EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999L0018

Richtlijn 1999/18/EG van de Commissie van 18 maart 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/762/EEG van de Raad betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen Voor de EER relevante tekst.

PB L 97 van 12.4.1999, p. 82–97 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/18/oj

31999L0018

Richtlijn 1999/18/EG van de Commissie van 18 maart 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/762/EEG van de Raad betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen Voor de EER relevante tekst.

Publicatieblad Nr. L 097 van 12/04/1999 blz. 0082 - 0097


RICHTLIJN 1999/18/EG VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 1999

houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/762/EEG van de Raad betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad(2), inzonderheid op artikel 13, lid 2,

Gelet op Richtlijn 76/762/EEG van de Raad van 27 juni 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen(3), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, inzonderheid op artikel 10,

(1) Overwegende dat Richtlijn 76/762/EEG één van de bijzondere richtlijnen van de EG-typegoedkeuringsprocedure vormt, die is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG; dat derhalve de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende voertuigsystemen, onderdelen en technische eenheden op Richtlijn 76/762/EEG van toepassing zijn;

(2) Overwegende dat met name artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG voorschrijven dat aan iedere bijzondere richtlijn een inlichtingenformulier en een op bijlage VI bij Richtlijn 70/156/EEG gebaseerd typegoedkeuringsformulier wordt toegevoegd met het oog op de computerisering van de typegoedkeuring; dat het bij Richtlijn 76/762/EEG vastgestelde typegoedkeuringsformulier dienovereenkomstig moet worden gewijzigd;

(3) Overwegende dat de procedures moeten worden vereenvoudigd om de gelijkwaardigheid, als bedoeld bij artikel 9, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG, van bepaalde bijzondere richtlijnen en de overeenkomstige reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) te behouden, wanneer voornoemde reglementen worden gewijzigd; dat als eerste stap de technische voorschriften van Richtlijn 76/762/EEG door middel van verwijzingen moeten worden vervangen door die van VN-ECE-reglement nr. 19;

(4) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat wordt voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/28/EG van de Commissie(5), en van Richtlijn 76/761/EEG van de Raad(6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/17/EG van de Commissie(7);

(5) Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming zijn met het advies van het bij Richtlijn 70/156/EEG ingestelde comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 76/762/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt als volgt te luiden:

"inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voormistlichten voor motorvoertuigen".

2. In artikel 1 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Iedere lidstaat verleent de EG-typegoedkeuring als onderdeel voor elk type voormistlicht dat voldoet aan de constructie- en beproevingsvoorschriften die in de desbetreffende bijlagen zijn opgenomen.".

3. In artikel 2 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"De lidstaten kennen de fabrikant een EG-typegoedkeuringsmerkteken toe overeenkomstig het in bijlage I, aanhangsel 3, vastgestelde model, voor elk type voormistlicht dat door hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd.".

4. Artikel 4 komt als volgt te luiden:

"Artikel 4

De bevoegde instanties van de lidstaten stellen elkaar volgens de procedure van artikel 4, lid 6, van Richtlijn 70/156/EEG in kennis van elke goedkeuring die zij overeenkomstig deze richtlijn hebben verleend, geweigerd of ingetrokken.".

5. Artikel 9 komt als volgt te luiden:

"Artikel 9

Onder 'voertuig' wordt in deze richtlijn verstaan, ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig, met of zonder carrosserie, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen en van land- of bosbouwtrekkers en alle mobiele machines.".

6. De bijlagen worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 oktober 1999, of, indien de bekendmaking van de in artikel 3 bedoelde teksten wordt uitgesteld tot na 1 april 1999, zes maanden na de datum van bekendmaking van deze teksten, mogen de lidstaten:

- voor een type motorvoertuig of een hierboven genoemd type voormistlicht noch de EG-typegoedkeuring noch de nationale typegoedkeuring weigeren,

- noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van voertuigen of de verkoop of het gebruik van voormistlichten verbieden,

om redenen die verband houden met voormistlichten, op voorwaarde dat de voormistlichten voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 76/762/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn, en, voorzover het voertuigen betreft, zij zijn geïnstalleerd overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG.

2. Met ingang van 1 april 2000 mogen de lidstaten:

- niet langer de EG-typegoedkeuring verlenen en

- de nationale typegoedkeuring weigeren,

voor een type voertuig om redenen die verband houden met voormistlichten en voor een type voormistlicht, indien niet is voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 76/762/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

3. Met ingang van 1 april 2001 zijn de voorschriften van Richtlijn 76/762/EEG betreffende voormistlichten als onderdeel, als gewijzigd bij deze richtlijn, van toepassing in de zin van artikel 7, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG.

