EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0342

2005/342/EG: Beschikking van de Commissie van 23 maart 2005 tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan handafwasmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1026) (Voor de EER relevante tekst).

PB L 115 van 4.5.2005, p. 9–34 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 306M van 15.11.2008, p. 244–269 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/06/2011; opgeheven door 32011D0382

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/342/oj

4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 115/9


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 2005

tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan handafwasmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1026)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/342/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan producten waarvan de eigenschappen substantieel kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 moeten per productgroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld op basis van door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie opgestelde criteria.

(3)

Ook moet de herziening van de criteria voor de milieukeur en van de eisen inzake beoordeling en controle op de naleving van de criteria tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de criteria voor de desbetreffende productgroep plaatsvinden.

(4)

Gezien de wetenschappelijke en marktontwikkelingen is het wenselijk de milieucriteria van Beschikking 2001/607/EG van de Commissie van 19 juli 2001 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan handafwasmiddelen (2) te herzien.

(5)

Daarnaast moet de definitie van de productgroep in die beschikking worden gewijzigd om duidelijk te maken dat de productgroep zowel producten voor professioneel als producten voor privé-gebruik omvat.

(6)

Voor de duidelijkheid moet Beschikking 2001/607/EG worden vervangen.

(7)

De herziene milieucriteria moeten gelden voor een periode van vier jaar.

(8)

Het is wenselijk te voorzien in een overgangsperiode van maximaal twaalf maanden voor fabrikanten die voor hun producten de milieukeur hebben gekregen vóór de datum van kennisgeving van deze beschikking of die vóór die datum de milieukeur hebben aangevraagd, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan de nieuwe criteria en eisen aan te passen.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Tot de productgroep „handafwasmiddelen” behoren:

„alle detergenten die bestemd zijn om te worden gebruikt om serviesgoed, bestek, potten, pannen en ander keukengerei met de hand af te wassen”.

Deze productgroep omvat producten voor professioneel en voor privé-gebruik.

Artikel 2

Voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor handafwasmiddelen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1980/2000 dient een detergent tot de productgroep „handafwasmiddelen” te behoren en aan de in de bijlage bij deze beschikking beschreven milieucriteria te voldoen.

Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „handafwasmiddelen” en de desbetreffende eisen inzake beoordeling en controle gelden tot 31 december 2008.

Artikel 4

Voor administratieve doeleinden wordt aan de productgroep „handafwasmiddelen” het codenummer 019 toegekend.

Artikel 5

Beschikking 2001/607/EG wordt ingetrokken.

Artikel 6

Milieukeuren die vóór de datum van kennisgeving van deze beschikking aan producten van de productgroep „handafwasmiddelen” zijn toegekend, mogen worden gebruikt tot 31 maart 2006.

Voor producten van de productgroep „handafwasmiddelen” waarvoor een milieukeur is aangevraagd vóór de datum van kennisgeving van deze beschikking, kan de milieukeur worden toegekend volgens de voorwaarden van Beschikking 2001/607/EG. De milieukeur mag dan worden gebruikt tot 31 maart 2006.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 maart 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 214 van 8.8.2001, blz. 30.


BIJLAGE

KADER

Een handafwasmiddel (hierna „het product” genoemd) komt voor de milieukeur in aanmerking als het tot de in artikel 1 omschreven productgroep behoort en aan de criteria in deze bijlage voldoet.

Doel van de criteria

Deze criteria zijn er met name op gericht om:

lozing van toxische of anderszins verontreinigende stoffen in het aquatische milieu terug te dringen;

de gezondheids- en milieurisico's van het gebruik van gevaarlijke stoffen te beperken of te voorkomen;

de hoeveelheid verpakkingsafval tot een minimum te beperken;

de consument zo voor te lichten dat hij het product efficiënt en met minimale milieugevolgen kan gebruiken.

De criteria zijn zo vastgesteld dat wordt bevorderd dat handafwasmiddelen met weinig milieugevolgen de milieukeur krijgen.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Naast de voor elk criterium vermelde testmethoden kunnen ook andere methoden worden gebruikt, mits de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, deze methoden gelijkwaardig acht.

Als geen tests zijn genoemd, of voor controle of toezicht zijn genoemd, gaan de bevoegde instanties af op de door de aanvrager verstrekte verklaringen en documentatie en/of op onafhankelijke controles.

De bevoegde instanties kunnen documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

Verklaringen, documenten, analyseverslagen of andere gegevens die moeten worden ingediend om te staven dat aan de criteria is voldaan, kunnen naar gelang van het geval worden opgesteld door de aanvrager, zijn leveranciers, zijn onderleveranciers enz.

De term „ingrediënten” omvat zowel stoffen als preparaten.

Aanhangsel I bevat de nieuwe herziene databank voor ingrediënten van detergenten (DID-lijst, versie van 30 juni 2004), waarin de meest gebruikte ingrediënten zijn opgenomen. Deel A van de DID-lijst wordt gebruikt voor de berekening van KVVtox en de beoordeling van de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen.

Eventueel kan de aanvrager ook latere versies van de DID-lijst gebruiken, zodra deze beschikbaar zijn.

Voor ingrediënten die niet in deel A van de DID-lijst staan, past de aanvrager op eigen verantwoordelijkheid de procedure in deel B van aanhangsel I toe.

Voor ingrediënten die niet in de DID-lijst staan, kan de aanvrager de vereiste documentatie van de anaërobe afbreekbaarheid opstellen via de procedure in aanhangsel II.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de inachtneming van de criteria in deze bijlage rekening te houden met de toepassing van erkende milieuzorgsystemen, zoals EMAS of ISO 14001 (toepassing van dergelijke systemen is echter niet verplicht).

MILIEUCRITERIA

1.   Toxiciteit voor waterorganismen

Voor elk ingrediënt (i) wordt het kritisch verdunningsvolume voor de toxiciteit (KVVtox) berekend als:

Image

waarin gewicht (i) = het gewicht van het ingrediënt (in gram) in de aanbevolen dosering voor 1 liter afwaswater, DF (i) = de afbraakfactor, en TFchronisch (i) = de toxiciteitsfactor van het ingrediënt (in milligram/liter).

De waarden van DF en TFchronisch staan in deel A van de DID-lijst (aanhangsel I). Als een ingrediënt niet in de DID-lijst staat, bepaalt de aanvrager de waarden volgens de procedure in deel B van de DID-lijst (aanhangsel I). Het KVVtox van het product is gelijk aan de som van de KVVtox-waarden van alle ingrediënten.

Het KVVtox van de aanbevolen dosis per liter afwaswater mag niet groter zijn dan 4 200 l.

Beoordeling en controle: De exacte formulering van het product en de KVVtox-berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, dienen aan de bevoegde instantie te worden verstrekt.

2.   Biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen

a)   Gemakkelijke biologische afbreekbaarheid (aëroob)

Elke oppervlakteactieve stof in het product dient gemakkelijk biologisch afbreekbaar te zijn.

