Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998Y0114(01)

    Mededeling van de Commissie - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd

    PB C 9 van 14.1.1998, p. 3–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    31998Y0114(01)

    Mededeling van de Commissie - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd

    Publicatieblad Nr. C 009 van 14/01/1998 blz. 0003 - 0005


    Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd (98/C 9/03)

    (Voor de EER relevante tekst)

    De beginselen die deze richtsnoeren behelzen, zouden zowel ten aanzien van het bedrijfsleven als van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de doorzichtigheid en de objectiviteit van de beslissingen van de Commissie moeten kunnen waarborgen, zonder afbreuk te doen aan de door de wetgever aan de Commissie bij de vaststelling van geldboeten beneden het maximum van 10 % van de totale omzet van de betrokken ondernemingen verleende discretionaire bevoegdheid. Deze beoordelingsvrijheid moet echter worden uitgeoefend in het raam van een samenhangend, niet-discriminerend beleid, dat op de bij de bestrijding van inbreuken op de mededingingsregels nagestreefde doelstellingen is afgestemd.

    Het bedrag van de geldboete zal voortaan volgens de volgende, nieuwe methode worden berekend, die op de vaststelling van een basisbedrag berust, waarop bij verzwarende omstandigheden verhogingen, en bij verzachtende omstandigheden verminderingen worden toegepast.

    1. Basisbedrag

    Dit basisbedrag wordt naar gelang van de zwaarte en de duur van de inbreuk bepaald, de enige criteria die in artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 worden genoemd.

    A. Zwaarte

    Bij de beoordeling van de zwaarte van een inbreuk dient rekening te worden gehouden met de eigen aard van de inbreuk, met de concrete weerslag ervan op de markt wanneer die meetbaar is, en met de omvang van de betrokken geografische markt.

    Aldus worden de inbreuken in drie grote categorieën ingedeeld: niet te ernstige, zware en zeer zware inbreuken:

    - niet te ernstige inbreuken:

    het kan hier gaan om - meestal verticale - beperkingen van het handelsverkeer, waarvan de weerslag op de markt echter beperkt blijft en die overigens betrekking hebben op een weliswaar wezenlijk, maar betrekkelijk smal segment van de communautaire markt.

    Mogelijke boetebedragen: van 1 000 tot 1 miljoen ECU;

    - zware inbreuken:

    hier zal het meestal gaan om horizontale of verticale beperkingen van dezelfde aard als in het vorige geval, maar die strikter worden toegepast, waarvan de weerslag op de markt ruimer is en waarvan de gevolgen zich over uitgestrekte gebieden van de gemeenschappelijke markt kunnen doen gevoelen. Het kan ook gaan om misbruik van een machtspositie (verkoopweigering, discriminatie, uitsluiting, toekenning van getrouwheidskortingen door een onderneming met een machtspositie om haar concurrenten uit de markt te prijzen enz.).

    Mogelijke boetebedragen: van 1 tot 20 miljoen ECU;

    - zeer zware inbreuken:

    hier gaat het in hoofdzaak om horizontale beperkingen van het type prijskartel en marktverdelingsregeling, of andere gedragingen die de goede werking van de interne markt in het gedrang brengen, zoals maatregelen tot afscherming van nationale markten of regelrecht misbruik van een machtspositie door ondernemingen die vrijwel een monopoliepositie innemen (zie bijvoorbeeld de Beschikkingen 91/297/EEG, 91/298/EEG, 91/299/EEG, 91/300/EEG en 91/301/EEG betreffende natriumcarbonaat (1), alsmede Beschikking 94/815/EG (cement) (2), Beschikking 94/601/EG (karton) (3), Beschikking 92/163/EEG (Tetra Pak II) (4) en Beschikking 94/215/EG (balkenproducenten) (5).

    Mogelijke boetebedragen: meer dan 20 miljoen ECU.

    Binnen elk van deze categorieën, en in het bijzonder in die van de zware en zeer zware inbreuken, maakt de scala van sancties die aan de ondernemingen kunnen worden opgelegd, het mogelijk naar gelang van de aard van de gepleegde inbreuken te differentiëren.

