Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0017

2003/17/EG: Beschikking van de Raad van 16 december 2002 betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad (Voor de EER relevante tekst)

PB L 8 van 14.1.2003, p. 10–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 23/06/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/17(1)/oj

32003D0017

2003/17/EG: Beschikking van de Raad van 16 december 2002 betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 008 van 14/01/2003 blz. 0010 - 0017


Beschikking van de Raad

van 16 december 2002

betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/17/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen(1), en met name op artikel 16, lid 1,

Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen(2), en met name op artikel 16, lid 1,

Gelet op Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad(3), en met name op artikel 23, lid 1,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen(4), en met name op artikel 20, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de voorschriften betreffende de officiële controle van zaaizaad in Argentinië, Australië, Bulgarije, Canada, Chili, Tsjechië, Estland, Kroatië, Hongarije, Israël, Letland, Marokko, Nieuw-Zeeland, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Turkije, de Verenigde Staten van Amerika, Uruguay, Joegoslavië en Zuid-Afrika is in een officiële veldkeuring tijdens de teelt van het zaaizaad voorzien.

(2) In principe wordt in die voorschriften bepaald dat zaad officieel mag worden gecertificeerd en zaadverpakkingen officieel mogen worden gesloten overeenkomstig de OESO-programma's voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer. Die voorschriften voorzien voorts in het bemonsteren en onderzoeken van zaad volgens de methoden van de "International Seed Testing Association" (ISTA) of, in voorkomend geval, overeenkomstig de voorschriften van de "Association of Official Seed Analysts" (AOSA).

(3) Uit onderzoek van die voorschriften en van de wijze waarop ze worden toegepast in die derde landen, is gebleken dat de veldkeuring van gewassen voor de teelt van zaaizaad voldoet aan de voorwaarden van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG. De nationale bepalingen waaraan het in deze landen geoogste en gecontroleerde zaad wordt onderworpen, bieden ten aanzien van de eigenschappen van het zaad en van de regelingen voor het onderzoek van het zaad, het waarborgen van de rasechtheid, de merking en de controle, dezelfde garanties als de bepalingen die gelden voor in de Gemeenschap geoogst en gecontroleerd zaad, voorzover daarnaast ook wordt voldaan aan andere voorwaarden betreffende gewassen voor de teelt van zaaizaad en betreffende voortgebracht zaad, met name inzake de op de verpakkingen te vermelden gegevens.

(4) In Beschikking 95/514/EG van de Raad van 29 november 1995 betreffende de gelijkstelling van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkstelling van in derde landen voortgebracht zaaizaad(5) is voor een beperkte periode bepaald dat in derde landen verrichte veldkeuringen voor bepaalde soorten gewassen die voor de productie van zaaizaad worden gebruikt, gelijkwaardig zijn aan overeenkomstig communautaire regelgeving uitgevoerde veldkeuringen en dat in die landen voortgebracht zaad wordt beschouwd als gelijkwaardig aan overeenkomstig communautaire regelgeving voortgebracht zaad.

(5) Aangezien Beschikking 95/514/EG na 31 december 2002 niet meer van toepassing is, moet een nieuwe beschikking worden vastgesteld en moet de werkingssfeer ervan worden uitgebreid, met name tot Estland, Letland en Joegoslavië.

(6) Het lijkt wenselijk de geldigheidsduur van de bij deze beschikking erkende gelijkwaardigheid te beperken tot vijf jaar.

(7) Het is passend in deze beschikking specifieke regels op te nemen - overeenkomend met de regels voorzien in Beschikking 86/110/EEG(6), welke niet meer van toepassing is - betreffende het opnieuw etiketteren en het opnieuw sluiten van verpakkingen in de Gemeenschap.

(8) In de huidige wetgeving is reeds voorzien in de verplichting om met betrekking tot zaad dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, waaronder nog niet definitief gecertificeerd zaad, aan te duiden of het zaad chemisch behandeld is dan wel het ras genetisch gemodificeerd is. Het is passend om gedetailleerde regels te bepalen voor de nauwkeurige aanduiding op etiketten van gecertificeerd zaad dat in het kader van deze beschikking wordt ingevoerd. Het is passend dat deze regels een weerspiegeling vormen van de regels van Beschikking 95/514/EG. Voor de toekomst zou het een goede zaak zijn dat de bijlagen van de onderhavige beschikking worden bijgewerkt, opdat ingevoerd zaad onderworpen blijft aan vereisten die gelijkwaardig zijn met eventuele nieuwe regels die van kracht worden, inzonderheid voor nog niet definitief gecertificeerd zaad.