Beoordeling en controle: De exacte formulering van het product en een beschrijving van de functie van elk ingrediënt moeten aan de bevoegde instantie worden verstrekt. Deel A van de DID-lijst (aanhangsel I) vermeldt of een specifieke oppervlakteactieve stof al dan niet aëroob biologisch afbreekbaar is (oppervlakteactieve stoffen met „R” in de kolom voor aërobe biologische afbreekbaarheid zijn gemakkelijk biologisch afbreekbaar). Voor oppervlakteactieve stoffen die niet in deel A van de DID-lijst staan, moeten relevante gegevens uit de literatuur of andere bronnen, dan wel relevante testresultaten worden verstrekt, waaruit blijkt dat zij aëroob biologisch afbreekbaar zijn. De tests voor gemakkelijke biologische afbreekbaarheid moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia (1). Oppervlakteactieve stoffen worden geacht gemakkelijk biologisch afbreekbaar te zijn als de biologische afbraak (mineralisatie) gemeten volgens een van de volgende vijf tests, na 28 dagen ten minste 60 % bedraagt: CO2-headspacetest (OESO 310), CO2-ontwikkelingstest (gewijzigde Sturm-test) (OESO 301B; bijlage V, methode C.4-C, bij Richtlijn 67/548/EEG), geslotenflestest (OESO 301D; bijlage V, methode C.4-E, bij Richtlijn 67/548/EEG), manometrische respirometrie (OESO 301F; bijlage V, methode C.4-D, bij Richtlijn 67/548/EEG), MITI-(I)-test (OESO 301C; bijlage V, methode C.4-F, bij Richtlijn 67/548/EEG) of de equivalente ISO-tests. Naar gelang van de fysieke kenmerken van de oppervlakteactieve stof kan bij een biologische afbreekbaarheid van ten minste 70 % in 28 dagen een van de volgende tests worden gebruikt om te bevestigen dat de stof gemakkelijk biologisch afbreekbaar is: afvlakkingstest voor opgeloste organische koolstof (DOC) (OESO 301A; bijlage V, methode C.4-A, bij Richtlijn 67/548/EEG), gewijzigde OESO-screeningtest voor DOC-afvlakking (OESO 301E; bijlage V, methode C.4-B, bij Richtlijn 67/548/EEG) of de equivalente ISO-tests. Als een op DOC-metingen gebaseerde testmethode wordt gebruikt, moet worden aangetoond dat de methode toepasselijk is, daar een dergelijke methode in plaats van biologische afbreekbaarheid ook verwijdering kan meten. In tests op aërobe biologische afbreekbaarheid vindt geen aanpassing vooraf plaats. Het beginsel van het tiendagenvenster is niet van toepassing.

b)   Anaërobe biologische afbreekbaarheid

Elke oppervlakteactieve stof in het product moet biologisch afbreekbaar zijn in anaërobe omstandigheden.

Beoordeling en controle: De exacte formulering van het product en een beschrijving van de functie van elk ingrediënt worden aan de bevoegde instantie verstrekt. Deel A van de DID-lijst (aanhangsel I) vermeldt of een specifieke oppervlakteactieve stof al dan niet anaëroob biologisch afbreekbaar is (oppervlakteactieve stoffen met „Y” in de kolom voor anaërobe biologische afbreekbaarheid zijn biologisch afbreekbaar onder anaërobe omstandigheden). Voor oppervlakteactieve stoffen die niet in deel A van de DID-lijst staan, moeten relevante gegevens uit de literatuur of andere bronnen, dan wel relevante testresultaten worden verstrekt, waaruit blijkt dat ze anaëroob biologisch afbreekbaar zijn. De referentietest voor anaërobe afbreekbaarheid is OESO 311, ISO 11734, Ecetoc nr. 28 (juni 1988) of een equivalente methode, waarbij de uiteindelijke afbraak in anaërobe omstandigheden minimaal 60 % moet bedragen. Om te staven dat in anaërobe omstandigheden uiteindelijk 60 % wordt afgebroken, mogen ook testmethoden worden gebruikt waarbij de omstandigheden in een passend anaëroob milieu worden gesimuleerd (zie aanhangsel II).

3.   Gevaarlijke of toxische stoffen of preparaten

a)

Het product mag geen van de volgende ingrediënten bevatten, noch als onderdeel van de formulering, noch als bestanddeel van een in de formulering gebruikt preparaat:

alkylfenolethoxylaten (APEO's) en derivaten daarvan;

EDTA (ethyleendiaminetetraazijnzuur) en zouten daarvan;

NTA (nitrilotriacetaat);

nitromuskusverbindingen en polycyclische muskusverbindingen, zoals:

muskusxyleen: 5-tert-butyl-2,4,6-trinitro-m-xyleen,

muskusambrette: 4-tert-butyl-3-methoxy-2,6-dinitrotolueen,

moskeen: 1,1,3,3,5-pentamethyl-4,6-dinitroindaan,

muskustibetine: 1-tert-butyl-3,4,5-trimethyl-2,6-dinitrobenzeen,

muskusketon: 4'-tert-butyl-2',6'-dimethyl-3',5'-dinitroacetofenon,

HHCB (1,3,4,6,7,8-hexahydro-4,6,6,7,8,8-hexamethylcyclopenta(g)-2-benzopyran),

AHTN (6-acetyl-1,1,2,4,4,7-hexamethyltetraline).

Beoordeling en controle: De aanvrager dient een verklaring te verstrekken, eventueel gestaafd met verklaringen van de fabrikanten, dat het product de genoemde stoffen niet bevat.

b)

Quaternaire ammoniumzouten die niet gemakkelijk biologisch afbreekbaar zijn, mogen niet worden gebruikt, noch als onderdeel van de formulering, noch als bestanddeel van een preparaat in de formulering.

Beoordeling en controle: De aanvrager dient documentatie te verstrekken waaruit de biologische afbreekbaarheid van de gebruikte quaternaire ammoniumzouten blijkt.

c)

Het product mag geen enkel ingrediënt (stof of preparaat) bevatten dat is ingedeeld in één of meer van de volgende risicocategorieën overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (2), zoals gewijzigd, of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (3), zoals gewijzigd:

 

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

 

R45 (kan kanker veroorzaken),

 

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

 

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

 

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

 

R50 + 53 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

 

R51 + 53 (vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

 

R59 (gevaarlijk voor de ozonlaag),

 

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

 

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

 

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

 

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

 

R64 (kan schadelijk zijn via de borstvoeding).

Er gelden specifieke eisen voor biociden als onderdeel van de formulering of als bestanddeel van een preparaat in de formulering (zie onderstaand criterium voor biociden).

Bovenstaande eisen gelden voor elk ingrediënt (stof of preparaat) dat meer dan 0,01 % (g/g) van het eindproduct uitmaakt. Hieronder valt ook elk ingrediënt van een preparaat in de formulering dat meer dan 0,01 % (g/g) van het eindproduct uitmaakt.

Beoordeling en controle: Voor elk ingrediënt (stof of preparaat) dient een veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt. De aanvrager dient ook een verklaring van de fabrikant van de ingrediënten te verstrekken dat aan dit criterium is voldaan.

4.   Biociden

a)

Het product mag alleen biociden bevatten met het oog op de houdbaarheid van het product en in de daarvoor geschikte dosering. Dit geldt niet voor oppervlakteactieve stoffen, die ook biocide-eigenschappen kunnen hebben.

Beoordeling en controle: Voor elk toegevoegd conserveringsmiddel dient een veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt, samen met nauwkeurige informatie over de concentratie ervan in het eindproduct. De fabrikant of leverancier van het conserveringsmiddel moet informatie verstrekken over de dosering die nodig is voor een goede houdbaarheid van het product.

b)

Het is verboden op de verpakking of door enige andere mededeling te beweren of suggereren dat het handafwasmiddel een antimicrobiële werking heeft.