    Overigens zal ook rekening moeten worden gehouden met de daadwerkelijke economische macht van de inbreukmakers om andere marktdeelnemers, met name de consumenten, aanzienlijke schade te berokkenen, en zal het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau moeten worden gesteld dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat.

    In het algemeen kan voorts ermee rekening worden gehouden dat grootschalige ondernemingen meestal over de juridisch-economische kennis en middelen beschikken, waarmee het voor deze mogelijk is zich beter van het inbreukmakende karakter van hun gedragingen en van de gevolgen ervan uit het oogpunt van het mededingingsrecht rekenschap te geven.

    In het geval van inbreuken waarbij verscheidene ondernemingen betrokken zijn (van het type "kartel"), kan het onder bepaalde omstandigheden wenselijk zijn op de bedragen die in elk van de bovengenoemde categorieën worden opgelegd, een weging toe te passen om rekening te houden met het specifieke gewicht, en derhalve met de daadwerkelijke invloed van het inbreukmakende gedrag van elke onderneming afzonderlijk op de mededinging, met name wanneer er een aanzienlijk verschil bestaat in de grootte van de ondernemingen die eenzelfde soort inbreuk hebben gepleegd.

    Aldus kan het beginsel van gelijke bestraffing voor een gelijke gedraging, wanneer de omstandigheden ertoe nopen, tot de toepassing van verschillende boetebedragen voor de betrokken ondernemingen leiden, zonder dat deze differentiëring in een rekenkundig regeltje te vatten is.

    B. Duur

    Ook met de duur van de inbreuk dient rekening te worden gehouden. Zo kunnen inbreuken worden onderscheiden in:

    - inbreuken van korte duur (over het algemeen korter dan één jaar): geen bijkomend bedrag;

    - inbreuken van middellange duur (over het algemeen één tot vijf jaar): een bedrag dat kan oplopen tot 50 % van het bedrag dat op basis van de zwaarte van de inbreuk wordt opgelegd;

    - inbreuken van lange duur (over het algemeen meer dan vijf jaar): een bedrag dat voor elk jaar op 10 % van het bedrag dat op basis van de zwaarte van de inbreuk wordt opgelegd, kan worden gesteld.

    Op grond hiervan wordt het bedrag van de geldboete dus eventueel met een bijkomend bedrag verhoogd.

    In het algemeen zal de verhoging voor inbreuken van lange duur voortaan aanzienlijk meer bedragen dan tot dusver gebruikelijk was, teneinde beperkingen van de concurrentie die de consument op duurzame wijze schade hebben berokkend, daadwerkelijk te bestraffen. Overigens ligt deze nieuwe benadering in de lijn van hetgeen met de mededeling van 18 juli 1996 betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (6) werd beoogd. Het gevaar van een aanzienlijke verhoging van de geldboeten naar gelang van de duur van de inbreuk zal stellig meer ertoe aanzetten om deze inbreuk aan te geven, respectievelijk de Commissie medewerking te verlenen.

    Het basisbedrag van de geldboete wordt verkregen door beide bovengenoemde bedragen samen te stellen:

    x zwaarte + y duur = basisbedrag

    2. Verzwarende omstandigheden

    Verhoging van het basisbedrag wegens bijzondere verzwarende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld:

    - recidive door dezelfde onderneming(en) voor eenzelfde type inbreuk;

    - weigering van elke medewerking of zelfs pogingen om het verloop van het onderzoek te dwarsbomen;

    - het feit dat de betrokken onderneming een leidinggevende rol speelde of tot de inbreuk heeft aangezet;

    - retorsiemaatregelen tegen andere ondernemingen om hen de inbreukmakende besluiten of gedragsregels te doen naleven;

    - de noodzaak de strafmaat te verzwaren opdat de boete groter uitvalt dan het bedrag van de onrechtmatig, dankzij de inbreuk gemaakte winst, wanneer de raming daarvan objectief mogelijk is;

    - andere omstandigheden.

