This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002D0835
2002/835/EC: Council decision of 30 September 2002 adopting a specific programme for research, technological development and demonstration: "structuring the European Research Area" (2002–2006)
2002/835/EG: Beschikking van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: "Structurering van de Europese onderzoekruimte" (2002-2006)
2002/835/EG: Beschikking van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: "Structurering van de Europese onderzoekruimte" (2002-2006)
PB L 294 van 29.10.2002, p. 44–59
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006
2002/835/EG: Beschikking van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: "Structurering van de Europese onderzoekruimte" (2002-2006)
Publicatieblad Nr. L 294 van 29/10/2002 blz. 0044 - 0059
Beschikking van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: "Structurering van de Europese onderzoekruimte" (2002-2006) (2002/835/EG) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 166, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Parlement(2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) Overeenkomstig artikel 166, lid 3, van het Verdrag, moet Besluit nr. 1513/2002/EG(4) van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde meerjarenkaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte en van innovatie (2002-2006) ("het kaderprogramma"), worden uitgevoerd door specifieke programma's waarin de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld. (2) Het kaderprogramma is opgebouwd uit drie hoofdgroepen van activiteiten, "Bundeling en integratie van het communautaire onderzoek", "Structureren van de Europese onderzoekruimte" en "Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte", waarvan de tweede moet worden uitgevoerd door dit specifiek programma. (3) De regels voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten, en voor de verspreiding van de onderzoeksresultaten voor het kaderprogramma ("regels voor deelneming en verspreiding"), zijn op dit specifieke programma van toepassing. (4) Overeenkomstig artikel 170 van het Verdrag staat dit programma open voor deelname van landen die daartoe de noodzakelijke overeenkomsten hebben gesloten, terwijl het op projectniveau en op basis van wederzijds voordeel tevens openstaat voor deelname van entiteiten uit derde landen en internationale organisaties voor wetenschappelijke samenwerking. (5) Bij de uitvoering van dit programma moet de nadruk worden gelegd op de behoeften van het MKB en moet de deelname van het MKB worden aangemoedigd. (6) De onderzoeksactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van ethische grondbeginselen, onder meer die welke aan bod komen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. (7) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap", de Resolutie van de Raad van 20 mei 1999 betreffende vrouwen en wetenschap(5) en de Resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2000 over dit thema, is een actieplan in uitvoering dat gericht is op versterking en bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek en zijn verdere verbeterde maatregelen noodzakelijk. (8) Deelname aan de activiteiten van dit programma wordt aangemoedigd door publicatie van de noodzakelijke informatie over inhoud, voorwaarden en procedures, die tijdig en op adequate wijze beschikbaar moet worden gemaakt voor potentiële deelnemers, met inbegrip van deelnemers uit de geassocieerde kandidaat-lidstaten en andere geassocieerde landen. Er worden specifieke activiteiten ondernomen ter ondersteuning van de deelname van wetenschappers en instellingen uit de ontwikkelingslanden, de mediterrane landen, met inbegrip van de landen op de westelijke Balkan, alsmede Rusland en de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS). (9) Dit programma zal worden uitgevoerd op flexibele, doelmatige en transparante wijze, rekening houdend met de relevante belangen, met name die van de wetenschappers, de industrie, de gebruikers en de beleidsmakers; de onderzoekactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten in voorkomend geval worden aangepast aan de behoeften van het Gemeenschapsbeleid en aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. (10) De deelname van de meest afgelegen regio's aan OTO-activiteiten van de Gemeenschap door geschikte mechanismes die aan hun bijzondere situatie zijn aangepast, dient te worden vergemakkelijkt. (11) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6). (12) De Commissie dient er te zijner tijd voor te zorgen dat in een geest van openheid ten aanzien van alle betrokken actoren op basis van omstandige gegevens betreffende de uitvoering een onafhankelijke beoordeling plaatsvindt van de uitgevoerde activiteiten op de onder dit programma vallende gebieden, rekening houdend met de bijdrage van het programma tot de instelling van de Europese onderzoekruimte. (13) Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST) is om advies gevraagd over de wetenschappelijke en technische inhoud van het programma, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Overeenkomstig Beschikking nr. 1513/2002/EG ("het kaderprogramma") wordt hierbij een specifiek programma met betrekking tot het structureren van de Europese onderzoekruimte ("het specifiek programma") vastgesteld voor de periode van 30 september 2002 tot en met 31 december 2006. 2. De doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten voor het specifiek programma zijn opgenomen in bijlage I. Artikel 2 Overeenkomstig bijlage II van het kaderprogramma beloopt het bedrag dat voor de uitvoering van het specifiek programma noodzakelijk wordt geacht 2605 miljoen EUR, inclusief een maximum van 6,0 % voor de administratieve uitgaven van de Commissie. Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage II van deze beschikking. Artikel 3 Alle onderzoekswerkzaamheden uit hoofde van het specifiek programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van ethische grondbeginselen. Artikel 4 1. De nadere bepalingen voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifieke programma zijn die bedoeld in artikel 2, lid 2, van het kaderprogramma. 2. Het specifiek programma wordt uitgevoerd met de instrumenten die zijn gedefinieerd in de bijlagen I en III van het kaderprogramma en zijn beschreven in bijlage III bij deze beschikking. 3. De regels voor deelneming en verspreiding zijn van toepassing op het specifiek programma. Artikel 5 1. De Commissie stelt een werkprogramma op voor de uitvoering van het specifiek programma, waarin de in bijlage I genoemde doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten alsmede het tijdschema voor de uitvoering nader zijn omschreven. 2. In het werkprogramma wordt rekening gehouden met de onderzoeksactiviteiten die door de lidstaten, geassocieerde landen en Europese en internationale organisaties worden uitgevoerd. Indien nodig wordt het werkprogramma bijgewerkt. Artikel 6 1. De Commissie is belast met de uitvoering van dit specifiek programma. 