Beoordeling en controle: De op elke soort verpakking gebruikte tekst en opmaak en/of een voorbeeld van elke soort verpakking dienen aan de bevoegde instantie te worden verstrekt.

c)

Biociden die overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, zoals gewijzigd, of Richtlijn 1999/45/EG zijn ingedeeld als R50-53 of R51-53, mogen met het oog op de houdbaarheid van het product worden gebruikt als onderdeel van de formulering of als bestanddeel van een preparaat in de formulering, mits zij niet potentieel bioaccumulerend zijn. In deze context wordt een biocide als potentieel bioaccumulerend beschouwd als log Pow (octanol/water-verdelingscoëfficiënt) ≥ 3,0 (tenzij de experimenteel bepaalde BCF ≤ 100).

De concentratie van biociden in het eindproduct mag niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare concentratie in Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (4), zoals gewijzigd.

Beoordeling en controle: Voor elk biocide dient een veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt, samen met gegevens over de concentratie ervan in het eindproduct.

5.   Pigmenten en kleurstoffen

In het product mogen alleen pigmenten en kleurstoffen worden gebruikt die zijn toegestaan bij Richtlijn 76/768/EEG, zoals gewijzigd, of bij Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (5), zoals gewijzigd, of die geen milieueigenschappen hebben waardoor zij overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, zoals gewijzigd, als R50-53 of R51-53 worden ingedeeld.

Beoordeling en controle: Aan de bevoegde instantie dient een verklaring te worden verstrekt dat aan dit criterium is voldaan, samen met een lijst van alle gebruikte pigmenten en kleurstoffen.

6.   Geurstoffen

a)

Het product mag geen geurstoffen met nitromuskus- of polycyclische muskusverbindingen bevatten (zie criterium 3, onder a)).

b)

Als geurstof aan het product toegevoegde ingrediënten moeten volgens de richtsnoeren van de International Fragrance Association zijn vervaardigd en/of behandeld.

c)

Handafwasmiddelen voor professioneel gebruik mogen geen geurstoffen bevatten.

Beoordeling en controle: Aan de bevoegde instantie dient een verklaring te worden verstrekt dat aan elk onderdeel van dit criterium is voldaan.

7.   Sensibiliserende stoffen

Het product mag niet overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG zijn ingedeeld als R42 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing) en/of R43 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid).

De concentratie van stoffen of ingrediënten die overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG of Richtlijn 1999/45/EG als R42 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing) of R43 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid) zijn ingedeeld, mag ten hoogste 0,1 % (g/g) van het eindproduct bedragen.

Beoordeling en controle: Aan de bevoegde instantie dient voor elk als R42 of R43 ingedeeld ingrediënt de exacte concentratie te worden meegedeeld en het veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt.

8.   Schadelijke of bijtende eigenschappen

Het product mag niet zijn ingedeeld als schadelijk (Xn) of bijtend (C) overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG.

Beoordeling en controle: Voor elke als onderdeel van de formulering of als bestanddeel van een preparaat in de formulering gebruikte stof die is ingedeeld als schadelijk (Xn) of bijtend (C), dient aan de bevoegde instantie de exacte concentratie te worden meegedeeld en het veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt.

9.   Verpakking

a)

De primaire verpakking, behalve de dop, dient een volumetrische verpakkingscoëfficiënt (VVC) van ten hoogste 1,9 te hebben. Dit criterium geldt niet als de primaire verpakking voor ten minste 50 % uit gerecycleerd materiaal bestaat.

De VVC moet gelijk zijn aan het volume van het kleinste rechthoekige lichaam (een rechthoekig parallellepipedum) dat de verpakking kan bevatten, gedeeld door het volume van het product in de verpakking.

b)

Indien de primaire verpakking van gerecycleerd materiaal is en dit op de verpakking is vermeld, dient deze vermelding in overeenstemming te zijn met ISO-norm 14021 (betreffende milieuetiketteringen en ‐verklaringen — eigen claims (milieuetikettering type II)).

c)

De onderdelen van de primaire verpakking moeten gemakkelijk kunnen worden gescheiden in onderdelen van één materiaal.

d)

De kunststoffen waaruit de fles zelf bestaat, dienen te zijn gemerkt overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (6) of de delen 1 en 2 van DIN 6120 juncto deel 1 van DIN 7728.

Beoordeling en controle: De gegevens op de verpakking, en/of — voorzover van toepassing — een monster ervan, dienen aan de bevoegde instantie te worden verstrekt, samen met een verklaring dat aan elk deel van dit criterium is voldaan.

GEBRUIKSGESCHIKTHEID

10.   Gebruiksgeschiktheid

Het product dient geschikt voor gebruik te zijn en in de behoeften van de consument te voorzien.

Het product moet ten minste even goed reinigen als een door een bevoegde instantie goedgekeurd veelgebruikt merkproduct of merkloos referentieproduct (aanhangsel III), en beter dan zuiver water.

Het product dient ten minste evenveel reinigen als een door een bevoegde instantie goedgekeurd veelgebruikt merkproduct of merkloos referentieproduct.

Beoordeling en controle: Het reinigend vermogen en de efficiëntie dienen te worden getest met een geschikte laboratoriumtest binnen gespecificeerde parameters zoals omschreven in aanhangsel III.

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

11.   Gebruiksaanwijzing

Op de verpakking van het product dient de volgende informatie te staan.

a)

„Gebruik geen stromend water, maar dompel de vaat in het sop. Gebruik de aanbevolen dosering. Zo wast u zo efficiënt mogelijk af, bespaart u water en energie en beschermt u het milieu. U wast het beste af met niet te veel schuim” (of een vergelijkbare tekst);

b)

de onderstaande informatie, voldoende groot en tegen een zichtbare achtergrond. De pictogrammen zijn niet verplicht.

Image

waarbij x, y, z en w door de aanvrager of de fabrikant zijn gespecificeerd.

In dit pictogram moet de milliliter als eenheid worden gebruikt. Tussen haakjes wordt een tweede gangbare eenheid vermeld, bijvoorbeeld (zoals in het pictogram) theelepels. Als de verpakking echter een efficiënt en handig doseersysteem heeft waarmee een even betrouwbare dosering kan worden verkregen, mag een andere eenheid (zoals dopjes of straaltjes) worden gebruikt.

c)

Bij voorkeur wordt ook het geschatte aantal afwasbeurten per fles vermeld, maar dit is niet verplicht.

Dit aantal is gelijk aan de hoeveelheid product in een fles gedeeld door de aanbevolen dosering voor 5 l afwaswater bij vuil vaatwerk (zie pictogram).

d)

Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia is van toepassing.

e)

„Meer informatie vindt u op de website voor de EU-milieukeur: http://europa.eu.int/ecolabel” (of een vergelijkbare tekst).

Beoordeling en controle: Aan de bevoegde instantie dient een monster van de productverpakking (met etiket) te worden verstrekt, samen met een verklaring dat aan elk onderdeel van dit criterium is voldaan.

12.   Informatie op de milieukeur

Het tweede kader van de milieukeur bevat de volgende tekst:

minder verstoring van het waterleven,

minder gebruik van gevaarlijke stoffen,

duidelijke gebruiksaanwijzing.


(1)  PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1.

