Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1503

    Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft

    PB L 281 van 12.10.2006, p. 15–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023; opgeheven door 32020R1197

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1503/oj

    12.10.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 281/15


    VERORDENING (EG) nr. 1503/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 28 september 2006

    tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (1), en met name op artikel 17, onder b), c) en d),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1165/98 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van communautaire kortetermijnstatistieken over de conjunctuurcyclus gecreëerd en zijn de vereiste variabelen vastgesteld.

    (2)

    Bij Verordening (EG) nr. 1158/2005 zijn nieuwe variabelen ingevoerd en zijn de lidstaten nieuwe verplichtingen inzake de gegevensverzameling opgelegd.

    (3)

    Bijgevolg zijn er uitvoeringsmaatregelen en wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1165/98 nodig, wat de definities van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 588/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen betreft (2), moet derhalve worden vervangen door deze verordening.

    (5)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Definitie van de variabelen

    1.   De definities van de in de bijlagen A tot en met D van Verordening (EG) nr. 1165/98 neergelegde variabelen en het doel, de kenmerken en de berekening van de desbetreffende indexcijfers zijn opgenomen in bijlage I.

    2.   Uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening passen de lidstaten deze definities voor het eerst toe bij de verzameling van statistische gegevens.

    3.   Uiterlijk bij de volgende herziening van het basisjaar als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1165/98 moeten deze definities volledig worden nageleefd.

    4.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de bestaande statistische gegevens waarop Verordening (EG) nr. 1165/98 betrekking heeft, opnieuw worden berekend of geschat volgens de nieuwe definities.

    5.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten haar alle relevante informatie over de overeenstemming van hun statistische gegevens met de in bijlage I opgenomen definities. Resultaten voor een variabele die niet meer dan 0,2 % afwijken van de resultaten voor een variabele die aan de in bijlage I neergelegde definities van een variabele beantwoordt, worden geacht met de definitie in overeenstemming te zijn.

    Artikel 2

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98

    Bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1165/98 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 588/2001 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

    Artikel 4

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 28 september 2006.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 1).

    (2)  PB L 86 van 27.3.2001, blz. 18.


    BIJLAGE I

    DEFINITIE VAN DE DOELEN EN KENMERKEN VAN DE VARIABELEN

    Variabele: 110 Productie

    Het indexcijfer van de productie is bedoeld om met kleine, regelmatige tussenpozen, gewoonlijk maandelijks, veranderingen in het volume van de output te meten. Deze variabele meet de volumeontwikkeling van de toegevoegde waarde in een gegeven referentieperiode (1).

    Het indexcijfer van de productie is een theoretische maatstaf, die moet worden geschat aan de hand van praktische maatstaven.

    De toegevoegde waarde tegen basisprijzen (2) kan als volgt worden berekend: omzet (exclusief BTW en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld) plus de geactiveerde productie, plus andere bedrijfsinkomsten, plus of minus de veranderingen in voorraden, minus de aankopen van goederen en diensten, minus de overige productgebonden belastingen die aan de omzet zijn gekoppeld maar niet aftrekbaar zijn, plus productgebonden subsidies.

    Inkomsten en uitgaven die in de bedrijfsrekeningen als financieel of buitengewoon zijn ingedeeld, blijven voor de toegevoegde waarde buiten beschouwing.

    Productgebonden subsidies zijn dus bij de toegevoegde waarde tegen basisprijzen inbegrepen; maar productgebonden belastingen niet.

    De toegevoegde waarde wordt „bruto” berekend omdat waardecorrecties (zoals afschrijvingen) niet worden afgetrokken.

    Opmerking: Indirecte belastingen kunnen in drie groepen worden ingedeeld:

    i)

    BTW en andere aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld (maar bij de omzet niet in aanmerking worden genomen). Deze belastingen worden in etappen door ondernemingen geïnd en komen volledig ten laste van de eindgebruiker;

    ii)

    alle andere productgebonden belastingen die hetzij 1. aan de omzet gekoppeld, maar niet aftrekbaar zijn, hetzij 2. productgebonden belastingen zijn, maar niet aan de omzet gekoppeld zijn. Dit betreft belastingen op invoer en belastingen die worden geheven in verband met de productie, uitvoer, verkoop, overdracht, lease of levering van goederen en diensten, dan wel in verband met het gebruik van de goederen en diensten voor eigen verbruik of investeringen;

    iii)

    niet-productgebonden belastingen op productie. Deze omvatten alle belastingen die ondernemingen moeten betalen voor hun productieactiviteit, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte goederen en diensten. Ze kunnen worden geheven in verband met het in dienst hebben van arbeidskrachten of de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend.

    De theoretische formule voor het indexcijfer van de productie (Q) is een volume-indexcijfer van het Laspeyres-type:

    Formula

    waarbij q = outputhoeveelheid, p = outputprijs, α = prijzen grondstoffen, δ = hoeveelheden grondstoffen, i = een van N goederen, j = een van M grondstoffen, 0 = basisperiode, t = lopende periode.

    De gegevens die nodig zijn om een dergelijk indexcijfer te berekenen, zijn echter niet maandelijks beschikbaar. In de praktijk kunnen de volgende waarden worden gebruikt om de voortzetting van de indexcijfers te schatten:

    bruto productiewaarden (gedefleerd),

    volumen,

    omzet (gedefleerd),

    input arbeid,

    input grondstoffen,

    input energie.

    Afhankelijk van de methode die voor deze schatting wordt gebruikt, moet bij de vaststelling van het indexcijfer van de productie rekening worden gehouden met:

    variaties in het type en de kwaliteit van goederen en grondstoffen;

    veranderingen in voorraden eindproducten en onderhanden werk voor goederen en diensten;

    wijzigingen in de technische input-outputverhoudingen (verwerkingstechnieken);

    diensten die toegevoegde waarde genereren, zoals de assemblage van productie-eenheden, montage, installatie, reparatie, planning, bouw, softwareontwikkeling.

    Variabele: 115 Productie van gebouwen

    Variabele: 116 Productie van grond-, weg- en waterbouwkundige werken

    De doelen en kenmerken van de indexcijfers voor deze variabelen komen overeen met die van het indexcijfer voor variabele 110 (Productie).