4. Onverminderd de leden 2 en 3 blijven de lidstaten voor voormistlichten de EG-typegoedkeuring verlenen voor vervangingsonderdelen en de verkoop en het gebruik ervan overeenkomstig vroegere versies van Richtlijn 76/762/EEG toestaan, op voorwaarde dat dergelijke voormistlichten:

- bestemd zijn voor montage op reeds in gebruik genomen voertuigen, en

- voldoen aan de voorschriften van de richtlijn die van kracht was toen de voertuigen voor het eerst werden geregistreerd.

Artikel 3

De in punt 1 van bijlage II genoemde punten en bijlagen van VN-ECE-reglement nr. 19 worden vóór 1 april 1999 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 4

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 oktober 1999 aan deze richtlijn te voldoen; wanneer de bekendmaking van de in artikel 3 bedoelde teksten echter wordt uitgesteld tot na 1 april 1999, dienen de lidstaten zes maanden na de datum van bekendmaking van deze teksten aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 oktober 1999, of, wanneer de bekendmaking van de in artikel 3 bedoelde teksten wordt uitgesteld tot na 1 april 1999, zes maanden na de datum van bekendmaking van deze teksten.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 maart 1999.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.

(2) PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25.

(3) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 122.

(4) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 1.

(5) PB L 171 van 30.6.1997, blz. 1.

(6) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 96.

(7) Zie bladzijde 45 van dit Publicatieblad.

BIJLAGE

"LIJST VAN BIJLAGEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING

1. AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE

1.1. De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type mistvoorlicht als onderdeel wordt ingediend door de fabrikant.

1.2. Een model van het inlichtingenformulier is opgenomen in aanhangsel 1.

1.3. Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst:

1.3.1. twee exemplaren, voorzien van de aanbevolen lamp of lampen;

1.3.2. voor het beproeven van de kunststof, waarvan de lens is gemaakt:

1.3.2.1. dertien lenzen:

1.3.2.1.1. zes van deze lenzen mogen worden vervangen door zes monsters van de kunststof (minimumafmetingen 60 mm × 80 mm), met een vlak of bol buitenoppervlak en een overwegend vlak gedeelte (krommingsstraal minimaal 300 mm) in het midden met minimumafmetingen van 15 mm × 15 mm,

1.3.2.1.2. elke lens of elk monster moet vervaardigd zijn volgens de methode die wordt toegepast bij de massaproductie;

1.3.2.2. een reflector waarop de lenzen kunnen worden gemonteerd overeenkomstig de instructies van de fabrikant.

1.3.3. De gegevens over de eigenschappen van de kunststoffen waarvan de lenzen en eventuele coating daarvan zijn gemaakt, moeten vergezeld gaan van een testrapport aangaande deze stoffen en de bekleding daarvan indien deze reeds zijn beproefd.

2. MERKTEKENS

2.1. De inrichtingen die voor EG-typegoedkeuring als onderdeel worden aangeboden, moeten voorzien zijn van het volgende:

2.1.1. het merk of de handelsnaam van de fabrikant;

2.1.2. in geval van lichten met vervangbare lichtbronnen: het (de) type(n) van de voorgeschreven gloeilampen;

2.1.3. in geval van lichten met niet-vervangbare lichtbronnen: de nominale spanning en het nominaal vermogen.

2.2. Deze merktekens moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op het lichtdoorlatende gedeelte of een van de lichtdoorlatende gedeelten van de inrichting zijn aangebracht. Zij moeten van buiten af zichtbaar zijn wanneer de inrichting op het voertuig is gemonteerd.

2.3. Elke inrichting moet voldoende ruimte bieden voor het typegoedkeuringsmerk. Deze ruimte moet op de in aanhangsel 1 genoemde tekeningen worden aangegeven.

3. VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

3.1. Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG verleend.

NB:

Niets in deze richtlijn weerhoudt een lidstaat ervan de combinatie van een krachtens deze richtlijn goedgekeurd koplicht met een kunststoflens en een mechanische koplampwisser te verbieden.

3.2. Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is opgenomen in aanhangsel 2.

3.3. Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd tpye mistvoorlicht te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag niet hetzelfde nummer aan een ander type mistvoorlicht toekennen.