2. Voor de aanneming van de volgende maatregelen geldt de procedure van artikel 7, lid 2: - de opstelling en bijwerking van het werkprogramma als bedoeld in artikel 5, lid 1, met inbegrip van de instrumenten die op prioritaire basis worden gebruikt en eventuele verdere aanpassingen daarvan, alsmede de inhoud van de uitnodigingen voor het indienen van voorstellen en de toe te passen evaluatie- en selectiecriteria; - de goedkeuring van de financiering van OTO-werkzaamheden, indien het geraamde bedrag van de bijdrage van de Gemeenschap uit hoofde van dit programma gelijk is aan of hoger ligt dan 0,6 miljoen euro; - de opstelling van het mandaat voor de externe evaluatie waarin is voorzien in artikel 6, lid 2, van het kaderprogramma; - iedere aanpassing van de in bijlage II genoemde indicatieve verdeling van het bedrag. Artikel 7 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn bedraagt twee maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 8 1. De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit over het verloop van de uitvoering van het specifiek programma, overeenkomstig artikel 4 van het kaderprogramma; daarbij wordt informatie over financiële aspecten gevoegd. 2. De Commissie zorgt ervoor dat de in artikel 6 van het kaderprogramma bedoelde onafhankelijke monitoring en beoordeling plaatsvindt met betrekking tot de activiteiten die worden uitgevoerd op de onder het specifiek programma vallende gebieden. Artikel 9 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 30 september 2002. Voor de Raad De voorzitter B. Bendtsen (1) PB C 181 E van 30.7.2002, blz. 72. (2) Advies uitgebracht op 12 juni 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). (3) PB C 221 van 17.9.2002, blz. 97. (4) PB 232 van 29.8.2002, blz. 1. (5) PB C 201 van 16.7.1999, blz. 1. (6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. BIJLAGE I WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN EN GROTE LIJNEN VAN DE ACTIVITEITEN 1. Inleiding Dit programma is gericht op een aantal fundamentele structurele zwakten die aan het licht treden op alle gebieden van het Europese onderzoek en die, naarmate de economie en de samenlevingen in de EU-landen in toenemende mate kennisgebaseerd worden, steeds duidelijker effecten hebben op het vermogen van de EU om tegemoet te komen aan de verlangens van haar burgers. Het programma zal: - de geneigdheid versterken om, op alle niveaus, onderzoek te vertalen in nuttige en commercieel waardevolle innovaties; - de ontwikkeling bevorderen van menselijke hulpbronnen, die de voedingsbodem vormen waarop onderzoekvermogens moeten groeien, en van de mobiliteit van onderzoekers - en hun kennis en deskundigheid - tussen Europese landen en vanuit derde landen naar Europa; - de ontwikkeling en verbetering stimuleren van onderzoeksinfrastructuur van de hoogste kwaliteit, op een meer rationele en kosteneffectieve basis, en faciliteiten en aanverwante hulpbronnen algemener beschikbaar maken voor onderzoekers in heel Europa die daarvan kunnen profiteren; - de middelen ontwikkelen voor een constructievere en doelmatigere gedachtewisseling tussen het onderzoek en de burgers in het algemeen, zodat de samenleving in haar geheel een beter geïnformeerde en constructievere invloed kan hebben op de toekomstige ontwikkeling en governance met betrekking tot wetenschap, technologie en innovatie. Door hun aard en de uitvoeringsmiddelen zijn de activiteiten in het kader van dit programma van toepassing op alle gebieden van onderzoek en technologie. Zij hebben specifieke doelen, die duidelijk gescheiden zijn van en complementair zijn met de activiteiten die in andere delen van het kaderprogramma worden uitgevoerd, met name die uit hoofde van het programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" op de prioritaire thematische gebieden die voor het EU-onderzoek in dat programma zijn gedefinieerd; er zal worden gestreefd naar samenhang met die activiteiten(1). Deze complementaire relatie komt tot uiting in: - verbeterde voorzieningen voor de ontwikkeling van menselijk potentieel en kennisoverdracht, voortvloeiend uit de uitvoering van de onder dit programma vallende activiteiten, onder andere met betrekking tot de prioritaire thematische onderzoekgebieden en breed toepasbare onderzoeksinfrastructuren, inclusief die welke de grenzen tussen prioritaire gebieden overschrijden; - het gebruik, in voorkomend geval, van samenhangende methodes en instrumenten om innovatie door onderzoek te bevorderen en het onderzoek beter in overeenstemming te brengen met de behoefte van de maatschappij, en samenhangende kaders voor de uitvoering van maatregelen met betrekking tot menselijk potentieel, infrastructuurondersteuning, en de zorg voor ethisch verantwoord onderzoek, die onder andere kunnen worden uitgevoerd in het kader van geïntegreerde projecten en topnetwerken. Deelname van de kandidaat-lidstaten wordt aangemoedigd. Tijdens de uitvoering van dit kaderprogramma en in de daaruit voortvloeiende onderzoekactiviteiten moeten ethische grondbeginselen in acht worden genomen. Deze omvatten de beginselen die aan bod komen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de bescherming van de menselijke waardigheid en het menselijk leven, de bescherming van persoonlijke gegevens en de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van dieren en het milieu, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en toepasselijke internationale overeenkomsten en gedragscodes, zoals de Verklaring van Helsinki in de laatste versie, het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde van de Raad van Europa, dat op 4 april 1997 werd ondertekend te Oviedo, en het aanvullend protocol inzake het verbod op het klonen van mensen, dat op 12 januari 1998 werd ondertekend te Parijs, het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, de universele verklaring inzake het menselijk genoom en de mensenrechten van de Unesco, en de toepasselijke resoluties van de wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Verder wordt rekening gehouden met de adviezen van de Europese groep van adviseurs op het gebied van de ethische implicaties van de biotechnologie (1991-1997) en de adviezen van de Europese groep op het gebied van de ethiek in de wetenschap en nieuwe technologieën (sinds 1998). Deelnemers aan onderzoeksprojecten moeten zich houden aan de bestaande wet- en regelgeving in de landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Voordat zij aan de OTO-activiteiten kunnen beginnen, moeten de deelnemers aan onderzoeksprojecten in voorkomend geval toestemming vragen aan de bevoegde ethische comités. Bij voorstellen waarin gevoelige onderwerpen een rol spelen, vindt systematisch een ethische evaluatie plaats. In bepaalde gevallen kan tijdens de uitvoering van een project een ethische evaluatie worden uitgevoerd. De volgende onderzoekgebieden worden niet gefinancierd uit hoofde van dit kaderprogramma: - onderzoeksactiviteiten die gericht zijn op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; - onderzoek dat gericht is op het modificeren van menselijk genetisch materiaal, waardoor dergelijke veranderingen erfelijk kunnen worden(2); - onderzoeksactiviteiten die uitsluitend gericht zijn op het kweken van menselijke embryo's voor onderzoekdoeleinden of om stamcellen te verkrijgen, bijvoorbeeld door overbrenging van somatische celkernen. Overeenkomstig het protocol van Amsterdam over de bescherming en het welzijn van dieren, moeten experimenten waar mogelijk worden vervangen door alternatieve oplossingen. Lijden van dieren moet worden voorkomen of tot een minimum worden beperkt. Dit geldt (overeenkomstig Richtlijn 86/609/EEG)(3) met name voor dierproeven waarbij soorten worden gebruikt die zeer dicht bij de mens staan. Het veranderen van het genetisch materiaal van dieren en het klonen van dieren mag alleen worden overwogen als de doelstellingen ethisch gerechtvaardigd zijn en indien het gebeurt onder voorwaarden die het dierenwelzijn garanderen en de beginselen van de biodiversiteit worden gerespecteerd. 