Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0010

    97/10/EG: Beschikking van de Commissie van 12 december 1996 tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad en de Beschikkingen 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG van de Commissie ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 3 van 7.1.1997, p. 9–24 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 07/08/2008; opgeheven door 32008D0698

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/10(1)/oj

    31997D0010

    97/10/EG: Beschikking van de Commissie van 12 december 1996 tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad en de Beschikkingen 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG van de Commissie ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 003 van 07/01/1997 blz. 0009 - 0024


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 december 1996 tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad en de Beschikkingen 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG van de Commissie ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (Voor de EER relevante tekst) (97/10/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, de artikelen 14, 15 en 16, en artikel 19, onder i),

    Overwegende dat Zuid-Afrika opgenomen is in deel 1 van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG van 21 december 1979 van de Raad tot vaststelling van een lijst van derde landen waaruit de Lid-Staten de invoer van runderen, varkens, paardachtigen, schapen en geiten, vers vlees en vleesprodukten toestaan (2), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/624/EG van de Commissie (3); dat de invoer van paardachtigen uit Zuid-Afrika momenteel is geschorst;

    Overwegende dat bij Beschikking 92/160/EG van de Commissie (4), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/536/EG (5), de regionalisering van sommige derde landen ten aanzien van de invoer van paardachtigen is vastgesteld;

    Overwegende dat de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden zijn vastgesteld bij Beschikking 92/260/EEG van de Commissie (6), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/279/EG (7);

    Overwegende dat de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en paardachtigen voor fok- en gebruiksdoeleinden zijn vastgesteld bij Beschikking 93/197/EEG van de Commissie (8), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/279/EG;

    Overwegende dat bij een inspectiebezoek van de veterinaire diensten van de Gemeenschap aan Zuid-Afrika is gebleken dat de diergezondheidssituatie in dat land bevredigend is en door goed gestructureerde en goed georganiseerde veterinaire diensten wordt gecontroleerd;

    Overwegende dat paardepest in bepaalde delen van Zuid-Afrika enzoötisch is; dat het Kaaps schiereiland echter sedert meer dan vijf jaar vrij is van paardepest en dat de laatste twaalf maanden niet systematisch tegen deze ziekte is ingeënt;

    Overwegende dat in het westelijke deel van de Kaapprovincie alle paarden en een representatief deel van de andere paardachtigen in het als paardepestvrij te erkennen gebied en een aselecte steekproef van alle paarden in de als beschermingsgebied en als toezichtsgebied aan te merken delen in het kader van een algemene epizoötiologische screening serologisch op paardepest zijn onderzocht, met bevredigend resultaat, met als doel de serologische status te bepalen van de in de betrokken gebieden verblijvende paarden ten aanzien van het paardepestvirus en het equiene encefalosevirus;

    Overwegende dat dourine in bepaalde delen van Zuid-Afrika enzoötisch is; dat het zuidwestelijke deel van de Kaapprovincie sedert meer dan zes maanden vrij is van dourine; dat Zuid-Afrika sedert meer dan zes maanden officieel vrij is van kwade droes, van alle vormen van paardeëncefalomyelitis, van infectieuze anemie en van vesiculeuze stomatitis;

    Overwegende dat de veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika zich ertoe hebben verbonden de Commissie en de Lid-Staten, per telexbericht, per fax of per telegram, binnen 24 uur in kennis te stellen van de bevestiging van de uitbraak van één van de in bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG genoemde besmettelijke ziekten bij paardachtigen en van elke wijziging in het inentingsbeleid en binnen een passende termijn mededeling te doen van wijzigingen in het invoerbeleid ten aanzien van paardachtigen;

    Overwegende dat door de veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika bepaalde garanties zijn geboden ten aanzien van de tijdelijke toelating tot of definitieve invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden;

    Overwegende dat veterinairrechtelijke voorschriften moeten worden vastgesteld met inachtneming van de diergezondheidssituatie in het betrokken derde land; dat in verband met de in Zuid-Afrika geldende voorschriften inzake controle op de verplaatsingen en quarantaine deze beschikking alleen de tijdelijke toelating en de invoer van geregistreerde paarden betreft;

    Overwegende dat de Beschikking 79/542/EEG, 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG dienovereenkomstig dienen te worden gewijzigd;

    Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De regionalisatie van Zuid-Afrika ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden is van toepassing voor zover aan de in bijlage I vastgestelde aanvullende garanties wordt voldaan.

    Artikel 2

    In deel 1 van de bijlage bij Beschikking 79/542/EEG wordt in de kolom "levende dieren" onder "bijzondere opmerkingen" voetnoot "(6)" met betrekking tot Zuid-Afrika vervangen door voetnoot "(5)".

