit dat bij dit soort product de voorraden in de zomer altijd veel kleiner zijn dan gedurende de piek voor de verkoop in het voorjaar en de vroege zomer. Eind 2004 waren de voorraden 13 % hoger dan eind 2002.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: eindvoorraden (t)

    276 689

    291 085

    313 770

    159 926

    Index (2002 = 100)

    100

    105

    113

    58

    d)   Omvang van de verkoop

    (102)

    De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap nam van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak met 3 % af. Dit in tegenstelling tot de ontwikkeling van het verbruik op de Gemeenschapsmarkt, dat in dezelfde periode met 8 % toenam (zie overweging 86). De totale stijging van de omvang van de productie is te verklaren uit de goede exportresultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap in diezelfde periode. In de tabel hieronder wordt de omvang van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten weergegeven, die voornamelijk naar de Verenigde Staten exporteerden.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: verkochte hoeveelheden (t)

    2 800 226

    2 641 000

    2 604 215

    2 722 174

    Index (2002 = 100)

    100

    94

    93

    97

    Door de S.P. verkochte hoeveelheden aan derde landen (t)

    176 269

    194 543

    228 937

    328 796

    Index (2002 = 100)

    100

    110

    130

    187

    e)   Marktaandeel

    (103)

    Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde fors tussen 2002 en het nieuwe onderzoekstijdvak. In de beoordelingsperiode ging het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 8 procentpunten omlaag, terwijl de Algerijnse producenten hun marktaandeel in dezelfde periode van 2,8 % tot 4,8 % konden vermeerderen.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Marktaandeel B.G.

    81,7 %

    73,8 %

    69,6 %

    73,7 %

    Index (2002 = 100)

    100

    90

    85

    90

    f)   Groei

    (104)

    In dezelfde periode konden de Algerijnse, Roemeense en de overige communautaire producenten hun marktaandeel vergroten ten koste van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waarvan het marktaandeel aanzienlijk is geslonken.

    (105)

    Deze vermindering kan ook worden toegeschreven aan het rationele besluit van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn uitvoer naar de Amerikaanse markt te vergroten om van de veel hogere UAN-prijzen op die markt te kunnen profiteren. Gezien zijn omvangrijke reservecapaciteit kon de bedrijfstak van de Gemeenschap echter niet van de tijdens de beoordelingsperiode geconstateerde groei van de Gemeenschapsmarkt profiteren.

    g)   Werkgelegenheid

    (106)

    De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap nam van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak met 5 % toe. Deze betrekkelijk geringe stijging is voornamelijk het gevolg van de verbeterde exportresultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: werkgelegenheid in verband met het betrokken product

    827

    819

    790

    867

    Index (2002 = 100)

    100

    99

    96

    105

    h)   Productiviteit

    (107)

    De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel, uitgedrukt als de productie per werknemer per jaar, is in de periode tussen 2002 en het nieuwe onderzoekstijdvak vrij stabiel gebleven.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    B.G.: productiviteit (t/werknemer)

    3 437

    3 380

    3 573

    3 463

    Index (2002 = 100)

    100

    98

    104

    101

    i)   Hoogte van de dumpingmarge

    (108)

    De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen, gezien de omvang van de invoer uit Algerije (die tijdens de beoordelingsperiode 6,7 % van de Gemeenschapsmarkt uitmaakte), niet als verwaarloosbaar worden beschouwd, met name op sterk prijsgevoelige markten, zoals die voor het betrokken product. Ten aanzien van Belarus, Rusland en Oekraïne kunnen geen conclusies worden getrokken, aangezien de invoer uit deze landen in 2003 tot stilstand kwam.

    3.3.   Gegevens over de in de steekproef opgenomen producenten van de Gemeenschap

    a)   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

    (109)

    De gemiddelde nettoverkoopprijzen van de bij de steekproef betrokken producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap namen in 2004 en in het onderzoekstijdvak drastisch toe als gevolg van de gunstige internationale marktvoorwaarden voor het betrokken product in dezelfde periode. Deze groeitrend moet worden gezien in de context van de vergelijkbare ontwikkeling van de kosten van de belangrijkste grondstof, namelijk gas, zoals uit de onderstaande tabel blijkt.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Eenheidsprijzen van de S.P. op de Gemeenschapsmarkt (EUR/t)

    85

    89

    109

    114

    Index (2002 = 100)

    100

    105

    128

    134

    S.P.: gasprijs/Mbtu (geïndexeerd)

    100

    107

    111

    126

    b)   Lonen

    (110)

    Van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak steeg het gemiddelde loon per werknemer met 9 %, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer van de S.P. (in 1 000 EUR)

    23,4

    25,4

    27,0

    25,6

    Index (2002 = 100)

    100

    108

    115

    109

    c)   Investeringen

    (111)

    De investeringen op jaarbasis van de vier bij de steekproef betrokken producenten in het betrokken product lieten in de beoordelingsperiode een positieve ontwikkeling zien. Deze investeringen waren voornamelijk bestemd voor de vervanging van oude machines. Hieruit blijkt het streven van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn productiviteit en concurrentievermogen voortdurend te verbeteren. Toch is hiervan bij de ontwikkeling van de productiviteit niets te merken; deze bleef in dezelfde periode vrij constant (zie overweging 107), waaruit blijkt hoe moeilijk het voor de bedrijfstak van de Gemeenschap is om zijn productie op te voeren.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Netto-investeringen van de S.P. (in 1 000 EUR)

    12 512

    20 087

    12 611

    17 047

    Index (2002 = 100)

    100

    161

    101

    136

    d)   Winstgevendheid en rendement van de investeringen

    (112)