2. Onderzoek en innovatie Doelstellingen De algemene doelstelling is een tastbare verbetering van de Europese innovatieprestaties, op korte, middellange en lange termijn, door een betere integratie tussen onderzoek en innovatie te stimuleren en toe te werken naar een meer samenhangend en innovatievriendelijk beleid en regelgevingsomgeving in de Europese Unie. Met dit doel, en overeenkomstig de doelstellingen van de mededeling van de Commissie "Innovatie in een kennisgestuurde economie", worden activiteiten uitgevoerd op een aantal specifieke gebieden die complementair zijn en elkaar ondersteunen, zowel onderling als met de acties uit hoofde van "integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte". Deze zijn gericht op verbetering van kennis, begrip en mogelijkheden van de betrokken actoren - onderzoekers, industriëlen, investeerders, overheidsinstanties op Europees, nationaal en regionaal niveau, en anderen - door het aanmoedigen van intensievere en vruchtbaardere interacties tussen hen, en door strategische informatie en diensten aan te bieden, en nieuwe methodes en instrumenten te ontwikkelen om hen bij hun specifieke ondernemingen bij te staan. Een algemeen uitgangspunt van deze activiteiten is dat innovatie niet los kan worden gezien van onderzoek; de maatregelen hebben ten doel de verbanden tussen onderzoek en innovatie te versterken, vanaf het opzetten van onderzoeksactiviteiten tot het tijdstip van de realisering daarvan. Om het structurerende effect van deze activiteiten in Europa te versterken, zullen deze in voorkomend geval worden uitgevoerd in samenwerking met andere forums of organisaties op regionaal, nationaal of Europees niveau, zoals de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF), in het kader van het "Innovatie 2000-initiatief" en in coördinatie met maatregelen in het kader van de structuurfondsen op dit gebied. Overwogen activiteiten a) Netwerken van spelers en gebruikers en bevorderen van interacties tussen hen De effectiviteit van innovatiesystemen hangt af van de intensiteit van de interacties en uitwisselingen tussen de betrokken spelers. De Europese netwerken die bij deze activiteit zijn betrokken, hebben onder andere ten doel de totstandkoming van de raakvlakken tussen onderzoek en industrie en tussen het bedrijfsleven en financiering te bevorderen. De activiteiten hebben betrekking op het bevorderen en valideren van plaatselijke en regionale initiatieven ter bevordering van de totstandbrenging en ontwikkeling van innovatieve bedrijven; het betrekken van de gebruikers bij het innovatieproces; uitwisseling van goede praktijken en de uitvoering van transnationale samenwerking waarbij universiteiten, starterscentra, risicokapitaalfondsen, enz., betrokken zijn; en de optimalisering van praktijken met betrekking tot communicatie, opleiding, overdracht en het delen van kennis tussen universiteiten, bedrijven en de financiële wereld. b) Bevordering van transregionale samenwerking Het regionale niveau is het meest geschikt om innovatiestrategieën en -programma's uit te voeren waarbij de belangrijkste plaatselijke spelers betrokken zijn. Doel van deze activiteit, die moet worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de activiteiten in het kader van regionaal beleid en de Structuurfondsen, is: - het bevorderen van uitwisseling van informatie over specifieke innovatiegerelateerde thema's; - het vergemakkelijken van de overdracht van goede praktijken en het invoeren van innovatiestrategieën in de regio's in landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie; en - het bevorderen van de uitvoering op regionaal en transregionaal niveau van systemen of maatregelen die op Europees niveau succesvol zijn gebleken. c) Experimenteren met nieuwe instrumenten en benaderingen Doel van deze activiteiten is te experimenteren met nieuwe innovatieconcepten en -methodes, met name om kritische punten in het innovatieproces aan te pakken. Deze activiteiten betreffen: - experimenten op Europese schaal met nieuwe concepten die worden toegepast in een nationale of regionale omgeving, ter bevordering van innovatie en het opzetten van innovatieve bedrijven; - analyse van de mogelijkheden voor het reproduceren en/of toepassen van beproefde methodes, instrumenten of resultaten in nieuwe situaties; en - het opzetten van geïntegreerde platforms die de input en verspreiding van kennis en knowhow met betrekking tot sociaal-technische processen in verband met innovatie mogelijk maken. d) Opzetten van diensten en consolidatie daarvan Voor de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte en de geleidelijke integratie van innovatiesystemen in Europa, is een aanbod van informatie en diensten noodzakelijk dat niet wordt belemmerd door de bestaande nationale versnippering. De uit te voeren activiteiten betreffen: - de Cordis-informatiedienst inzake onderzoek en innovatie, die zal worden aangevuld door andere media teneinde diverse doelgroepen te kunnen bereiken; - het netwerk van innovatie-informatiecentra, waarvan de geografische dekking verder zal worden uitgebreid, en dat zal worden aangevuld door instrumenten ter bevordering van transnationale overdracht van kennis en technologieën; en - informatie- en ondersteuningsdiensten op gebieden zoals intellectuele en industriële eigendom en toegang tot innovatiefinanciering. e) Verbetering van economische en technologische informatiediensten In de kennisgebaseerde economie is economische en technologische informatie van essentieel belang voor concurrerend onderzoek en innovatiestrategieën. De uit te voeren activiteiten zijn gericht op de innovatiespelers: het MKB, onderzoeker-ondernemers en investeerders. Er zijn hoofdzakelijk tussenpersonen bij betrokken die met/voor deze spelers werken, alsmede organisaties met deskundigheid op het gebied van economische en technologische informatie. De activiteiten zijn geconcentreerd op specifieke wetenschappelijke en technologische thema's of industriële sectoren en kunnen betrekking hebben op: - bevordering van innovatie in MKB's, in het bijzonder via activiteiten die deelname van het MKB aan de communautaire onderzoekprogramma's vergemakkelijken; - steun voor activiteiten voor het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, -toepassingen en -markten, die nuttig kan zijn voor de belanghebbenden; en - identificatie en verspreiding van de beste praktijken met betrekking tot economische en technologische informatie. f) Analyseren en evalueren van innovatie in communautaire onderzoekprojecten De onderzoeks- en innovatieactiviteiten die in het kader van de communautaire projecten, in het bijzonder de topnetwerken en de geïntegreerde projecten, worden uitgevoerd, vertegenwoordigen een rijke bron van informatie over belemmeringen voor innovatie en de praktijken om die belemmeringen te overwinnen. De analyse achteraf van deze praktijken betreft: - het verzamelen en analyseren van informatie over innovatiebevorderende maatregelen in communautaire projecten, en van de eventuele belemmeringen en de maatregelen waarmee die moeten worden opgeheven; - het vergelijken van de ervaringen uit communautaire projecten met de lessen die uit andere nationale of intergouvernementele programma's kunnen worden getrokken, en de validering van de verkregen informatie; en - de actieve verspreiding van deze informatie onder de bedrijven en andere deelnemers bij het genereren en exploiteren van kennis. 