EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0797

Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

PB L 125 van 28.4.2004, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007; opgeheven door 32007R1234

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/797/oj

32004R0797

Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

Publicatieblad Nr. L 125 van 28/04/2004 blz. 0001 - 0003


Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad

van 26 april 2004

betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de situatie van de communautaire bijenteelt in 1994 heeft de Raad geconcludeerd dat een kaderverordening over de bijenteelt moest worden voorgesteld.

(2) De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 1221/97(3) algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing vastgesteld.

(3) De Commissie heeft in februari 2001 en in januari 2004 aan de Raad en het Europees Parlement verslagen voorgelegd over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1221/97. Uit de conclusies van deze verslagen blijkt dat de maatregelen van Verordening (EG) nr. 1221/97 moeten worden aangepast aan de huidige situatie in de communautaire bijenteelt. Het is dan ook noodzakelijk de bovengenoemde verordening in te trekken en te vervangen.

(4) De bijenteelt is een tak van de landbouw die voornamelijk gericht is op economische activiteiten en plattelandsontwikkeling, op de productie van honing en andere producten van de bijenteelt en op het leveren van een bijdrage aan het ecologisch evenwicht.

(5) De bijenteelt wordt gekenmerkt door grote verschillen in productieomstandigheden en opbrengsten en door de versnippering en de heterogeniteit van zowel de productie als de afzet.

(6) In het licht van de uitbreiding van de varroamijtziekte in verscheidene lidstaten in de afgelopen jaren en de problemen die deze ziekte met zich meebrengt voor de honingproductie, blijkt optreden op communautair niveau noodzakelijk, aangezien deze ziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en met toegelaten producten moet worden behandeld.

(7) Om de productie en de afzet van de producten van de bijenteelt in de Gemeenschap te verbeteren, moeten derhalve om de drie jaar nationale programma's worden opgesteld die maatregelen omvatten inzake technische bijstand, de bestrijding van de varroamijtziekte, de rationalisatie van de transhumance, het beheer van het herstel van het communautaire bijenbestand en de samenwerking in het kader van onderzoeksprogramma's inzake de bijenteelt en de producten daarvan.

(8) Om de statistische gegevens betreffende de bijenteeltsector te vervolledigen, is het dienstig dat de lidstaten een studie betreffende de structuur van de sector uitvoeren, waarin de productie, de afzet en de prijsvorming worden onderzocht.

(9) De uitgaven die door de lidstaten worden gedaan om te voldoen aan de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien, komen overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(4), voor rekening van de Gemeenschap.

(10) De regels betreffende de mededinging dienen te worden toegepast op de steunmaatregelen die de lidstaten vaststellen voor de bijenteeltsector. De financiële bijdrage van de lidstaten in het kader van maatregelen waarvoor krachtens deze verordening communautaire steun wordt verleend, alsmede de specifieke nationale steun ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden alsmede de steun in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, dienen evenwel te worden vrijgesteld van de toepassing van de regels inzake staatssteun, behalve wanneer het gaat om steun ten behoeve van de productie of de afzet; tevens dienen specifieke regels met betrekking tot deze vorm van staatssteun te worden vastgesteld.

(11) De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld voor de verbetering van de productie en de afzet van bijenteeltproducten.

De lidstaten kunnen te dien einde voor een periode van drie jaar een nationaal programma opstellen, hierna "bijenteeltprogramma" genoemd.

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "honing": het product dat overeenstemt met het bepaalde in bijlage I bij Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing(6).

b) "producten van de bijenteelt": de producten als omschreven in punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten(7).

3. De artikelen 87 tot en met 89 van het Verdrag zijn van toepassing op de steun die wordt toegekend in de sector honing en producten van de bijenteelt. De artikelen 87 en 88 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op:

a) de financiële bijdrage van de lidstaten in het kader van maatregelen waarvoor krachtens deze verordening communautaire steun wordt verleend;

b) de specifieke nationale steun ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden of de specifieke nationale steun die wordt verleend in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om steun ten behoeve van de productie of de afzet.

De onder b) bedoelde steun moet door de lidstaten ter kennis van de Commissie worden gebracht, samen met het in artikel 5 bedoelde bijenteeltprogramma.

Artikel 2

De maatregelen die in de bijenteeltprogramma's kunnen worden opgenomen, hebben betrekking op:

a) technische bijstand voor bijenhouders en bijenhoudersgroeperingen,

b) bestrijding van de varroamijtziekte,

c) rationalisatie van de transhumance,

d) steunmaatregelen ten behoeve van de laboratoria waar de fysisch-chemische eigenschappen van de honing worden geanalyseerd,

e) steun voor het herstel van het communautaire bijenbestand,

f) samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van programma's inzake toegepast onderzoek op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt.

Maatregelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1257/1999(8) van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) worden gefinancierd, mogen niet in de bijenteeltprogramma's worden opgenomen.

Artikel 3

Om voor de in artikel 4, lid 2, vastgestelde medefinanciering in aanmerking te komen, moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de bijenteelt op hun grondgebied, waarin zowel de productie als de afzet wordt onderzocht. Deze studie wordt samen met het bijenteeltprogramma toegezonden.

Artikel 4

1. De op grond van deze verordening gedane uitgaven worden beschouwd als uitgaven in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999.

2. De Gemeenschap financiert de bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten.

3. De uitgaven voor de in het kader van de bijenteeltprogramma's uitgevoerde maatregelen moeten door de lidstaten uiterlijk op 15 oktober van elk jaar zijn gedaan.

Artikel 5

De bijenteeltprogramma's worden opgesteld in nauwe samenwerking met de representatieve beroepsorganisaties en de coöperaties van de bijenhouderijsector. Zij worden toegezonden aan de Commissie, die over hun goedkeuring beslist volgens de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2771/75. Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren(9).

Artikel 6

1. De Commissie wordt bijgestaan door het beheerscomité "vlees van pluimvee en eieren" ("het comité") dat is ingesteld bij artikel 16 van Verordening (EEG) nr. 2771/75(10).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van besluit 1996/68/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van dat besluit bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

De Commissie dient om de drie jaar een verslag over de toepassing van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 8

Verordening (EG) nr. 1221/97 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Walsh

(1) Advies uitgebracht op 22.4.2004 (nog niet verschenen in het PB).

(2) Advies uitgebracht op 1.4.2004 (nog niet verschenen in het PB).

(3) PB L 173 van 1.7.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2070/98 (PB L 265 van 30.9.1998, blz. 1).

(4) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6) PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

(7) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 813/2003 (PB L 117 van 13.5.2003, blz. 22).

(8) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 583/2004 van de Raad van 22 maart 2004 (PB L 91 van 30.3.2004, blz. 1).

(9) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(10) Advies uitgebracht op 22.4.2004 (nog niet verschenen in het PB).

Top