    De winstgevendheid van de bij de steekproef betrokken producenten liet vooral sinds 2003 een geleidelijke verbetering zien en bereikte in het nieuwe onderzoekstijdvak een niveau van 13,8 %. Aan het einde van de beoordelingsperiode bereikte de winstgevendheid een piek op deze sterk aan prijsschommelingen onderhevige markt. Talrijke factoren, waaronder externe, kunnen van invloed zijn op de wereldmarktprijzen voor UAN en andere stikstofhoudende meststoffen. Deze factoren kunnen tot een groter aanbod, maar ook tot een afgenomen vraag leiden en daardoor de prijsstelling van de producten beïnvloeden. In de beoordelingsperiode gingen de prijzen op de wereldmarkt door een schaars aanbod omhoog. De winst in 2002 en 2003 was echter maar matig en geringer dan door de bedrijfstak voor redelijk werd gehouden, aangezien het hier om een uiterst kapitaalintensieve sector gaat. Het rendement van de investeringen, in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde in de beoordelingsperiode grotendeels de hierboven besproken trend voor de winstgevendheid.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    S.P.: winstgevendheid van de communautaire verkoop aan niet-verbonden afnemers (percentage van de nettoverkoop)

    8,1 %

    6,0 %

    12,3 %

    13,8 %

    Index (2002 = 100)

    100

    74

    151

    170

    Rendement van de investeringen van de S.P. (uitgedrukt in procenten van de nettoboekwaarde)

    22 %

    24 %

    50 %

    58 %

    Index (2002 = 100)

    100

    111

    229

    265

    e)   Cashflow en vermogen om kapitaal aan te trekken

    (113)

    In de beoordelingsperiode is de cashflow aanzienlijk toegenomen. Deze ontwikkeling was in overeenstemming met de ontwikkeling van de algemene rentabiliteit in de beoordelingsperiode.

     

    2002

    2003

    2004

    Nieuwe onderzoekstijdvak

    Cashflow S.P. (in 1 000 EUR)

    23 532

    19 625

    39 767

    50 823

    Index (2002 = 100)

    100

    83

    169

    216

    (114)

    Uit het onderzoek bleek niet dat de bij de steekproef betrokken producenten moeilijkheden hebben ondervonden bij het aantrekken van kapitaal. Daar een aantal van deze ondernemingen deel uitmaken van grote groepen, financieren zij hun activiteiten binnen hun groep, hetzij door samenvoeging van kasmiddelen, hetzij door leningen van de moedermaatschappij.

    3.4.   Conclusie

    (115)

    In de periode van 2002 tot en met het nieuwe onderzoekstijdvak hebben de volgende indicatoren zich positief ontwikkeld: het productievolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap is toegenomen, de verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn gestegen en de winstgevendheid is in overeenstemming met de prijsontwikkeling aanzienlijk verbeterd. De uitvoer naar derde landen is toegenomen en ook het rendement van de investeringen en de cashflow hebben zich positief ontwikkeld. De loonontwikkeling was gematigd en de bedrijfstak van de Gemeenschap is blijven investeren.

    (116)

    Daarentegen was de ontwikkeling negatief voor de volgende indicatoren: ondanks de marktgroei daalde de omvang van de verkoop op de Gemeenschapsmarkt met 3 %. Bijgevolg liep het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode fors terug met 8 procentpunten. Ondanks pogingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om de productiviteit door investeringen te vergroten, is deze vrijwel stabiel gebleven.

    (117)

    Over het geheel genomen is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de situatie in 2000 vóór de invoering van antidumpingrechten op de invoer van UAN uit de betrokken landen. Daaruit blijkt, dat die maatregelen een positief effect op de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben gehad. De positieve ontwikkeling van sommige indicatoren was echter ook ten dele te danken aan de markt voor het soortgelijke product, die als gevolg van het schaarse internationale aanbod tijdens de twee laatste jaren van de beoordelingsperiode zeer gunstig was. Voorts heeft ook de positieve ontwikkeling van de exportresultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan de algemene gunstige trend in die bedrijfstak bijgedragen en daarmee tot op zekere hoogte het krimpende marktaandeel binnen de Gemeenschap gecompenseerd.

    (118)

    Derhalve kan worden geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich heeft verbeterd ten opzichte van de periode vóór de instelling van maatregelen, maar dat zij nog steeds kwetsbaar is.

    4.   Mogelijke herhaling van de schade

    4.1.   Algemeen

    (119)

    Aangezien er geen sprake meer is van aanmerkelijke schade door invoer uit de vier betrokken landen, was de analyse er vooral op gericht om de waarschijnlijkheid van een herhaling van de schade te bepalen. In dit verband werden met name de volgende twee parameters geanalyseerd: i) de gaskosten in de betrokken landen en het effect ervan op de productiekosten voor UAN en ii) het effect van de verwachte omvang van de export uit de betrokken landen naar de Gemeenschap op de bedrijfstak van de Gemeenschap, daarbij rekening houdend met de concurrentievoorwaarden.

    4.2.   Waarschijnlijke ontwikkeling van de verkoopprijzen: gasprijzen en productiekosten in de betrokken landen

    (120)

    Of de schade zich opnieuw voordoet, hangt grotendeels af van de waarschijnlijke ontwikkeling van de UAN-prijzen. Aangezien gas verreweg het belangrijkste kostenelement is bij de productie van UAN en meer dan 50 % van de productiekosten uitmaakt als het tegen wereldmarktprijzen wordt gekocht, hebben de gaskosten een doorslaggevende invloed op de verkoopprijs van UAN. De gaskosten bij de productie van UAN worden bepaald door de efficiëntie bij het gasgebruik en de prijs per eenheid. Deze twee parameters bij de productiekosten voor UAN zijn voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en voor Rusland en Algerije geanalyseerd.