    De onderverdeling in productie van gebouwen en productie van grond-, weg- en waterbouwkundige werken (civieltechnische werken) is gebaseerd op de Classificatie van soorten bouwwerken (CC). Deze indexcijfers geven een beeld van de ontwikkeling van de toegevoegde waarde voor deze twee hoofdsecties van de bouwsector. Zij worden berekend door de basisinformatie (gedefleerde output, gewerkte uren, vergunningen) te koppelen aan producten in de CC en vervolgens de productindexcijfers op het niveau van de CC-secties te aggregeren.

    Variabele: 120 Omzet

    Het indexcijfer van de omzet geeft een beeld van de ontwikkeling van de markt voor goederen en diensten.

    De omzet (3) omvat alle door de eenheid van waarneming gedurende de referentieperiode in rekening gebrachte bedragen in verband met de verkoop van goederen en diensten aan derden. Bovendien omvat de omzet alle andere kosten (vervoer, verpakking enz.) die aan de klant worden doorberekend, ook al worden ze apart op de factuur vermeld.

    De omzet omvat niet de BTW en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld, noch belastingen op goederen of diensten die door de eenheid in rekening zijn gebracht.

    Kortingen, rabatten en disconto's moeten in mindering worden gebracht, evenals de waarde van teruggekomen verpakkingsmateriaal. Kortingen, rabatten en bonussen die later aan klanten worden verleend, bijvoorbeeld aan het einde van het jaar, blijven buiten beschouwing.

    Inkomen dat als overige bedrijfsopbrengsten, financieel inkomen of buitengewone baten in de bedrijfsrekeningen voorkomt, wordt niet tot de omzet gerekend. Volgens deze definitie omvat de omzet gewoonlijk:

    verkoop van gefabriceerde producten;

    verkoop van producten gefabriceerd door onderaannemers;

    verkoop van goederen ingekocht voor wederverkoop in de oorspronkelijke staat;

    in rekening gebrachte verleende diensten;

    verkoop van bijproducten;

    in rekening gebrachte verpakkings- en vervoerskosten;

    aan derden in rekening gebrachte gewerkte uren, bij onderaanneming van werk;

    in rekening gebrachte montage-, installatie- en reparatiekosten;

    in rekening gebrachte termijnen (bij betaling in termijnen);

    in rekening gebrachte softwareontwikkeling en -licenties;

    levering van stroom, gas, verwarming, stoom en water;

    verkoop van afval en schroot;

    productgebonden subsidies (4).

    De volgende elementen worden in de bedrijfsrekeningen (5) als „overige bedrijfsopbrengsten, financieel inkomen of buitengewone baten” beschouwd en over het algemeen niet tot de omzet gerekend:

    BTW en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld, alsmede alle belastingen op goederen of diensten die door de eenheid in rekening zijn gebracht;

    provisie;

    lease en verhuur;

    lease van eigen productie-eenheden en machines indien door derden gebruikt;

    lease van gebouwen in eigendom bij het bedrijf;

    inkomsten uit licenties;

    inkomsten uit personeelsvoorzieningen (bv. een bedrijfskantine);

    levering van producten en diensten binnen de eenheid van waarneming;

    verkoop van eigen grond en vaste activa;

    verkoop of lease van eigen bezit;

    verkoop van aandelen;

    rente-inkomsten en dividenden;

    overige buitengewone baten.

    Bovenstaande elementen kunnen wel in aanmerking worden genomen indien zij omzet genereren op het gebied van de belangrijkste activiteit van de eenheid van waarneming.

    Variabele: 121 Omzet in het binnenland

    Variabele: 122 Omzet in het buitenland

    De doelen en kenmerken van de indexcijfers voor deze variabelen komen overeen met die van het indexcijfer voor variabele 120 (Omzet).

    Voor de indexcijfers van de omzet in het binnenland en de omzet in het buitenland moet de omzet worden uitgesplitst naar de eerste bestemming van het product, waarbij men zich baseert op de eigendomsoverdracht (ongeacht of de goederen ook fysiek naar een ander land worden overgebracht). De bestemming wordt vastgesteld aan de hand van de vestigingsplaats van de derde die de goederen en diensten heeft gekocht. De omzet wordt tot de binnenlandse markt gerekend indien de derde in hetzelfde land als de eenheid van waarneming is gevestigd. De omzet in het buitenland wordt nog onderverdeeld in omzet in eurolanden (122z) en alle overige omzet in het buitenland (122x).

    Variabele: 123 Volume van de verkopen

    Het volume van de verkopen is de waarde van de omzet in constante prijzen en is dus een hoeveelheidsindexcijfer. Dit indexcijfer kan worden berekend als de omzet in lopende prijzen, gedefleerd met de deflator van de verkoop, of als een hoeveelheidsindexcijfer dat rechtstreeks wordt afgeleid van de hoeveelheid verkochte goederen.

    In bijlage C (Detailhandel en reparatie) van Verordening (EG) nr. 1165/98 kan de informatie over het volume van de verkopen (variabele 123) worden gebruikt in plaats van de deflator van de verkopen (variabele 330).

    Variabele: 130 Nieuwe orders

    Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de ontwikkeling van de vraag naar goederen en diensten, omdat dit een indicatie voor de toekomstige productie is. Ook kan met dit indexcijfer worden aangegeven of de vraag afkomstig is uit het binnen- of buitenland.

    Een order wordt gedefinieerd als de waarde van een contract tussen een producent en een derde voor de levering van goederen en diensten door de producent. De order wordt geaccepteerd als de producent van mening is dat er voldoende bewijs is voor een geldige overeenkomst.

    Nieuwe orders hebben betrekking op door de eenheid van waarneming te leveren goederen en diensten, inclusief goederen en diensten afkomstig van onderaannemers.

    De volgende elementen moeten van de waarde van de orders worden afgetrokken:

    BTW en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld;

    alle belastingen op de goederen of diensten die door de eenheid in rekening worden gebracht;

    kortingen, rabatten en disconto's indien deze worden gegeven op het moment dat de order wordt geplaatst, alsmede de waarde van verpakkingsmateriaal waarvan wordt verwacht dat het na de levering terugkomt.

