Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1580

    Verordening (EG) nr. 1580/2006 van de Commissie van 20 oktober 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1043/2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad met betrekking tot de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer van bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, en de criteria voor de vaststelling van de restitutiebedragen

    PB L 291 van 21.10.2006, p. 8–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 314M van 1.12.2007, p. 266–268 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 07/07/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1580/oj

    21.10.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 291/8


    VERORDENING (EG) Nr. 1580/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 20 oktober 2006

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1043/2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad met betrekking tot de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer van bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, en de criteria voor de vaststelling van de restitutiebedragen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 8, lid 3, eerste alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Ingevolge artikel 4 juncto artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (2) is Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) van toepassing op producten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen.

    (2)

    Volgens artikel 3, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 800/1999 ontstaat het recht op een uitvoerrestitutie bij invoer in een bepaald derde land, wanneer voor dat derde land een gedifferentieerde restitutievoet van toepassing is.

    (3)

    De artikelen 14, 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 noemen de voorwaarden voor betaling van de gedifferentieerde restitutie; met name betreft dit de documenten die moeten worden verstrekt als bewijs voor de aankomst van de goederen in het land van bestemming.

    (4)

    Ingevolge artikel 17 van Verordening (EG) nr. 800/1999 kunnen de lidstaten de exporteur onder bepaalde voorwaarden ontslaan van de verplichting de andere in artikel 16 bedoelde bewijsstukken dan het vervoersdocument over te leggen.

    (5)

    Het aantal specifieke aanvragen op grond waarvan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1043/2005 restituties worden toegekend, is hoog. De meeste goederen waarvoor die aanvragen worden gedaan, worden in welomschreven technische omstandigheden geproduceerd, bezitten constante kenmerken en een constante kwaliteit en worden regelmatig uitgevoerd, terwijl hun vervaardigingswijze door de bevoegde instanties geregistreerd en bevestigd is.

    (6)

    Gezien deze speciale omstandigheden is het, ter vereenvoudiging van de administratieve werkzaamheden in verband met de toekenning van uitvoerrestituties in het kader van Verordening (EG) nr. 1043/2005, dienstig speciale bepalingen vast te stellen die de lidstaten meer flexibiliteit bieden dan die van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 800/1999, voor zover zij betrekking hebben op de maxima waaronder de lidstaten de marktdeelnemers kunnen vrijstellen van het verstrekken van het ingevolge artikel 16 van die verordening vereiste bewijs.

    (7)

    Het is daarom dienstig om de lidstaten in gevallen waarin de goederen zijn verpakt voor de verkoop in het klein of waarin goederen die onder dezelfde GN-code vallen volgens een vast, regelmatig patroon door dezelfde exporteur naar dezelfde ontvanger worden uitgevoerd, de mogelijkheid te bieden naar eigen goeddunken exporteurs vrij te stellen van het verstrekken van het ingevolge artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 vereiste bewijs, mits zij de exporteurs steekproefsgewijs verplichten een dergelijk bewijs te leveren.

    (8)

    Er moet voor worden gezorgd dat enerzijds de lidstaten kunnen vaststellen dat voornoemde vrijstellingen beperkt zijn tot de transacties waarvoor zij zijn bedoeld, terwijl anderzijds individuele exporteurs vooraf weten voor welke goederen en transacties een lidstaat bereid is hen toe te staan gebruik te maken van deze flexibelere regeling. Daarom is het dienstig ervoor te zorgen dat de lidstaten een vergunningenstelsel beheren dat hun de mogelijkheid biedt toezicht uit te oefenen op de goederen en de transacties waarvoor zij bereid zijn deze flexibelere regeling toe te staan.

    (9)

    Het is dienstig te bepalen dat krachtens dergelijke bepalingen toegestane vrijstellingen risicofactoren vormen waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad (4), dat betrekking heeft op de controle door de lidstaten op verrichtingen die plaatsvinden in het kader van het financieringssysteem van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Bovendien moeten lidstaten die op basis van risicofactoren bepaalde documentatie zoeken, de beginselen toepassen die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 3122/94 van de Commissie van 20 december 1994 tot vaststelling van de criteria voor de risicoanalyse inzake landbouwproducten waarvoor restituties worden toegekend (5).