3. Menselijk potentieel en mobiliteit De huidige kennisgebaseerde samenlevingen zijn sterk afhankelijk van hun vermogen om kennis te produceren, over te dragen en te gebruiken. Hiervoor moeten cognitieve hulpbronnen worden gebruikt, te beginnen met de onderzoekgemeenschap. De algemene strategische doelstelling van de activiteit op het gebied van menselijk potentieel en mobiliteit, is brede ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van een rijk en dynamisch menselijk potentieel van wereldniveau in het Europese onderzoeksysteem, rekening houden met de internationale dimensie van het onderzoek die er onlosmakelijk mee verbonden is. De mobiliteit van onderzoekers zal worden bevorderd met het oog op een succesvolle totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte. Hiervoor wordt een samenhangende reeks maatregelen genomen, hoofdzakelijk op basis van de financiering van mobiliteitssystemen voor onderzoekers. Deze zullen vooral gericht zijn op de ontwikkeling en de overdracht van onderzoekdeskundigheid, het consolideren en vergroten van de carrièremogelijkheden van de onderzoekers en de bevordering van topkwaliteit in het Europese onderzoek. Aan de betrokken maatregelen is de naam verbonden van Marie Curie, die algemene erkenning geniet. De activiteit staat open voor alle velden van wetenschappelijk en technologisch onderzoek die bij kunnen dragen tot de communautaire OTO-doelstellingen. Om te kunnen inspelen op de ontwikkeling van de Europese behoeften op dit gebied blijft de mogelijkheid behouden om prioriteiten te verfijnen, bijvoorbeeld wat betreft wetenschappelijke disciplines, de deelnemende regio's, soorten onderzoekorganisaties en het potentieel van de beoogde groepen van onderzoekers, in het bijzonder vrouwelijke en jonge wetenschappers, waarbij rekening zal worden gehouden met de maatregelen die worden genomen om synergieën tot stand te brengen op het gebied van het hoger onderwijs in Europa. Aandacht wordt besteed aan: - de deelname van vrouwen aan alle activiteiten, en maatregelen ter bevordering van een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen in het onderzoek; - de persoonlijke omstandigheden in verband met mobiliteit, met name wat betreft gezin, carrièreontwikkeling en talenkennis; - de ontwikkeling van onderzoekactiviteiten in minder begunstigde regio's van de EU en de geassocieerde kandidaat-lidstaten en de behoefte aan intensievere en effectievere samenwerking tussen onderzoeksdisciplines en tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, inclusief het MKB. Met het oog op de verdere versterking van het menselijk potentieel voor het Europese onderzoek, is deze activiteit ook gericht op het aantrekken van de beste en meestbelovende onderzoekers uit derde landen(4), het bevorderen van de opleiding van Europese onderzoekers in het buitenland en het stimuleren van de terugkeer van buiten Europa gevestigde Europese wetenschappers. Te ondernemen activiteiten Er vinden vier soorten activiteiten plaats. a) Door gastinstellingen gestuurde activiteiten Dit type activiteit is gericht op het ondersteunen van onderzoeksnetwerken, onderzoeksorganisaties en -bedrijven, (met inbegrip van in het bijzonder MKB's) door te voorzien in gestructureerde algemene regelingen voor de transnationale opleiding en mobiliteit van onderzoekers en de ontwikkeling en overdracht van deskundigheid op onderzoekgebied, onder meer deskundigheid in verband met onderzoeksmanagement en ethische aspecten van onderzoek. De betrokken activiteiten moeten een sterk structurerend effect op het Europese onderzoeksysteem hebben, met name door jonge onderzoekers aan te moedigen om te kiezen voor een onderzoekloopbaan. De opleidingsonderdelen in dit verband zijn gericht op onderzoekers in de eerste fasen (meestal de eerste vier jaar) van hun onderzoekloopbaan, zoals onderzoekers die aan hun proefschrift werken, terwijl de overdracht van deskundigheid en kennis op meer ervaren onderzoekers is gericht. Deze activiteiten zijn tevens bedoeld om de mobiliteit tussen de verschillende sectoren te bevorderen. - Marie Curie-netwerken voor opleiding door onderzoek - Deze moeten onderzoeksteams van internationale bekendheid de middelen geven om in het kader van een duidelijk gedefinieerd onderzoekssamenwerkingsproject met elkaar samen te werken om een gestructureerd opleidingsprogramma voor onderzoekers te formuleren en uit te voeren op een specifiek onderzoekgebied. De netwerken bieden een samenhangend maar flexibel kader voor de opleiding en de professionele ontwikkeling van onderzoekers, met name in de vroege fase van hun onderzoekloopbaan. Het is ook de bedoeling dat de netwerken een kritische massa van gekwalificeerde onderzoekers bereiken, met name op gebieden die sterk gespecialiseerd en/of gefragmenteerd zijn; en bijdragen aan het overwinnen van institutionele grenzen en grenzen tussen vakgebieden, met name door het bevorderen van multidisciplinair onderzoek. De activiteiten moeten tevens voorzien in een direct en effectief middel om de minder begunstigde regio's van de EU en de geassocieerde kandidaat-lidstaten te betrekken bij internationaal erkende Europese onderzoeksamenwerking. De partners zullen een grote mate van zelfstandigheid en flexibiliteit krijgen wat betreft het praktische functioneren van de netwerken. De looptijd van een netwerk bedraagt normaliter vier jaar, met bijbehorende beurzen van maximaal drie jaar, met inbegrip van verblijven voor korte tijd. - Marie Curie-gastbeurzen voor initiële onderzoekopleiding - Deze zijn gericht op instellingen voor hoger onderwijs en onderzoekinstellingen, opleidingscentra en ondernemingen, met het oog op de versterking van hun opleidingsmogelijkheden. Het systeem is gericht op onderzoekers in de eerste fasen van hun professionele loopbaan. Centraal staat de verwerving van specifieke wetenschappelijke en technologische deskundigheid op onderzoekgebied, en het verwerven van aanvullende kennis. Gastinstellingen worden geselecteerd op basis van hun specialisatiegebied in onderzoekopleiding. De hieraan verbonden beurzen geven dus samen de mogelijkheid van een verblijf van maximaal drie jaar. Het systeem is ook gericht op meer gecoördineerde benaderingen van opleiding van de betrokken organisaties, met name tussen de organisaties die bij internationale promotieonderzoeken betrokken zijn. - Marie Curie-gastbeurzen voor kennisoverdracht - Deze zijn bestemd voor Europese organisaties (universiteiten, onderzoekcentra, ondernemingen, enz.) die nieuwe deskundigheidsgebieden moeten ontwikkelen, en op de bevordering van de ontwikkeling van onderzoekmogelijkheden in minder begunstigde regio's van de EU en in de geassocieerde kandidaat-lidstaten. Beurzen voor kennisoverdracht maken een verblijf van ervaren onderzoekers mogelijk bij dergelijke organisaties, met het oog op de overdracht van kennis, onderzoekdeskundigheid en technologie. De beurzen hebben een looptijd van maximaal twee jaar. - Marie Curie-conferenties en cursussen - Deze stellen jonge onderzoekers in staat te profiteren van de ervaring van de vooraanstaande onderzoekers. Er wordt ondersteuning gegeven voor specifieke opleidingsactiviteiten (inclusief virtuele activiteiten) waarin bepaalde Europese successen en belangen centraal staan. Hiervoor zijn twee soorten maatregelen gepland: de eerste betreft steun voor een samenhangende reeks van conferenties en/of cursussen op hoog niveau (zomercursussen, practica, enz.), die door een enkele organisator worden voorgesteld en betrekking hebben op een of meer specifieke thema's: de tweede behelst steun voor de deelname van jonge onderzoekers aan grote conferenties, die zijn uitgezocht vanwege hun specifieke belang voor de opleiding. Dergelijke activiteiten duren normaliter enkele dagen, maar kunnen tot enkele