    Artikel 3

    De bijlage bij Beschikking 92/160/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1) De volgende woorden worden toegevoegd:

    "Zuid-Afrika (3)

    hoofdstedelijk gebied Kaapstad begrensd door:

    - Blaauwberg Road (M14) ten noorden;

    - Koeberg Road (M14), Plattekloof Road (M14) Highway N7, Highway N1 en Highway M5 ten oosten;

    - Ottery Road, Prince George's Drive, Wetton Road, Riverstone Road, Tennant Road, Newlands Drive, Paradise Road, Union Drive tot Newlands Forestry Station en door Echo Gorge of Table Mountain naar Camps Bay ten zuiden;

    - de kustlijn van Camps Bay naar Blaauwberg Road ten westen.".

    2. De corresponderende voetnoot wordt toegevoegd:

    "(3) Alleen de tijdelijke toelating tot en de definitieve invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden zijn toegestaan.".

    Artikel 4

    Beschikking 92/260/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Aan bijlage I wordt het volgende toegevoegd:

    "Groep F

    Zuid-Afrika (1)".

    2. Aan bijlage II wordt het volgende toegevoegd:

    a) "F. Gezondheidscertificaat voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden uit in groep F ingedeelde derde landen.";

    b) bijlage II bij deze beschikking.

    Artikel 5

    Beschikking 93/197/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Aan bijlage I wordt het volgende toegevoegd:

    "Groep F

    Zuid-Afrika (1)".

    2. Aan bijlage II wordt het volgende toegevoegd:

    a) "F. Gezondheidscertificaat voor invoer van geregistreerde paardachtigen en voor als fok- en gebruiksdieren gehouden paardachtigen uit in groep F ingedeelde derde landen.";

    b) bijlage III bij deze beschikking.

    Artikel 6

    Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

    Gedaan te Brussel, 12 december 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 42.

    (2) PB nr. L 146 van 14. 6. 1979, blz. 15.

    (3) PB nr. L 279 van 31. 10. 1996, blz. 33.

    (4) PB nr. L 71 van 18. 3. 1992, blz. 27.

    (5) PB nr. L 304 van 16. 12. 1995, blz. 49.

    (6) PB nr. L 130 van 15. 5. 1992, blz. 67.

    (7) PB nr. L 107 van 30. 4. 1996, blz. 1.

    (8) PB nr. L 86 van 6. 4. 1993, blz. 16.

    BIJLAGE I

    Aanvullende garanties die in verband met de regionalisatie van Zuid-Afrika van toepassing zijn ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden

    1. Voor de volgende ziekten bestaat in Zuid-Afrika een aangifteplicht:

    paardepest, kwade droes, dourine, paardeëncefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie, vesiculeuze stomatitis, miltvuur en rabies.

    In overeenstemming met de bepalingen van de Animal Disease Act wordt het hele westelijke deel van de Kaapprovincie aangewezen als "beheerd gebied ten aanzien van paardepest". Met betrekking tot de regionalisering voor paardepest wordt het grondgebied van het westelijke deel van de Kaapprovincie ingedeeld in een paardepestvrij gebied, een toezichtsgebied en een beschermingsgebied.

    Paardepest is in het westelijke deel van de Kaapprovincie een beheerde ziekte in de zin van de Animal Disease Act.

    2. Regionalisering:

    2.1. Paardepestvrij gebied:

    Het hoofdstedelijk gebied Kaapstad is vrij van paardepest en wordt begrensd door:

    - Blaauwberg Road (M14) ten noorden;

    - Koeberg Road (M14), Plattekloof Road (M14) Highway N7, Highway N1 en Highway M5 ten oosten;

    - Ottery Road, Prince George's Drive, Wetton Road, Riverstone Road, Tennant Road, Newlands Drive, Paradise Road, Union Drive tot Newlands Forestry Station en door Echo Gorge of Table Mountain naar Camps Bay ten zuiden;

    - de kustlijn van Camps Bay naar Blaauwberg Road ten westen.

    2.2. Toezichtsgebied ten aanzien van paardepest:

    Het paardepestvrije gebied wordt omgeven door een toezichtsgebied met een breedte van ten minste 50 km waarin de administratieve districten Kaapstad, Vredenburg, Hopefield, Moorreesburg, Malmesbury, Wellington, Paarl, Stellenbosch, Kuilsrivier, Goodwood, Wynberg, Simonstown, Somerset West, Mitchell's Plain en Strand zijn gelegen, en dat begrensd wordt door de Bergrivier in het noorden, door de Hottentotts Holland Mountains in het oosten en in het zuiden, en in het westen door de kust.

    2.3. Beschermingsgebied ten aanzien van paardepest:

    Het toezichtsgebied wordt omgeven door een beschermingsgebied met een breedte van ten minste 100 km waarin de administratieve districten Vanrynsdorp, Vredendal, Clanwilliam, Piketberg, Ceres, Tulbagh, Worcester, Caledon, Hermanus, Bredasdorp, Robertson, Montagu, Swellendam, Laingsburg, Ladismith, Heidelberg, Riversdale, Mossel Bay, Calitzdorp, Oudtshoorn, George, Knysna, Uniondale, Prince Albert, Beaufort west en Murraysburg zijn gelegen.