    (121)

    Uit deze analyse kwam allereerst naar voren dat gasefficiëntie een belangrijke factor is bij de berekening van de gaskosten per ton geproduceerd UAN. De gasefficiëntie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleek vrij groot te zijn: hij verbruikte tot 15 % minder gas per ton geproduceerd UAN dan de producenten in Rusland en Algerije. Die grote efficiëntie is het resultaat van pogingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn productiviteit en concurrentiepositie voortdurend te verbeteren door passende investeringen, die een gemiddelde jaarlijkse kapitaalinjectie van rond een derde van de totale nettoboekwaarde van zijn activa vereisen. Dit comparatieve voordeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou eigenlijk tot lagere productiekosten voor UAN moeten leiden.

    (122)

    Ondanks zijn efficiëntie liggen de gaskosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap per ton geproduceerd UAN door het verschil in gasprijzen echter circa drie keer hoger dan de gaskosten van Rusland en Algerije. Die situatie kan volledig worden verklaard door de kunstmatig lage gasprijzen in deze twee landen. Het daaruit voortvloeiende verschil tussen de UAN-prijs in deze twee landen en de prijs van producenten die hun gas tegen wereldmarktprijzen kopen, zoals de bedrijfstak van de Gemeenschap, zal in de nabije toekomst waarschijnlijk niet kleiner worden. Integendeel, als de prijzen voor gas op de wereldmarkt zich de komende jaren verder blijven ontwikkelen zoals nu, kan deze kloof zich nog verbreden. Daarom wordt ervan uitgegaan dat de producenten in Rusland en Algerije dit kunstmatige kostenvoordeel, dat de hoge vervoerskosten door het gewicht van UAN grotendeels compenseert, ook in de toekomst zullen behouden. Hierdoor is de markt van de Gemeenschap zelfs aantrekkelijk voor producenten die in verafgelegen regio's van deze landen zijn gevestigd en bij wie de vervoerskosten meer dan 20 % van de prijs uitmaken.

    (123)

    Gezien deze lage gasprijzen zullen de producenten/exporteurs in Rusland en Algerije het betrokken product zeer waarschijnlijk naar de Gemeenschap kunnen uitvoeren tegen prijzen die onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap liggen. Het is dus heel plausibel dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap door die invoer aanzienlijk zullen worden onderboden.

    (124)

    Voor Belarus en Oekraïne werden de parameters niet geanalyseerd, aangezien deze landen voor dit onderzoek als landen zonder markteconomie werden beschouwd en zij dus geen gegevens over de productiekosten hoefden te verstrekken. Er werd echter specifieke informatie over de gasprijzen in deze twee landen ingewonnen en daaruit is gebleken dat de producenten in deze landen in het nieuwe onderzoekstijdvak gasleveringen ontvingen tegen prijzen die een stuk onder de door de bedrijfstak van de Gemeenschap betaalde prijs lagen. Er wordt bijgevolg van uitgegaan dat ook deze twee landen het betrokken product kunnen uitvoeren tegen prijzen die onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap liggen en dat het dus waarschijnlijk is dat die prijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden onderbieden.

    (125)

    Indien de maatregelen vervallen, moeten de exporteurs uit Belarus, Rusland en Oekraïne zich opnieuw een plaats veroveren op de Gemeenschapsmarkt en moeten de Algerijnse exporteurs hun marktpositie verstevigen; ook dat maakt het waarschijnlijk dat die producenten lagere prijzen zullen vragen dan de bedrijfstak van de Gemeenschap om hun verloren marktaandeel terug te winnen of hun klantenbasis te verbreden.

    (126)

    De EFIA en enige producenten/exporteurs betoogden, dat lagere productiekosten geen bewijs zijn dat de schade zich waarschijnlijk zal herhalen. Voorts voerden zij aan, dat de mogelijkheid tot prijsonderbieding geen wettelijk criterium is om vast te stellen of er opnieuw schade zou kunnen optreden. Verder heeft Algerije prijzen in rekening gebracht die boven die van de bedrijfstak van de Gemeenschap lagen; Belarus, Rusland en Oekraïne hebben in 2004 en het nieuwe onderzoekstijdvak niet naar de Gemeenschap uitgevoerd en hun prijzen voor uitvoer naar derde landen lagen boven die van de bedrijfstak van de Gemeenschap die niet-schadelijk werden geacht. Volgens de EFIA duidt dit erop dat de producenten/exporteurs hun lagere gaskosten niet in lagere prijzen vertalen, maar dat zij integendeel hogere prijzen in rekening brengen en ernaar streven een zo hoog mogelijke winstmarge te behalen.

    (127)

    Bij de vaststelling van de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade gaat het in de grond niet om de vraag, of het vervallen van de maatregelen voorwaarden zou kunnen scheppen die een herhaling van de schade in de hand kunnen werken. In de eerste plaats moet erop worden gewezen dat de producenten/exporteurs in de betrokken landen, zoals de partijen erkennen, van lage gasprijzen profiteren, waardoor zij de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen onderbieden. Anderzijds bleek uit het onderzoek dat hun uitvoer tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak met dumping had plaatsgevonden. Dit prijsbeleid werd bekeken in het licht van: i) de omvangrijke reservecapaciteit van de exporteurs en ii) hun aanzienlijk lagere productiekosten. Het eerste aspect duidt erop dat zij er een groot belang bij hebben om afzetmarkten voor hun producten te vinden. Het tweede aspect maakt duidelijk dat zij in staat zijn om de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap drastisch te onderbieden om op die wijze aan hun verkoopbehoeften te voldoen.