weken worden uitgebreid, bijvoorbeeld in het geval van zomercursussen. b) Door individuele onderzoekers gestuurde activiteiten De tweede soort actie betreft de ondersteuning van individuele onderzoekers, als antwoord op hun specifieke behoeften met het oog op het vergroten van individuele deskundigheid, in het bijzonder wat betreft multidisciplinariteit en onderzoekmanagement, voor het groeiproces naar professionele rijpheid en een onafhankelijke positie. Verder komen hier ook de verbanden tussen Europese onderzoekers en onderzoekers uit derde landen aan de orde. Het betreft een aantal regelingen die zijn opgezet op basis van de geografische herkomst en de bestemming van de onderzoeker. Onderzoekers met ten minste vier jaar onderzoekervaring of met een doctorsgraad kunnen van deze regelingen gebruik maken. - Marie Curie-beurzen voor Europese wetenschappers in Europa - deze stellen de meestbelovende onderzoekers uit de Europese Unie en geassocieerde landen in staat om een opleiding door onderzoek te krijgen in de Europese organisaties die het best bij hun individuele behoeften aansluiten. De aanvraag wordt door de kandidaat-bursaal en de gastinstelling gezamenlijk ingediend. Het onderwerp kan vrij worden gekozen door de onderzoeker, in samenwerking met de gastinstelling, met het oog op de voltooiing of de verrijking van zijn/haar deskundigheid. Deze beurzen hebben een looptijd van één tot twee jaar. - Marie Curie-beurzen voor Europese wetenschappers voor werkzaamheden buiten Europa - deze worden toegekend aan onderzoekers uit de Europese Unie en geassocieerde landen om te gaan werken in onderzoekscentra die in derde landen zijn gevestigd, en aldus hun internationale onderzoekervaring te verbreden. Voor dit type beurs moet een samenhangend individueel opleidingsprogramma worden ingediend, dat een eerste fase in het buitenland omvat, gevolgd door een verplichte tweede fase in Europa. - Marie Curie-beurzen voor werkzaamheden van wetenschappers uit derde landen in Europa - deze zijn gericht op het aantrekken van toponderzoekers uit derde landen, om hen in staat te stellen in Europa te werken en een onderzoekopleiding te volgen, met het oog op de ontwikkeling van een wederzijds bevorderlijke onderzoeksamenwerking tussen Europa en derde landen. In het geval van opkomende en overgangseconomieën en ontwikkelingslanden, kan hierbij ook worden gedacht aan het verlenen van bijstand aan bursalen bij de terugkeer naar hun land van herkomst. c) Bevordering en erkenning van topkwaliteit Dit type activiteiten heeft betrekking op de bevordering en erkenning van topkwaliteit in het Europese onderzoek, en moet zodoende de zichtbaarheid en aantrekkelijkheid daarvan vergroten. Hiertoe moeten Europese onderzoekteams worden gepromoot, met name op nieuwe gebieden van onderzoek, en de aandacht worden gevestigd op persoonlijke successen van Europese onderzoekers, om deze te helpen in hun verdere ontwikkeling en bij het verkrijgen van internationale erkenning, en om de verspreiding van hun werk te bevorderen ten behoeve van de wetenschappelijke gemeenschap. - Marie Curie-toelagen voor topkwaliteit - deze zijn bedoeld ter ondersteuning van de vorming en ontwikkeling van Europese onderzoekteams die geacht worden over mogelijkheden te beschikken om een hoog kwaliteitsniveau te bereiken, met name ten behoeve van grensverleggende of interdisciplinaire onderzoekwerkzaamheden. De subsidie bestrijkt een periode van maximaal vier jaar en wordt toegekend op basis van een duidelijk omschreven onderzoekprogramma. - Marie Curie-prijzen voor topkwaliteit - Dit zijn wetenschappelijke prijzen waarmee publieke erkenning wordt verleend aan de topkwaliteit van onderzoekers die in het verleden gebruik hebben gemaakt van opleidings- en mobiliteitsondersteuning door de Gemeenschap. Kandidaten kunnen zichzelf voordragen of door anderen worden voorgedragen. - Marie Curie-leerstoelen - deze worden beschikbaar gesteld om topaanstellingen mogelijk te maken, met name om onderzoekers van wereldniveau aan te trekken en hen aan te moedigen hun loopbaan voort te zetten in Europa. De ondersteuning duurt in de regel drie jaar. Deze maatregel kan worden ontwikkeld in synergie met de door de gastinstellingen gestuurde activiteiten. d) Terugkeer- en reïntegratiemechanismen Een ander mechanisme, namelijk de Marie Curie terugkeer- en reïntegratietoelagen, zijn bestemd voor onderzoekers uit de Europese Unie en geassocieerde landen die zojuist een Marie Curie-beurs van ten minste twee jaar hebben afgesloten. De toelage bestaat uit een vast bedrag in de vorm van een subsidie die binnen één jaar na afloop van de Marie Curie-activiteit moet worden gebruikt. Het bedrag wordt aan de bursalen toegekend op basis van een duidelijk omschreven project, dat op de eigen merites zal worden beoordeeld. Het mechanisme moet een hulpmiddel zijn bij de professionele reïntegratie van de onderzoeker; daarbij wordt prioriteit gegeven aan reïntegratie in zijn of haar eigen land of regio van herkomst. Een soortgelijk mechanisme, dat evenwel een langere periode van maximaal twee jaar kan beslaan, zal gelden voor Europese wetenschappers die gedurende ten minste vijf jaar onderzoek hebben verricht buiten Europa, ongeacht of zij hierbij steun uit hoofde van een Marie Curie-activiteit hebben ontvangen, en die willen terugkeren naar Europa. Samenwerking met lidstaten en geassocieerde landen De activiteit Menselijk potentieel en mobiliteit beoogt de medefinanciering van initiatieven die samenwerking bevorderen en synergieën creëren met en binnen programma's op nationaal en regionaal niveau, waar deze aansluiten bij de specifieke doelstellingen van de bovenomschreven regelingen. Deze samenwerking is gebaseerd op de toepasselijke communautaire criteria, zodat alle onderzoekers uit de Europese Unie en de geassocieerde landen daadwerkelijk toegang krijgen tot deze initiatieven, als aanvulling op de programma's op nationaal en regionaal niveau, met name doordat niet-nationale onderzoekers toegang tot de programma's wordt verschaft en grensoverschrijdende opleiding van onderzoekers wordt aangemoedigd, en de toepassing van wederzijds erkende normen inzake onderzoekopleiding wordt bevorderd. Er worden initiatieven ondernomen om de samenwerking met lidstaten en de geassocieerde landen te intensiveren teneinde onderzoekers te voorzien van "nabijheidsondersteuning", die een essentieel onderdeel vormt van elke mobiliteitsregeling voor onderzoekers die binnen Europa in gastinstellingen werken of naar Europa terugkeren. Dit kan met name gebeuren door ondersteuning van het tot stand brengen van netwerken van bestaande en nieuwe structuren op nationaal of regionaal niveau, met het doel praktische bijstand te geven aan buitenlandse onderzoekers in zaken die met hun mobiliteit te maken hebben (juridisch, administratief, familiaal of cultureel). Een ander aspect van deze samenwerking betreft een aantal taken in verband met het beheer van de activiteit, naast het toegenomen belang van de door gastinstellingen gestuurde activiteiten. Alternatieve beheersmethodes en de follow-up van individuele beurscontracten, waaraan in dit verband kan worden gedacht, zouden een voorafgaande duidelijke afbakening van taken en verantwoordelijkheden overeenkomstig de financiële voorschriften en regels van de Gemeenschap, alsmede toepasselijke kosten-batenanalyses vereisen. Er zal een mechanisme worden ingesteld voor de monitoring en het optimaliseren van de mobiliteit van onderzoekers en de terugkeer van Europese onderzoekers die tijdelijk buiten Europa werkzaam zijn. Dat mechanisme zal ook worden gebruikt voor de monitoring van de mobiliteit van onderzoekers uit de kandidaat-lidstaten, dit met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie. Samenwerking binnen het kaderprogramma De rol van de activiteit Menselijk potentieel en mobiliteit is de ondersteuning van onderzoeksopleiding en de ontwikkeling van onderzoeksdeskundigheid. De activiteit vervult deze rol parallel aan de activiteiten die in de context van de thematische prioriteiten worden verricht. Dit sluit niet uit dat andere activiteiten in het kaderprogramma soortgelijke elementen in zich hebben. De activiteit Menselijk potentieel en mobiliteit biedt ondersteuning met betrekking tot de vaststelling van samenhangende criteria in relatie tot de evaluatie, selectie en monitoring van dergelijke activiteiten alsmede de bevordering van gemeenschappelijke benaderingen tussen de activiteiten, teneinde voor samenhang te zorgen en waar mogelijk synergieën tot stand te brengen en een rechtvaardig evenwicht te garanderen in de deelname van mannen en vrouwen. 