    3. Verzachtende omstandigheden

    Verlaging van het basisbedrag wegens bijzondere verzachtende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld:

    - het feit dat de betrokken onderneming een louter passieve rol vervulde of slechts meeloopster was bij de totstandbrenging van de inbreuk;

    - het feit dat de inbreukmakende overeenkomsten of gedragsregels niet daadwerkelijk zijn toegepast;

    - het feit dat de betrokken onderneming reeds bij de eerste stappen van de Commissie (met name de verificaties) de inbreuken heeft beëindigd;

    - het feit dat bij de betrokken onderneming een redelijke twijfel kon bestaan over het inbreukmakende karakter van de concurrentiebeperkende gedraging;

    - het feit dat de inbreuken uit onachtzaamheid en niet met opzet zijn gepleegd;

    - daadwerkelijke medewerking van de onderneming in het kader van de procedure, buiten de werkingssfeer van de mededeling van 18 juli 1996 betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten;

    - andere omstandigheden.

    4. Toepassing van de boven aangehaalde mededeling van 18 juli 1996 betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen

    5. Algemene opmerkingen

    a) Het spreekt vanzelf dat het eindresultaat van de berekening van de boete volgens deze methode (basisbedrag met verhogings- respectievelijk verlagingscoëfficiënt) krachtens artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 in geen geval 10 % van de mondiale omzet van de ondernemingen mag overschrijden. Voor overeenkomsten die inbreuk maken op het EGKS-Verdrag, bedraagt de in artikel 65, lid 5, vastgestelde limiet het dubbele van de met de betrokken producten bereikte omzet, hetgeen in bepaalde gevallen tot 10 % van de EGKS-omzet van de betrokken onderneming kan oplopen.

    De boekhoudkundige cijfers waarop de berekening van de mondiale omzet is gebaseerd, moeten zoveel mogelijk die zijn welke overeenkomen met die van het aan het jaar van de beschikking voorafgaande boekjaar, en, indien zij niet beschikbaar zijn, die van het daaraan onmiddellijk voorafgaande jaar.

    b) Naar gelang van de omstandigheden dient, na uitvoering van de vorengenoemde berekeningen, rekening te worden gehouden met bepaalde objectieve gegevens, zoals een specifieke economische context, het economische of het financiële voordeel dat de inbreukmakers eventueel hebben behaald (zie XXIe Concurrentieverslag, punt 139), de specifieke kenmerken van de betrokken ondernemingen en hun vermogen om in een bepaalde sociale context daadwerkelijk te kunnen betalen, om uiteindelijk de bedragen van de voorgenomen geldboeten bij te stellen.

    c) In zaken waarbij verenigingen van ondernemingen betrokken zijn, dienen de beschikkingen zoveel mogelijk gericht te zijn tot de ondernemingen die lid van die verenigingen zijn en dienen hun individuele geldboeten te worden opgelegd.

    Indien die aanpak onmogelijk blijkt te zijn (bv. ettelijke duizenden aangesloten ondernemingen), dient, behalve in EGKS-procedures, aan de ondernemersvereniging één globale geldboete te worden opgelegd, die volgens de hierboven uiteengezette principes wordt berekend, maar gelijk is aan de som van de individuele boeten die aan elk van de leden van die vereniging hadden kunnen zijn opgelegd.

    d) De Commissie moet tevens de mogelijkheid openlaten om in bepaalde gevallen een zogenaamd "symbolische" geldboete van 1 000 ECU op te leggen, waarbij de berekening op basis van duur, verzwarende of verzachtende omstandigheden achterwege wordt gelaten. De verantwoording voor een dergelijke symbolische boete moet in de tekst van de beschikking zijn opgenomen.

    (1) PB L 152 van 15.6.1991, blz. 1, 16, 21, 40 en 54.

    (2) PB L 343 van 30.12.1994, blz. 1.

    (3) PB L 243 van 19.9.1994, blz. 1.

    (4) PB L 72 van 18.3.1992, blz. 1.

    (5) PB L 116 van 6.5.1994, blz. 1.

    (6) PB C 207 van 18.7.1996, blz. 4.

    Top