Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001L0058

    Richtlijn 2001/58/EG van de Commissie van 27 juli 2001 tot tweede wijziging van Richtlijn 91/155/EEG houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering van het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 14 van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad en inzake gevaarlijke stoffen krachtens artikel 27 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (veiligheidsinformatiebladen) (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 212 van 7.8.2001, p. 24–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2001/58/oj

    32001L0058

    Richtlijn 2001/58/EG van de Commissie van 27 juli 2001 tot tweede wijziging van Richtlijn 91/155/EEG houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering van het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 14 van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad en inzake gevaarlijke stoffen krachtens artikel 27 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (veiligheidsinformatiebladen) (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 212 van 07/08/2001 blz. 0024 - 0033


    Richtlijn 2001/58/EG van de Commissie

    van 27 juli 2001

    tot tweede wijziging van Richtlijn 91/155/EEG houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering van het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 14 van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad en inzake gevaarlijke stoffen krachtens artikel 27 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (veiligheidsinformatiebladen)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten(1), en met name op artikel 14,

    Gelet op Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(2), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/33/EG van de Commissie(3), en met name op artikel 27,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 14 van Richtlijn 1999/45/EG wordt bepaald dat de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van bepaalde nader omschreven preparaten een veiligheidsinformatieblad moet verstrekken.

    (2) In artikel 27 van Richtlijn 67/548/EEG wordt bepaald dat de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen eveneens een veiligheidsinformatieblad moet verstrekken.

    (3) De informatie in veiligheidsinformatiebladen is voornamelijk bestemd voor professionele gebruikers en moet hen in staat stellen de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu op het werk.

    (4) Veiligheidsinformatiebladen voor gevaarlijke stoffen en bepaalde preparaten, en het verstrekken daarvan, moeten voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 91/155/EEG van de Commissie(4), gewijzigd bij Richtlijn 93/112/EG(5).

    (5) Artikel 14, lid 2.1, onder b), van Richtlijn 1999/45/EG voert een nieuw voorschrift in waarbij de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een preparaat, op verzoek van de professionele gebruiker een veiligheidsinformatieblad moet verstrekken waarop proportionele informatie wordt gegeven over preparaten die niet als gevaarlijk zijn ingedeeld in de zin van de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 1999/45/EG, maar die in een afzonderlijke concentratie van >= 1 gewichtspercent voor niet-gasvormige preparaten en >= 0,2 volumepercent voor gasvormige preparaten ten minste één stof met gevaarlijke effecten voor de gezondheid of het milieu dan wel één stof waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld, bevatten.

    (6) Richtlijn 1999/45/EG voert tevens een voorschrift in waarbij preparaten moeten worden ingedeeld en gekenmerkt naar hun effecten op het milieu.

    (7) Richtlijn 91/155/EEG moet derhalve voor 30 juli 2002 dienovereenkomstig worden gewijzigd, zoals bedoeld in artikel 14, lid 2.3, van Richtlijn 1999/45/EG.

    (8) Krachtens artikel 4 van Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(6) dient de werkgever na te gaan of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn en de eventuele risico's, die het gevolg zijn van de aanwezigheid van die chemische agentia, voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beoordelen, daarbij rekening houdend met de informatie die de leverancier via veiligheidsinformatiebladen verstrekt. Het is derhalve opportuun de bijlage bij Richtlijn 91/155/EEG dienovereenkomstig te wijzigen.

    (9) Uit recente controleactiviteiten en studies in de lidstaten is gebleken dat veel veiligheidsinformatiebladen van slechte kwaliteit zijn en de gebruiker geen adequate informatie verschaffen. Een manier om de kwaliteit van veiligheidsinformatiebladen te verbeteren is de in de bijlage van Richtlijn 91/155/EEG verstrekte richtsnoeren voor samenstellers van veiligheidsinformatiebladen te verbeteren. Het is derhalve opportuun de bijlage bij Richtlijn 91/155/EEG dienovereenkomstig te wijzigen. De Commissie en de lidstaten zullen andere middelen onderzoeken om de kwaliteit van veiligheidsinformatiebladen nog verder te verbeteren.