(9) Bepaalde wijzigingen in de bijlagen bij deze beschikking moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad die in de in bijlage I genoemde derde landen voor de aldaar vermelde soortengroep of soorten worden verricht, met uitzondering van zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, worden beschouwd als gelijkwaardig aan overeenkomstig de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG verrichte veldkeuringen, op voorwaarde dat zij:

a) officieel worden verricht door de in bijlage I vermelde autoriteiten of onder officieel toezicht van deze autoriteiten,

b) voldoen aan de in punt A van bijlage II vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Mits aan de in punt B van bijlage II vastgestelde voorwaarden is voldaan, wordt zaaizaad van de in bijlage I vermelde soorten dat in de in die bijlage genoemde landen is voortgebracht en door de aldaar vermelde autoriteiten is gecertificeerd, met uitzondering van zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, beschouwd als gelijkwaardig aan zaad dat voldoet aan de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG.

Artikel 3

1. Wanneer gelijkwaardig zaaizaad in de Gemeenschap opnieuw wordt geëtiketteerd en verpakt ("re-labelling" en "re-fastening") als bedoeld in de OESO-programma's voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer, zijn de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG vastgestelde voorschriften betreffende het opnieuw sluiten van verpakkingen met in de Gemeenschap voortgebracht zaaizaad van overeenkomstige toepassing.

De eerste alinea geldt onverminderd de voor dergelijke handelingen geldende OESO-voorschriften.

2. Wanneer het opnieuw etiketteren en verpakken in de Gemeenschap van gelijkwaardig zaaizaad noodzakelijk is, mogen EG-etiketten alleen worden gebruikt:

a) indien in de lidstaten voortgebrachte zaden en in derde landen voortgebrachte zaden van hetzelfde ras en dezelfde categorie worden gemengd om de kiemcapaciteit te verbeteren, op voorwaarde dat

- het mengsel homogeen is, en

- elk land van voortbrenging op het etiket is vermeld; of

b) voor kleine EG-verpakkingen als bedoeld in Richtlijn 66/401/EEG of in Richtlijn 2002/54/EG.

Artikel 4

Wijzigingen in de bijlagen, uitgezonderd die welke betrekking hebben op kolom 1 van de tabel in bijlage I, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 5.

Artikel 5

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 6

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2002.

Voor de Raad

De voorzitster

M. Fischer Boel

(1) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 60).

(2) PB 125 van 11.7.1966, blz. 1309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG.

(3) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.

(4) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/68/EG (PB L 195 van 24.7.2002, blz. 32).

(5) PB L 296 van 9.12.1995, blz. 34. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/276/EG van de Commissie (PB L 96 van 13.4.2002, blz. 28).

(6) PB L 93 van 8.4.1986, blz. 23.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

Landen, autoriteiten en soorten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

A. Voorwaarden waaraan in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad moeten voldoen

1. De veldkeuringen moeten als volgt worden verricht overeenkomstig de nationale voorschriften voor de toepassing van de OESO-programma's voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer:

- voor suiker- en voederbieten, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 2002/54/EG bedoelde soort Beta vulgaris betreft;

- voor grassen en leguminosen, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 66/401/EEG bedoelde soorten betreft;

- voor cruciferen en andere oliehoudende planten en vezelgewassen, voorzover het zaaizaad van de in de Richtlijnen 66/401/EEG en 2002/57/EG bedoelde soorten betreft;

- zaaigranen, voorzover het andere in Richtlijn 66/402/EEG bedoelde soorten dan Zea mays en Sorghum spp. betreft;

- maïs en sorgho, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 66/402/EEG bedoelde soorten Zea mays en sorghum spp. betreft.

2. Niet definitief gecertificeerd zaaizaad moet worden verpakt in een officieel gesloten verpakking, voorzien van een speciaal etiket dat hiervoor door de OESO is voorgeschreven.