4. Onderzoeksinfrastructuren Om een vooraanstaande positie te behouden op alle gebieden van wetenschap en technologie, moeten de Europese onderzoekteams kunnen beschikken over moderne infrastructuur. De term "onderzoeksinfrastructuren" heeft betrekking op faciliteiten en hulpbronnen die voorzien in essentiële diensten ten behoeve van het universitair en/of industrieel onderzoek. Onderzoeksinfrastructuur kan zich op één enkele plaats bevinden (één faciliteit op één locatie), verdeeld zijn over meerdere plaatsen (een netwerk van verspreide faciliteiten, met inbegrip van infrastructuur op basis van Grid-architectuur) of een virtueel karakter hebben (de dienst wordt elektronisch verstrekt). De algemene doelstelling van deze activiteit is de bevordering van de ontwikkeling van een samenhangend geheel van onderzoeksinfrastructuren met de hoogste kwaliteit en de beste prestaties in Europa en het optimaal gebruik daarvan op Europese schaal, afgestemd op de behoeften van de onderzoekgemeenschap. Het is met name de bedoeling dat: - Europese onderzoekers toegang kunnen krijgen tot de infrastructuur die zij nodig hebben voor hun onderzoek, ongeacht de locatie daarvan; - steun wordt verleend voor een Europese benadering van de ontwikkeling van nieuwe onderzoeksinfrastructuur, ook op regionaal en transregionaal niveau, en voor het functioneren en de verbetering van bestaande infrastructuren, ook wanneer in Europa geen geschikte faciliteiten van wereldniveau bestaan. In voorkomend geval wordt steun voor onderzoeksinfrastructuur in dit programma verleend in samenhang met de thematische prioriteit van het kaderprogramma en met de andere beschikbare vormen van ondersteuning. Er zijn vijf steunmechanismen gepland: - Transnationale toegang. Doel is de bevordering van nieuwe mogelijkheden voor onderzoekteams (inclusief individuele onderzoekers) om toegang te krijgen tot belangrijke individuele onderzoeksinfrastructuren die het best voor hun werkzaamheden geschikt zijn. De communautaire financiering dient ter dekking van de kosten die moeten worden gemaakt om onderzoekteams daadwerkelijk toegang tot deze infrastructuur te geven, voorzover deze onderzoekteams werken in andere lidstaten en andere geassocieerde landen dan die waar de exploitant van de betrokken infrastructuur is gevestigd. - Geïntegreerde activiteiten. Doel is de verstrekking van essentiële diensten voor de onderzoekgemeenschap op Europees niveau te ondersteunen. Hierbij kan het, naast transnationale toegang, tevens gaan om de vorming en het functioneren van samenwerkingsnetwerken en de uitvoering van gezamenlijke onderzoekprojecten waardoor de prestaties van de betrokken infrastructuur worden verbeterd. Dit systeem moet er tevens toe bijdragen dat de belemmeringen voor de exploitatie van onderzoekresultaten door bedrijven, met name het MKB, worden verkleind. Geïntegreerde activiteiten worden geselecteerd op basis van een grootschalig maar flexibel wetenschappelijk en technologisch programma met een Europese dimensie waarmee eventueel de duurzaamheid op lange termijn van het programma wordt gegarandeerd. Dit systeem kan worden geïmplementeerd door middel van geïntegreerde infrastructuurinitiatieven en coördinatiewerkzaamheden. - Ontwikkeling van communicatienetwerken. Doel van deze maatregel ter ondersteuning van bestaande onderzoekinfrastructuur is de vorming, in samenhang met het prioritaire thematische onderzoekgebied Technologieën van de informatiemaatschappij, van een dichter netwerk tussen verwante initiatieven, met name door het opzetten van een krachtig en snel communicatienetwerk voor alle onderzoekers in Europa (GEANT) en speciale hoogwaardige Grids en proefnetwerken (GRIDs), en elektronische publicatiediensten. - Ontwerpstudies. Doel is een bijdrage te leveren aan afzonderlijke haalbaarheidsstudies en voorbereidende technische werkzaamheden die door één of een aantal lidstaten of geassocieerde landen worden uitgevoerd voor nieuwe infrastructuren welke een duidelijke Europese dimensie hebben en een Europees belang dienen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van alle potentiële gebruikers en systematisch de mogelijkheden worden verkend van bijdragen uit andere bronnen, met inbegrip van de EIB en de structuurfondsen, voor de financiering van deze infrastructuren. - Ontwikkeling van nieuwe infrastructuur. Optimalisering van Europese infrastructuur door beperkte steun voor de ontwikkeling van een beperkt aantal projecten voor nieuwe infrastructuren in goed gemotiveerde gevallen waarin de steun een katalyserend effect kan hebben in termen van Europese meerwaarde. Deze steun, waarvoor terdege rekening wordt gehouden met het standpunt van de lidstaten, kan een aanvulling vormen op bijdragen van de EIB en de structuurfondsen, ten behoeve van de financiering van deze infrastructuren. In het algemeen geldt dat de financiering voor nieuwe of verbeterde infrastructuur beperkt is tot het minimum dat noodzakelijk is om de activiteit op gang te brengen; het grootste deel van de bouw en de exploitatie en de duurzaamheid op lange termijn van de betrokken infrastructuur moet door nationale en/of andere financieringsbronnen mogelijk worden gemaakt. Deze financiering wordt alleen verstrekt op grond van een gedetailleerde motivering, waarin de Europese meerwaarde wordt aangetoond en de wetenschappelijke, juridische en financiële dimensies van de voorgestelde ontwikkeling worden aangegeven. Breedbandcommunicatienetwerken, die van grote betekenis zijn voor de beleidsdoelstellingen van de Europese Onderzoekruimte en het e-Europe-initiatief, moeten tevens worden gebruikt als middel om de wetenschappelijke samenwerking met derde landen te verbeteren. Bij steunverlening aan onderzoeksinfrastructuur uit hoofde van dit programma moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met bestaande of toekomstige mechanismen voor een Europese benadering van onderzoeksinfrastructuur in Europa (bijvoorbeeld nationale onderzoek- en onderwijsnetwerken (NRENS) en het Europees strategieforum voor onderzoeksinfrastructuur), en met het wetenschappelijk advies van bestaande Europese en internationale organisaties (bv. de Europese stichting voor wetenschappen - ESF). Eventueel kunnen begeleidende maatregelen uit hoofde van dit programma worden uitgevoerd ter ondersteuning van deze mechanismen. 