    (10) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20 van Richtlijn 1999/45/EG ingestelde Comité voor aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector gevaarlijke stoffen en preparaten,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 91/155/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 1, lid 1, wordt gelezen: "1. a) De persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een chemische stof of preparaat, dat wil zeggen de fabrikant, de importeur of de tussenhandelaar, verstrekt de afnemer, dat wil zeggen de professionele gebruiker van de stof of het preparaat, een veiligheidsinformatieblad dat de in artikel 3 en de bijlage bij deze richtlijn bedoelde informatie bevat, indien de stof of het preparaat overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad(7) als gevaarlijk is ingedeeld.

    b) De persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een preparaat, dat wil zeggen de fabrikant, de importeur of de tussenhandelaar, verstrekt, op verzoek van de professionele gebruiker, een veiligheidsinformatieblad dat de in artikel 3 en de bijlage van deze richtlijn bedoelde proportionele informatie verschaft, indien het preparaat niet als gevaarlijk is ingedeeld in de zin van de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 1999/45/EG, maar het in een afzonderlijke concentratie van >= 1 gewichtspercent voor niet-gasvormige preparaten en >= 0,2 volumepercent voor gasvormige preparaten ten minste één stof met gevaarlijke effecten voor de gezondheid of het milieu dan wel één stof waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld, bevat.".

    2. De in artikel 3 bedoelde bijlage wordt vervangen door de bijlage van deze richtlijn.

    Artikel 2

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juli 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    2. De lidstaten passen de in lid 1 genoemde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe:

    a) vanaf 30 juli 2002 op preparaten die niet onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(8) betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of Richtlijn 98/8/EG van de Raad(9) betreffende het op de markt brengen van biociden vallen;

    b) vanaf 30 juli 2004 op preparaten die onder Richtlijn 91/414/EEG of Richtlijn 98/8/EG vallen.

    3. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 27 juli 2001.

    Voor de Commissie

    Erkki Liikanen

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

    (2) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

    (3) PB L 136 van 8.6.2000, blz. 90.

    (4) PB L 76 van 22.3.1991, blz. 35.

    (5) PB L 314 van 16.12.1993, blz. 38.

    (6) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.

    (7) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

    (8) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

    (9) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

    BIJLAGE

    "BIJLAGE

    RICHTSNOEREN VOOR DE SAMENSTELLING VAN VEILIGHEIDSINFORMATIEBLADEN

    Doel van deze bijlage is te zorgen voor consistentie en nauwkeurigheid in de inhoud van elk van de in artikel 3 genoemde verplichte rubrieken, zodat professionele gebruikers aan de hand van de veiligheidsinformatiebladen de nodige maatregelen kunnen nemen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid op het werk en de bescherming van het milieu.

    De door veiligheidsinformatiebladen verstrekte informatie moet voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 98/24/EG van de Raad(1) betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk. Het veiligheidsinformatieblad moet met name de werkgever in staat stellen na te gaan of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn en de eventuele risico's in verband met het gebruik ervan voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beoordelen.

    De informatie moet duidelijk en beknopt zijn. Het veiligheidsinformatieblad moet worden opgesteld door een bevoegde persoon, die rekening dient te houden met de specifieke behoeften van het gebruikerspubliek, voorzover dat bekend is. Personen die stoffen en preparaten in de handel brengen, moeten ervoor zorgen dat bevoegde personen de juiste opleiding, en ook bijscholing, krijgen.

    Voor preparaten die niet als gevaarlijk zijn ingedeeld, maar waarvoor krachtens artikel 14, lid 2.1, onder b), van Richtlijn 1999/45/EG een veiligheidsinformatieblad is vereist, moet bij elke rubriek proportionele informatie worden verstrekt.

    In een aantal gevallen kan wegens de brede scala van eigenschappen van de stoffen en preparaten aanvullende informatie noodzakelijk zijn. Indien in andere gevallen de informatie met betrekking tot bepaalde eigenschappen niet ter zake blijkt te doen of om technische redenen niet kan worden verstrekt, moet dit onder elke rubriek duidelijk worden gemotiveerd. Voor elke gevaarlijke eigenschap moet informatie worden verstrekt. Indien wordt verklaard dat een bepaald gevaar niet van toepassing is, moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin de indeler over geen informatie beschikt en gevallen waarin negatieve testresultaten beschikbaar zijn.

    Vermeld de publicatiedatum van het veiligheidsinformatieblad op de eerste bladzijde.

    Wanneer een veiligheidsinformatieblad is herzien, moet de ontvanger op de wijzigingen worden geattendeerd.