3. Niet definitief gecertificeerd zaaizaad moet, behalve van het door de OESO voorgeschreven certificaat, ook vergezeld gaan van een officieel certificaat met de volgende gegevens:

- referentienummer van het zaad dat is gebruikt om het veld in te zaaien, en naam van de lidstaat of het derde land dat het zaad heeft goedgekeurd,

- beteelde oppervlakte,

- hoeveelheid zaaizaad,

- de verklaring dat het gewas waarvan het zaad afkomstig is, voldeed aan de voorwaarden waaraan het moest voldoen.

B. Voorwaarden waaraan in derde landen voortgebracht zaaizaad moet voldoen

1. Zaaizaad wordt officieel gecertificeerd en de verpakkingen ervan worden officieel gesloten en gemerkt overeenkomstig de nationale voorschriften voor de toepassing van de OESO-programma's voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer; de partijen zaaizaad gaan vergezeld van op grond van die OESO-programma's vereiste certificaten:

- suiker- en voederbieten, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 2002/54/EG bedoelde soort Beta vulgaris betreft;

- grassen en leguminosen, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 66/401/EEG bedoelde soorten betreft;

- cruciferen en andere oliehoudende planten of vezelgewassen, voorzover het zaaizaad van de in de Richtlijnen 66/401/EEG en 2002/57/EG bedoelde soorten betreft;

- zaaigranen, voorzover het andere in Richtlijn 66/402/EEG bedoelde soorten dan Zea mays en Sorghum spp. betreft;

- maïs en sorgho, voorzover het zaaizaad van de in Richtlijn 66/402/EEG bedoelde soorten Zea mays en sorghum spp. betreft.

Daarnaast moet het zaad voldoen aan de andere voorwaarden van de communautaire regelgeving dan die welke betrekking hebben op rasechtheid en raszuiverheid.

2. Het zaaizaad moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

2.1. De voorwaarden waaraan het zaad moet voldoen op grond van het bepaalde in punt 1, tweede alinea, zijn vastgesteld in de onderstaande richtlijnen:

- Richtlijn 66/401/EEG, bijlage II,

- Richtlijn 66/402/EEG, bijlage II,

- Richtlijn 2002/54/EG, bijlage I, deel B,

- Richtlijn 2002/57/EG, bijlage II.

2.2. Met het oog op het onderzoek om na te gaan of aan de bovenbedoelde voorwaarden is voldaan, moeten overeenkomstig de ISTA-voorschriften officieel monsters worden genomen waarvan het gewicht in overeenstemming is met het voor de betrokken methoden vastgestelde gewicht, rekening houdend met het gewicht dat is vastgesteld in:

- Richtlijn 66/401/EEG, bijlage III, kolommen 3 en 4,

- Richtlijn 66/402/EEG, bijlage III, kolommen 3 en 4,

- Richtlijn 2002/54/EG, bijlage II, tweede regel,

- Richtlijn 2002/57/EG, bijlage III, kolommen 3 en 4.

2.3. Het onderzoek moet officieel worden uitgevoerd overeenkomstig de ISTA-voorschriften.

2.4. In afwijking van de punten 2.2 en 2.3 mogen de bemonstering en het onderzoek van zaaizaad worden uitgevoerd overeenkomstig de "Derogatory experiment on seed sampling and seed analysis" vastgesteld in bijlage V, deel A, bij de op 28 september 2000 door de OESO-Raad goedgekeurde beschikking inzake de OESO-programma's voor de certificering van rassen van zaaizaad in het internationale handelsverkeer.

3. Verpakkingen met zaad moeten wat de aanduiding van gegevens betreft aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:

3.1. Te vermelden officiële gegevens:

- de vermelding dat het zaad voldoet aan de andere voorwaarden van de communautaire regelgeving dan die welke betrekking hebben of rasechtheid en raszuiverheid: "EG-voorschriften en -normen",

- de vermelding dat het zaad is bemonsterd en onderzocht overeenkomstig internationaal gangbare methoden, luidende als volgt: "Door... (naam of initialen van het door de ISTA erkende proefstation voor zaadcontrole) bemonsterd en onderzocht overeenkomstig de ISTA-voorschriften voor het oranje of groene certificaat.",

- de datum van officiële sluiting,

- indien partijen zaad "relabelled and refastened" zijn (opnieuw van etiketten voorzien en opnieuw verpakt) als bedoeld in de OESO-programma's, de vermelding dat dit is gebeurd, met opgave van de meest recente datum van nieuwe sluiting en van de daarvoor verantwoordelijke autoriteiten,

- het land van productie,

- het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, voor bietenzaad, het opgegeven aantal kluwens, en

- wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en ook, bij benadering, de verhouding tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totale gewicht.

