Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999L0050

    Richtlijn 1999/50/EG van de Commissie van 25 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 139 van 2.6.1999, p. 29–31 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/01/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/50/oj

    31999L0050

    Richtlijn 1999/50/EG van de Commissie van 25 mei 1999 tot wijziging van Richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 139 van 02/06/1999 blz. 0029 - 0031


    RICHTLIJN 1999/50/EG VAN DE COMMISSIE

    van 25 mei 1999

    tot wijziging van Richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen(1), gewijzigd bij Richtlijn 96/84/EG van het Europees Parlement en de Raad(2), inzonderheid op artikel 4, lid 1,

    Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding,

    (1) Overwegende dat volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 91/321/EEG van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/4/EG(4), geen enkele stof in een zodanige hoeveelheid mogen bevatten dat daarmee de gezondheid van zuigelingen en peuters in gevaar wordt gebracht, en dat zonodig onverwijld maximale hoeveelheden van dergelijke stoffen moeten worden vastgesteld;

    (2) Overwegende dat verschillende regelingen op het gebied van de toegestane maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen in dergelijke producten handelsbelemmeringen tussen de lidstaten doen ontstaan;

    (3) Overwegende dat de maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen die zijn vastgelegd in Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/41/EG(6), in Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/82/EG van de Commissie(8), in Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong(9), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/82/EG, en in Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(10), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/82/EG, de specifieke voorschriften voor volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding onverlet laten;

    (4) Overwegende dat de Gemeenschap, rekening houdend met haar internationale verplichtingen, in de gevallen waarin de relevante wetenschappelijke informatie ontoereikend is, uitgaande van het voorzorgbeginsel en in afwachting van een aanvullende risicoanalyse op basis van de beschikbare terzake dienende informatie voorlopige maatregelen mag treffen, welke binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden bezien;

    (5) Overwegende dat op basis van de twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 19 september 1997 en 4 juni 1998 twijfel is gerezen over de adequaatheid van de bestaande waarden voor de aanvaardbare dagelijkse dosis, hierna "ADD" genoemd, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters; dat deze twijfel niet alleen betrekking heeft op bestrijdingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen, maar ook op gevaarlijke scheikundige stoffen, en dat de Commissie derhalve de mogelijkheid zal onderzoeken zo spoedig mogelijk maximumniveaus vast te leggen voor zware metalen in voor zuigelingen en peuters bestemde levensmiddelen;

    (6) Overwegende dat het derhalve voor levensmiddelen voor bijzondere voedingsdoeleinden, bestemd voor zuigelingen en peuters, passend is een zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde voor alle bestrijdingsmiddelen vast te stellen;

    (7) Overwegende dat deze zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde moet worden vastgelegd op 0,01 mg/kg wat in de praktijk het minimum-opspoorbare niveau is;

    (8) Overwegende dat strenge beperkingen van de residuen van bestrijdingsmiddelen vereist moeten zijn; dat het met een zorgvuldige selectie van de grondstoffen en gezien het feit dat volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding bij hun bereiding een grondige bewerking ondergaan, mogelijk is producten te vervaardigen met slechts zeer lage gehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen;

    (9) Overwegende dat bij een klein aantal bestrijdingsmiddelen echter zelfs bij dergelijke lage niveaus de ADD van die bestrijdingsmiddelen in het ergste geval eventueel kan worden overschreden; dat bijgevolg volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding vrij van dergelijke bestrijdingsmiddelen moeten zijn en moeten worden geproduceerd zonder dat deze bestrijdingsmiddelen worden gebruikt;

    (10) Overwegende dat deze richtlijn gebaseerd is op de huidige kennis over deze stoffen; dat over een eventuele wijziging ervan op basis van de vooruitgang van wetenschap en techniek zal worden beslist overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 89/398/EEG;

    (11) Overwegende dat Richtlijn 91/321/EEG dienovereenkomstig moet worden gewijzigd;

    (12) Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 91/321/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Aan artikel 1, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    "e) 'residu van bestrijdingsmiddelen': het residu in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding van een gewasbeschermingsmiddel, zoals omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(11), met inbegrip van de metabolieten daarvan en de producten die bij de afbraak of de reactie vrijkomen.

    2. Artikel 6 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 6

    1. Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding mogen geen enkele stof in een zodanige hoeveelheid bevatten dat daarmee de gezondheid van zuigelingen en peuters in gevaar wordt gebracht. De vereiste maximumniveaus voor dergelijke stoffen worden onverwijld vastgesteld.

    2. Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding mogen geen residuen van afzonderlijke bestrijdingsmiddelen bevatten met niveaus die hoger liggen dan 0,01 mg/kg van het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant.

    De analytische methoden ter bepaling van de niveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen zijn de algemeen aanvaarde gestandaardiseerde methoden.

    3. De in bijlage IX opgenomen bestrijdingsmiddelen mogen niet worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding zijn bestemd.

    4. Zonodig worden microbiologische criteria vastgesteld.".

    3. De volgende bijlage IX wordt toegevoegd:

    "BIJLAGE IX

    Bestrijdingsmiddelen welke niet mogen worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding zijn bestemd.

    Scheikundige naam van de stof

    [...]"

    Artikel 2

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uitelijk op 30 juni 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Bedoelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden zodanig toegepast dat:

    a) de handel in met de richtlijn overeenstemmende producten uiterlijk op 30 juni 2000 wordt toegestaan;

    b) de handel in niet met de richtlijn overeenstemmende producten met ingang van 1 juli 2002 wordt verboden.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. Die regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 25 mei 1999.

    Voor de Commissie

    Martin BANGEMANN

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27.

    (2) PB L 48 van 19.2.1997, blz. 20.

    (3) PB L 175 van 4.7.1991, blz. 35.

    (4) PB L 49 van 28.2.1996, blz. 12.

    (5) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26.

    (6) PB L 184 van 12.7.1997, blz. 33.

    (7) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

    (8) PB L 290 van 29.10.1998, blz. 25.

    (9) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43.

    (10) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

    (11) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

    Top