    NB:

    Veiligheidsinformatiebladen zijn eveneens vereist voor bepaalde speciale stoffen en preparaten (bijvoorbeeld metalen in massieve vorm, legeringen, persgassen, enz.) die in de hoofdstukken 8 en 9 van bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG zijn vermeld en waarvoor uitzonderingen in verband met het kenmerken gelden.

    1. IDENTIFICATIE VAN DE STOF OF HET PREPARAAT EN DE VENNOOTSCHAP/ONDERNEMING

    1.1. Identificatie van de stof of het preparaat

    De voor de identificatie gebruikte naam moet gelijk zijn aan de naam op het etiket en in overeenstemming zijn met bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG.

    Indien er andere identificatiemiddelen bestaan, kunnen deze worden aangegeven.

    1.2. Gebruik van de stof of het preparaat

    Vermeld de beoogde of aanbevolen toepassingen van de stof of het preparaat voorzover deze bekend zijn. Indien er veel verschillende toepassingen mogelijk zijn, dienen alleen de belangrijkste of meest gangbare toepassingen te worden vermeld. Daarbij dient kort te worden beschreven wat de stof of het preparaat feitelijk doet, bijvoorbeeld brandvertragend middel, antioxidant, enz.

    1.3. Identificatie van de vennootschap/onderneming

    Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de stof of het preparaat in de Gemeenschap, namelijk de fabrikant, de importeur of de distributeur. Vermeld het volledige adres en telefoonnummer van deze persoon.

    Indien deze persoon niet in de lidstaat is gevestigd waar de stof of het preparaat in de handel wordt gebracht, moet bovendien, indien mogelijk, een volledig adres en telefoonnummer worden gegeven voor de persoon die in die lidstaat verantwoordelijk is.

    1.4. Telefoonnummer voor noodgevallen

    Naast bovenvermelde informatie moet ook het telefoonnummer voor noodgevallen van het bedrijf en/of de bevoegde officiële adviesinstantie worden opgegeven (dit kan de instantie zijn die belast is met het ontvangen van informatie in verband met de volksgezondheid, zoals bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 1999/45/EG).

    2. SAMENSTELLING EN INFORMATIE OVER DE BESTANDDELEN

    Aan de hand van de verstrekte informatie moet de ontvanger gemakkelijk de gevaren van de bestanddelen van het preparaat kunnen identificeren. De gevaren van het preparaat zelf moeten onder rubriek 3 worden vermeld.

    2.1. De volledige samenstelling (aard en concentratie van de bestanddelen) hoeft niet te worden vermeld, hoewel een algemene beschrijving van de bestanddelen en de concentraties daarvan nuttig kan zijn.

    2.2. Voor een preparaat dat volgens Richtlijn 1999/45/EG als gevaarlijk is ingedeeld, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld:

    i) voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG, wanneer hun concentratie gelijk is aan of groter dan de grenswaarden in de tabel van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 1999/45/EG (tenzij lagere grenswaarden zijn vastgesteld in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG of in bijlage II, III of V van Richtlijn 1999/45/EG);

    ii) stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld, die nog niet in punt i) zijn opgenomen.

    2.3. Voor een preparaat dat volgens Richtlijn 1999/45/EG niet als gevaarlijk is ingedeeld, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld, wanneer zij in een afzonderlijke concentratie van >= 1 gewichtspercent voor niet-gasvormige preparaten en >= 0,2 volumepercent voor gasvormige preparaten aanwezig zijn:

    - voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG(2);

    - stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld.

    2.4. Voor de bovenbedoelde stoffen moet de indeling (overeenkomstig de artikelen 4 en 6 of bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG) worden opgegeven met de symboolletters en R-zinnen die daaraan zijn toegewezen op basis van hun fysisch-chemische, gezondheids- en milieugevaren. De R-zinnen hoeven hier niet voluit te worden geschreven: het volstaat te verwijzen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke relevante R-zin moet worden vermeld.

    2.5. De naam en het Einecs- of Elincs-nummer van de bovengenoemde stoffen moeten worden vermeld overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG. Het CAS-nummer en de IUPAC-naam (voorzover beschikbaar) kunnen eveneens nuttig zijn. Voor stoffen die onder een generieke naam zijn vermeld, overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of de voetnoot bij punt 2.3 van deze bijlage, is geen precieze chemische benaming vereist.