(2)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(3)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

(4)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.

(5)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13.

(6)  PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.


Aanhangsel I

DID-LIJST

Voor de in deel A van de DID-lijst opgenomen ingrediënten moeten de in de lijst vermelde waarden voor toxiciteit en afbreekbaarheid worden gebruikt om te bepalen of aan de milieucriteria wordt voldaan.

Voor ingrediënten die niet in deel A van de DID-lijst zijn opgenomen, moeten de waarden voor toxiciteit en afbreekbaarheid volgens de procedure in deel B worden bepaald.

Databank voor ingrediënten van detergenten

Versie 30.6.2004

Deel A — Lijst van ingrediënten

 

Acute toxiciteit

Chronische toxiciteit

Afbraak

DID-nr.

Ingrediënt

LC50/EC50

SFacuut

TFacuut

NOEC (1)

SFchronisch  (1)

TFchronisch

DF

Aëroob

Anaëroob

 

Anionische oppervlakteactieve stoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Lineaire alkylbenzeensulfonaten 11,5-11,8 (LAS)

4,1

1 000

0,0041

0,69

10

0,069

0,05

R

N

2

LAS-(C10-13-alkyl)-triethanolaminezout

4,2

1 000

0,0042

3,4

100

0,034

0,05

R

O

3

C14-17-Alkylsulfonaat

6,7

5 000

0,00134

0,44

10

0,044

0,05

R

N

4

C8-10-Alkylsulfaat

132

5 000

0,0264

 

 

0,0264

0,05

R

Y

5

C12-14-Alkylsulfaat (AS)

2,8

1 000

0,0028

2

100

0,02

0,05

R

Y

6

C12-18-Alkylsulfaat (AS) (3)

 

 

0,0149

 

 

0,027

0,05

R

Y

7

C16-18-Vetalcoholsulfaat (FAS)

27

1 000

0,027

1,7

50

0,034

0,05

R

Y

8

C12-15-Alkyl-(1-3 EO)-sulfaat

4,6

1 000

0,0046

0,1

10

0,01

0,05

R

Y

9

C16-18-Alkyl-(3-4 EO)-sulfaat

0,57

10 000

0,000057

 

 

0,000057

0,05

R

Y

10

Dialkylsulfosuccinaat

15,7

1 000

0,0157

 

 

0,0157

0,5

I

N

11

C12-14-Sulfovetzuurmethylester

9

10 000

0,0009

0,23

50

0,0046

0,05

R

N

12

C16-18-Sulfovetzuurmethylester

0,51

5 000

0,000102

0,2

50

0,004

0,05

R

N

13

C14-16-alfa-Olefinesulfonaat

3,3

10 000

0,00033

 

 

0,00033

0,05

R

N

14

C14-18-alfa-Olefinesulfonaat

0,5

5 000

0,0001

 

 

0,0001

0,05

R

N

15

Zeep, C>12-22

22

1 000

0,022

10

100

0,1

0,05

R

Y

16

Lauroylsarcosinaat

56

10 000

0,0056

 

 

0,0056

0,05

R

Y

17

C9-11 2-10 EO gecarboxymethyleerd, natriumzout of zuur

100

10 000

0,01

 

 

0,01

0,05

R

O

18

C12-18 2-10 EO gecarboxymethyleerd, natriumzout of zuur

8,8

1 000

0,0088

5

100

0,05

0,05

R

O

19

C12-18-Alkylfosfaatesters

38

1 000

0,038

 

 

0,038

0,05

R

N

 

Niet-ionische oppervlakteactieve stoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

C8-Alkyl-(1-5 EO)

7,8

1 000

0,0078

 

 

0,0078

0,05

R

Y

21

C9-11-Alkyl-(> 3-6 EO, voornamelijk lineair)

5,6

1 000

0,0056

 

 

0,0056

0,05

R

Y

22

C9-11-Alkyl-(> 6-10 EO, voornamelijk lineair)

5

1 000

0,005

 

 

0,005

0,05

R

Y

23

C9-11-Alkyl-(5-11 EO, meervoudig vertakt)

1

1 000

0,001

 

 

0,001

0,05

R

O

24

C10-Alkyl-(5-11 EO, meervoudig vertakt) (trimeerpropenoxoalcohol)

1

1 000

0,001

 

 

0,001

0,05

R

Y

25

C12-15-Alkyl-(>2-6 EO, voornamelijk lineair)

0,43

1 000

0,00043

0,18

50

0,0036

0,05

R

Y

26

C12-14-Alkyl-(5-8 EO)-(1 t-BuO) (eindgefunctionaliseerd)

0,23

1 000

0,00023

0,18

100

0,0018

0,05

R

O

27

C12-15-Alkyl-(3-12 EO, meervoudig vertakt)

1

1 000

0,001

3,2

100

0,032

0,05

R

O

28

C12-15 (gemiddeld < 14)-Alkyl-(> 6-9 EO)

0,63

1 000

0,00063

0,24

10

0,024

0,05

R

Y

29

C12-15 (gemiddeld > 14)-Alkyl-(> 6-9 EO)

0,4

1 000

0,0004

0,17

10

0,017

0,05

R

Y

30

C12-15-Alkyl-(>9-12 EO)

1,1

1 000

0,0011

 

 

0,017

0,05

R

Y

31

C12-15-Alkyl-(>12-20 EO)

0,7

1 000

0,0007

 

 

0,0007

0,05

R

O

32

C12-15-Alkyl-(>20-30 EO)

13

1 000

0,013

10

100

0,1

0,05

R

O

33

C12-15-Alkyl-(>30 EO)

130

1 000

0,13

 

 

0,13

0,5

I

O

34

C12-18-Alkyl-(0-3 EO)

0,3

1 000

0,0003

 

 

0,0003

0,05

R

Y

35

C12-18-Alkyl-(5-10 EO)

1

1 000

0,001

0,35

100

0,0035

0,05

R

O

36

C12-18-Alkyl-(>10-20 EO)

1

1 000

0,001

 

 

0,0035

0,05

R

O

37

C16-18-Alkyl-(2-8 EO)

3,2

1 000

0,0032

0,4

100

0,004

0,05

R

Y

38

C16-18-Alkyl-(>9-18 EO)

0,72

1 000

0,00072

0,32

10

0,032

0,05

R

Y

39

C16-18-Alkyl-(20-30 EO)

4,1

1 000

0,0041

 

 

0,0041

0,05

R

Y

40

C16-18-Alkyl-(>30 EO)

30

1 000

0,03

 

 

0,03

0,5

I

Y

41

C12-15-Alkyl-(2-6 EO)-(2-6 PO)

0,78

1 000

0,00078

0,36

100

0,0036

0,05

R

O

42

C10-16-Alkyl-(0-3 PO)-(6-7 EO)

3,2

5 000

0,00064

1

100

0,01

0,05

R

O

43

Glycerine (1-5 EO)-cocoaat

16

1 000

0,016

6,3

100

0,063

0,05

R

Y

44

Glycerine-(6-17 EO)-cocoaat

100

1 000

0,1

 

 