    Orders uit eerdere perioden die tijdens de referentieperiode zijn ingetrokken, worden niet van de nieuwe orders afgetrokken. Evenmin wordt het indexcijfer voor eerdere perioden bijgesteld in verband met ingetrokken orders.

    De waarde van de nieuwe orders omvat bovendien alle andere kosten (vervoer, verpakking enz.) die aan de klant worden doorberekend, ook al worden ze apart op de factuur vermeld.

    Variabele: 131 Nieuwe orders uit het binnenland

    Variabele: 132 Nieuwe orders uit het buitenland

    De doelen en kenmerken van de indexcijfers voor deze variabelen komen overeen met die van het indexcijfer voor variabele 130 (Nieuwe orders).

    Voor de indexcijfers voor deze variabelen moeten de nieuwe orders worden uitgesplitst naar de oorsprong van de order, waarbij men zich baseert op de eigendomsoverdracht. De oorsprong wordt vastgesteld aan de hand van de vestigingsplaats van de derde die de order heeft geplaatst. Een order wordt tot de binnenlandse markt gerekend indien de derde in hetzelfde economisch gebied als de eenheid van waarneming is gevestigd (zie de definitie van „economisch gebied” aan het einde van deze bijlage). De nieuwe orders uit het buitenland worden nog onderverdeeld in nieuwe orders uit eurolanden (132z) en alle overige nieuwe orders uit het buitenland (132x).

    Variabele: 210 Aantal werkzame personen

    Het indexcijfer van het aantal werkzame personen geeft een beeld van de werkgelegenheidsontwikkeling in de industrie, de bouwnijverheid en de diensten.

    Het aantal werkzame personen wordt gedefinieerd als het totale aantal personen dat in de eenheid van waarneming werkt (inclusief meewerkende eigenaren, regelmatig in de eenheid meewerkende partners en niet-betaalde meewerkende gezinsleden), alsmede personen die buiten de eenheid werken, maar er wel toe behoren en erdoor worden betaald (bv. vertegenwoordigers, bezorgers, reparatie- en onderhoudsteams). Hieronder vallen ook personen die gedurende een korte periode afwezig zijn (wegens ziekte, betaald verlof, speciaal verlof enz.) en stakers, maar niet degenen die voor onbepaalde tijd afwezig zijn. Wel inbegrepen zijn deeltijdwerkers die krachtens de wetgeving van het betrokken land als zodanig worden beschouwd en op de loonlijst staan, alsmede seizoenwerkers, leerlingen en thuiswerkers die op de loonlijst staan.

    Tot de werkzame personen behoren niet arbeidskrachten die door andere ondernemingen aan de eenheid zijn uitgeleend, personen die voor andere ondernemingen reparatie- en onderhoudswerk in de eenheid van waarneming verrichten en dienstplichtigen.

    Onder niet-betaalde medewerkende gezinsleden worden verstaan personen die in het huishouden van de eigenaar van de eenheid wonen en regelmatig werk voor de eenheid verrichten zonder dat ze een arbeidscontract hebben of een vast bedrag krijgen voor het werk dat ze verrichten. Hieronder vallen alleen personen die niet als hoofdberoep in een andere eenheid werken en daar op de loonlijst staan.

    Deze definitie omvat de volgende groepen:

    alle betaalde werknemers, met inbegrip van de volgende categorieën indien deze op de loonlijst staan:

    thuiswerkers,

    leerlingen/stagiairs,

    meewerkende eigenaren en meewerkende gezinsleden die voor hun werk worden betaald,

    personen die voor een bepaalde periode tijdelijk met verlof zijn (wegens zwangerschap, ziekte, staking, uitsluiting enz.),

    deeltijdwerkers,

    tijdelijke werkers,

    seizoenwerkers;

    niet-betaalde werkzame personen:

    niet-betaalde meewerkende eigenaren,

    niet-betaalde meewerkende gezinsleden (6).

    Deze definitie omvat niet de volgende groepen:

    uitzendkrachten (deze worden wel meegerekend bij de economische activiteit waartoe uitzendbureaus behoren);

    personen die voor onbepaalde tijd met verlof zijn (bv. wegens langdurige ziekte, militaire dienst of dienstverlening aan de samenleving);

    personen die reparatie- of onderhoudswerkzaamheden uitvoeren in dienst van andere eenheden van waarneming, en ander personeel dat is geleend van andere eenheden van waarneming;

    meewerkende gezinsleden die als hoofdberoep in een andere eenheid werken en daar op de loonlijst staan.

    Het opgegeven aantal werkzame personen moet representatief zijn voor de referentieperiode.

    Variabele: 211 Aantal werknemers

    Het aantal werknemers wordt gebruikt als tijdelijke benadering van het aantal werkzame personen.

    Het aantal werknemers wordt gedefinieerd als de personen die voor een werkgever werken, een arbeidscontract hebben en een beloning ontvangen in de vorm van loon, provisie, fooien, stukloon of beloning in natura.

    Er is sprake van een arbeidsverhouding als er een door beide partijen, gewoonlijk vrijwillig, aangegane formele of informele overeenkomst is, waarin wordt bepaald dat de werknemer voor de werkgever werkt in ruil voor een beloning in geld of in natura.

    Een werkende geldt als werknemer van een eenheid wanneer hij of zij van die eenheid loon ontvangt, ongeacht de plaats waar het werk wordt uitgevoerd (binnen of buiten de productie-eenheid). Iemand die voor een uitzendbureau werkt, wordt beschouwd als werknemer van het uitzendbureau en niet van de eenheid waar hij of zij werkt (de klant van het uitzendbureau).

    Deze definitie omvat de volgende groepen:

    meewerkende eigenaren die voor hun werk worden betaald;

    studenten die zich er formeel toe hebben verplicht om in ruil voor loon en/of onderwijs mee te werken aan het productieproces van de eenheid;

    werknemers met een contract dat bedoeld is om de indienstneming van werklozen te stimuleren;

    thuiswerkers indien er sprake is van een expliciete afspraak dat het thuiswerk wordt betaald op basis van het werk dat de betrokkene heeft verricht, en zij op de loonlijst staan.