    2.6. Indien overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of de voetnoot bij punt 2.3 van deze bijlage de identiteit van bepaalde stoffen vertrouwelijk moet blijven, moet de chemische aard daarvan worden omschreven, teneinde een veilige hantering te waarborgen. De gebruikte naam moet dezelfde zijn als die welke overeenkomstig bovenbedoelde bepalingen wordt gebruikt.

    3. IDENTIFICATIE VAN DE GEVAREN

    Geef hier de indeling van de stof of het preparaat die voortvloeit uit de toepassing van de indelingsregels in de Richtlijnen 67/548/EEG of 1999/45/EG. Vermeld duidelijk en beknopt de aan de stof of het preparaat verbonden gevaren voor de mens en het milieu.

    Maak een duidelijk onderscheid tussen preparaten die als gevaarlijk zijn ingedeeld en preparaten die niet zijn ingedeeld als gevaarlijk overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG.

    Beschrijf de belangrijkste nadelige fysisch-chemische, gezondheids- en milieueffecten en symptomen die veroorzaakt kunnen worden door gebruik en redelijkerwijs te verwachten verkeerd gebruik van de stof of het preparaat.

    Het kan noodzakelijk zijn andere gevaren, zoals stofvorming, verstikking, bevriezing, of milieueffecten, zoals gevaren voor in de bodem levende organismen, enz., te vermelden die niet tot een indeling leiden, maar die het algemene gevaar van het materiaal kunnen vergroten.

    De op het etiket vermelde informatie moet onder rubriek 15 worden gegeven.

    4. EERSTEHULPMAATREGELEN

    Beschrijf de eerstehulpmaatregelen.

    Geef eerst en vooral aan of onmiddellijke medische verzorging is vereist.

    De informatie over eerste hulp moet kort en gemakkelijk te begrijpen zijn voor het slachtoffer, omstanders en EHBO'ers. De symptomen en effecten moeten kort worden opgesomd. De instructies moeten aangeven wat ter plaatse moet worden gedaan bij een ongeval en of na een blootstelling effecten kunnen worden verwacht die pas op langere termijn zichtbaar worden.

    Splits de informatie op grond van de verschillende manieren van blootstelling, dat wil zeggen inademen, contact met de huid en ogen en inslikken, in verschillende rubrieken.

    Vermeld of professionele bijstand door een arts nodig of wenselijk is.

    Voor sommige stoffen of preparaten kan het van belang zijn nadrukkelijk te vermelden dat speciale voorzieningen voor specifieke en onmiddellijke verzorging op de werkplek beschikbaar moeten zijn.

    5. BRANDBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    Beschrijf de voorschriften voor de bestrijding van een brand, veroorzaakt door of in de nabijheid van de stof of het preparaat, met vermelding van:

    - de geschikte blusmiddelen;

    - de blusmiddelen die om veiligheidsredenen niet gebruikt mogen worden;

    - speciale blootstellingsgevaren die veroorzaakt worden door de stof of het preparaat zelf, verbrandingsproducten of vrijkomende gassen;

    - speciale beschermende uitrusting voor brandweerlieden.

    6. MAATREGELEN BIJ ACCIDENTEEL VRIJKOMEN VAN DE STOF OF HET PREPARAAT

    Afllankelijk van de stof of het preparaat kunnen gegevens nodig zijn over:

    - persoonlijke voorzorgsmaatregelen

    zoals verwijdering van ontstekingsbronnen, maatregelen voor doeltreffende ventilatie/bescherming van de ademhalingswegen, tegengaan van stofvorming, preventie van contact met huid en ogen;

    - milieuvoorzorgsmaatregelen

    zoals vermijden dat het product terechtkomt in afvoerkanalen, oppervlaktewater, grondwater en bodem; eventuele noodzaak om de buurt te waarschuwen;

    - reinigingsmethoden

    zoals gebruik van absorberend materiaal (bijvoorbeeld zand, kiezelgoer, zuurbindmiddel, universeel bindmiddel, zaagsel), gedeeltelijk wegvangen van gassen/dampen met water, verdunning.

    Gebruik eventueel aanwijzingen zoals "nooit gebruiken bij ...", "neutraliseren met ...".

    NB:

    Verwijs indien nodig naar de rubrieken 8 en 13.

    7. HANTERING EN OPSLAG

    NB:

    De informatie in dit deel moet betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. De werkgever moet aan de hand daarvan geschikte werkmethoden en organisatiemaatregelen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 98/24/EG kunnen opstellen.