0,1

0,05

R

Y

45

C12-14-Glucosamide

13

1 000

0,013

4,3

50

0,086

0,05

R

Y

46

C16-18-Glucosamide

1

1 000

0,001

0,33

50

0,0066

0,05

R

Y

47

C8-10-Alkylpolyglycoside

28

1 000

0,028

5,7

100

0,057

0,05

R

Y

48

C8-12-Alkylpolyglycoside, vertakt

480

1 000

0,48

100

100

1

0,05

R

N

49

(C8-16 of C12-14)-Alkylpolyglycoside

5,3

1 000

0,0053

1

10

0,1

0,05

R

Y

50

Kokosvetzuurmonoethanolamide

9,5

1 000

0,0095

1

100

0,01

0,05

R

Y

51

Kokosvetzuurmonoethanolamide-(4-5 EO)

17

10 000

0,0017

 

 

0,0017

0,05

R

Y

52

Kokosvetzuurdiethanolamide

2

1 000

0,002

0,3

100

0,003

0,05

R

O

53

PEG-4-koolzaadamide

7

5 000

0,0014

 

 

0,0014

0,05

R

Y

 

Amfotere oppervlakteactieve stoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

60

C12-15-Alkyldimethylbetaïne

1,7

1 000

0,0017

0,1

100

0,001

0,05

R

O

61

C12-18-Alkylamidopropylbetaïne

1,8

1 000

0,0018

0,09

100

0,0009

0,05

R

Y

62

C12-18-Alkylamineoxide

0,3

1 000

0,0003

 

 

0,0003

0,05

R

Y

 

Kationische oppervlakteactieve stoffen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

70

Alkyltrimethylammoniumzouten

0,1

1 000

0,0001

0,046

100

0,00046

0,5

I

O

71

Alkylesterammoniumzouten

2,9

1 000

0,0029

1

10

0,1

0,05

R

Y

 

Conserveringsmiddelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

80

1,2-Benzisothiazool-3-on

0,15

1 000

0,00015

 

 

0,00015

0,5

I

N

81

Benzylalcohol

360

1 000

0,36

 

 

0,36

0,05

R

Y

82

5-Broom-5-nitro-1,3-dioxaan

0,4

5 000

0,00008

 

 

0,00008

1

P

O

83

2-Broom-2-nitropropaan-1,3-diol

0,78

1 000

0,00078

0,2

100

0,002

0,5

I

O

84

Chlooraceetamide

55,6

10 000

0,00556

 

 

0,00556

1

O

O

85

Diazolinidylureum

35

5 000

0,007

 

 

0,007

1

P

O

86

Formaldehyd

2

1 000

0,002

 

 

0,002

0,05

R

O

87

Glutaaraldehyd

0,31

1 000

0,00031

 

 

0,00031

0,05

R

O

88

Guanidine, hexamethyleen-, homopolymeer

0,18

1 000

0,00018

0,024

100

0,00024

1

P

O

89

CMI + MIT in 3:1-mengsel (4)

0,0067

1 000

0,0000067

0,0057

50

0,000114

0,5

I

O

90

2-Methyl-2H-isothiazool-3-on (MIT)

0,06

1 000

0,00006

 

 

0,00006

0,5

I

O

91

Methyldibroomglutaronitril

0,15

1 000

0,00015

 

 

0,00015

0,05

R

O

92

e-Ftaalimidoperoxyhexaanzuur

0,59

5 000

0,000118

 

 

0,000118

1

P

O

93

Methyl-, ethyl- en propylparaben

15,4

5 000

0,00308

 

 

0,00308

0,05

R

N

94

o-Fenylfenol

0,92

1 000

0,00092

 

 

0,00092

0,05

R

O

95

Natriumbenzoaat

128

1 000

0,128

 

 

0,128

0,05

R

Y

96

Natriumhydroxymethylglycinaat

36,5

5 000

0,0073

 

 

0,0073

1

O

O

97

Natriumnitriet

87

10 000

0,0087

 

 

0,0087

1

NVT

NVT

98

Triclosan

0,0014

1 000

0,0000014

 

 

0,0000014

0,5

I

O

 

Andere ingrediënten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

110

Silicium

250

1 000

0,25

 

 

0,25

1

P

N

111

Paraffine

1 000

10 000

0,1

 

 

0,1

1

P

O

112

Glycerol

4400

5 000

0,88

 

 

0,88

0,05

R

Y

113

Fosfaat, als STPP

1 000

1 000

1

 

 

1

0,15

NVT

NVT

114

Zeoliet (onoplosbaar, anorganisch)

1 000

1 000

1

175

50

3,5

1

NVT

NVT

115

Citraat en citroenzuur

825

1 000

0,825

80

50

1,6

0,05

R

Y

116

Polycarboxylaten

200

1 000

0,2

106

10

10,6

1

P

N

117

Nitrilotriacetaat (NTA)

494

1 000

0,494

64

50

1,28

0,5

I

O

118

EDTA

121

1 000

0,121

22

50

0,44

0,5

I

N

119

Fosfonaten

650

1 000

0,65

25

50

0,5

1

P

N

120

EDDS

320

1 000

0,32

32

50

0,64

0,05

R

N

121

Klei (onoplosbaar, anorganisch)

1 000

1 000

1

 

 

1

1

NVT

NVT

122

Carbonaten

250

1 000

0,25

 

 

0,25

0,15

NVT

NVT

123

Vetzuren, C≥ 14

3,7

5 000

0,00074

 

 

0,00074

0,05

R

Y

124

Silicaten

250

1 000

0,25

 

 

0,25

1

NVT

NVT

125

Polyasparaginezuur, Na-zout

410

1 000

0,41

 

 

0,41

0,05

R

N

126

Perboraten (als boor)

14

1 000

0,014

 

 

0,014

1

NVT

NVT

127

Percarbonaat (zie carbonaat)

250

1 000

0,25

 

 

0,25

0,15

NVT

NVT

128

Tetraacetylethyleendiamine (TAED)

250

1 000

0,25

500

100

5

0,05

R

O

129

C1-4-Alcoholen

1 000

1 000

1

 

 

1

0,05

R

Y

130

Mono-, di- en triethanolamine

90

1 000

0,09

0,78

100

0,0078

0,05

R

Y

131

Polyvinylpyrrolidon (PVP)

1 000

1 000

1

 

 

1

0,5

I

N

132

Carboxymethylcellulose (CMC)

250

5 000

0,05

 

 

0,05

0,5

I

N

133

Natrium- en magnesiumsulfaat

1 000

1 000

1

100

100

1

1

NVT

NVT

134

Calcium- en natriumchloride

1 000

1 000

1

100

100

1

1

NVT

NVT

135

Ureum

1 000

5 000

0,2

 

 

0,2

1

NVT

NVT

136

Siliciumdioxide, kwarts (onoplosbaar, anorganisch)

1 000

1 000

1

 

 

1

1

NVT

NVT

137

Polyethyleenglycol, MW>4000

1 000

10 000

0,1

 

 

0,1

1

P

N

138

Polyethyleenglycol, MW<4000

1 000

10 000

0,1

 

 

0,1

1

P

O

139

Cumeen-, xyleen- en tolueensulfonaten

66

10 000

0,0066

 

 

0,0066

0,5

I

N

140

Natrium-, magnesium- en kaliumhydroxide

30

1 000

0,03

 

 

0,03

0,05

NVT

NVT

141

Enzymen/eiwitten

25

5 000

0,005

 

 

0,005

0,05

R

Y

142

Geurstof, niet elders genoemd (2)

2

1 000

0,002

 

 

0,002

0,5

I

N

143

Pigment, niet elders genoemd (2)

10

1 000

0,01

 

 