    Het aantal werknemers omvat deeltijdwerkers, seizoenwerkers, stakers of personen die korte tijd met verlof zijn, maar niet degenen die voor lange tijd verlof hebben opgenomen.

    Vrijwilligers worden niet meegerekend in het aantal werknemers.

    Het opgegeven aantal werknemers moet representatief zijn voor de referentieperiode.

    Variabele: 220 Gewerkte uren

    Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de ontwikkeling van het volume van de verrichte arbeid.

    Het totale aantal gewerkte uren komt overeen met het totale aantal uren dat gedurende de referentieperiode werkelijk voor de output van de eenheid van waarneming is gewerkt (7).

    Bij deze variabele blijven uren die niet werkelijk zijn gewerkt, maar wel zijn betaald, zoals bij afwezigheid wegens vakantie, feestdagen of ziekte, buiten beschouwing. Evenmin worden maaltijdpauzes en het woon-werkverkeer meegerekend.

    Wel inbegrepen zijn de uren die gedurende de normale werktijd werkelijk zijn gewerkt, de uren die buiten de normale werktijd zijn gewerkt, de tijd die op de werkplek is besteed aan taken als werkvoorbereiding en korte rustperioden op de werkplek.

    Indien het aantal werkelijk gewerkte uren niet precies bekend is, kan dit worden geschat op basis van het normale aantal gewerkte uren en het gemiddelde absentiecijfer (ziekte, zwangerschap enz.).

    Deze definitie omvat:

    het totaal van alle uren die werkelijk zijn gewerkt:

    tijdens de normale werktijden,

    overwerk, betaald of niet-betaald (8),

    's nachts, op zon- en feestdagen;

    de tijd die is besteed aan taken als werkvoorbereiding, het voorbereiden, onderhouden en schoonmaken van gereedschappen en machines, en het schrijven van werkstaten en -verslagen;

    de tijd die op de werkplek is doorgebracht zonder dat werk is verricht, bijvoorbeeld wegens stilstand van machines, ongevallen of tijdelijk gebrek aan werk, maar waarvoor overeenkomstig de arbeidsovereenkomst wel is betaald;

    korte rustperioden op de werkplek, met inbegrip van koffie- en theepauzes.

    Niet onder deze definitie vallen:

    betaalde, maar wegens verlof, ziekte, ongevallen, stakingen, uitsluitingen, perioden van weinig werk enz. niet gewerkte uren;

    maaltijdpauzes;

    het woon-werkverkeer.

    Variabele: 230 Brutolonen

    Het indexcijfer van de brutolonen is bedoeld als benadering voor de ontwikkeling van de loonsom.

    Brutolonen worden gedefinieerd als de totale beloning, in geld of in natura, die aan alle personen op de loonlijst (met inbegrip van thuiswerkers) wordt gegeven voor de tijdens de verslagperiode door hen verrichte arbeid, ongeacht of deze op basis van de werktijd of de output dan wel als stukloon is betaald, en of de betaling regelmatig plaatsvindt of niet.

    De brutolonen omvatten de waarde van alle sociale premies, loonbelasting enz. die de werknemer moet betalen, ook al worden ze in werkelijkheid ingehouden door de werkgever en namens de werknemer rechtstreeks afgedragen aan socialeverzekeringsinstellingen, belastingautoriteiten enz. Sociale premies ten laste van werkgevers vallen niet onder de brutolonen.

    De brutolonen omvatten alle premies, bonussen, gratificaties, dertiendemaandbetalingen, ontslagvergoedingen, betalingen in verband met huisvesting, vervoer of kosten van levensonderhoud, gezinstoelagen, fooien, provisies, presentiegelden enz., ontvangen door werknemers, alsmede belastingen, sociale premies en andere bedragen die door werknemers moeten worden betaald, maar door de werkgever aan de bron worden ingehouden.

    De brutolonen omvatten niet betalingen voor uitzendkrachten.

    Deze definitie omvat:

    alle met regelmatige tussenpozen betaalde basislonen;

    toeslagen voor overuren, nachtdiensten, weekenddiensten enz.;

    alle door de werkgever betaalde toelagen, premies of bonussen, zoals:

    kosten van levensonderhoud, huisvesting, plaatselijke of buitenlandtoelagen,

    maaltijdtoelagen,

    toelagen voor het woon-werkverkeer,

    vakantiegeld, dertiende maand,

    uitbetaling van niet-opgenomen vakantieverlof,

    output-, productie- of productiviteitsbonussen,

    toeslagen voor extreme werkomstandigheden, zoals stof, vuil, extreme temperaturen, rook, gevaar enz.,

    buitengewone betalingen aan werknemers die de onderneming verlaten, mits deze betalingen niet zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst,

    premies voor verbeteringsideeën en octrooivergoedingen die aan werknemers van de eenheid zijn betaald,

    vergoedingen voor bestuursleden en werknemers,

    door de werkgever volgens een cao betaalde gezinstoelagen;

    provisie;

    de waarde van gratis aan werknemers uitgekeerde bonusaandelen;

    betalingen van werkgevers aan werknemers in het kader van een spaarregeling of een andere regeling;

    belastingen, premies en andere door werknemers verschuldigde gelden die door de werkgevers worden ingehouden;

    betalingen in natura.

    Niet onder deze definitie vallen:

    wettelijk verplichte sociale premies ten laste van werkgevers;

    collectief overeengekomen, contractuele en vrijwillige sociale premies ten laste van werkgevers;

    toegerekende sociale premies (rechtstreeks door de werkgever uitbetaalde sociale uitkeringen);

    aan werknemers betaalde toelagen voor de aanschaf van gereedschap, uitrusting en speciale kleding voor het werk of het gedeelte van hun loon dat volgens hun arbeidsovereenkomst aan dergelijke zaken moet worden besteed;

    belastingen die de werkgever over de totale loonsom betaalt;

    vergoeding van reis-, verhuis-, verblijf-, representatie- en telefoonkosten enz., van werknemers in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden;

    uitgaven voor beroepsopleiding (opleidingskosten), met uitzondering van lonen van leerlingen;

    lonen die de werkgever doorbetaalt bij ziekte, arbeidsongevallen, zwangerschapsverlof of arbeidstijdverkorting;

    overige uitgaven van de werkgever aan arbeidskosten:

    wervingskosten,

    sociale uitgaven zoals de vergoeding van de lopende uitgaven voor het vervoer van werknemers van en naar het werk, ongeacht of dit met vervoermiddelen van het bedrijf of door derden in opdracht van het bedrijf wordt uitgevoerd, betalingen aan vakbondsfondsen;

    aandelenopties (9).