5. Wetenschap en samenleving Wetenschap en technologie zijn vandaag de dag niet meer weg te denken uit de economie en de dagelijkse werkelijkheid, en in de kennisgebaseerde maatschappij van morgen zal dat in nog sterkere mate het geval zijn. Om de mogelijkheden van wetenschap en technologie ten volle te benutten ten einde de kwaliteit van het leven - in de breedste zin - van de Europese burgers steeds verder te verbeteren, zijn nieuwe verhoudingen en een productievere dialoog tussen de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie, beleidsmakers en de maatschappij als geheel noodzakelijk, en moeten wetenschappers kritisch blijven nadenken over en blijven inspelen op de bekommernissen van de samenleving. Een dergelijke dialoog kan niet beperkt blijven tot de EU alleen, maar moet in internationaal verband worden gevoerd, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de vooruitzichten met betrekking tot de uitbreiding van de EU en de mondiale context. Gelet op het grote aantal aspecten en interacties die een rol spelen in de verhoudingen tussen wetenschap en technologie enerzijds, en de bredere gemeenschap anderzijds, moeten deze overwegingen worden geïntegreerd in alle activiteitengebieden van het kaderprogramma. De functie van deze specifieke activiteit is het ontwikkelen van structurele verbanden tussen de instellingen en de betrokken activiteiten, en het geven van een centrale leidraad, door middel van gemeenschappelijke referentiekaders en de ontwikkeling van geschikte instrumenten en benaderingen, om richting te geven aan de activiteiten op dit gebied die onder de verschillende delen van het kaderprogramma vallen. De activiteit wordt uitgevoerd door middel van netwerken, benchmarking, uitwisseling van beste praktijken, de ontwikkeling en verspreiding van methodologieën, studies en het bundelen van de nationale inspanningen. Tevens moeten passende synergieën met betrekking tot de uitvoering van het actieplan wetenschap en samenleving tot stand worden gebracht. In bepaalde gevallen kan eventueel specifiek onderzoek worden gesteund. a) Wetenschap en samenleving dichter bij elkaar brengen Doel is de verschillende aspecten van de problematiek "wetenschap en governance" systematisch te onderzoeken, om de voorwaarden te creëren waaronder beleidsbeslissingen beter beantwoorden aan maatschappelijke behoeften en beter wetenschappelijk gefundeerd zijn, en tegelijkertijd rekening houden met de bezorgdheid die leeft in de burgermaatschappij. Daarom moet aandacht worden gegeven aan: - een doelmatige dialoog over nieuwe wetenschappelijke en technologische onderwerpen die uiteindelijk consequenties hebben voor prospectieve beleidsontwikkeling; - het ontwikkelen van geschikte middelen om wetenschappelijke referenties te creëren en ervoor te zorgen dat wetenschappelijk advies de beleidsmakers bereikt; en - beleidsmakers voorzien van de instrumenten waarmee zij wetenschappelijke onzekerheid, risico's en voorzorgsmaatregelen kunnen beoordelen en beheren. - Wetenschap en governance: analyseren en ondersteunen van beste praktijken; ontwikkelen van nieuwe overlegmechanismen (zoals burgerfora) ter bevordering van een productievere betrokkenheid van de burgermaatschappij en relevante belanghebbenden bij beleidsformulering en -uitvoering, met inbegrip van het meedelen van voor beslissingen noodzakelijke wetenschappelijke bevindingen in een vorm die voor de burgermaatschappij en andere belanghebbenden begrijpelijk is; bewaking van het functioneren van het beleidsvormingsproces, om de interactie tussen deskundigen, de industrie, de burgermaatschappij en beleidsmakers te beoordelen. - Wetenschappelijk advies en referentiesystemen: uitwisseling van ervaring en goede praktijken; monitoring van de totstandkoming van wetenschappelijk advies wereldwijd en van de wijze waarop dit advies wordt ingebracht bij het nemen van beslissingen; ontwikkeling van nieuwe en betere methodes voor betrouwbare en erkende referentiesystemen; zorgen voor een soepel functionerend en doelmatig gebruik van onder andere het Europees onderzoekadviesorgaan en de subcomités daarvan, die wetenschappelijk advies uitbrengen met betrekking tot de ontwikkeling van de Europese onderzoekruimte. b) Verantwoord onderzoek en toepassing van wetenschap en technologie Doel is ervoor te zorgen dat snelle wetenschappelijke vooruitgang verenigbaar is met ethische grondbeginselen. De activiteiten zijn gericht op de bevordering van "verantwoord onderzoek" in Europa, waarin de eisen van onderzoekvrijheid beter in overeenstemming zijn gebracht met de verantwoordelijkheid op maatschappelijk en milieugebied in verband met de ontwikkeling en de toepassing van wetenschap en technologie, alsmede de maatschappelijke dialoog, de bewaking van ethische en maatschappelijke problemen - en vroegtijdige waarschuwing in dit verband - en de risico's van nieuwe technologische ontwikkelingen, ten behoeve van nationale en internationale beleidsmakers en andere belanghebbende groeperingen. - Ethiek: het tot stand brengen van netwerken tussen bestaande organisaties en activiteiten op ethisch gebied in Europa, en bevordering van de dialoog over ethiek in onderzoek met andere regio's wereldwijd; bewustmaking en opleidingsactiviteiten op het gebied van ethiek; coördinatie en ontwikkeling van gedragscodes voor onderzoekactiviteiten en technologische ontwikkelingen; onderzoek inzake ethiek in relatie tot wetenschap, technologische ontwikkelingen en de toepassing daarvan, bijvoorbeeld ten aanzien van de informatiemaatschappij, nanotechnologieën, menselijke genetica en biomedisch onderzoek en in voedseltechnologieën. - Onzekerheid, risico's en toepassing van het voorzorgsbeginsel: analyse en ondersteuning van de beste praktijken bij de toepassing van het voorzorgsbeginsel op diverse gebieden van beleidsvorming en bij de beoordeling, het beheer en het bekendmaken van onzekerheden en risico's. c) Intensivering van de dialoog wetenschap/maatschappij en vrouwen in de wetenschap Voor de ondersteuning van een verantwoorde ontwikkeling van wetenschap en technologie is niet alleen een permanente dialoog tussen de relevante belanghebbenden noodzakelijk, maar ook een beter publiek bewustzijn van wetenschappelijke en technologische vooruitgang en de mogelijke implicaties daarvan, naast een ruimer begrip van wetenschappelijke en innovatiecultuur. Verder bestaan er ook specifieke behoeften om de wetenschappelijke belangstelling van jonge mensen te stimuleren, de aantrekkelijkheid van een wetenschappelijke loopbaan te vergroten en vorderingen te maken op weg naar gendergelijkheid in het onderzoek, die tevens zal leiden tot vergroting van het menselijk potentieel en verbetering van het kwaliteitsniveau in het Europese onderzoek. - Begrip bij en vertrouwen van het publiek: ondersteuning van bewustmakingsinitiatieven en de erkenning van resultaten van het Europese onderzoek; analyse van de factoren die de publieke opinie beïnvloeden, met inbegrip van de rol van de media en personen die informatie over wetenschap verspreiden; ontwikkeling van nieuwe manieren om het bewustzijn en de kennis bij het publiek te vergroten; aanmoedigen van diepgaande discussies tussen alle belanghebbenden en stimuleren van het innovatiebewustzijn in de samenleving. - Belangstelling van jonge mensen voor wetenschappelijke loopbaan: initiatieven om de jongere generatie te laten deelnemen aan de discussie over wetenschap en technologie en de maatschappelijke effecten daarvan en om het bewustzijn op wetenschappelijk en technologisch gebied onder de jeugd te vergroten (bijvoorbeeld door praktische opleiding van studenten en samenwerking met scholen); ondersteuning voor de ontwikkeling van betere benaderingen van wetenschap voor jongens en meisjes