0,01

1

P

N

144

Zetmeel

100

1 000

0,1

 

 

0,1

0,05

R

Y

145

Anionisch polyester

655

1 000

0,655

 

 

0,655

1

P

N

146

PVNO/PVPI

530

1 000

0,53

 

 

0,53

1

P

N

147

Zinkftalocyaninesulfonaat

0,2

1 000

0,0002

0,16

100

0,0016

1

P

N

148

Iminodisuccinaat

81

1 000

0,081

17

100

0,17

0,05

R

N

149

FWA 1

11

1 000

0,011

10

100

0,1

1

P

N

150

FWA 5

10

1 000

0,01

1

10

0,1

1

P

N

151

1-Decanol

2,3

5 000

0,00046

 

 

0,00046

0,05

R

O

152

Methyllauraat

1 360

10 000

0,136

 

 

0,136

0,05

R

O

153

Mierenzuur (Ca-zout)

100

1 000

0,1

 

 

0,1

0,05

R

Y

154

Adipinezuur

31

1 000

0,031

 

 

0,031

0,05

R

O

155

Maleïnezuur

106

1 000

0,106

 

 

0,106

0,05

R

Y

156

Appelzuur

106

1 000

0,106

 

 

0,106

0,05

R

O

157

Wijnsteenzuur

200

10 000

0,02

 

 

0,02

0,05

R

O

158

Fosforzuur

138

1 000

0,138

 

 

0,138

0,15

NVT

NVT

159

Oxaalzuur

128

5 000

0,0256

 

 

0,0256

0,05

R

O

160

Azijnzuur

30

1 000

0,03

 

 

0,03

0,05

R

Y

161

Melkzuur

130

1 000

0,13

 

 

0,13

0,05

R

Y

162

Sulfaminezuur

75

1 000

0,075

 

 

0,075

1

NVT

NVT

163

Salicylzuur

46

1 000

0,046

 

 

0,046

0,15

R

O

164

Glycolzuur

141

5 000

0,0282

 

 

0,0282

0,05

R

O

165

Glutaarzuur

208

5 000

0,0416

 

 

0,0416

0,05

R

O

166

Malonzuur

95

5 000

0,019

 

 

0,019

0,05

R

O

167

Ethyleenglycol

6 500

1 000

6,5

 

 

6,5

0,05

R

Y

168

Ethyleenglycolmonobutylether

747

5 000

0,1494

 

 

0,1494

0,05

R

O

169

Diethyleenglycol

4 400

10 000

0,44

 

 

0,44

0,15

I

Y

170

Diethyleenglycolmonomethylether

500

1 000

0,5

 

 

0,5

0,5

I

O

171

Diethyleenglycolmonoethylether

3 940

5 000

0,788

 

 

0,788

0,05

R

O

172

Diethyleenglycolmonobutylether

1 254

1 000

1,254

 

 

1,254

0,05

R

O

173

Diethyleenglycoldimethylether

2 000

10 000

0,2

 

 

0,2

0,5

I

O

174

Propyleenglycol

32 000

1 000

32

 

 

32

0,15

R

Y

175

Propyleenglycolmonomethylether

12 700

5 000

2,54

 

 

2,54

0,05

R

O

176

Propyleenglycolmonobutylether

748

5 000

0,1496

 

 

0,1496

0,05

R

O

177

Dipropyleenglycol

1 625

10 000

0,1625

 

 

0,1625

0,05

R

O

178

Dipropyleenglycolmonomethylether

1 919

5 000

0,3838

 

 

0,3838

0,05

R

O

179

Dipropyleenglycolmonobutylether

841

5 000

0,1682

 

 

0,1682

0,05

R

O

180

Dipropyleenglycoldimethylether

1 000

5 000

0,2

 

 

0,2

0,5

I

O

181

Triethyleenglycol

4 400

1 000

4,4

 

 

4,4

0,5

I

O

182

Tallolie

1,8

1 000

0,0018

 

 

0,0018

0,5

I

O

183

Ethyleen-bis-stearamiden

140

5 000

0,028

 

 

0,028

0,5

I

O

184

Natriumgluconaat

10 000

10 000

1

 

 

1

0,05

R

O

185

Glycoldistearaat

100

5 000

0,02

 

 

0,02

0,5

I

O

186

Hydroxylethylcellulose

209

5 000

0,0418

 

 

0,0418

1

P

O

187

Hydroxypropylmethylcellulose

188

5 000

0,0376

 

 

0,0376

1

P

O

188

1-Methyl-2-pyrrolidon

500

1 000

0,5

 

 

0,5

0,05

R

O

189

Xanthaangom

490

1 000

0,49

 

 

0,49

0,05

R

O

190

Trimethylpentaandiolmonoisobutyraat

18

1 000

0,018

3,3

100

0,033

0,05

R

O

191

Benzotriazool

29

1 000

0,029

 

 

0,029

1

P

O

192

Piperidinolpropaantricarboxylaatzout

100

1 000

0,1

120

100

1,2

0,5

I

O

193

Diethylaminopropyl-DAS

120

1 000

0,12

120

100

1,2

1

P

O

194

Methylbenzamide-DAS

120

1 000

0,12

120

100

1,2

0,5

I

O

195

Pentaerytritol-tetrakisfenolpropionaat

38

1 000

0,038

 

 

0,038

1

P

O

196

Blokpolymeren

100

5 000

0,02

 

 

0,02

1

P

N

197

Denatoniumbenzoaat

13

5 000

0,0026

 

 

0,0026

1

O

O

198

Succinaat

374

10 000

0,0374

 

 

0,0374

0,05

R

O

199

Polyasparaginezuur

528

1 000

0,528

 

 

0,528

0,05

R

N

Onoplosbaar, anorganisch Anorganisch ingrediënt, zeer weinig of niet oplosbaar in water.

Deel B — Kritisch verdunningsvolume

Het kritische verdunningsvolume wordt berekend als:

 

KVV = 1000 × Σdosering(i) × DF(i)/TF(i)

 

Dosering(i) = dosering van ingrediënt i, in g/afwasbeurt of soms in g/100 g product,

 

DF(i) = afbraakfactor voor ingrediënt i,

 

TF(i)= toxiciteitsfactor voor ingrediënt i.

PROCEDURE TER BEPALING VAN DE PARAMETERWAARDEN VOOR INGREDIËNTEN DIE NIET IN DE DID-LIJST STAAN

In principe moeten voor alle ingrediënten in de DID-lijst de parameterwaarden in de lijst worden gebruikt. Voor geurstoffen en pigmenten wordt een uitzondering gemaakt en worden ook aanvullende testresultaten aanvaard (zie voetnoot in deel A).

Voor ingrediënten die niet in de DID-lijst staan, geldt de volgende procedure:

Aquatische toxiciteit

Voor de Europese milieukeur wordt KVV berekend op basis van de factoren voor chronische toxiciteit en chronische veiligheid. Als hiervoor geen testgegevens beschikbaar zijn, dienen de factoren voor de acute toxiciteit en veiligheid te worden gebruikt.

Factor voor de chronische toxiciteit (TFchronisch)

Bereken de mediaan binnen elk trofisch niveau (vis, schaaldieren of wieren) met gevalideerde testresultaten voor de chronische toxiciteit. Als er binnen een trofisch niveau voor een soort meerdere testgegevens zijn, wordt eerst de mediaan voor die soort berekend, die dan voor de berekening van de mediaan voor het trofische niveau wordt gebruikt.