    Voor de waardebepaling van betalingen in natura geldt de volgende regel: indien de desbetreffende goederen door de werkgever zijn geproduceerd, moeten zij worden gewaardeerd tegen producentenprijzen; indien zij door de werkgever zijn gekocht, moeten zij worden gewaardeerd tegen marktprijzen.

    Variabele: 310 Afzetprijzen

    Het indexcijfer van de afzetprijzen (ook outputprijzen) is bedoeld om de maandelijkse ontwikkeling van de transactieprijzen van economische activiteiten te meten.

    Met het indexcijfer van de afzetprijzen binnenlandse markt wordt de gemiddelde prijsontwikkeling van alle op de binnenlandse markt verkochte goederen en aanverwante diensten van een economische activiteit gemeten. Het indexcijfer van de afzetprijzen buitenlandse markt geeft een beeld van de gemiddelde prijsontwikkeling (omgerekend naar lokale valuta) van alle op buitenlandse markten verkochte goederen en aanverwante diensten die het resultaat zijn van een economische activiteit. Bij aggregatie ontstaat een indexcijfer voor de gemiddelde prijsontwikkeling van alle in het kader van een economische activiteit voortgebrachte goederen en aanverwante diensten.

    Het is van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met alle prijsbepalende kenmerken van de producten, zoals aantal verkochte eenheden, geleverd vervoer, rabatten, service- en garantievoorwaarden en bestemming. De gegevens moeten zodanig worden gespecificeerd dat de eenheid van waarneming in volgende referentieperioden het product nog met zekerheid kan identificeren en de juiste prijs per eenheid kan aangeven.

    Voor de vaststelling van prijzen gelden de volgende regels:

    uitgegaan moet worden van de basisprijs zonder BTW en dergelijke aftrekbare belastingen die rechtstreeks aan de omzet zijn gekoppeld en zonder belastingen op goederen en diensten die door de eenheid in rekening worden gebracht, maar inclusief productgebonden subsidies, mocht de producent die hebben ontvangen;

    indien de vervoerskosten bij de prijs zijn inbegrepen, moet dat in de productspecificatie worden aangegeven;

    om de werkelijke prijsontwikkeling te kunnen weergeven, moet de feitelijke transactieprijs worden gebruikt en niet de catalogusprijs;

    bij het indexcijfer van de afzetprijzen moet rekening worden gehouden met kwaliteitsveranderingen van producten;

    de in periode t verzamelde prijzen moeten betrekking hebben op orders die in periode t zijn geboekt (uitgegaan wordt van het moment waarop de order wordt geplaatst en niet van het moment waarop de goederen de fabriek verlaten);

    de afzetprijzen op buitenlandse markten moeten — fob (free on board) — worden berekend aan de landsgrens.

    Het indexcijfer moet in beginsel de gemiddelde prijs gedurende de referentieperiode weergeven. In de praktijk kan de feitelijk verzamelde informatie betrekking hebben op een specifieke dag in het midden van de referentieperiode, zodat een representatieve waarde voor de gehele referentieperiode wordt verkregen. Voor producten met een significant effect op de nationale economie die, in ieder geval af en toe, onderhevig zijn aan prijsschommelingen, is het van belang dat het indexcijfer inderdaad de gemiddelde prijs weergeeft.

    Bouwnijverheid

    De indexcijfers van de afzetprijzen in de bouwnijverheid kunnen worden gebruikt als benadering voor de bouwkostenvariabelen. Zij meten alleen de ontwikkeling van woningen — dus met uitzondering van gebouwen voor collectieve bewoning —, bedrijfsgebouwen, grondprijzen en honoraria van architecten en anderen. Zij geven de prijzen weer die de klant aan het bouwbedrijf betaalt. Daarom komen niet alleen de schommelingen van de kostenfactoren van de bouwnijverheid erin tot uitdrukking, maar ook veranderingen in productiviteit en winstmarges. Bovendien bestaat er een tijdsverschil tussen de afzetprijs en de ermee corresponderende productiekosten.

    Diensten

    De definitie van de afzetprijzen geldt ook voor diensten, maar met de volgende uitzonderingen:

    de afzetprijzen van diensten geven een beeld van de prijsontwikkeling voor diensten die zijn verleend aan ondernemingen of aan personen die een onderneming vertegenwoordigen;

    de referentieperiode bedraagt drie maanden;

    er wordt gekeken naar diensten verleend in het binnenland en diensten aan het buitenland;

    de prijs die moet worden gemeten is de transactieprijs, die de door de producent voor werkelijk aan zijn klanten verkochte producten moet weerspiegelen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kortingen, rabatten, toeslagen enz., die voor de klanten gelden. Omdat het bij de prijs gaat om door de producent ontvangen inkomsten, moeten productgebonden belastingen buiten beschouwing blijven, terwijl productgebonden subsidies die de producent mocht hebben ontvangen, erbij moeten worden opgeteld.

    De prijs moet worden geregistreerd op de dag waarop de dienst wordt verleend. Indien de levering van de dienst zich over verschillende referentieperioden uitstrekt, moeten de nodige correcties worden aangebracht.

    Variabele: 311 Afzetprijzen binnenlandse markt

    Variabele: 312 Afzetprijzen buitenlandse markt

    De doelen en kenmerken van de indexcijfers voor deze variabelen komen overeen met die van het indexcijfer voor variabele 310 (Afzetprijzen).