3.4. Wanneer EG-typegoedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een mistvoorlicht en andere lichten, mag één EG-typegoedkeuringsnummer worden toegekend, op voorwaarde dat het mistvoorlicht voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn en dat alle andere lichten die deel uitmaken van de verlichtings- en lichtsignaalinrichting waarvoor EG-typegoedkeuring is aangevraagd, voldoen aan de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijn.

4. EG-GOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

4.1. Behalve de in punt 2.1 genoemde merktekens moet ieder mistvoorlicht, dat overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, voorzien zijn van een EG-typegoedkeuringsmerk.

4.2. Dit merk bestaat uit:

4.2.1. een rechthoek met daarin de kleine letter "e", gevolgd door het kengetal of de kenletters van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend:

1 voor Duitsland

2 voor Frankrijk

3 voor Italië

4 voor Nederland

5 voor Zweden

6 voor België

9 voor Spanje

11 voor het Verenigd Koninkrijk

12 voor Oostenrijk

13 voor Luxemburg

17 voor Finland

18 voor Denemarken

21 voor Portugal

23 voor Griekenland

IRL voor Ierland;

4.2.2. nabij de rechthoek, het "basisgoedkeuringsnummer", opgenomen in deel 4 van het in bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door twee cijfers die het volgnummer vormen, dat is toegekend aan de meest recente ingrijpende technische wijziging van Richtlijn 76/762/EEG op de dag waarop de EG-typegoedkeuring is verleend. Het volgnummer van deze richtlijn is 02;

4.2.3. de volgende, aanvullende symbolen:

4.2.3.1. de letter "B";

4.2.3.2. op voormistlichten met een lens van kunststof: de lettercombinatie "PL", die bij het in punt 4.2.3.1 voorgeschreven symbool wordt aangebracht;

4.2.3.3 in alle gevallen dienen de terzake dienende gebruikswijze die tijdens de testprocedure werd toegepast overeenkomstig punt 1.1.1.1 van bijlage 4(1) en de krachtens punt 1.1.1.2 van bijlage 4(2) toegestane spanningen op het in punt 3.2 bedoelde goedkeuringsformulier te worden aangegeven.

In bijbehorende gevallen moet de inrichting als volgt van een merk worden voorzien:

op eenheden die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en die zodanig zijn ontworpen dat de lamp(en) van de ene functie niet gelijktijdig mag (mogen) worden ontstoken met die van een andere functie waarmee het is/zij zijn samengebouwd, wordt een schuine streep (/) achter het symbool in het goedkeuringsmerk voor een dergelijke functie geplaatst;

indien echter alleen het voormistlicht en het dimlicht niet tegelijkertijd ontstoken mogen zijn, moet de schuine streep achter het mistlichtsymbool worden geplaatst, waarbij dit symbool hetzij afzonderlijk hetzij aan het eind van de symbolencombinatie moet worden geplaatst;

op eenheden die alleen voldoen aan de voorschriften van bijlage 4(3) wanneer deze zijn aangesloten op een spanning van 6 of 12 V, moet een symbool bestaande uit het getal 24 dat is doorgestreept door een schuin kruis (x) bij de lampfitting worden geplaatst. Een samengebouwd licht bestaande uit een dimlicht en een mistvoorlicht is toegestaan als dit in overeenstemming is met Richtlijn 76/756/EEG.

4.3. Het EG-typegoedkeuringsmerk moet zodanig op het glas of op een van de glazen van het licht worden aangebracht dat het onuitwisbaar en goed leesbaar is, ook wanneer de lichten op het voertuig zijn gemonteerd.

4.4. Configuratie van het EG-typegoedkeuringsmerk:

4.4.1. Onafhankelijke lichten:

Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een type onderdeel zijn afgebeeld in figuur 1 van aanhangsel 3.

4.4.2. Gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten:

4.4.2.1. Wanneer overeenkomstig punt 3.4 één EG-typegoedkeuringsnummer aan een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een voormistlicht en andere lichten is toegekend, mag één EG-typegoedkeuringsmerk worden aangebracht, bestaande uit:

4.4.2.1.1. een rechthoek met daarin de letter "e", gevolgd door het kengetal of de kenletter van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend (zie punt 4.2.1);

4.4.2.1.2. het basisgoedkeuringsnummer (zie punt 4.2.2, eerste helft van de zin);

4.4.2.1.3. indien nodig, de voorgeschreven pijl, voorzover deze betrekking heeft op de gehele verlichtingseenheid.