    2.4. Met paardepest besmet gebied:

    Het gedeelte van het grondgebied van de Republiek Zuid-Afrika buiten het westelijke deel van de Kaapprovincie.

    3. Inenting:

    3.1. In het paardepestvrije gebied en het toezichtsgebied is systematische inenting tegen paardepest niet toegestaan.

    De directeur van de diergezondheidsdienst van het Zuidafrikaanse Ministerie van Landbouw kan evenwel toestaan dat van deze regel wordt afgeweken en dat wordt ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardepest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin en op voorwaarde dat de inenting uitsluitend door een dierenarts wordt verricht bij paarden waarvoor gepland is dat zij het paardepestvrije gebied of het toezichtsgebied zullen verlaten tot buiten het toezichtsgebied met dien verstande dat de betrokken paarden het bedrijf niet mogen verlaten totdat zij naar een bestemming buiten het paardepestvrije gebied en het toezichtsgebied vertrekken.

    3.2. Inenting van geregistreerde paarden tegen paardepest in gebieden buiten het paardepestvrije gebied en het toezichtsgebied, moet worden verricht door een dierenarts met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardepest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin, en de inenting moet worden aangegeven in het paspoort.

    4. Registratie van bedrijven en identificatie van paardachtigen:

    4.1. In het paardepestvrije gebied worden alle bedrijven (bedrijven in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG) geïdentificeerd en geregistreerd door en onder toezicht geplaatst van de officiële dierenarts ("Staatsveearts") van het gebied.

    4.2. Alle paardachtigen in het paardepestvrije gebied worden geïdentificeerd en voor elk dier worden gegevens bijgehouden met name over de verplaatsingen, de gezondheid van het dier en de inentingen.

    5. Controle op verplaatsingen:

    5.1. Het is verboden paardachtigen te verplaatsen van het besmette gebied naar het beschermingsgebied, het toezichtsgebied en het paardepestvrije gebied, van het beschermingsgebied naar het toezichtsgebied en het paardepestvrije gebied, en van het toezichtsgebied naar het paardepestvrije gebied.

    5.2. In afwijking van het in punt 5.1 vastgestelde verbod mogen andere paardachtigen dan geregistreerde paarden van het besmette gebied tot het beschermingsgebied, het toezichtsgebied en het paardepestvrije gebied, van het beschermingsgebied tot het toezichtsgebied en het paardepestvrije gebied, en van het toezichtsgebied tot het paardepestvrije gebied worden toegelaten voor zover aan de in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 90/426/EEG bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

    5.2.1. Juni, juli en augustus zijn, wat vectorinsekten betreft, de veilige maanden, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG.

    5.2.2. De uit quarantaine vrijgegeven paardachtigen zijn naar behoren geïdentificeerd.

    5.2.3. Onverminderd het bepaalde in punt 5.2 mogen voor de slacht bestemde paardachtigen het paardepestvrije gebied niet worden binnengebracht en mogen zij het toezichtsgebied alleen onder officieel veterinair toezicht worden binnengebracht indien zij onmiddellijk worden geslacht in een daartoe aangewezen slachthuis.

    5.3. In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 mogen geregistreerde paardachtigen van het besmette gebied in het beschermingsgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

    5.3.1. Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

    5.3.2. De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

    5.3.3. Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officieel dierenarts (officieel dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

    5.3.4. In het certificaat wordt vermeld dat:

    - het paard in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

    - het paard in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

    - het paard niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

    - het paard niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardepest heeft voorgedaan;

    - het paard ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór het binnenbrengen in het beschermingsgebied door een dierenarts tegen paardepest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

    5.4. In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 geregistreerde paarden van het besmette gebied of het beschermingsgebied in het toezichtsgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

    5.4.1. Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

    5.4.2. De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

    5.4.3. Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officieel dierenarts (officieel dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

    5.4.4. In het certificaat wordt vermeld dat:

    - het paard in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

    - het paard in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

    - het paard niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

    - het paard niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardepest heeft voorgedaan;

    - het paard ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden voordat het in het toezichtsgebied wordt binnengebracht, door een dierenarts tegen paardepest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

    5.5. In afwijking van het bepaalde van punt 5.1 mogen geregistreerde paarden in het paardepestvrije gebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

    5.5.1. Geregistreerde paarden mogen van het besmette gebied, het beschermings- of het toezichtsgebied worden binnengebracht in het paardepestvrije gebied onder de volgende voorwaarden:

    5.5.1.1. Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

    5.5.1.2. De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

    5.5.1.3. Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officieel dierenarts (officieel dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

    5.5.1.4. In het certificaat wordt vermeld dat:

    - het paard in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

    - het paard in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

    - het paard niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

    - het paard niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardepest heeft voorgedaan;

    - het paard, als het afkomstig is uit een gebied buiten het toezichtsgebied, ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden voordat het in het paardepestvrije gebied wordt binnengebracht, door een dierenarts tegen paardepest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

    5.5.2. In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard uit een aangewezen bedrijf in het toezichtsgebied tijdelijk tot het paardepestvrije gebied wordt toegelaten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    5.5.2.1. Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

    5.5.2.2. Het paard is zo gemerkt dat de identiteit gemakkelijk kan worden gecontroleerd en dat duidelijk blijkt dat het paspoort bij het dier behoort.