    Voor de indexcijfers voor deze variabelen moeten de afzetprijzen worden uitgesplitst naar de bestemming van het product. Deze wordt vastgesteld aan de hand van de vestigingsplaats van de derde die het product heeft besteld of gekocht. De omzet wordt tot de binnenlandse markt gerekend indien de derde in hetzelfde land als de eenheid van waarneming is gevestigd. De afzetprijzen voor de buitenlandse markt worden nog onderverdeeld in afzetprijzen voor de eurolanden (312z) en alle overige afzetprijzen voor het buitenland (312x).

    Variabele: 313 Index van de eenheidsprijzen

    Het indexcijfer van de eenheidsprijzen mag alleen als benadering voor de afzetprijzen buitenlandse markt en de invoerprijzen worden gebruikt als dit er niet toe leidt dat de kwaliteit significant slechter is dan bij gebruik van specifieke prijsinformatie.

    Voor dit indexcijfer worden de eenheidsprijzen berekend door de waarde van de verkopen van een product te delen door het aantal verkochte eenheden, uitgaande van de gegevens over de buitenlandse handel. Deze eenheidsprijs wordt vervolgens beschouwd als de gemiddelde prijs van het product en het indexcijfer wordt op dezelfde wijze berekend als de gangbare indexcijfers van de afzetprijzen.

    Variabele: 340 Invoerprijzen

    Het indexcijfer van de invoerprijzen geeft een beeld van de maandelijkse ontwikkeling te meten van de transactieprijzen van door ingezetenen in het buitenland gekochte en ingevoerde goederen. Alle diensten in verband hiermee blijven in eerste instantie buiten beschouwing. De prijsindexcijfers zijn bedoeld om de prijsontwikkeling van vergelijkbare goederen in de loop van de tijd te registreren.

    Het is van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met alle prijsbepalende kenmerken van de producten, zoals aantal verkochte eenheden, geleverd vervoer, rabatten, service- en garantievoorwaarden, oorsprong en bestemming. De gegevens moeten zodanig worden gespecificeerd dat de eenheid van waarneming in volgende referentieperioden het product met zekerheid kan identificeren en de juiste prijs per eenheid kan aangeven.

    De buitenlandse markt wordt gedefinieerd als derden die niet op hetzelfde nationale grondgebied als de eenheid van waarneming zijn gevestigd. De binnenlandse markt wordt gedefinieerd als derden die op hetzelfde nationale grondgebied als de eenheid van waarneming zijn gevestigd.

    Voor de prijsregistratie gelden de volgende beperkingen:

    invoer door huishoudens, eenheden van de overheid en instellingen zonder winstoogmerk blijven buiten beschouwing;

    de gegevens moeten zijn gebaseerd op de handelsregeling en de statistische procedure van de speciale handel en zowel normale invoer als invoer voor actieve veredeling zijn inbegrepen. Invoer met het oog op reparatie blijft buiten beschouwing;

    alleen producten die tot de secties C, D en E van de CPA behoren, worden in aanmerking genomen. Alle diensten in verband hiermee blijven buiten beschouwing.

    Voor de vaststelling van prijzen gelden de volgende regels:

    uitgegaan moet worden van de cif-prijs (kostprijs, verzekering, vracht) aan de grens zonder alle belastingen op de goederen en diensten die ten laste komen van de waarnemende eenheid;

    bedrijfsinterne overdrachten moeten alleen in aanmerking worden genomen wanneer hiervoor een prijs in rekening wordt gebracht die gebaseerd is op de marktprijs of die door de marktprijs is beïnvloed, dan wel wanneer de marktprijs niet significant is;

    om de werkelijke prijsontwikkeling te kunnen weergeven, moet de feitelijke transactieprijs worden gebruikt en niet de catalogusprijs, zodat kortingen van de prijs moeten worden afgetrokken;

    om een beeld te krijgen van de zuivere prijsontwikkeling moet bij de berekening van het prijsindexcijfer rekening worden gehouden met kwaliteitsveranderingen bij de producten en hiervoor worden gecorrigeerd;

    ook andere prijsbepalende kenmerken van de producten moeten op consistente wijze worden behandeld;

    de invoer wordt geregistreerd wanneer de eigendom van de goederen wordt overgedragen (dus wanneer de partijen de overdracht in hun boeken of rekeningen registreren);

    de eigendomsoverdracht van een schip of een vliegtuig of een dergelijk product van een persoon die niet in een lidstaat is gevestigd aan een persoon die in de lidstaat in kwestie is gevestigd, wordt als invoer aangemerkt.

    Het indexcijfer moet in beginsel de gemiddelde prijs gedurende de referentieperiode weergeven. In de praktijk kan de feitelijk verzamelde informatie betrekking hebben op een specifieke dag in het midden van de referentieperiode, zodat een representatieve waarde voor de gehele referentieperiode wordt verkregen. Voor producten met een significant effect op de nationale economie, die, in ieder geval af en toe, onderhevig zijn aan prijsschommelingen, is het van belang dat het indexcijfer inderdaad de gemiddelde prijs weergeeft.

    De indexcijfers van de invoerprijzen moeten voor elk land van verzending afzonderlijk worden berekend. Het land van verzending wordt in overeenstemming met de douaneprocedure vastgesteld. De invoerprijzen worden onderverdeeld in invoer uit eurolanden (340z) en invoer uit andere landen (340x).

    Variabele: 320 Bouwkosten

    Het indexcijfer van de bouwkosten geeft een beeld van de ontwikkeling van de door de aannemer voor de uitvoering van het bouwproces gemaakte kosten.

    De samenstellende kostenindexcijfers (materiaalkosten en arbeidskosten) laten de prijsontwikkeling van de in de bouwnijverheid gebruikte productiefactoren zien.

    Het indexcijfer van de bouwkosten wordt als volgt berekend:

    Formula

    waarbij I = indexcijfer bouwkosten, Mi = indexcijfer materiaalkosten, Li = indexcijfer arbeidskosten, Formula = weging van materiaalkosten en Formula = weging van arbeidskosten.

    Ook kosten voor installaties en apparatuur, vervoer en energie en overige kosten vormen een element van de bouwkosten. Honoraria van architecten maken daarentegen geen deel uit van de bouwkosten.