in en buiten het officiële onderwijssysteem, en voor maatregelen met betrekking tot een beter begrip van de relatieve aantrekkelijkheid en de sociale aspecten van een wetenschappelijke loopbaan. - Vrouwen en wetenschap: maatregelen om de beleidsdiscussie op nationaal en regionaal niveau te stimuleren, om vrouwelijke wetenschappers te mobiliseren en deelname van de particuliere sector te bevorderen; verbetering van het Gender Watch System en aanverwante activiteiten, om gendergelijkheid te bevorderen via het kaderprogramma; specifieke maatregelen om een beter begrip te kweken van het gendervraagstuk in de wetenschap. (1) Ter vergemakkelijking van een dergelijke samenhangende uitvoering van het programma zal de Commissie voor iedere vergadering van het programmacomité die in de agenda is opgenomen, overeenkomstig haar geldende richtsnoeren de kosten vergoeden van één vertegenwoordiger per lidstaat, alsmede van één deskundige/adviseur per lidstaat, voor die agendapunten waarvoor een lidstaat specifieke deskundigheid nodig heeft. (2) Onderzoek in verband met kanker van de gonaden kan worden gefinancierd. (3) PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1. (4) Deelname en financiering van onderzoekers uit derde landen maakt deel uit van alle door de gastinstelling gestuurde mobiliteitssystemen (sectie a) en van één van de op individuele onderzoekers gerichte systemen (sectie b). In dergelijke gevallen wordt rekening gehouden met eventuele toepasselijke regelingen tussen de Gemeenschap en die landen of groepen van landen, en met de regels inzake deelname en financiering van het kaderprogramma. BIJLAGE II INDICATIEVE VERDELING VAN HET BEDRAG NOODZAKELIJK VOOR DE UITVOERING VAN HET SPECIFIEKE PROGRAMMA >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA Voor de uitvoering van het specifiek programma en overeenkomstig Besluit nr. 1513/2002/EG en de regels voor deelneming en verspreiding kan de Commissie op het gehele gebied van wetenschap en technologie gebruikmaken van: - specifieke, gerichte innovatieprojecten die worden uitgevoerd op het gebied van "onderzoek en innovatie". Zij zijn bedoeld om nieuwe innovatieconcepten en -methodes op Europees niveau te testen, te valideren en te verspreiden; - specifieke, gerichte onderzoekprojecten die worden uitgevoerd op het gebied van "wetenschap en samenleving". Zij hebben een sterk geconcentreerd karakter en kunnen een van de volgende vormen aannemen, indien passend voor dit thema, of een combinatie van beide vormen: a) een project voor onderzoek en technologische ontwikkeling dat nieuwe kennis moet opleveren om nieuwe producten, procédés en diensten aanzienlijk te verbeteren of te ontwikkelen, dan wel om te voorzien in andere behoeften van de samenleving of het communautair beleid; b) een demonstratieproject dat de levensvatbaarheid moet aantonen van nieuwe technologieën die potentiële economische voordelen bieden maar die niet rechtstreeks kunnen worden gecommercialiseerd. - Geïntegreerde infrastructuurinitiatieven die worden uitgevoerd op het gebied van "onderzoeksinfrastructuur". Hierbij worden verschillende activiteiten die van essentieel belang zijn voor de versterking en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur in één enkele activiteit gebundeld, zodat diensten op Europees niveau kunnen worden geleverd. Hiertoe worden netwerkactiviteiten gecombineerd met een ondersteuningsactiviteit (bijvoorbeeld in verband met transnationale toegang) of onderzoeksactiviteiten die noodzakelijk zijn om de prestaties van infrastructuur te verbeteren, echter met uitzondering van de financiering van investeringen voor nieuwe infrastructuur, die alleen kunnen worden gefinancierd in het kader van specifieke ondersteuningsactiviteiten. Ze omvatten een onderdeel voor de verspreiding van kennis naar potentiële gebruikers, met inbegrip van het bedrijfsleven en met name het MKB. - Acties om menselijk potentieel en mobiliteit te bevorderen en te ontwikkelen, uitgevoerd op het gebied van "menselijk potentieel en mobiliteit". Deze zijn gericht op opleiding, ontwikkeling van deskundigheid en kennisoverdracht. Ze omvatten steun voor acties die worden uitgevoerd door natuurlijke personen, gaststructuren, met inbegrip van opleidingsnetwerken, en Europese onderzoekteams. - Coördinatiewerkzaamheden die worden uitgevoerd op alle gebieden van het programma. Deze zijn bedoeld om de gecoördineerde initiatieven van een reeks onderzoek- en innovatieoperatoren te bevorderen en te ondersteunen en zodoende tot een betere integratie te komen. Zij hebben betrekking op activiteiten zoals de organisatie van conferenties, bijeenkomsten, het uitvoeren van studies, de uitwisseling van personeel, de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken, het opzetten van informatiesystemen en deskundigengroepen, en ze kunnen zo nodig ook ondersteuning inhouden voor het definiëren, organiseren en beheren van gezamenlijke of gemeenschappelijke initiatieven. - Specifieke ondersteunende activiteiten die worden uitgevoerd op alle gebieden van het programma. Zij dienen ter aanvulling van de uitvoering van het kaderprogramma en kunnen worden gebruikt als hulpmiddel bij de voorbereidingen voor toekomstige beleidsactiviteiten op het gebied van communautair onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van monitoring- en beoordelingsactiviteiten. Zij omvatten met name conferenties, seminars, studies en analyses, prestigieuze wetenschappelijke onderscheidingen en wedstrijden, werkgroepen en deskundigengroepen, operationele ondersteuning en verspreiding, informatie en communicatieactiviteiten, of een combinatie hiervan, al naargelang het geval. Tevens kunnen ze activiteiten omvatten voor het ondersteunen van onderzoeksinfrastructuur, bijvoorbeeld in verband met transnationale toegang en voorbereidende technische werkzaamheden (met inbegrip van haalbaarheidsstudies) en de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur. De Commissie beoordeelt de voorstellen aan de hand van de beoordelingscriteria die in bovengenoemde rechtsinstrumenten worden vermeld. De communautaire bijdrage wordt toegekend overeenkomstig de bovengenoemde rechtsinstrumenten en met inachtneming van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek. In bepaalde gevallen, wanneer een project het voor medefinanciering toegestane maximumbedrag uit hoofde van het kaderprogramma dan wel een globale subsidie ontvangt, kan een aanvullende bijdrage uit de Structuurfondsen worden toegekend overeenkomstig Verordening nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999(1) houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen. Bij deelname van organisaties uit de kandidaat-lidstaten kan een aanvullende bijdrage uit de financiële instrumenten in het kader van de pretoetreding worden verleend onder soortgelijke voorwaarden. Bij deelname van organisaties uit landen in het Middellandse-Zeegebied of ontwikkelingslanden kan een bijdrage in het kader van het MEDA-programma en de financiële instrumenten van de Gemeenschap voor ontwikkelingshulp worden overwogen. Activiteiten in het kader van de artikelen 169 en 171 van het EG-Verdrag, die bijdragen tot de verwezenlijking van de in bijlage I genoemde wetenschappelijke en technologische doelstellingen, kunnen financieel worden gesteund uit hoofde van het specifiek programma, overeenkomstig de desbetreffende besluiten krachtens artikel 172 van het Verdrag. Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie een beroep doen op technische bijstand. (1) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.