4.4.2.2. Dit merk mag op een willekeurige plaats op het gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde licht worden aangebracht, mits:

4.4.2.2.1. het zichtbaar is na montage van de lichten;

4.4.2.2.2. geen licht-uitstralende onderdelen van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten kunnen worden verwijderd zonder tegelijkertijd het goedkeuringsmerk te verwijderen.

4.4.2.3. Het identificatiesymbool voor elk licht overeenkomstig elke richtlijn krachtens welke de EG-typegoedkeuring als onderdeel werd verleend, tezamen met het volgnummer (zie punt 4.2.2, tweede helft van de zin) en in voorkomend geval de letter "D" en de voorgeschreven pijl moeten worden aangebracht:

4.4.2.3.1. hetzij op het desbetreffende uitvalsvlak van het licht;

4.4.2.3.2. hetzij op zodanige wijze gegroepeerd dat de gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten duidelijk kunnen worden geïdentificeerd.

4.4.2.4. De afmetingen van de onderdelen van dit merk mogen niet kleiner zijn dan de minimumafmetingen die zijn aangegeven voor de afzonderlijke merken in de verschillende richtlijnen krachtens welke de EG-onderdeelgoedkeuring werd verleend.

4.4.2.5. Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een met een ander licht gegroepeerd, gecombineerd of samengebouwd licht zijn afgebeeld in figuur 2 van aanhangsel 3.

4.4.3. Lichten die zijn samengebouwd met andere lichten waarvan het glas ook kan worden gebruikt voor andere typen koplichten:

4.4.3.1. de in punt 4.4.2 vastgelegde bepalingen zijn van toepassing;

4.4.3.2. bovendien mag, wanneer hetzelfde glas wordt gebruikt, dit glas zijn voorzien van verschillende goedkeuringsmerken die betrekking hebben op de verschillende typen koplichten of verlichtingseenheden, mits het hoofdonderdeel van het koplicht, ook al kan dit niet worden afgenomen van het glas, ook de in punt 2.3 voorgeschreven ruimte biedt en daarop de goedkeuringsmerken voor de functies die kunnen worden vervuld, zijn aangebracht;

4.4.3.3. indien verschillende typen koplicht hetzelfde hoofdonderdeel hebben, mogen op laatstgenoemde verschillende goedkeuringsnummers zijn aangebracht;

4.4.3.4. voorbeelden van een EG-typegoedkeuringsmerk voor typen lichten als onderdeel die zijn samengebouwd met een koplicht staan afgebeeld in figuur 3 van aanhangsel 3.

5. WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEURING

5.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

6. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

6.1. Normaal dienen er maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om te zorgen voor de overeenstemming van de productie.

6.2. De overeenkomstig punt 2.3.5 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG uit te voeren proeven zijn die welke zijn voorgeschreven in punt 3 van bijlage 5 en in bijlage 6 en de toe te passen criteria bij de selectie van de monsters voor de in de punten 2.4.2 en 2.4.3 van bijlage X genoemde proeven zijn die welke zijn opgenomen in bijlage 7 van de in punt 1 van bijlage II bij deze richtlijn genoemde documenten.

6.3. De normale frequentie van de in opdracht van de goedkeuringsinstantie uit te voeren inspecties is om de twee jaar.

(1) Van de in punt 1 van bijlage II bij deze richtlijn genoemde documenten.

(2) Van de in punt 1 van bijlage II bij deze richtlijn genoemde documenten.

(3) Van de in punt 1 van bijlage II bij deze richtlijn genoemde documenten.

Aanhangsel 1

>PIC FILE= "L_1999097NL.008902.EPS">

>PIC FILE= "L_1999097NL.009001.EPS">

Aanhangsel 2

>PIC FILE= "L_1999097NL.009102.EPS">

>PIC FILE= "L_1999097NL.009201.EPS">

Aanhangsel 3

VOORBEELDEN VAN HET EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

Figuur 1a

>PIC FILE= "L_1999097NL.009302.EPS">

Figuur 1b

>PIC FILE= "L_1999097NL.009303.EPS">

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-typegoedkeuringsmerk is een mistvoorlicht, dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) overeenkomstig deze richtlijn (02) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.

Figuur 1a geeft aan dat het mistvoorlicht is voorzien van een glas van kunststof en dat het niet gelijktijdig ontstoken mag zijn met een ander licht waarmee het is samengebouwd.

Figuur 1b geeft aan dat het mistvoorlicht tegelijkertijd kan worden ontstoken met een ander licht waarmee het is samengebouwd.