    7.1. Hantering

    Vermeld voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het preparaat, inclusief advies over technische maatregelen zoals opsluiting, plaatselijke en algehele ventilatie, maatregelen ter voorkoming van aërosol- en stofvorming en brand, voor de bescherming van het milieu vereiste maatregelen (bijvoorbeeld gebruik van filters of wassers bij afvoerventilatie, gebruik in een ingedamd gebied, maatregelen voor het opruimen en verwijderen van lozingen, enz.) alsook eventuele specifieke eisen of voorschriften voor de betrokken stof of het betrokken preparaat (bijvoorbeeld aanbevolen of verboden apparatuur en gereedschap, procedures voor het gebruik), indien mogelijk met een korte beschrijving.

    7.2. Opslag

    Beschrijf de voorwaarden voor een veilige opslag, zoals specifieke ontwerpen voor opslagruimten of -vaten (inclusief tussenschotten en ventilatie), scheiding van chemisch op elkaar inwerkende materialen, opslagomstandigheden (temperatuur en vochtgehalte met minima en maxima, blootstelling aan licht, opslag onder inert gas, enz.), speciale elektrische voorzieningen en voorkoming van accumulatie van statische lading.

    Vermeld, indien relevant, de maximale hoeveelheid die in bepaalde omstandigheden mag worden opgeslagen, en vooral eventuele speciale eisen, zoals het type materiaal dat moet worden gebruikt voor de verpakking/houders van de stof of het preparaat.

    7.3. Specifieke toepassing(en)

    Voor eindproducten die voor (een) specifieke toepassing(en) zijn ontworpen, moeten gedetailleerde en praktische raadgevingen worden geformuleerd voor de beoogde toepassing(en). In voorkomend geval moet worden verwezen naar voor de industrie of de sector specifieke goedgekeurde richtsnoeren.

    8. MAATREGELEN TER BEHEERSING VAN BLOOTSTELLING/PERSOONLIJKE BESCHERMING

    8.1. Grenswaarden voor blootstelling

    Vermeld de momenteel geldende specifieke controleparameters waaronder grenswaarden voor de beroepsmatige blootstelling en/of biologische grenswaarden. De waarden moeten worden opgegeven voor de lidstaat waar de stof of het preparaat in de handel wordt gebracht. Verstrek informatie over de momenteel aanbevolen meetmethoden.

    Voor preparaten is het nuttig waarden te verstrekken voor die samenstellende stoffen die volgens rubriek 2 op het veiligheidsinformatieblad moeten worden vermeld.

    8.2. Maatregelen ter beheersing van blootstelling

    In dit document wordt onder maatregelen ter beheersing van blootstelling verstaan de hele scala van specifieke beschermings- en preventiemaatregelen die tijdens het gebruik moeten worden genomen om blootstelling van het personeel en het milieu tot een minimum te beperken.

    8.2.1. Beheersing van beroepsmatige blootstelling

    De werkgever houdt met deze informatie rekening bij de beoordeling van de risico's van de stof of het preparaat voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 98/24/EG, dat vereist dat passende werkprocessen worden ontworpen en technische maatregelen worden genomen, passende uitrusting en materialen worden gebruikt, collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron van het risico worden getroffen en ten sloffe individuele beschermingsmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, worden toegepast. Verstrek derhalve geschikte en afdoende informatie over deze maatregelen teneinde een correcte risicobeoordeling zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 98/24/EG mogelijk te maken. Deze informatie moet een aanvulling vormen op de reeds bij punt 7.1 verstrekte gegevens.

    Specificeer, indien persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn, in detail welke uitrusting doeltreffende en geschikte bescherming biedt. Houd rekening met Richtlijn 89/686/EEG van de Raad(3) en verwijs naar de desbetreffende CEN-normen:

    8.2.1.1. Bescherming van de ademhalingsorganen

    Geef voor gevaarlijke gassen, dampen of stof het te gebruiken type beschermende uitrusting aan, zoals onafhankelijke ademhalingsapparatuur, doeltreffende maskers en filters.

    8.2.1.2. Bescherming van de handen

    Specificeer duidelijk het soort handschoenen dat bij het werken met de stof of het preparaat moet worden gedragen, met inbegrip van:

    - het soort materiaal;

    - de doorbraaktijd van het handschoenmateriaal met betrekking tot de hoeveelheid en de duur van blootstelling van de huid.

    Vermeld zo nodig extra maatregelen voor bescherming van de handen.