Deze gegevens mogen worden verstrekt op het OESO-etiket of op een officieel extra etiket met daarop de naam van de dienst en van het land. Eventuele etiketten van de leverancier moeten zodanig zijn opgesteld dat zij niet kunnen worden verward met het bijkomende officiële etiket.

3.2. Voor zaaizaad van een ras dat genetisch gemodificeerd is, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat op de partij is aangebracht of dat deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is, en moeten alle andere gegevens worden vermeld als dit in het kader van de overeenkomstig communautaire wetgeving toegepaste machtigingsprocedure vereist is.

3.3. Binnenin de verpakking dient zich een officieel certificaat te bevinden waarop ten minste het referentienummer van de partij, de soort en het ras zijn vermeld; voor bietenzaad moet, indien nodig, ook worden aangegeven of het eenkiemig zaad dan wel precisiezaad betreft.

Dit certificaat is niet vereist wanneer de minimaal te vermelden gegevens onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht, het etiket op de verpakking wordt geplakt of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.

3.4. Eventuele chemische behandelingen van het zaad en de daarbij gebruikte actieve stof moeten worden vermeld op het officiële etiket of op een speciaal etiket, alsmede op of in de verpakking.

3.5. Alle op het officiële etiket, het officiële certificaat en de verpakking te vermelden gegevens moeten in ten minste één van de officiële talen van de Gemeenschap worden gesteld.

4. Partijen zaad moeten vergezeld gaan van een oranje of groen ISTA-certificaat met de gegevens over de in punt 2 bedoelde voorwaarden.

5. Voor wat betreft basiszaad van rassen waarvan de instandhouding uitsluitend in de Gemeenschap plaatsvindt, moet het zaad van de voorgaande generaties in de Gemeenschap zijn voortgebracht.

Voor wat betreft basiszaad van andere rassen, dient het zaad van de voorgaande generaties, onder de verantwoordelijkheid van de voor de instandhouding verantwoordelijke personen als bedoeld in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen te zijn voortgebracht in de Gemeenschap of in een derde land waarvoor krachtens Beschikking 97/788/EG(1) gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte controles op de instandhouding geldt.

6. Voor gecertificeerd zaad van om het even welke generatie geldt dat het zaad van de vorige generaties moet zijn voortgebracht en officieel moet zijn gecontroleerd en gecertificeerd:

- hetzij in de Gemeenschap,

- hetzij in een derde land waaraan ingevolge deze beschikking gelijkwaardigheid is verleend voor de productie van basiszaad van de betrokken soort, voorzover het is voortgebracht uit zaad dat overeenkomstig punt 5 is voortgebracht.

7. Wat Canada en de Verenigde Staten van Amerika betreft, mogen in afwijking van

- de punten 2.2 en 2.3,

- punt 3.1, tweede streepje, en

- punt 4,

de bemonstering, het onderzoek en de afgifte van certificaten inzake zaadonderzoek worden verricht door officieel voor zaadtests erkende laboratoria overeenkomstig de regels van de AOSA. In dit geval:

- luidt de in punt 3.1 bedoelde vermelding als volgt: "Bemonsterd en onderzocht overeenkomstig de AOSA-regels door... (naam of initialen van het officiële voor zaadtests erkende laboratorium).", en

- worden de op grond van punt 4 vereiste certificaten afgegeven door het officiële voor zaadtests erkende laboratorium onder de bevoegdheid van de in bijlage I bij deze beschikking vermelde autoriteiten.

(1) PB L 322 van 25.11.1997, blz. 39. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/580/EG (PB L 184 van 13.7.2002, blz. 26).

Top