    5.5.2.3. De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder ze is verleend, niet langer vervuld zijn.

    5.5.2.4. Het paard komt niet uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en is niet afkomstig van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

    5.5.2.5. Voor het in het toezichtsgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardepestvrije gebied.

    5.5.2.6. Het paard wordt slechts toegelaten van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

    5.5.2.7. Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

    5.5.3. In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard opnieuw wordt binnengebracht in een bedrijf in het paardepestvrije gebied nadat het tijdelijk naar aangewezen bedrijven in het toezichtsgebied was gebracht, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    5.5.3.1. Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

    5.5.3.2. De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder ze is verleend, niet langer vervuld zijn.

    5.5.3.3. Het paard keert niet terug uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en keert evenmin terug van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

    5.5.3.4. Voor het in het toezichtsgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardepestvrije gebied.

    5.5.3.5. Het paard mag slechts van het paardepestvrije gebied naar het toezichtsgebied en terug naar het paardepestvrije gebied worden gebracht van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

    5.5.3.6. Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

    6. Bewaking:

    6.1. Het paardepestvrije gebied en het daaromheen gelegen toezichtsgebied staan onder permanente bewaking.

    6.2. Maandelijks wordt een serologische test op paardepest verricht bij ten minste 60 geïdentificeerde, niet-ingeënte verklikkerpaarden die verspreid over het paardepestvrije gebied en het toezichtsgebied worden gehouden, teneinde aan te tonen dat paardepest in het paardepestvrije gebied en het toezichtsgebied niet voorkomt. De resultaten van de tests worden maandelijks aan de Commissie meegedeeld.

    6.3. Op elk paard dat in het paardepestvrije gebied vermoedelijk ten gevolge van een besmettelijke ziekte sterft, en op elk gestorven geïdentificeerd verklikkerpaard wordt een officiële necropsie uitgevoerd waarvan de resultaten door erkende diagnoseprocedures worden bevestigd en aan de Commissie worden meegedeeld.

    7. Vereisten inzake verblijf:

    7.1. Geregistreerde paarden die bestemd zijn om definitief in de Europese Gemeenschap te worden ingevoerd, moeten de laatste drie maanden, sedert hun geboorte indien ze jonger zijn dan drie maanden, of sedert het binnenbrengen indien zij in de afgelopen drie maanden rechtstreeks uit de Europese Gemeenschap zijn ingevoerd, in het paardepestvrije gebied hebben verbleven.

    7.2. Geregistreerde paarden die bestemd zijn om tijdelijk tot de Gemeenschap te worden toegelaten, moeten ten minste de laatste 60 dagen vóór de uitvoer naar de Europese Gemeenschap op bedrijven onder veterinair toezicht hebben verbleven:

    - in het paardepestvrije gebied

    of

    - in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap als ze rechtstreeks uit een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap in het paardepestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd

    of

    - op het grondgebied of een deel van het grondgebied van een derde land dat door de Europese Gemeenschap voor tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden is erkend in overeenstemming met Richtlijn 90/426/EEG, als deze paarden rechtstreeks in het paardepestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden die rechtstreeks uit het betrokken derde land in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap worden binnengebracht.

    8. Quarantainevoorschriften:

    8.1. Voor invoer in of tijdelijke toelating tot de Europese Gemeenschap moeten geregistreerde paarden de laatste 40 dagen vóór de uitvoer in een officieel erkend en tegen vectoren beschermd quarantainestation zijn geïsoleerd. Deze periode telt mee als verplicht verblijf in het paardepestvrije gebied.

    8.2. Tijdens deze isolatieperiode mag het paard de tegen vectoren beschermde stallen niet verlaten tussen 2 uur vóór zonsondergang en 2 uur na zonsopgang de volgende dag. Als het paard beweging nodig heeft, mag het alleen worden uitgelaten op het afgebakende terrein van het quarantainestation onder officieel veterinair toezicht, en nadat het in de stallen met een doeltreffend insektenwerend middel is behandeld, en wordt het strikt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet voor uitvoer worden klaargemaakt onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating tot of invoer in de Gemeenschap.

    8.3. Tot nog toe zijn alleen de quarantainestations van Montagu Gardens en Kenilworth Racecourse aangewezen als inrichtingen in het paardepestvrije hoofdstedelijke gebied van Kaapstad die aan de vereisten voldoen. De veterinaire autoriteiten hebben zich ertoe verbonden de Commissie en de Lid-Staten van de erkenning van andere quarantainestations in kennis te stellen.