    8.2.1.3. Bescherming van de ogen

    Specificeer het vereiste type oogbescherming, zoals veiligheidsbrillen, veiligheidsstofbrillen, gezichtsschermen.

    8.2.1.4. Bescherming van de huid

    Specificeer zo nodig voor andere lichaamsdelen dan de handen het soort en de kwaliteit van de vereiste beschermende uitrusting, zoals schort, laarzen en veiligheidskleding. Vermeld zo nodig extra maatregelen voor bescherming van de huid en specifieke hygiënische maatregelen.

    8.2.2. Beheersing van milieublootstelling

    Verstrek de informatie die de werkgever nodig heeft om zijn verplichtingen in verband met de communautaire wetgeving inzake milieubescherming na te komen.

    9. FYSISCHE EN CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN

    Verstrek, teneinde de juiste controlemaatregelen te kunnen nemen, alle relevante informatie over de stof of het preparaat, met name de in punt 9.2 vermelde informatie.

    9.1. Algemene informatie

    Voorkomen

    Vermeld de fysische toestand (vast, vloeibaar, gas) en de kleur van de geleverde stof of het geleverde preparaat.

    Geur

    Indien een geur merkbaar is, geef dan een korte beschrijving ervan.

    9.2. Belangrijke informatie met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid en het milieu

    pH

    Vermeld de pH van de stof of het preparaat zoals geleverd of in een waterige oplossing; geef in het laatste geval de concentratie aan.

    >PIC FILE= "L_2001212NL.003001.TIF">

    9.3. Andere gegevens

    Vermeld andere belangrijke veiligheidsparameters, zoals mengbaarheid, geleidingsvermogen, smeltpunt/smelttraject, gasgroep (nuttig voor Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad)(4), zelfontbrandingstemperatuur enz.

    Noot 1

    De bovengenoemde eigenschappen worden bepaald overeenkomstig de specificaties van bijlage V, deel A, van Richtlijn 67/548/EEG of volgens een andere vergelijkbare methode.

    Noot 2

    Voor preparaten moet normaliter informatie worden gegeven over de eigenschappen van het preparaat zelf. Indien echter wordt verklaard dat een bepaald gevaar niet van toepassing is, dient duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen gevallen waarin de indeler over geen informatie beschikt en gevallen waarin negatieve testresultaten beschikbaar zijn. Indien het nodig wordt geacht informatie over de eigenschappen van afzonderlijke bestanddelen te verstrekken, geef dan duidelijk aan waar de gegevens betrekking op hebben.

    10. STABILITEIT EN REACTIVITEIT

    Vermeld de stabiliteit van de stof of het preparaat en de mogelijkheid van gevaarlijke reacties die zich onder bepaalde gebruiksomstandigheden en ook bij het vrijkomen in het milieu voordoen.

    10.1. Te vermijden omstandigheden

    Noem de omstandigheden die een gevaarlijke reactie kunnen veroorzaken, zoals temperatuur, druk, blootstelling aan licht en schokken, enz., indien mogelijk met een korte beschrijving.

    10.2. Te vermijden stoffen

    Noem de stoffen die een gevaarlijke reactie kunnen veroorzaken, zoals water, lucht, zuren, basen, oxiderende stoffen of enige andere specifieke stof, indien mogelijk met een korte beschrijving.

    10.3. Gevaarlijke ontledingsproducten

    Noem de gevaarlijke stoffen die bij ontleding in gevaarlijke hoeveelheden worden geproduceerd.

    NB:

    Wijs in voorkomend geval specifiek op:

    - de noodzaak en de aanwezigheid van stabilisatoren;

    - de mogelijkheid van een gevaarlijke exotherme reactie;

    - de mogelijke betekenis voor de veiligheid van een verandering in fysisch voorkomen van de stof of het preparaat;

    - de mogelijke vorming van gevaarlijke ontledingsproducten bij contact met water;

    - de mogelijke afbraak tot onstabiele producten.

    11. TOXICOLOGISCHE INFORMATIE

    In deze rubriek moet een beknopte maar volledige en begrijpelijke beschrijving worden opgenomen van de verschillende toxische effecten die zich kunnen voordoen indien de gebruiker in contact komt met de stof of het preparaat.

    Vermeld hierbij gevaarlijke effecten voor de gezondheid van blootstelling aan de stof of het preparaat, gebaseerd op ervaring en conclusies uit wetenschappelijke proefnemingen. Geef informatie over de verschillende manieren van blootstelling (inslikken, inhalatie, contact met huid en ogen) en beschrijf de symptomen die corresponderen met de fysische, chemische en toxicologische karakteristieken.