TFchronisch is de laagste mediaan voor de berekende trofische niveaus.

TFchronisch dient te worden gebruikt bij de berekening van het kritische verdunningsvolume.

Factor voor de acute toxiciteit (TFacuut)

Bereken de mediaan binnen elk trofisch niveau (vis, schaaldieren en wieren) met gevalideerde testresultaten voor de acute toxiciteit. Als er binnen een trofisch niveau voor een soort meerdere testgegevens zijn, wordt eerst de mediaan voor die soort berekend, die dan voor de berekening van de mediaan voor het trofische niveau wordt gebruikt.

TFacuut is de laagste mediaan voor de trofische niveaus.

TFacuut dient te worden gebruikt bij de berekening van het kritische verdunningsvolume.

Veiligheidsfactor

De veiligheidsfactor (SF) hangt af van het aantal geteste trofische niveaus en van de beschikbaarheid van chronische testresultaten. SF wordt als volgt bepaald:

Gegevens

Veiligheidsfactor (SF)

Toxiciteitsfactor (TF)

Eén kortetermijn-L(E)C50

10 000

toxiciteit/10 000

Twee kortetermijn-L(E)C50's voor soorten van twee trofische niveaus (vissen en/of schaaldieren en/of wieren)

5 000

toxiciteit/5 000

Ten minste één kortetermijn-L(E)C50 voor elk van de drie trofische niveaus van het basispakket

1 000

toxiciteit/1 000

Eén langetermijn-NOEC (vis of schaaldieren)

100

toxiciteit/100

Twee langetermijn-NOEC's voor soorten van twee trofische niveaus (vissen en/of schaaldieren en/of wieren)

50

toxiciteit/50

Langetermijn-NOEC voor ten minste drie soorten (doorgaans vis, schaaldieren en wieren) van drie trofische niveaus

10

toxiciteit/10

Het basispakket voor tests op de toxiciteit van stoffen voor waterorganismen bestaat uit acute tests op vissen, dafnia's en wieren.

Afbraakfactor

De afbraakfactor is als volgt gedefinieerd:

Tabel 1 - Afbraakfactor (DF)

 

DF

Gemakkelijk biologisch afbreekbaar (5)

0,05

Gemakkelijk biologisch afbreekbaar (6)

0,15

Inherent biologisch afbreekbaar

0,5

Persistent

1

Anaërobe biologische afbreekbaarheid

Het ingrediënt moet in een van de volgende klassen worden ingedeeld:

Klasse

Label

Niet anaëroob biologisch afbreekbaar (getest en niet biologisch afbreekbaar bevonden)

N

Anaëroob biologisch afbreekbaar (getest en biologisch afbreekbaar bevonden of niet getest maar aangetoond via analogie enz.)

Y

Niet getest op anaërobe biologische afbreekbaarheid

O

Aërobe biologische afbreekbaarheid

Het ingrediënt moet in een van de volgende klassen worden ingedeeld:

Klasse

Label

Gemakkelijk biologisch afbreekbaar

R

Inherent biologisch afbreekbaar, maar niet gemakkelijk biologisch afbreekbaar

I

Persistent

P

Niet getest op aërobe biologische afbreekbaarheid

O

Onoplosbare anorganische ingrediënten

Als een anorganisch ingrediënt zeer weinig of niet oplosbaar is in water, moet dat in het ingediende dossier worden vermeld.


(1)  Deze kolommen zijn leeg als geen aanvaardbare gegevens over de chronische toxiciteit zijn gevonden. TFchronisch wordt dan gedefinieerd als gelijk aan TFacuut.

(2)  In principe moeten aanvragers de gegevens in de lijst gebruiken. Geurstoffen en pigmenten zijn uitzonderingen. Als de aanvrager toxiciteitsgegevens indient, worden die gebruikt om de TF te berekenen en de afbreekbaarheid te bepalen. Anders worden de waarden in de lijst gebruikt.

(3)  

(#)

Wegens een gebrek aan toxiciteitsgegevens is TF berekend als het gemiddelde van de waarden voor C12-14-alkylsulfaat (AS) en C16-18-alkylsulfaat (AS).

(4)  

(§)

5-Chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on en 2-methyl-4-isothiazoline-3-on in 3: 1-mengsel.

(5)  Alle oppervlakteactieve stoffen of andere ingrediënten die bestaan uit een reeks homologe verbindingen en voldoen aan het eindafbraakcriterium van de test worden in deze klasse opgenomen, ongeacht of ze aan het tiendagenvenstercriterium voldoen.

(6)  Niet voldaan aan het tiendagenvenstercriterium.

De DF voor anorganische ingrediënten wordt bepaald volgens de waargenomen afbraaksnelheid: DF is 0,05 bij afbraak binnen vijf dagen, 0,15 bij afbraak binnen 15 dagen en 0,5 bij afbraak binnen 50 dagen.


Aanhangsel II

Documentatie van anaërobe biologische afbreekbaarheid

Voor ingrediënten die niet in de DID-lijst staan, kan de anaërobe biologische afbreekbaarheid als volgt worden gedocumenteerd.

Redelijke extrapolatie. Extrapoleer de testresultaten voor de ultieme anaërobe afbreekbaarheid voor één oppervlakteactieve stof naar structureel verwante stoffen. Als in de DID-lijst (aanhangsel I) staat dat een oppervlakteactieve stof of groep homologe stoffen anaëroob biologisch afbreekbaar is, mag ervan worden uitgegaan dat soortgelijke oppervlakteactieve stoffen dat ook zijn (bijvoorbeeld: daar C12-15-alkyl-(1-3 EO)-sulfaat, DID-nr. 8, anaëroob biologisch afbreekbaar is, mag ervan worden uitgegaan dat C12-15-alkyl-(6 EO)-sulfaat dat ook is). Als met een geschikte test is aangetoond dat een oppervlakteactieve stof anaëroob biologisch afbreekbaar is, mag ervan worden uitgegaan dat soortgelijke oppervlakteactieve stoffen dat ook zijn (zo mogen literatuurgegevens waaruit blijkt dat oppervlakteactieve alkylesterammoniumzouten anaëroob biologisch afbreekbaar zijn, worden gebruikt om te staven dat ook andere quaternaire ammoniumzouten met esterbindingen in de alkylketens dat zijn).

Screeningtest op anaërobe afbreekbaarheid. Als nieuwe tests nodig zijn, wordt een screeningtest uitgevoerd overeenkomstig OESO 311, ISO 11734, Ecetoc nr. 28 (juni 1988) of een equivalente methode.

Afbraaktest bij lage dosering. Als nieuwe tests nodig zijn of als er bij de screeningtest problemen optreden (zoals remming wegens toxiciteit van de teststof), wordt de test herhaald bij een lage dosering van de oppervlakteactieve stof, waarbij de afbraak wordt gevolgd met 14C-metingen of chemische analyses. Deze tests kunnen worden uitgevoerd volgens OESO 308 (24 april 2002) of een equivalente methode, waarbij de anaërobie strikt wordt gehandhaafd. De tests en de interpretatie van de testresultaten dienen door een onafhankelijke deskundige te worden uitgevoerd.


