Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0313

    1999/313/EG: Beschikking van de Raad van 29 april 1999 met betrekking tot de referentielaboratoria voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren

    PB L 120 van 8.5.1999, p. 40–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2005; opgeheven door 32004R0882

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/313/oj

    31999D0313

    1999/313/EG: Beschikking van de Raad van 29 april 1999 met betrekking tot de referentielaboratoria voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren

    Publicatieblad Nr. L 120 van 08/05/1999 blz. 0040 - 0041


    BESCHIKKING VAN DE RAAD

    van 29 april 1999

    met betrekking tot de referentielaboratoria voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren

    (1999/313/EG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1),

    Gezien de adviezen van het Europees Parlement(2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

    (1) Overwegende dat bij Richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren(4), en met name in de bijlage daarvan, voorschriften zijn vastgesteld met betrekking tot bacteriologische en virale besmettingen bij levende tweekleppige weekdieren;

    (2) Overwegende dat, overeenkomstig hoofdstuk V, punt 8, van de bijlage bij voornoemde richtlijn, bij gebrek aan routineprocedures voor de opsporing van virussen en voor de vaststelling van virologische normen, de gezondheidscontrole op tellingen van fecale bacteriën wordt gebaseerd;

    (3) Overwegende dat uit verder wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de doeltreffendheid van fecale bacteriën als indicator voor de aanwezigheid van virussen bij tweekleppige weekdieren gering is; dat bijgevolg, met het oog op de bescherming van de volksgezondheid, de gezondheidscontrole op andere indicatoren moet komen te berusten;

    (4) Overwegende dat de ontwikkeling van nieuwe analysemethoden met betrekking tot virussen en betrouwbare indicatoren voor de besmetting van tweekleppige weekdieren, coördinatie vergt van de werkzaamheden van de nationale, in een netwerk opgenomen laboratoria;

    (5) Overwegende dat elke lidstaat, met het oog op de instelling van een doeltreffend controlesysteem voor de opsporing van virussen, de vaststelling van normen inzake bacteriologische en virale besmettingen en de instelling van routineprocedures en betrouwbare methoden voor de opsporing van virussen en bacteriën, een nationaal referentielaboratorium moet aanwijzen dat met de coördinatie van de uitvoering van de vereiste analyses in de betrokken lidstaat wordt belast;

    (6) Overwegende dat, met het oog op een uniforme regeling in de gehele Gemeenschap, een communautair referentielaboratorium dient te worden aangewezen dat wordt belast met de coördinatie van de in de nationale referentielaboratoria te verrichten controles op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren; dat de taken en de wijze van functioneren van het communautaire referentielaboratorium dienen te worden vastgesteld; dat de personen die voor dat laboratorium verantwoordelijk zijn, zich ertoe dienen te verbinden de bij deze beschikking vastgestelde taken te vervullen overeenkomstig de in de beschikking opgenomen voorschriften;

    (7) Overwegende dat aan het communautaire referentielaboratorium door de Gemeenschap steun kan worden verleend overeenkomstig artikel 28 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied(5),

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Elke lidstaat wijst voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren een nationaal referentielaboratorium aan. Hij geeft daarvan kennis aan de Commissie die de lijst van deze nationale referentielaboratoria en de aanpassingen daarvan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendmaakt.

    Artikel 2

    1. Elk nationaal referentielaboratorium wordt met de volgende taken belast:

    a) het coördineren van de werkzaamheden van de nationale laboratoria die zijn belast met de bacteriologische en virale analyses bij tweekleppige weekdieren in de lidstaat;

    b) het bijstaan van de bevoegde autoriteit van de lidstaat bij het opzetten van de controleregeling inzake bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren;

    c) het geregeld organiseren van vergelijkende proeven waaraan wordt meegewerkt door de onderscheiden nationale laboratoria die met de bacteriologische en virale analyses bij tweekleppige weekdieren zijn belast;

    d) het doorgeven van de door het in artikel 3 genoemde communautaire referentielaboratorium verstrekte informatie aan de bevoegde autoriteiten en aan de nationale laboratoria die met de bacteriologische en virale analyses bij tweekleppige weekdieren zijn belast.

    2. De nationale referentielaboratoria werken samen met het in artikel 3 genoemde communautaire referentielaboratorium.

    Artikel 3

    Het laboratorium van het "Centre for Environment, Fisheries & Aquaculture Science" in Weymouth, Verenigd Koninkrijk, wordt aangewezen als communautair referentielaboratorium voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren.

    Artikel 4

    Het communautaire referentielaboratorium wordt met de volgende taken belast:

    a) het verstrekken van informatie over de analysemethoden en de vergelijkende proeven aan de nationale referentielaboratoria;

    b) het coördineren van de toepassing van de in punt a) bedoelde methoden door de nationale referentielaboratoria, met name door het organiseren van vergelijkende proeven;

    c) het coördineren van het onderzoek naar nieuwe analysemethoden en het informeren van de nationale referentielaboratoria over de terzake gemaakte vooruitgang;

    d) het organiseren van scholings- en bijscholingscursussen voor het personeel van de nationale referentielaboratoria;

    e) het samenwerken met de laboratoria die belast zijn met de bacteriologische en virale analyses bij tweekleppige weekdieren in derde landen;

    f) het verschaffen van de nodige technische en wetenschappelijke bijstand aan de Commissie, met name wanneer de lidstaten over het resultaat van een analyse van mening verschillen;

    g) de nationale referentielaboratoria helpen met betrekking tot residuen bij de toepassing van een passend kwaliteitsborgingssysteem dat gebaseerd is op de beginselen inzake goede laboratoriumpraktijken (GLP) en de criteria van EN 45 000.

    Artikel 5

    Het communautaire referentielaboratorium moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a) beschikken over gekwalificeerd personeel met voldoende kennis van de bij de bacteriologische en virale analyses bij tweekleppige weekdieren toegepaste technieken;

    b) beschikken over de nodige voorzieningen en stoffen voor het verrichten van de in artikel 4 genoemde taken;

    c) beschikken over een adequate administratieve infrastructuur;

    d) erop toezien dat zijn personeel het vertrouwelijke karakter van bepaalde onderwerpen, uitkomsten of mededelingen in acht neemt;

    e) de internationaal aanvaarde principes inzake goede laboratoriumpraktijken naleven;

    f) beschikken over een bijgewerkte lijst van de bij het Communautaire Referentiebureau bewaarde referentiestoffen, alsmede over een bijgewerkte lijst van fabrikanten en verkopers van deze stoffen.

    Artikel 6

    Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 7

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Luxemburg, 29 april 1999.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    W. MÜLLER

    (1) PB C 267 van 3.9.1997, blz. 15.

    (2) PB C 304 van 6.10.1997, blz. 79, en advies van 13 april 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    (3) PB C 355 van 21.11.1997, blz. 63.

    (4) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/79/EG (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 31).

    (5) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 94/370/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 31).

    Top