    (128)

    Gedurende de laatste twee jaar van de beoordelingsperiode bleven de prijzen, ongeacht de geldende antidumpingmaatregelen, door de gunstige marktvoorwaarden op een zeer hoog niveau. In die periode waren namelijk door het gespannen evenwicht tussen vraag en aanbod op de wereldmarkt de prijzen van alle stikstofhoudende meststoffen hoog. Evenals de andere stikstofhoudende meststoffen is UAN een product waarvan de prijsstelling van talrijke factoren afhangt, bijvoorbeeld van de sterk schommelende gasprijs, die als belangrijkste kostenpost een aanzienlijke invloed op het aanbod heeft, de weersomstandigheden, de oogsten en de graanvoorraden, waardoor de vraag kan af- of toenemen. Verwacht wordt dat vooral op de Gemeenschapsmarkt de vraag naar stikstofhoudende meststoffen de komende jaren licht zal teruggaan (7). De handhaving van een dergelijk hoog prijsniveau hangt derhalve van een krap aanbod af, dat — zoals het onderzoek heeft aangetoond — zeer onwaarschijnlijk is, gezien de onbenutte exportcapaciteit van de betrokken landen en de waarschijnlijkheid dat zij, wanneer de maatregelen zouden vervallen, een deel van de export die tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak voor derde landen was bestemd, zullen verleggen. Dit scenario zou er zeer waarschijnlijk toe leiden dat de producenten/exporteurs hun prijzen verlagen tot een niveau dat onder dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap ligt, om zo een groter marktaandeel te verkrijgen en aan hun exportbehoeften tegemoet te komen. In deze omstandigheden zou de bedrijfstak van de Gemeenschap gedwongen zijn om zijn prijzen wegens de aanhoudend hoge gaskosten vast te stellen op een niveau vlak boven of onder de productiekosten of anders een aanzienlijk marktaandeel te verliezen en daarmee inkomsten te derven, of beide. Een toename van de uitvoer naar de Amerikaanse markt is uiterst onwaarschijnlijk om de in overweging 135 uiteengezette redenen. Daarom zou het onvermijdelijke gevolg van de intrekking van de maatregelen een verslechtering van de bedrijfsresultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn.

    (129)

    Wat betreft het argument van de winstmaximalisatie: dit is gebaseerd op het tijdens de beoordelingsperiode waargenomen positieve verschil tussen de prijzen op de Amerikaanse en die op de Gemeenschapsmarkt; dit argument kan evenwel niet als houvast dienen bij de schatting van de toekomstige prijzen van een product dat zo aan prijsschommelingen onderhevig is als UAN. Op grond van het voorafgaande werd vastgesteld dat er bij intrekking van de maatregelen een groot risico bestaat dat de schade zich herhaalt; om die reden werd het argument verworpen.

    4.3.   Effect van de verwachte omvang van de uitvoer en prijzen op de bedrijfstak van de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen

    4.3.1.   Voorlopige opmerkingen — Concurrentievoorwaarden

    (130)

    UAN is een vloeibare meststof die gewassen van stikstof voorziet. Het wordt voornamelijk gebruikt als meststof vóór het planten van akkerbouwgewassen, gewoonlijk in het voorjaar. UAN is slechts beperkt verwisselbaar met andere stikstofhoudende meststoffen, aangezien landbouwers verschillende apparatuur voor de toepassing van UAN gebruiken en UAN met andere oplossingen kan worden gemengd, zoals met pesticiden, zodat met één toepassing kan worden volstaan. De vraag wordt dus gekenmerkt door seizoengebonden pieken en is weinig elastisch.

    (131)

    Hoewel het verbruik van UAN gewoonlijk seizoengebonden is, wordt het hele jaar door geproduceerd, want dat is efficiënter dan de productie stilleggen. Een gevolg daarvan is dat de producenten in de Gemeenschap in de herfst en winter met grote voorraden zitten. Een grootschalige invoer van het betrokken product tegen lage prijzen in het voorjaar en de zomer zal heel waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect hebben op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, daar het hier om een sterk wisselende markt gaat met prijzen die op weekbasis worden vastgesteld.

    4.3.2.   Uitvoer uit de betrokken landen

    (132)

    Daar de betrokken landen, afgezien van Algerije, tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak geen UAN naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd, is bij de analyse vooral onderzocht hoe waarschijnlijk het is dat deze landen de hoeveelheden die zij tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak naar andere landen hebben uitgevoerd, in de nabije toekomst opnieuw voor de markt van de Gemeenschap zullen bestemmen. Bovendien moet de waarschijnlijke ontwikkeling van de verkoopprijzen van UAN worden geanalyseerd.

    (133)

    Wat de waarschijnlijke ontwikkeling van de uitvoer naar de Gemeenschap betreft, zij erop gewezen dat tot april 2003 antidumpingmaatregelen van toepassing waren op de invoer van UAN uit Belarus, Rusland en Oekraïne naar de Verenigde Staten. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de uitvoer van deze drie landen naar de Verenigde Staten vanaf 2003 weer:

    Uitvoer naar de Verenigde Staten uit

    2003 (8)

    2004

    Nieuw onderzoekstijdvak (9)

    Belarus (in t)

    156 596

    244 526

    227 772

    Rusland (in t)

    179 993

    614 395

    699 100

    Oekraïne (in t)

    111 321

    103 440

    145 828

    Totaal (in t)

    447 910

    962 361

    1 072 700

    Bron: „Foreign Trade Statistics”, gepubliceerd door het U.S. Census Bureau.