Aanhangsel III

Schema voor prestatietests

Prestatietests dienen om het reinigende vermogen en de capaciteit van het testproduct te vergelijken met die van een referentieproduct. Er zijn allerlei testprocedures mogelijk, mits de onderstaande eisen in acht worden genomen. In de test kan het afwassen met de hand of mechanisch worden uitgevoerd. In de test kan al dan niet het afwassen van servies (borden, schotels) worden opgenomen.

AANTAL TESTS

Het test- en het referentieproduct worden in vijf testronden met elkaar vergeleken. Elke ronde bestaat dus uit twee subtests: een voor het test- en een voor het referentieproduct. Naast deze tien subtests wordt ten minste één test uitgevoerd zonder handafwasmiddel (watertest). Hieruit moet blijken dat het testproduct beter reinigt dan zuiver water.

WATER

In alle subtests wordt hetzelfde volume water gebruikt. Dit wordt bepaald in liter, tot op een deciliter nauwkeurig.

De hardheid van het water, uitgedrukt in OdH, en de verhouding calcium-magnesium moeten bekend zijn.

De watertemperatuur moet in alle subtests gelijk zijn. Zij wordt bij aanvang gemeten en in de hele test constant gehouden. Wel mag zij tijdens de test dalen als voor alle subtests dezelfde daling gedocumenteerd wordt.

TEST- EN REFERENTIEPRODUCT

Het referentieproduct kan een veelgebruikt merkproduct of een merkloze formulering zijn.

Als een veelgebruikt merkproduct wordt gebruikt, dient dit een van de drie of vier meest verkochte producten te zijn in een regio waar het product met de milieukeur in de handel komt. Het referentieproduct moet door de bevoegde instantie worden goedgekeurd en de handelsnaam dient openbaar te zijn.

Als een merkloos referentieproduct wordt gebruikt, moet dit een samenstelling hebben die representatief is voor de in de handel verkrijgbare producten. Het moet door de bevoegde instantie worden goedgekeurd en de exacte formulering dient gratis verkrijgbaar te zijn.

Bij alle tests wordt de aanbevolen hoeveelheid test- en referentieproduct gebruikt, aangepast aan het gebruikte volume water en tot op een tiende gram nauwkeurig gewogen. Als voor het referentieproduct geen aanbevolen dosering is opgegeven, moet dezelfde dosering als voor het testproduct worden gebruikt.

Als een doseringsinterval is opgegeven, wordt de laagste aanbevolen dosering gebruikt.

Het product moet volledig in het water worden opgelost.

VUIL

Er dient ten minste één soort voornamelijk uit vers dierlijk en plantaardig vet bestaand vuil te worden gebruikt.

Bij alle subtests moet hetzelfde vuil worden gebruikt.

De oorsprong of chemische samenstelling ervan (olijfolie, rundvet enz.) moet nauwkeurig worden beschreven.

Het vuil dient homogeen te zijn en een gelijkmatige consistentie te hebben.

Al het vuil voor de hele test moet in één keer worden bereid.

Bij alle subtests wordt dezelfde hoeveelheid vuil, tot op een tiende gram nauwkeurig gewogen, op de afwas aangebracht of aan het afwaswater toegevoegd.

TESTPROCEDURE

De testpersonen mogen niet weten welk product het test- en welk het referentieproduct is.

De elementen en stappen van elke subtest worden vooraf bepaald en zijn voor alle subtests gelijk.

De temperatuur en vochtigheid in de ruimte worden gemeten en in alle subtests constant gehouden.

Vooraf wordt een vaste procedure voor het aanbrengen van het vuil vastgesteld die voldoende tijd laat voor het drogen.

Vooraf wordt een vaste procedure voor met de hand afwassen of machinale vuilverwijdering vastgesteld.

Er moeten ten minste vijf subtests worden uitgevoerd met zowel het test- als het referentieproduct en ten minste één test met water zonder afwasmiddel.

BEOORDELING VAN DE CAPACITEIT

De testresultaten moeten een maat voor de capaciteit opleveren. Deze wordt uitgedrukt in gram verwijderd vuil per 5 l water voordat een vooraf bepaald verzadigingspunt is bereikt. Het verzadigingspunt kan bijvoorbeeld worden bepaald als het moment waarop geen reiniging meer wordt waargenomen, vuil aan het wateroppervlak gaat drijven, het schuim het water niet meer helemaal bedekt of er geen schuim meer te zien is.

BEOORDELING VAN DE PROPERHEID

De testresultaten moeten een maat voor de properheid opleveren. Deze kan visueel, optisch of met een andere methode worden gemeten. De meetmethode en de eventuele waarderingscodes moeten vooraf worden vastgesteld.

VERGELIJKING

Een testronde is positief als de capaciteit en de properheid voor het testproduct ten minste even goed zijn als die voor het referentieproduct.

Het testproduct wordt geacht te voldoen aan de prestatie-eisen als ten minste 80 % van de testronden positief zijn. De aanvrager mag ook statistisch aantonen (eenzijdig betrouwbaarheidsinterval van 95 %) dat het testproduct in ten minste 80 % van de testronden ten minste even goed is als het referentieproduct.

Ook moet worden aangetoond dat het testproduct een schonere afwas oplevert dan zuiver water.

DOCUMENTATIE

Van alle tests wordt een verslag opgesteld dat de volgende punten omvat:

beschrijving van de wijze waarop de identiteit van het test- en het referentieproduct voor de testpersonen verborgen is gehouden;

specificatie van de temperatuur en de vochtigheid in de testruimte en beschrijving van de manier waarop deze factoren tijdens alle subtests constant zijn gehouden;

beschrijving van de samenstelling van het vuil en van de procedure om het homogeen en gelijkmatig consistent te houden;

specificatie van de hardheid van het water, de manier waarop deze werd bereikt, en de verhouding calcium-magnesium;

specificatie van de voor de subtests gebruikte hoeveelheid water en van de manier waarop het op de juiste temperatuur werd gehouden;

specificatie van het gewicht van het handafwasmiddel in elke subtest en beschrijving van de procedure om het in het water op te lossen;

beschrijving van de procedure om het vuil op de afwas aan te brengen of aan het afwaswater toe te voegen;

opgave van het gewicht van het vuil in elke subtest;

beschrijving van de andere elementen en stappen in elke subtest;

beschrijving van de methode waarmee de capaciteit en de properheid zijn gemeten;

ruwe gegevens voor de capaciteit en de properheid voor alle testronden;

eindresultaten, ook voor de watertest zonder afwasmiddel, met eventueel een statistische analyse van de gegevens.

Beschikbare tests

De IKW-test „Recommendation for the Quality Assessment of the Cleaning Performance of Hand Dishwashing Detergents” (Nitsch, C. & G. Hüttmann, SÖFW-Journal, 128, Jahrgang 5, 2002) en de Chelab-test „Washing up liquid detergents: Assessment of comparative soil removal performance” (interne Chelab-methode 0357) voldoen aan de eisen mits ook de properheid wordt getest.

De test van de Deense dienst voor consumenteninformatie „Undersøgelse af håndopvaskemidler med FI smuds” (Forbrugerstyrelsen, 2003) voldoet aan de eisen mits ook de capaciteit wordt getest.

De test van CTTN-IREN „Washing efficiency and foaming power with soils/Dish Washing Test” (CTTN-IREN, BP41, 69131 Ecully, Frankrijk) voldoet aan de eisen mits het in dit kader voorgeschreven aantal tests wordt uitgevoerd.


Top