    Vermeld effecten op korte en lange termijn en chronische effecten van kortstondige en langdurige blootstelling, bijvoorbeeld sensibilisatie, versuffing, carcinogene werking, mutagene werking, toxische effecten op de reproductie (ontwikkelingstoxiciteit en fertiliteit).

    Rekening houdend met de reeds in rubriek 2 "Samenstelling en informatie over de bestanddelen" opgenomen gegevens, kan het nodig zijn melding te maken van eventuele specifieke effecten van bepaalde bestanddelen van preparaten op de gezondheid.

    12. MILIEU-INFORMATIE

    Beschrijf de mogelijke effecten, het gedrag en de milieubestemming van de stof of het preparaat in de lucht, het water en/of de bodem. Verstrek, voorzover beschikbaar, relevante testgegevens (bijvoorbeeld LC50 vis <= 1mg/l).

    Beschrijf de belangrijkste eigenschappen die een effect op het milieu kunnen hebben op grond van de aard van de stof of het preparaat en de te verwachten toepassingen. Soortgelijke informatie dient te worden verstrekt over gevaarlijke producten die ontstaan bij de afbraak van de stof of het preparaat. Deze informatie kan het volgende omvatten:

    12.1. Ecotoxiciteit

    Daaronder vallen relevante beschikbare gegevens over watertoxiciteit, zowel acuut als chronisch voor vis, dafnia, algen en andere waterplanten. Voorts moeten toxiciteitsgegevens over micro- en macro-organismen in de bodem en andere voor het milieu relevante organismen, zoals vogels, bijen en planten, worden opgenomen, voorzover deze beschikbaar zijn. Indien de stof of het preparaat inhiberende effecten op de activiteit van micro-organismen heeft, moet het mogelijke effect op waterzuiveringsinstallaties worden vermeld.

    12.2. Mobiliteit

    Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat(5) om, indien zij in het milieu terechtkomen, naar het grondwater of ver van de plaats van lozing te worden getransporteerd.

    Relevante gegevens kunnen zijn:

    - bekende of voorspelde distributie over milieucompartimenten;

    - oppervlaktespanning;

    - absorptie/desorptie.

    Zie rubriek 9 voor andere fysisch-chemische eigenschappen.

    12.3. Persistentie en afbraak

    Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat(6) om in relevante milieumedia te worden afgebroken, hetzij langs biologische weg of via andere processen zoals oxidatie of hydrolyse. Halveringstijden van de afbraak moeten worden vermeld als zij beschikbaar zijn. De mogelijkheid dat de stof of de bestanddelen van een preparaat(7) in waterzuiveringsinstallaties worden afgebroken, moet eveneens worden vermeld.

    12.4. Mogelijke bioaccumulatie

    Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat(8) om zich in biota te accumuleren en in de voedselketen te worden opgenomen, met vermelding van de Kow en BCF, voorzover beschikbaar.

    12.5. Andere schadelijke effecten

    Vermeld, indien beschikbaar, informatie over andere schadelijke milieueffecten, bijvoorbeeld ozonafbrekend vermogen, fotochemisch ozonvormend vermogen en/of broeikaseffect.

    Opmerkingen

    Ook in andere rubrieken van het veiligheidsinformatieblad moet milieu-informatie worden verstrekt; hierbij gaat het met name om de adviezen om vrijkomen te beperken, de maatregelen bij accidenteel vrijkomen en de verwijderingsinstructies in de rubrieken 6, 7, 13, 14 en 15.

    13. INSTRUCTIES VOOR VERWIJDERING

    Indien verwijdering van de stof of het preparaat (restanten of bij het te verwachten gebruik ontstaan afval) gevaar oplevert, moeten een beschrijving van deze residuen en informatie over een veilige hantering daarvan worden gegeven.

    Vermeld passende methoden voor verwijdering van zowel de stof of het preparaat als de besmette verpakking (verbranding, recycling, storten, enz.).

    NB:

    Verwijs naar eventuele communautaire bepalingen inzake afval. Indien deze ontbreken, is het nuttig de gebruiker eraan te herinneren dat terzake mogelijk nationale of regionale bepalingen gelden.

    14. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET VERVOER

    Vermeld eventuele speciale voorzorgsmaatregelen waarvan een gebruiker op de hoogte moet zijn of waaraan hij moet voldoen met betrekking tot het vervoer binnen of buiten zijn bedrijf.