    (134)

    Uit deze tabel blijkt dat deze landen hun uitvoer in de periode van 2003 tot en met 2004 aanzienlijk hebben opgevoerd. Met name de omvang van de Russische uitvoer is van 180 000 t in 2003 tot bijna 600 000 t in 2004 gestegen, een meer dan drievoudige toename. De voorgaande handelsstatistieken tonen eveneens aan dat de forse en abrupte stijging van de uitvoer van deze landen naar de Verenigde Staten tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak stagneerde, toen de stijging in vergelijking met 2004 minder omvangrijk was (11 %). De stabilisatie van hun gezamenlijke uitvoer naar de Amerikaanse markt op ongeveer 1 miljoen t werd door de exportresultaten van deze landen naar de Verenigde Staten na het nieuwe onderzoekstijdvak bevestigd.

    (135)

    In het eindrapport van het antidumpingonderzoek van de Verenigde Staten naar de invoer van UAN uit Belarus, Rusland en Oekraïne, wordt de oorzaak van deze stabilisatie nader toegelicht (10). In dit rapport wordt er nadrukkelijk op gewezen dat de aan het binnenlandse vervoer verbonden hoge kosten tot gevolg hebben dat de invoermarkt vrijwel tot de kustgebieden is beperkt en dat deze kosten de verkoop van ingevoerde UAN in vele delen van de Verenigde Staten, met inbegrip van de staten waarin zich de meeste landbouwbedrijven bevinden (de zogenaamde „farm belt”) met een hoog verbruik aan UAN, veel te duur maken in vergelijking met de plaatselijk geproduceerde UAN. Er zijn, met andere woorden, grenzen aan de invoer van UAN op de Amerikaanse markt en de op grond van het verbruik ervan belangrijkste gebieden zijn vanwege hun geografische ligging onbereikbaar voor deze invoer. Gezien de in overweging 134 beschreven stabilisatie van de invoer uit Belarus, Rusland en Oekraïne, wordt daarom geconcludeerd dat de Amerikaanse markt geen aanzienlijk hogere invoervolumes kan opnemen dan de tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak geregistreerde hoeveelheden.

    (136)

    In dit verband en gezien de relatieve nabijheid van de Gemeenschapsmarkt kan dus worden verwacht dat bij het vervallen van de maatregelen een belangrijk deel van de verkoop of reservecapaciteit in de betrokken landen voor de Gemeenschapsmarkt zal worden bestemd. Daar de vervoerskosten geringer zullen zijn dan die voor de uitvoer naar de markt van de Verenigde Staten, kunnen de uitvoerprijzen een stuk lager uitvallen dan die voor de markt van de Verenigde Staten. Bovendien bleek, zoals al in de overwegingen 50, 54 en 63 is aangetoond, dat de meewerkende producenten/exporteurs op de markt van de Verenigde Staten tegen prijzen verkochten die onder de normale waarde lagen.

    4.3.3.   Effect van de reservecapaciteit

    (137)

    Er wordt aan herinnerd dat de Algerijnse binnenlandse markt voor het betrokken product van geen betekenis is en dat bijna alle productiecapaciteit op de uitvoer is gericht. Voorts is uit het onderzoek gebleken dat de huidige reservecapaciteit van de Algerijnse producenten 10 - 20 % van het verbruik in de Gemeenschap kan dekken. De totale reservecapaciteit wordt momenteel op circa 300 000 – 350 000 t geschat.

    (138)

    Met name door de nabijheid van de Gemeenschapsmarkt is het heel waarschijnlijk dat deze reservecapaciteit bij het vervallen van de maatregelen wordt gebruikt om het betrokken product voor export naar de Gemeenschap te produceren (Algerije heeft een marktaandeel van maar 4,8 %). De grote hoeveelheden die naar verwachting zullen worden geproduceerd, zouden waarschijnlijk tegen dumpingprijzen worden verkocht en daarmee de producenten van de Gemeenschap waarschijnlijk schade toebrengen.

    (139)

    Belarus heeft een snel groeiende binnenlandse markt waarop de enige producent tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak twee derde van zijn productie verkocht. Bovendien was er in 2004 en in het nieuwe onderzoekstijdvak geen uitvoer naar de Gemeenschap en is de uitvoer naar de Verenigde Staten gedaald, hoewel er geen antidumpingmaatregelen van kracht waren en de markt gunstig was.

    (140)

    Als de maatregelen worden ingetrokken, zou de situatie ten aanzien van Belarus hoogstwaarschijnlijk ingrijpend veranderen. Aangezien de binnenlandse prijs minder dan de helft van de tijdens het nieuwe onderzoekstijdvak gangbare marktprijs in de Gemeenschap bedroeg, zou de producent in Belarus op logische gronden kunnen besluiten een belangrijk deel van de verkoop op de binnenlandse markt naar de Gemeenschapsmarkt te verleggen en daar tegen dumpingprijzen te verkopen. Dit zou waarschijnlijk een herhaling van de schade tot gevolg hebben, doordat grote hoeveelheden UAN tegen lage prijzen uit Belarus worden ingevoerd.

    (141)

    De Russische binnenlandse markt is relatief klein in verhouding tot de reservecapaciteit die, zoals al in overweging 66 werd gezegd, 600 000 tot 700 000 t bedraagt en die aanzienlijk meer kan bedragen als de capaciteit van niet-meewerkende producenten of de capaciteit die nu wordt gebruikt voor de productie en uitvoer van ureum en ammoniumnitraat, de twee andere stikstofhoudende meststoffen, wordt meegerekend.