    Variabele: 321 Materiaalkosten

    Het indexcijfer van de materiaalkosten wordt doorgaans berekend op basis van de materiaalprijzen. Hierbij moet van de reële prijzen worden uitgegaan en niet van catalogusprijzen. De prijzen moeten worden gebaseerd op een steekproef van producten en leveranciers. De prijzen worden exclusief BTW gewaardeerd.

    Variabele: 322 Arbeidskosten

    Het indexcijfer van de arbeidskosten moet de lonen en sociale premies voor alle werkzame personen omvatten. Onder de sociale premies vallen: i) wettelijk verplichte sociale premies ten laste van werkgevers, ii) collectief overeengekomen, contractuele en vrijwillige sociale premies ten laste van werkgevers en iii) toegerekende sociale premies (rechtstreeks door de werkgever betaalde sociale uitkeringen).

    Variabele: 411 Bouwvergunningen: aantal woningen

    Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de toekomstige ontwikkeling van de bouwnijverheid, uitgedrukt in het aantal eenheden.

    Een bouwvergunning is een machtiging om met de uitvoering van een bouwproject te beginnen. De verlening van de bouwvergunning is dus het laatste stadium van de goedkeuringsprocedure van de overheid voor de start van de bouw.

    Een indexcijfer dat op deze bouwvergunningen is gebaseerd, moet een goede indicatie geven van de hoeveelheid werk in de bouwnijverheid in de nabije toekomst, hoewel dit niet het geval is als een groot deel van de vergunningen niet wordt gebruikt of als er veel tijd tussen de verlening van de vergunningen en de start van de bouw ligt.

    Er worden indexcijfers van bouwvergunningen berekend voor eengezinswoningen en voor twee- en meergezinswoningen. Een woning is een vertrek of reeks vertrekken met bijbehorende ruimten, in een permanent gebouw of in een structureel afgescheiden gedeelte daarvan, die door de wijze waarop zij is gebouwd, verbouwd enz., bestemd is om door particulieren te worden bewoond. De woning moet een afzonderlijke toegang hebben tot een straat (rechtstreeks of via een tuin of voorterrein) of tot een gezamenlijke ruimte in het gebouw (trap, gang, galerij e.d.). Vrijstaande woonvertrekken waarvan duidelijk is dat zij als deel van de woning zijn te gebruiken, moeten als zodanig worden beschouwd. Een woning kan dus uit afzonderlijke gebouwen binnen dezelfde omheining bestaan, mits deze duidelijk bestemd zijn om door één particulier huishouden te worden bewoond.

    Variabele: 412 Bouwvergunningen: vierkante meters nuttige vloeroppervlakte of een andere maatstaf van omvang

    Het indexcijfer voor deze variabele geeft een beeld van de toekomstige ontwikkeling van de bouwnijverheid, uitgedrukt in volume.

    Een bouwvergunning is een machtiging om met de uitvoering van een bouwproject te beginnen. De verlening van de bouwvergunning is dus het laatste stadium van de goedkeuringsprocedure van de overheid voor de start van de bouw.

    Een indexcijfer dat op deze bouwvergunningen is gebaseerd, moet een goede indicatie geven van de hoeveelheid werk in de bouwnijverheid in de nabije toekomst, hoewel dit niet het geval is als een groot deel van de vergunningen niet wordt gebruikt of als er veel tijd tussen de verlening van de vergunningen en de start van de bouw ligt.

    Dit indexcijfer wordt berekend op grond van de vierkante meters nuttige vloeroppervlakte van gebouwen waarvoor een bouwvergunning is verleend. De nuttige vloeroppervlakte van een gebouw (10) is het oppervlak binnen de buitenmuren, met uitzondering van:

    oppervlakken waarop gebouwd is (bv. scheidingswanden, draagelementen, kolommen, pilaren, schachten, schoorstenen);

    functionele oppervlakken voor dienstverlening (bv. oppervlakken in beslag genomen door verwarmings- of luchtverversingsinstallaties of door stroomaggregaten);

    doorgangen (bv. trappenhuizen, liften, roltrappen).

    Tot de totale nuttige vloeroppervlakte van een woongebouw behoren keukens, woonkamers, slaapkamers en nevenvertrekken, kelders en door de eigenaren van de wooneenheden gebruikte gemeenschappelijke ruimten.

    Ook ander maatstaven mogen worden gebruikt, mits deze door de lidstaten ondubbelzinnig en consistent worden toegepast; dit wordt toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1165/98, bijlage B, onder c), punt 1.

    Verordening (EG) nr. 1165/98 verwijst voor de indeling van bouwvergunningen naar categorie gebouw naar de Classificatie van bouwwerken (CC). De categorie „andere gebouwen” van de verordening omvat de volgende categorieën van de CC:

    hotels en dergelijke gebouwen;

    gebouwen voor groot- en detailhandel;

    gebouwen voor vervoer en telecommunicatie;

    industriële bedrijfsgebouwen en opslagplaatsen;

    gebouwen voor culturele of recreatieve doeleinden, voor onderwijs of voor gezondheidszorg;

    andere bedrijfsgebouwen.

    Variabele: 330 Deflator van de verkoop

    De deflator van de verkoop is bedoeld om de omzet te corrigeren voor de gevolgen van prijsveranderingen.

    De deflator van de verkoop in de detailhandel heeft geen betrekking op verleende diensten, maar uitsluitend op verkochte goederen.

    De prijzen die worden gebruikt om de deflator voor een economische activiteit te berekenen, zijn een gewogen gemiddelde van de relevante goederenprijsindexcijfers voor die activiteit. Het is van essentieel belang dat rekening wordt gehouden met alle prijsbepalende kenmerken van de producten, zoals aantal verkochte eenheden, geleverd vervoer, rabatten, garantievoorwaarden en bestemming.

    De gegevens moeten zodanig worden gespecificeerd dat de eenheid van waarneming in volgende referentieperioden het product met zekerheid kan identificeren en de juiste prijs per eenheid kan aangeven.

    Om een beeld van de werkelijke prijsontwikkeling te krijgen, moet de feitelijke transactieprijs worden gebruikt en niet de catalogusprijs.

    De verzamelde prijsinformatie moet in beginsel de gemiddelde prijs gedurende de referentieperiode weergeven. In de praktijk kan de feitelijk verzamelde informatie betrekking hebben op een specifieke dag in het midden van de referentieperiode, zodat een representatieve waarde voor de gehele referentieperiode wordt verkregen.