    9. Vereisten inzake tests:

    9.1. Tijdens de isolatieperiode worden de tests op paardepest, dourine, kwade droes, equiene encefalose en andere ziekten verricht zoals in het betrokken gezondheidscertificaat is voorgeschreven; de resultaten ervan worden in het certificaat vermeld.

    9.2. Alle tests moeten in een erkend laboratorium worden uitgevoerd.

    10. Het gezondheidscertificaat wordt ondertekend en afgegeven door de officiële dierenarts van het quarantainestation.

    11. Tijdens het vervoer van het quarantainestation naar het vliegtuig moeten de paarden tegen vectoren worden beschermd. Geregistreerde paarden worden rechtstreeks per vliegtuig naar de Europese Gemeenschap vervoerd.

    BIJLAGE II

    "-F-

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

    voor de tijdelijke toelating (minder dan 90 dagen) tot het grondgebied van de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika

    Nummer van het certificaat:. . . . . . . . . . . . . .

    Derde land van verzending (1):. . . . . . . . . . . . . .

    Bevoegd ministerie:. . . . . . . . . . . . . .

    I. Identificatie van het paard

    a) Nummer van het identificatiedocument (paspoort):. . . . . . . . . . . . . .

    b) Afgegeven door:. . . . . . . . . . . . . .

    (naam van de bevoegde autoriteit)

    II. Herkomst en bestemming van het paard

    Het paard wordt verzonden van:. . . . . . . . . . . . . .

    (plaats van verzending)

    rechtstreeks naar:. . . . . . . . . . . . . .

    (Lid-Staat en plaats van bestemming)

    per vliegtuig. . . . . . . . . . . . . .

    (vluchtnummer)

    Naam en adres van de afzender:. . . . . . . . . . . . . .

    Naam en adres van de geadresseerde:. . . . . . . . . . . . . .

    III. Gegevens met betrekking tot de gezondheid

    Ondergetekende, officieel dierenarts van. . . . . . . . . . . . . . (naam van het land) verklaart dat het hierboven omschreven paard aan de volgende voorwaarden voldoet:

    a) het is afkomstig uit een land waar voor de volgende ziekten een aangifteplicht bestaat: paardepest, dourine, kwade droes, paardeëncefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie, vesiculeuze stomatitis, rabies, miltvuur;

    b) het is heden onderzocht en vertoont geen klinische ziekteverschijnselen (2);

    c) het gaat niet om een dier dat in het kader van een nationaal programma voor de uitroeiing van een besmettelijke ziekte moet worden afgemaakt;

    d) het dier heeft de laatste 60 dagen vóór de uitvoer op bedrijven onder veterinair toezicht verbleven

    - op het grondgebied van het land van verzending (1)

    en

    - in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, als het rechtstreeks van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap in het land van verzending (1) was ingevoerd (3)

    en

    - op het grondgebied van een derde land (1) dat voor tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden in de Europese Gemeenschap is erkend, als het rechtstreeks in het land van verzending (1) was ingevoerd onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden die rechtstreeks uit het betrokken derde land in de Europese Gemeenschap worden binnengebracht (3)

    en

    is gedurende de laatste 40 dagen vóór de uitvoer, namelijk van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) tot en met . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), geïsoleerd in het erkende quarantainestation te . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . onder de volgende voorwaarden:

    i) het paard was voortdurend beschermd tegen vectoren (3)

    of

    ii) het paard heeft de tegen vectoren beschermde stallen niet verlaten tussen 2 uur vóór zonsondergang en 2 uur na zonsopgang de volgende dag en het werd alleen uitgelaten onder officieel veterinair toezicht en nadat het in de stallen met een doeltreffend insektenwerend middel was behandeld, en het werd strikt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet voor uitvoer worden klaargemaakt onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating tot of invoer in de Gemeenschap (3);

    e) het dier is afkomstig van het grondgebied van een land (1), waar:

    i) in de afgelopen twee jaar geen enkel geval van Venezolaanse paardeëncefalomyelitis is geconstateerd;

    ii) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van dourine is geconstateerd;

    iii) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van kwade droes is geconstateerd;

    iv) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van vesiculeuze stomatitis is geconstateerd (3)

    of

    bij het dier met gebruikmaking van een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op vesiculeuze stomatitis is verricht, met negatief resultaat bij een verdunning van 1: 12 (3) (4);

    v) wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk paard betreft ouder dan 180 dagen,

    - in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van equiene virusarteritis officieel is geconstateerd (3)

    of

    - bij het dier, met gebruikmaking van een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een verdunning van 1: 4 (3) (4)

    of

    - een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer genomen monster van sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (3) (4)

    of

    - het dier onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de drie hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (3) (4).

    Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis:

    Opmerking: De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

    a) Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusisolatietest op equiene virusarteritis negatief is gebleken bij een verdunning van 1: 4.

    b) Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis negatief is gebleken bij een verdunning van 1: 4.

    c) Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is, met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd;

    f) het dier is niet afkomstig van het grondgebied van een land (1) dat volgens de EG-wetgeving als besmet met paardepest wordt beschouwd en

    - was niet tegen paardepest ingeënt (3)

    of

    - was op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. ten minste 80 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatie tegen paardepest ingeënt door toediening van een geregistreerd vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin (3) (4);

    g) het dier is niet afkomstig van een bedrijf waarvoor om verterinairrechtelijke redenen onder de volgende voorwaarden een verbod geldt:

    i) indien niet alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten zijn geslacht, geldt het verbod voor een termijn:

    - van zes maanden vanaf dat datum waarop de besmette paardachtigen zijn geslacht, in geval van paardeëncefalomyelitis,

    - die, in geval van infectieuze anemie, afloopt op de datum waarop, nadat de besmette dieren zijn geslacht, de resterende dieren negatief hebben gereageerd op twee met een tussenpoos van drie maanden uitgevoerde Coggins-tests,

    - van zes maanden na het laatste geval van vesiculeuze stomatitis,

    - van één maand na het laatste geval van rabies,

    - van 15 dagen na het laatste geval van miltvuur;

    ii) indien alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten zijn geslacht, geldt het verbod voor een termijn van 30 dagen, of 15 dagen in geval van miltvuur, vanaf de datum waarop de dieren zijn gedestrueerd en de lokalen naar behoren zijn ontsmet;

    h) het dier is, naar zijn weten en volgens de verklaring van de eigenaar of diens vertegenwoordiger, in de laatste 15 dagen vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatie, niet in contact geweest met dieren die klinische ziekteverschijnselen vertoonden van een besmettelijke ziekte die op paardachtigen kan worden overgedragen;

    i) bij het dier zijn, met negatief resultaat (4), de volgende tests uitgevoerd met een bloedmonster genomen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer:

    - Cogginstest op infectieuze anemia,

    - een complementbindingstest op dourine bij een verdunning van 1: 5;

    j) bij het dier is de in bijlage D bij Richtlijn 90/426/EEG beschreven complementbindingstest op paardepest tweemaal verricht met gebruikmaking van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen, namelijk op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) en op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), zijn genomen en waarvan het tweede monster in de laatste tien dagen vóór de uitvoer is genomen,

    - met negatief resultaat wanneer het niet was ingeënt (3) (4)

    of

    - zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen, wanneer het was ingeënt (3) (4);

    k) bij het dier is tweemaal een ELISA-test op equiene encefalose verricht met gebruikmaking van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen, namelijk op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) en op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), zijn genomen en waarvan het tweede monster in de laatste tien dagen vóór de uitvoer is genomen,

    - met negatief resultaat (3) (4)

    of

    - zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen (3) (4).

    IV. Het paard wordt, beschermd tegen vectoren, rechtstreeks van het quarantainestation naar de luchthaven vervoerd en wordt naar de Lid-Staat van de Europese Gemeenschap verzonden zonder dat het in contact komt met andere paardachtigen die niet vergezeld gaan van een EG-certificaat voor definitieve invoer of voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden. Het vliegtuig is van tevoren gereinigd en ontsmet met een in het land van verzending officieel erkend ontsmettingsmiddel en in het vliegtuig is net voor het opstijgen tegen vectorinsekten gespoten.

    De bijgaande, door de eigenaar of zijn vertegenwoordiger ondertekende verklaring maakt deel uit van het certificaat.

    V. Het certificaat is tien dagen geldig.

    Zolang het paard zich in de Europese Gemeenschap bevindt, gaat het vergezeld van dit certificaat en het identificatiedocument (paspoort). Het paard mag niet langer dan 90 dagen op het grondgebied van de Europese Gemeenschap blijven.

    Datum Plaats Stempel en handtekening van de officiële dierenarts (6)

    . . . . . . . . . . . . . .

    (Naam in hoofdletters en functie)

    VI. Datum en plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Europese Gemeenschap:

    . . . . . . . . . . . . . .

    (stempel en handtekening van de officiële dierenarts) (6)

    Datum van verzending uit de Europese Gemeenschap:

    VII. Wanneer het paard vervolgens van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat wordt vervoerd, zoals in de verklaring is aangegeven, moet de geldigheidsduur van het certificaat met tien dagen worden verlengd door een officieel dierenarts in de Lid-Staat van verzending. De bij deze gelegenheid uitgevoerde overeenstemmingscontrole moet in het paspoort worden gecertificeerd.

    Ondergetekende verklaart dat hij het paard heden heeft onderzocht en dat het voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 90/426/EEG en met name aan de vereisten van punt III, onder b), c) en g), van dit certificaat.