    (142)

    In dit verband moet nog worden vermeld dat op het ogenblik handelsbeschermingsmaatregelen van de Gemeenschap van toepassing zijn op de invoer uit Rusland van producten uit een later productiestadium, namelijk ureum en ammoniumnitraat in vaste vorm (11). Wat de maatregelen voor ureum betreft, vindt momenteel een onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen plaats (12). Voorts wordt ten aanzien van één belangrijke Russische producent/exporteur een tussentijds onderzoek in verband met de eventuele herziening van de maatregelen voor ammoniumnitraat uitgevoerd (13). Afhankelijk van de resultaten van deze onderzoeken bestaat dus het risico dat de producenten van die producten op UAN overschakelen, waardoor de geschatte reservecapaciteit van de Russische producenten nog eens aanzienlijk zou kunnen toenemen.

    (143)

    Gezien het bovenstaande is het dus heel waarschijnlijk dat de uitvoer naar de Gemeenschap zal worden hervat indien de maatregelen vervallen. Uitgaande van het verbruik in de Gemeenschap (zie overweging 86) en de feitelijke reservecapaciteit in Rusland dekt die uitvoer volgens conservatieve schattingen bijna 20 % van de vraag op de Gemeenschapsmarkt. Met het oog op de extreem lage gasprijzen die door de Russische producenten worden betaald, en het daaruit voortvloeiende prijsvoordeel voor het betrokken product zou een dergelijke invoer waarschijnlijk ernstige schade toebrengen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (144)

    Van alle betrokken landen is Oekraïne op het ogenblik het land met de grootste reservecapaciteit, die op 700 000 tot 800 000 ton wordt geschat. De huidige reservecapaciteit dekt alleen al circa 20 % van het verbruik van de Gemeenschap.

    (145)

    Door het gebrek aan een binnenlandse markt van betekenis en gezien de nabijheid van de Gemeenschapsmarkt is het waarschijnlijk dat bij het vervallen van de maatregelen een grootschalige invoer naar de Gemeenschap op gang zal komen. Zoals hierboven is aangetoond, zal deze waarschijnlijk tegen dumpingprijzen worden aangeboden en daardoor grote schade toebrengen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    4.4.   Conclusie over de mogelijke herhaling van de schade

    (146)

    Gelet op de kunstmatig lage prijzen die de producenten in de betrokken landen voor de grondstof gas betalen, en het effect hiervan op de productiekosten voor UAN is het waarschijnlijk dat de producenten in de betrokken landen bij het vervallen van de maatregelen het betrokken product kunnen uitvoeren tegen prijzen die lager zijn dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (147)

    Behalve Belarus hebben alle betrokken landen een reservecapaciteit die bij het vervallen van de maatregelen voor uitvoer naar de Gemeenschapsmarkt kan worden gebruikt. Aangezien in Belarus grote hoeveelheden van het product op de binnenlandse markt worden verkocht tegen prijzen die veel lager zijn dan de in het nieuwe onderzoekstijdvak gangbare prijzen op de Gemeenschapsmarkt, is het zeer waarschijnlijk dat ten minste een deel hiervan voor de Gemeenschapsmarkt wordt bestemd als de maatregelen komen te vervallen. Ook de lagere kosten voor het vervoer naar de Gemeenschap in vergelijking met die bij uitvoer naar de Verenigde Staten kunnen een stimulans zijn om de verkoop naar de Gemeenschap te verleggen. Bovendien geldt voor alle vier betrokken landen dat een deel van hun huidige uitvoer naar andere landen waarschijnlijk naar de Gemeenschap zal worden verlegd als de huidige maatregelen worden ingetrokken, zoals in de overwegingen 132 tot en met 136 is aangetoond.

    (148)

    De EFIA en een aantal producenten/exporteurs betoogden dat het vermoeden van overschakeling van de productie van ureum en ammoniumnitraat op die van UAN voorbijgaat aan het fundamentele economische feit dat de producenten slechts met extra investeringen tot een dergelijke overschakeling in staat zijn. Zij stelden voorts, dat de producenten de vervaardiging van winstgevende producten niet louter en alleen zullen staken omdat antidumpingmaatregelen voor minder winstgevende producten worden ingetrokken.

    (149)

    Ten aanzien van de benodigde extra investering wordt erop gewezen dat de meeste grote producenten/exporteurs van stikstofhoudende meststoffen geïntegreerde bedrijven zijn en dat daarom een beslissing of er wordt gekozen voor de productie/export van een bepaald product, voornamelijk van de marktvoorwaarden afhangt. Natuurlijk zullen de producenten kiezen voor de producten waarmee zij de meeste winst kunnen behalen. Antidumpingmaatregelen spelen bij deze beslissing daarom een belangrijke rol, zoals bleek uit de aanzienlijke toename van invoer met dumping van UAN op de Amerikaanse markt in 2004 en het nieuwe onderzoekstijdvak, nadat de Verenigde Staten hun antidumpingmaatregelen in 2003 hadden ingetrokken. Naar alle waarschijnlijkheid stappen de producenten/exporteurs daarom op grond van weloverwogen economische beslissingen van de productie van het ene op die van het andere product over om zo hun totale verkoop aan stikstofhoudende meststoffen en de daarmee te behalen winst op hetzelfde peil te kunnen handhaven of te vergroten. Daarom werden de bovengenoemde argumenten verworpen.