    Definitie van „economisch gebied”

    Onder het economisch gebied van een land wordt verstaan:

    het door de overheid van het land bestuurde geografisch gebied waarin personen, goederen, diensten en kapitaal vrij kunnen bewegen;

    vrijhandelsgebieden, inclusief entrepots en bedrijven onder douanecontrole;

    het nationale luchtruim, de territoriale wateren en het continentaal plat in de internationale wateren waarover het land exclusieve rechten kan doen gelden;

    territoriale enclaves, d.w.z. delen van het geografisch gebied van het buitenland die, krachtens internationale verdragen of overeenkomsten tussen staten, door de overheid van het land worden gebruikt (ambassades, consulaten, militaire en wetenschappelijke bases enz.);

    vindplaatsen van aardolie, aardgas enz., gelegen in de internationale wateren buiten het continentale plat van het land, die worden geëxploiteerd door ingezeten eenheden van het economisch gebied, zoals hiervoor gedefinieerd.

    Het economisch gebied omvat niet:

    extraterritoriale enclaves, d.w.z. delen van het geografisch gebied van het land die, krachtens internationale verdragen of overeenkomsten tussen staten, door de overheid van een ander land, door instellingen van de Europese Unie of door internationale organisaties worden gebruikt.

    Deze definitie is overgenomen van het Europees systeem van rekeningen (ESR 1995), punten 2.05 en 2.06.

    In de kortetermijnstatistieken geldt als uitgangspunt voor het onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse markten het grondgebied van de lidstaten. In de toekomst kan deze definitie worden aangepast in verband met de Europese en/of monetaire integratie, overeenkomstig andere verordeningen ter zake.


    (1)  De gangbare interpretatie van de term „indexcijfer van de productie” als indexcijfer voor de „ontwikkeling van de toegevoegde waarde” is in tegenspraak met de definitie van „productie” in de nationale rekeningen of de structurele bedrijfsstatistieken. Toch wordt deze term gewoonlijk in dit onderdeel van de bedrijfsstatistiek wordt gebruikt. De term „indexcijfer van de toegevoegde waarde” wordt in de praktijk nooit gebruikt. Omdat het indexcijfer betrekking heeft op de ontwikkeling van de productie in constante prijzen, wordt soms de term „indexcijfer van het productievolume” gebruikt. In deze tekst wordt de term indexcijfer van de productie steeds gebruikt als een hoeveelheidsindexcijfer, met andere woorden in constante prijzen.

    (2)  In het ESR 1995 worden de output en dus ook de toegevoegde waarde gewaardeerd in basisprijzen. Bij de basisprijs blijven alle productgebonden belastingen buiten beschouwing, maar wordt, anders dan bij het vroeger gehanteerde begrip toegevoegde waarde tegen factorkosten niet geprobeerd de niet-productgebonden belastingen op productie buiten beschouwing te laten. Indien de toegevoegde waarde tegen basisprijzen niet beschikbaar is, bijvoorbeeld via de structurele bedrijfsstatistieken, kan bij wijze van benadering de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten worden gebruikt.

    (3)  In de kortetermijnstatistieken zijn de termen „omzet” en „verkopen” vaak uitwisselbaar.

    (4)  Als productgebonden subsidies moeilijk meetbaar zijn, kunnen zij bij de berekening van tijdreeksen van indexcijfers buiten beschouwing worden gelaten.

    (5)  De voorschriften van de nationale rekeningen moeten als richtsnoer voor het al dan niet opnemen van elementen worden gebruikt.

    (6)  Niet-betaalde meewerkende gezinsleden zijn om principiële redenen toegevoegd, hoewel precieze cijfers wellicht moeilijk zijn te geven.

    (7)  Het totale aantal gewerkte uren mag worden benaderd door het aantal door werknemers gewerkte uren, althans in de industrie.

    (8)  In sommige lidstaten is het moeilijk gegevens over niet-betaald overwerk te verkrijgen, maar om principiële redenen is dit toch in de definitie opgenomen.

    (9)  Aandelenopties worden vooral om praktische redenen niet tot de brutolonen gerekend. Weliswaar worden zij vaak beschouwd als een beloning voor arbeid, gekoppeld aan de algehele prestaties van het bedrijf, maar een geharmoniseerde definitie en de gegevensverzameling leveren problemen op.

    (10)  De definitie van nuttige vloeroppervlakte komt overeen met de definitie in de Classificatie van soorten bouwwerken, die gebaseerd is op Statistical Standards and Studies nr. 40 van de Verenigde Naties, New York, 1987, en Statistical Standards and Studies nr. 43, Verenigde Naties, New York, 1994.


    BIJLAGE II

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98

    Bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1165/98 wordt als volgt gewijzigd:

    Variabelen

    De tekst onder c) (Lijst van variabelen) wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Onder punt 1 worden de variabelen 130 Nieuwe orders, 135 Nieuwe orders gebouwen en 136 Nieuwe orders grond-, weg- en waterbouwkundige werken geschrapt.

    2)

    De punten 2 en 4 komen te vervallen.

    Referentieperiode

    Onder e) (Referentieperiode) komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „Lidstaten waarvan de toegevoegde waarde in sectie F van de NACE in een bepaald basisjaar minder dan 2 % van het totaal voor de Europese Gemeenschap bedraagt, hoeven alleen de variabelen nrs. 110, 115 en 116 te verstrekken met een referentieperiode van een kwartaal.”

    Mate van gedetailleerdheid

    De tekst onder f) (Mate van gedetailleerdheid) wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Punt 1 komt als volgt te luiden:

    „1.

    De variabelen nr. 110, 210, 220 en 230 worden ten minste op 2-cijferniveau van de NACE Rev. 1 verstrekt”.

    2)

    Punt 2 wordt geschrapt.

    Termijnen voor de indiening van de gegevens

    Onder g) (Termijnen voor de indiening van de gegevens) worden onder punt 1 de variabelen nrs. 130, 135 en 136 met hun respectieve termijn geschrapt.


    Top