    (10)

    Onverminderd de in deze verordening opgenomen bepalingen over vrijstellingen moeten de ingevolge artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 vereiste bewijzen onder bepaalde omstandigheden verplicht zijn. Het feit dat voor de uitbetaling van de restituties aan die eisen moet worden voldaan, heeft administratieve gevolgen en brengt een belangrijke financiële last met zich mee omdat het zowel voor de nationale autoriteiten als voor de exporteurs een ingrijpende verandering van de administratieve procedures betekent. Het verkrijgen van het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs kan in sommige landen gepaard gaan met aanzienlijke administratieve problemen. Ter verlichting van enkele van de administratieve en financiële problemen waarmee de exporteurs te maken krijgen en om de autoriteiten en exporteurs in staat te stellen de nieuwe regelingen voor de betrokken goederen uit te werken en de procedures in te voeren die nodig zijn om ervoor te zorgen dat alle formaliteiten waaraan moet worden voldaan, soepel verlopen, is het dienstig te zorgen voor een overgangsperiode waarbinnen het bewijs dat aan de douaneformaliteiten voor invoer is voldaan, gemakkelijker wordt gemaakt.

    (11)

    Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (12)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Aan artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1043/2005 worden de volgende leden 3 tot en met 6 toegevoegd:

    „3.   Voor de in bijlage II bij deze verordening opgenomen goederen geldt in afwijking van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 800/1999 het in de eerste alinea, onder b), van dat artikel bedoelde bedrag ongeacht het land of grondgebied van bestemming waarnaar de goederen worden uitgevoerd:

    a)

    voor goederen die voor de verkoop in het klein zijn verpakt in verpakkingen met een netto-inhoud van niet meer dan 2,5 kg per onmiddellijke verpakking of in bergingsmiddelen met een inhoud van niet meer dan 2 liter, met een etikettering in de zin van artikel 1, lid 3, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), waarop hetzij de importeur in het land van bestemming is vermeld, hetzij de tekst luidt in een officiële taal van het land van bestemming of in een taal die in dat land gemakkelijk kan worden begrepen;

    b)

    in gevallen waarin een bepaalde exporteur gedurende de twee jaar voorafgaande aan de datum van het verzoek om een vergunning als bedoeld in lid 4 ten minste twaalf keer naar dezelfde ontvanger(s) goederen heeft uitgevoerd die niet meer dan 90 gewichtspercenten bevatten van een van de basisproducten die voor restitutie in aanmerking komen en dezelfde GN-code met acht cijfers hebben.

    4.   In de in lid 3 bedoelde gevallen kunnen de lidstaten op verzoek een officiële vergunning verlenen waarbij de betrokken exporteur wordt vrijgesteld van het verschaffen van de ingevolge artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 vereiste documenten, met uitzondering van het vervoersdocument.

    De in de eerste alinea bedoelde vergunning is, behoudens intrekking, gedurende maximaal twee jaar geldig, maar kan worden verlengd. De lidstaten kunnen de vergunning naar eigen goeddunken intrekken; zij doen dit onverwijld wanneer zij redelijke gronden hebben te vermoeden dat de exporteur de vergunningsvoorwaarden niet in acht neemt.

    Ingevolge de eerste alinea verleende vrijstellingen worden beschouwd als risicofactoren waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4045/89.

    Exporteurs die gebruik maken van de vrijstelling vermelden het nummer van de vergunning op het enig document en op de specifieke aanvraag tot betaling als bedoeld in artikel 32 van deze verordening.

    5.   Niettegenstaande lid 4 kunnen de lidstaten de betrokken exporteur in de in lid 3, onder b), bedoelde gevallen vrijstellen van het verstrekken van de vervoersdocumenten voor alle uitvoer waarvoor een vergunning is afgegeven, mits van de betrokken exporteur wordt verlangd dat hij voor ten minste 10 % van de bedoelde aangiften ten uitvoer of, indien dit meer is, voor één aangifte ten uitvoer per jaar vervoersdocumenten verstrekt, die door de lidstaten worden geselecteerd aan de hand van de criteria in Verordening (EG) nr. 3122/94.

    6.   De in bijlage II bij deze verordening opgenomen goederen waarvoor de exporteur het in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs niet kan leveren, worden, wanneer de aangifte ten uitvoer uiterlijk op 30 september 2007 was goedgekeurd, geacht in een derde land te zijn ingevoerd wanneer zowel een kopie van het vervoersdocument wordt overgelegd als hetzij een van de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 genoemde documenten hetzij een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument waaruit blijkt dat op de rekening die de exporteur bij hem heeft lopen het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd, of een bewijs van betaling.

    Bij de toepassing van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 houden de lidstaten rekening met het bepaalde in de eerste alinea.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 oktober 2006.

    Voor de Commissie

    Günter VERHEUGEN

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

    (2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 544/2006 (PB L 94 van 1.4.2006, blz. 24).

    (3)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 671/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 5).

    (4)  PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2154/2002 (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 4).

    (5)  PB L 330 van 21.12.1994, blz. 31. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2655/1999 (PB L 325 van 17.12.1999, blz. 12).

    (6)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.”.


    Top