    (150)

    Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de betrokken landen bij het vervallen van de maatregelen zeer waarschijnlijk aanzienlijke hoeveelheden naar de Gemeenschap zouden uitvoeren tegen prijzen die door hun kunstmatig laaggehouden productiekosten een stuk onder de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap liggen. Dat zou zeer waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de prijzen op deze markt nog verder worden gedrukt, wat naar verwachting nadelige gevolgen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft. Met name zou het financiële herstel dat zich in 2004 en in het nieuwe onderzoekstijdvak heeft voorgedaan, hierdoor worden vertraagd, wat waarschijnlijk opnieuw tot schade zou leiden. Met andere woorden, hoe meer er sprake is van een baisse, hoe scherper de prijzen van de betrokken landen zullen dalen, gezien het grote verschil in productiekosten en reservecapaciteit tussen deze landen en de Gemeenschap.

    E.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1.   Inleiding

    (151)

    Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen in strijd was met het belang van de Gemeenschap. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de verschillende betrokken belangen.

    (152)

    In het oorspronkelijke onderzoek werden antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Gemeenschap geacht. Aangezien dit onderzoek een herzieningsonderzoek is, wat betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin reeds antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, konden de eventuele nadelige gevolgen van de antidumpingmaatregelen voor de betrokkenen worden onderzocht.

    (153)

    Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven.

    2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (154)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft bewezen, structureel gezond te zijn. Dit werd bevestigd door de positieve ontwikkeling van zijn economische situatie na de instelling van antidumpingmaatregelen in 2000. Met name is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk verbeterd in de periode van 2002 en het nieuwe onderzoekstijdvak.

    (155)

    Redelijkerwijze mag worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van de thans geldende maatregelen zal blijven profiteren en zich verder zal herstellen door ombuiging van de neerwaartse trend van zijn marktaandeel en verdere verbetering van zijn winstgevendheid. Als de maatregelen niet worden gehandhaafd, zal de invoer met dumping uit de betrokken landen waarschijnlijk toenemen en de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toebrengen, doordat de verkoopprijzen onder druk komen te staan, waardoor gevaar ontstaat voor zijn nu positieve, maar nog altijd kwetsbare financiële situatie.

    3.   Belang van de importeurs

    (156)

    Zoals in overweging 10 is vermeld, heeft slechts één importeur zich bereid verklaard om in de steekproef te worden opgenomen, en de in het formulier voor de samenstelling van de steekproef gevraagde basisinformatie verstrekt. Nadat de volledige vragenlijst naar die importeur was verzonden, liet deze de Commissie echter weten niet verder aan het onderzoek te willen meewerken.

    (157)

    Het oorspronkelijke onderzoek leidde tot de conclusie dat het effect van de maatregelen niet al te groot zou zijn, daar het product verder zou worden ingevoerd, maar tegen prijzen die geen schade veroorzaken, en importeurs doorgaans niet alleen UAN invoeren, maar in aanzienlijk mate ook andere meststoffen. Deze veronderstelling dat de invoer verder doorgang zou vinden, bleek alleen juist in het geval van Algerije, waar één producent/exporteur een verbintenis met de Gemeenschap is aangegaan. Hieruit kan worden geconcludeerd dat sommige importeurs inderdaad schadelijke gevolgen van de maatregelen hebben ondervonden, zoals in overweging 66 van Verordening (EG) nr. 617/2000 van de Commissie (14) was aangegeven. Uit het onderzoek is echter niet gebleken dat importeurs hun activiteiten volledig gestaakt hebben, maar wel dat zij, zoals verwacht, op andere meststoffen zijn overgeschakeld. Over het geheel genomen lijken de maatregelen dus op de meeste importeurs/handelaren slechts een beperkt effect te hebben gehad.

    (158)

    Bij gebrek aan meewerkende importeurs was er geen betrouwbare informatie waaruit kon blijken dat handhaving van de maatregelen belangrijke negatieve gevolgen voor importeurs of handelaren zal hebben.

    (159)

    Volgens de EFIA dient de niet-medewerking van importeurs niet als blijk van gebrek aan belangstelling te worden beschouwd, maar veeleer als het resultaat van de onrechtvaardige situatie waarin zij zich bevinden, namelijk de omvangrijke hoeveelheid middelen die voor een antidumpingonderzoek benodigd zijn, enerzijds, en het beperkte budget waarover zij met hun kleine en middelgrote bedrijven beschikken, anderzijds. Bovendien zou bij het onderzoek het cumulatieve effect op de importeurs van de talrijke antidumpingmaatregelen ten aanzien van meststoffen buiten beschouwing zijn gelaten; daarom zou er geen sprake zijn van een objectieve analyse van de gevolgen voor importeurs en landbouwers.

    (160)

    In dit verband wordt erop gewezen dat importeurs die in tal van meststoffen handelen, waarvan UAN er slechts één is, de mogelijkheid hebben hun leveranties van diverse stikstofhoudende meststoffen uit andere bronnen te betrekken waarop thans geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. Daarom luidt de conclusie dat, zelfs als de voortzetting van de maatregelen een negatief effect op de importeurs zou hebben, dit nog geen dwingende reden is om de maatregelen in te trekken.

    4.   Belang van de gebruikers

    (161)

    UAN wordt in de Gemeenschap in de landbouw gebruikt. De vraag naar stikstofhoudende meststoffen is weinig elastisch en boeren betrekken deze meestal uit de goedkoopste bron. Uit het oorspronkelijke onderzoek naar de mogelijke gevolgen van maatregelen voor de gebruikers werd geconcludeerd dat een stijging van de kosten van UAN de boeren waarschijnlijk geen groot nadeel zou berokkenen, aangezien deze kosten voor hen van weinig betekenis zijn. Het feit dat geen van de gebruikers of gebruikersorganisaties in het kader van dit herzieningsonderzoek gegevens heeft verstrekt die deze conclusie weerleggen, lijkt te bevestigen dat: i) UAN voor deze boeren slechts een zeer klein deel van hun totale productiekosten uitmaakt, ii) de thans geldende maatregelen geen belangrijke negatieve gevolgen voor hun economische situatie hebben en iii) handhaving van de maatregelen geen nadelige gevolgen zal hebben voor de financiële belangen van de gebruikers.