    Naar zijn weten is het dier de laatste 15 dagen niet in contact geweest met paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden.

    Datum van onderzoek Plaats van onderzoek Stempel en handtekening van de officiële dierenarts (6)

    . . . . . . . . . . . . . .

    (naam in hoofdletters en functie)

    (1) Het grondgebied van een land omvat het gehele grondgebied of een gedeelte ervan overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG, zoals vastgesteld bij Beschikking 92/160/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd.

    (2) Het certificaat moet worden afgegeven op de datum van het inladen van het dier voor verzending naar de Lid-Staat van bestemming of op de laatste werkdag vóór de inscheping en dient zich tijdens de verblijfsduur van het paard in de Gemeenschap bij het identificatiedocument (paspoort) van het dier te bevinden.

    (3) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (4) In het identificatiedocument (paspoort) moeten de uitgevoerde test(s) en de resultaten ervan worden aangegeven en moet worden vermeld of het dier is ingeënt.

    (5) Datum invullen.

    (6) De kleur van het stempel en van de handtekening verschilt van die van de gedrukte tekst.

    Verklaring

    Ondergetekende,. . . . . . . . . . ., eigenaar (1) of vertegenwoordiger van de eigenaar (1) van het hierboven omschreven paard, verklaart hetgeen volgt:

    1. Het paard zal niet langer dan 90 dagen in de Europese Unie verblijven en zal in die periode op de volgende plaatsen worden ondergebracht:

    1. van. . . .(datum) tot. . . .(datum) te. . . .(plaats van het bedrijf) in. . . .(Lid-Staat)

    2. van. . . .(datum) tot. . . .(datum) te. . . .(plaats van het bedrijf) in. . . .(Lid-Staat)

    3. van. . . .(datum) tot. . . .(datum) te. . . .(plaats van het bedrijf) in. . . .(Lid-Staat)

    4. van. . . .(datum) tot. . . .(datum) te. . . .(plaats van het bedrijf) in. . . .(Lid-Staat)

    5. van. . . .(datum) tot. . . .(datum) te. . . .(plaats van het bedrijf) in. . . .(Lid-Staat)

    . . .

    . . .

    . . .

    2. Het paard wordt rechtstreeks van het quarantainestation van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . naar de plaats van bestemming vervoerd zonder dat het in contact komt met andere paardachtigen die niet vergezeld gaan van een certificaat voor tijdelijke toelating tot of definitieve invoer in de Europese Gemeenschap van geregistreerde paarden.

    3. Tijdens het vervoer worden de gezondheid en het welzijn van de dieren op afdoende wijze beschermd.

    4. In de laatste 15 dagen vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatieperiode is het paard niet in contact geweest met dieren die aan een besmettelijke ziekte leden die op paardachtigen kan worden overgedragen.

    5. Het paard verlaat de Europese Gemeenschap op. . . . . . . . . . . . . .(2) via de grenspost van . . . . . . . . . . . . . . (naam en plaats van de uitvoer)

    6. naam en adres van de eigenaar (1) of zijn vertegenwoordiger (1):

    . . . . . . . . . . . . . .

    (plaats, datum)

    . . . . . . . . . . . . . .

    (handtekening)

    Nummer gezondheidscertificaat:

    . . . . . . . . . . . . . .

    Handtekening van de officiële dierenarts die het certificaat ondertekent (3)

    (1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (2) Datum invullen.

    (3) De kleur van het stempel en van de handtekening verschilt van die van de gedrukte tekst.

    >EIND VAN DE GRAFIEK>".

    BIJLAGE III

    "-F-

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

    voor de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (1)

    Nummer van het certificaat:. . . . . . . . . . . . . .

    Derde land van verzending (1):. . . . . . . . . . . . . .

    Bevoegd ministerie:. . . . . . . . . . . . . .

    I. Identificatie van het paard

    a) Nummer van het identificatiedocument (paspoort):. . . . . . . . . . . . . .

    b) Afgegeven door:

    . . . . . . . . . . . . . .

    (naam van de bevoegde autoriteit)

    II. Herkomst en bestemming van het paard

    Het paard wordt verzonden van:. . . . . . . . . . . . . .

    (plaats van verzending)

    rechtstreeks naar:. . . . . . . . . . . . . .

    (Lid-Staat en plaats van bestemming)

    per vliegtuig:. . . . . . . . . . . . . .

    (vluchtnummer)

    Naam en adres van de afzender:. . . . . . . . . . . . . .

    Naam en adres van de geadresseerde:. . . . . . . . . . . . . .