Figuur 2

Vereenvoudigd merk van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten wanneer twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde eenheid

(De verticale en horizontale lijnen vormen het schema van de lichtsignaalinrichting. Deze maken geen deel uit van het goedkeuringsmerk)

MODEL A

>PIC FILE= "L_1999097NL.009401.EPS">

MODEL B

>PIC FILE= "L_1999097NL.009402.EPS">

MODEL C

>PIC FILE= "L_1999097NL.009403.EPS">

MODEL D

>PIC FILE= "L_1999097NL.009501.EPS">

NB:

De vier voorbeelden van de goedkeuringsmerken, de modellen A, B, C en D, zijn vier mogelijke varianten van de merktekens voor een verlichtings- en lichtsignaalinrichting, waarbij twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde inrichting. Dit merkteken geeft aan dat de inrichting in Duitsland (e1) werd goedgekeurd met als basisgoedkeuringsnummer 7120 en bestaat uit:

een breedtelicht (A), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 02, voor linkse montage;

een koplicht (HCR) met een gedimde lichtstraal ontworpen voor links- en rechtsrijdend verkeer en een grootlichtstraal met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen 86250 en 101250 candela (aangeduid door het getal 30), goedgekeurd overeenkomstig bijlage V bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 02, met een lens van kunststof (PL);

een mistvoorlicht (B), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/762/EEG, volgnummer 02, met een lens van kunststof (PL);

een voorrichtingaanwijzer van categorie 1a, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/759/EEG, volgnummer 01.

Figuur 3

Licht samengebouwd of gegroepeerd met een koplicht

>PIC FILE= "L_1999097NL.009502.EPS">

Het bovenstaande voorbeeld komt overeen met het merk op een lens die is bestemd om te worden gebruikt op verschillende typen koplichten, namelijk:

een koplicht met een gedimde lichtstraal ontworpen voor beide verkeerssystemen en een grootlichtstraal met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen 86250 en 101250 candela (aangeduid door het getal 30), goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 7120 overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 04, dat is samengebouwd met een mistvoorlicht, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/762/EEG, volgnummer 02;

ofwel

een koplicht met een gedimde en een grootlichtstraal ontworpen voor beide verkeerssystemen, goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 7122 overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 01, dat is samengebouwd met hetzelfde mistvoorlicht als hierboven;

ofwel

een van de bovengenoemde koplichten, goedgekeurd als één licht.

Het hoofdonderdeel van het koplicht is voorzien van het enige geldige goedkeuringsnummer, bij voorbeeld:

>PIC FILE= "L_1999097NL.009601.EPS">

of

>PIC FILE= "L_1999097NL.009602.EPS">

of

>PIC FILE= "L_1999097NL.009603.EPS">

of

>PIC FILE= "L_1999097NL.009604.EPS">

BIJLAGE II

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1. De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1 en 5 tot en met 8 en de bijlagen 3 tot en met 7 van ECE-reglement nr. 19, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

- de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 tot en met 4 op de 02-reeks amendementen(1);

- supplement 5 op de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de correcties op herziening 3 van reglement nr. 19(2);

- supplement 6 op de 02-reeks amendementen(3);

- supplement 7 op de 02-reeks amendementen(4);

- supplement 8 op de 02-reeks amendementen(5),

behalve dat:

1.1. wanneer naar "reglement nr. 37" wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als "bijlage VII bij Richtlijn 76/761/EEG";

1.2. in punt 5.1 "punt 2.2.3" wordt gelezen als "punt 1.3.1 van bijlage I bij deze richtlijn";

1.3. in bijlage 5, punt 1.1, en de titel van tabel A in aanhangsel 1 "punt 2.2.4 van dit reglement" wordt gelezen als "punt 1.3.2 van bijlage I bij deze richtlijn";

1.4. in bijlage 5, punt 1.2, en de titel van tabel B in aanhangsel 1 "punt 2.2.3 van dit reglement" wordt gelezen als "punt 1.3.1 van bijlage I bij deze richtlijn";

1.5. in bijlage 5, punt 2.4.2, "punt 2.2.4.1.1" wordt gelezen als "punt 1.3.2.1.1 van bijlage I bij deze richtlijn";

1.6. in bijlage 7, punten 2.3 en 3.3, "punt 12" wordt gelezen als "artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG";

1.7. in bijlage 6, punt 2.5, "punt 11.1 van dit reglement" wordt gelezen als "punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG".

(1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(4) TRANS/WP.29/568.

(5) TRANS/WP.29/617.".

Top