    5.   Conclusie over het belang van de Gemeenschap

    (162)

    Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de thans geldende antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

    F.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (163)

    Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen om de thans geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

    (164)

    Uit het voorgaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van UAN uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne moeten worden gehandhaafd. Deze maatregelen bestaan uit specifieke rechten, die evenwel niet van toepassing zijn op het betrokken product dat is vervaardigd en naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd door één Algerijnse onderneming waarvan een prijsverbintenis is aanvaard,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat, opgelost in water en ammoniakwater, vallende onder GN-code 3102 80 00, uit Algerije, Belarus, Rusland en Oekraïne.

    2.   Het recht bedraagt:

    Land

    Producent

    Recht (per ton)

    Aanvullende Taric-code

    Algerije

    Alle ondernemingen

    6,88 EUR

    A999

    Belarus

    Alle ondernemingen

    17,86 EUR

    Rusland

    JSC Nevinnomyssky Azot

    357030 Russische Federatie

    Stavropol region

    Nevinnomyssk, Nizyaev st. 1

    17,80 EUR

    A176

    Alle andere ondernemingen

    20,11 EUR

    A999

    Oekraïne

    Alle ondernemingen

    26,17 EUR

    3.   Indien goederen, vóór het in het vrije verkeer brengen, beschadigd zijn en derhalve overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (15) de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij de bepaling van de douanewaarde verhoudingsgewijze verdeeld wordt, wordt het aan de hand van de bovenstaande bedragen berekende antidumpingrecht met een percentage verminderd dat met de verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs overeenkomt.

    4.   In afwijking van lid 1 is het definitieve antidumpingrecht niet van toepassing op het betrokken product dat overeenkomstig artikel 2 in het vrije verkeer wordt gebracht.

    5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   Het product dat onder onderstaande aanvullende Taric-code wordt ingevoerd en dat door onderstaande onderneming is vervaardigd en rechtstreeks uitgevoerd (dat wil zeggen verzonden en gefactureerd) naar een als importeur optredende onderneming in de Gemeenschap, is van het bij artikel 1 ingestelde antidumpingrecht vrijgesteld, mits dat product overeenkomstig het bepaalde in lid 2 wordt ingevoerd.

    Land

    Onderneming

    Aanvullende Taric-code

    Algerije

    Fertalge Industries spa

    12, Chemin AEK Gadouche

    Hydra, Algiers

    A107

    2.   De vrijstelling is alleen van toepassing als aan de douanediensten van de betrokken lidstaat een door de exporterende onderneming afgegeven geldige verbintenisfactuur wordt overgelegd die ten minste de in de bijlage bij deze verordening genoemde gegevens bevat.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 19 december 2006.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. KORKEAOJA


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

    (2)  PB L 238 van 22.9.2000, blz. 15. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1675/2003 (PB L 238 van 25.9.2003, blz. 4).

    (3)  PB C 312 van 17.12.2004, blz. 5.

    (4)  PB C 233 van 22.9.2005, blz. 14.

    (5)  Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2117/2005.

    (6)  Gezien de zeer geringe hoeveelheden, kunnen deze prijzen niet als betrouwbaar worden beschouwd.

    (7)  Bron: „Global fertilisers and raw materials supply and supply/demand balances: 2005-2009”, A05/71b, juni 2005, International Fertiliser Industry Association (IFA).

    (8)  In de cijfers zijn de eerste drie maanden van 2003 begrepen, d.w.z. de periode gedurende welke de antidumpingmaatregelen nog van toepassing waren.

    (9)  Het nieuwe onderzoekstijdvak is opgenomen om vergelijking met de algemene analyse mogelijk te maken.

    Bron: „Foreign Trade Statistics”, gepubliceerd door het U.S. Census Bureau.

    (10)  „Urea Ammonium Nitrate Solutions From Belarus, Russia, and Ukraine — Investigations Nos. 731-TA-1006, 1008, and 1009 (Final), Publication 3591”, april 2003, U.S. International Trade Commission, blz. 25, V-4, V-5.

    (11)  Ureum: Verordening (EG) nr. 901/2001 (PB L 127 van 8.5.2001, blz. 11). Ammoniumnitraat: Verordening (EG) nr. 658/2002 (PB L 102 van 18.4.2002, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 945/2005 (PB L 160 van 23.6.2005, blz. 1).

    (12)  PB C 105 van 4.5.2006, blz. 12.

    (13)  PB C 300 van 30.11.2005, blz. 8.

    (14)  PB L 75 van 24.3.2000, blz. 3.

    (15)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 40.


    BIJLAGE

    Gegevens die moeten worden vermeld op de in artikel 2, lid 2, bedoelde verbintenisfactuur:

    1.

    De aanvullende Taric-code die gebruikt wordt bij de inklaring van de gefactureerde goederen aan de grens van de Gemeenschap (zoals in de verordening vermeld);

    2.

    een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

    de GN-code;

    het gehalte aan stikstof („N”) van het product (in procenten);

    de hoeveelheid (in ton);

    3.

    de verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

    de prijs per ton;

    de betalingsvoorwaarden;

    de leveringsvoorwaarden;

    de totale kortingen en rabatten;

    4.

    de naam van de niet-verbonden importeur die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur;

    5.

    de naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

    „Ondergetekende verklaart dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en onder de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door [naam van de onderneming] en die door de Europese Commissie bij Verordening (EG) nr. 617/2000 werd aanvaard. Ik verklaar dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.”


    Top