    Verstrek in voorkomend geval informatie over de transportclassificatie voor elke regelgeving met betrekking tot de vervoerstakken: IMDG (zee), ADR (weg, Richtlijn 94/55/EG van de Raad(9)), RID (spoor, Richtlijn 96/49/EG van de Raad(10)), ICAO/IATA (lucht). Daaronder vallen bijvoorbeeld:

    - VN-nummer;

    - klasse,

    - juiste ladingnaam,

    - verpakkingsgroep,

    - mariene verontreiniging,

    - andere relevante informatie.

    15. WETTELIJK VERPLICHTE INFORMATIE

    Vermeld de informatie met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid en het milieu die op het etiket wordt gegeven overeenkomstig de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG.

    Wanneer de stof of het preparaat van dit veiligheidsinformatieblad is onderworpen aan bijzondere communautaire bepalingen inzake bescherming van mens en milieu (restricties voor het op de markt brengen en het gebruik zoals bedoeld in Richtlijn 76/769/EEG van de Raad(11)) moeten deze, voorzover mogelijk, worden vermeld.

    Vermeld eveneens, voorzover mogelijk, nationale wetten ter uitvoering van deze bepalingen en eventuele andere nationale maatregelen die terzake relevant kunnen zijn.

    16. OVERIGE INFORMATIE

    Vermeld alle andere informatie die de leverancier van belang acht voor de veiligheid en gezondheid van de gebruiker en voor de bescherming van het milieu, bijvoorbeeld:

    - lijst van relevante R-zinnen. Geef de volledige tekst van alle R-zinnen die in de rubrieken 2 en 3 van het veiligheidsinformatieblad zijn vermeld;

    - opleidingsadviezen;

    - aangeraden beperkingen voor het gebruik (d.w.z. niet wettelijk verplichte aanbevelingen van de leverancier);

    - verdere informatie (schriftelijke referenties en/of een technisch contactpunt);

    - bronnen van de basisinformatie aan de hand waarvan het veiligheidsinformatieblad is samengesteld;

    - geef in een herzien veiligheidsinformatieblad duidelijk de informatie aan die is toegevoegd, geschrapt of herzien (tenzij dit elders is aangegeven).

    (1) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.

    (2) Indien de persoon die voor het in de handel brengen van een preparaat verantwoordelijk is, kan aantonen dat bekendmaking op het veiligheidsinformatieblad van de chemische identiteit van een stof die uitsluitend is ingedeeld als:

    - irriterend, met uitzondering van stoffen waaraan de zin R41 is toegekend, of als irriterend in combinatie met één of meer van de in artikel 10, lid 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen;

    - dan wel schadelijk, of als schadelijk in combinatie met één of meer van de in artikel 10, lid 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen en op zichzelf acute letale effecten heeft,

    de vertrouwelijkheid van zijn intellectuele eigendom in gevaar brengt, kan hij overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, deel B, van Richtlijn 1999/45/EG die stof aanduiden met hetzij een naam die de belangrijkste functionele chemische groepen aangeeft, hetzij een andere naam.

    (3) PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

    (4) PB L 100 van 19.4.1994, blz. 1.

    (5) Deze informatie kan niet voor het preparaat worden gegeven, omdat deze specifiek voor de stof is. De informatie moet dan ook worden gegeven, voorzover ze beschikbaar en relevant is, voor elke samenstellende stof in het preparaat die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 2 van deze bijlage op het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

    (6) Deze informatie kan niet voor het preparaat worden gegeven, omdat deze specifiek voor de stof is. De informatie moet dan ook worden gegeven, voorzover ze beschikbaar en relevant is, voor elke samenstellende stof in het preparaat die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 2 van deze bijlage op het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

    (7) Deze informatie kan niet voor het preparaat worden gegeven, omdat deze specifiek voor de stof is. De informatie moet dan ook worden gegeven, voorzover ze beschikbaar en relevant is, voor elke samenstellende stof in het preparaat die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 2 van deze bijlage op het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

    (8) Deze informatie kan niet voor het preparaat worden gegeven, omdat deze specifiek voor de stof is. De informatie moet dan ook worden gegeven, voorzover ze beschikbaar en relevant is, voor elke samenstellende stof in het preparaat die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 2 van deze bijlage op het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

    (9) PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7.

    (10) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 25.

    (11) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201."

    Top