    III. Gegevens met betrekking tot de gezondheid

    Ondergetekende, officieel dierenarts van. . . . . . . . . . . . . . (naam van het land) verklaart dat het hierboven omschreven paard aan de volgende voorwaarden voldoet:

    a) het is afkomstig uit een land waar voor de volgende ziekten een aangifteplicht bestaat: paardepest, dourine, kwade droes, paardeëncefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie, vesiculeuze stomatitis, rabies, miltvuur;

    b) het is heden onderzocht en vertoont geen klinische ziekteverschijnselen (2);

    c) het gaat niet om een dier dat in het kader van een nationaal programma voor de uitroeiing van een besmettelijke ziekte moet worden afgemaakt;

    d) het dier heeft ten minste de laatste drie maanden vóór de uitvoer (of sedert de geboorte indien het jonger is dan drie maanden, of sedert de datum van binnenkomst indien het in de afgelopen drie maanden rechtstreeks uit een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap is ingevoerd) op het grondgebied van het land van verzending (1) verbleven,

    en

    is gedurende de laatste 40 dagen vóór de uitvoer, namelijk van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) tot en met . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), geïsoleerd in het erkende quarantainestation te . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . onder de volgende voorwaarden;

    i) het paard was voortdurend beschermd tegen vectoren (3)

    of

    ii) het paard heeft de tegen vectoren beschermde stallen niet verlaten tussen 2 uur vóór zonsondergang en 2 uur na zonsopgang de volgende dag en het werd alleen uitgelaten onder officieel veterinair toezicht, en nadat het in de stallen met een doeltreffend insektenwerend middel was behandeld, en het werd strikt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet voor uitvoer worden klaargemaakt onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating tot of invoer in de Gemeenschap (3);

    e) het dier is afkomstig van het grondgebied van een land (1), waar:

    i) in de afgelopen twee jaar geen enkel geval van Venezolaanse paardeëncefalomyelitis is geconstateerd;

    ii) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van dourine is geconstateerd;

    iii) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van kwade droes is geconstateerd;

    iv) in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van vesiculeuze stomatitis is geconstateerd (3)

    of

    bij het dier met gebruikmaking van een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op vesiculeuze stomatitis is verricht, met negatief resultaat bij een verdunning van 1: 12 (3) (4);

    v) wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk paard betreft ouder dan 180 dagen,

    - in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van equiene virusarteritis officieel is geconstateerd (3)

    of

    - bij het dier, met gebruikmaking van een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een verdunning 1: 4 (3) (4)

    of

    - een op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen monster van sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (3) (4)

    of

    - het dier onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens één van de drie hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (3) (4).

    Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis:

    Opmerking: De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

    a) Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusisolatietest op equiene virusarteritis negatief is gebleken bij een verdunning van 1: 4.

    b) Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis, negatief is gebleken bij een verdunning van 1: 4.

    c) Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is, met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd.

    f) het dier is niet afkomstig van het grondgebied van een land (1) dat volgens de EG-wetgeving wordt beschouwd als besmet met paardepest en

    - was niet tegen paardepest ingeënt (3)

    of

    - was op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. ten minste 110 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatie tegen paardepest ingeënt, namelijk, door toediening van een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin (3) (4);

    g) het dier is niet afkomstig van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen onder de volgende voorwaarden een verbod geldt:

    i) indien niet alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten zijn geslacht, geldt het verbod voor een termijn:

    - van zes maanden vanaf de datum waarop de besmette paardachtigen zijn geslacht, in geval van paardeëncefalomyelitis,

    - die, in geval van infectieuze anemie, afloopt op de datum waarop, nadat de besmette dieren zijn geslacht, de resterende dieren negatief hebben gereageerd op twee met een tussenpoos van drie maanden uitgevoerde Coggins-tests,

    - van zes maanden na het laatste geval van vesiculeuze stomatitis,

    - van één maand na het laatste geval van rabies,

    - van 15 dagen na het laatste geval van miltvuur;

    ii) indien alle op het bedrijf aanwezige dieren van voor de ziekte vatbare soorten zijn geslacht, geldt het verbod voor een termijn van 30 dagen, of 15 dagen in geval van miltvuur, vanaf de datum waarop de dieren zijn gedestrueerd en de lokalen naar behoren zijn ontsmet;

    h) het dier vertoont geen klinische symptomen van besmettelijke equiene metritis, is niet afkomstig van een bedrijf waar in de laatste twee maanden besmetting met equiene metritis is vermoed en is indirect noch direct via coïtus in contact geweest met paardachtigen die besmet waren met of ervan verdacht werden besmet te zijn met besmettelijke equiene metritis;

    i) het dier is, naar zijn weten en volgens de verklaring van de eigenaar of diens vertegenwoordiger, in de laatste 15 dagen vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatie, niet in contact geweest met dieren die klinische ziekteverschijnselen vertoonden van een besmettelijke ziekte die op paardachtigen kan worden overgedragen;

    j) bij het dier zijn, met negatief resultaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (4), de volgende tests uitgevoerd met een bloedmonster genomen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer:

    - Cogginstest op infectieuze anemia,

    - een complementbindingstest op dourine bij een verdunning van 1: 5;

    k) bij het dier is de in bijlage D bij Richtlijn 90/426/EEG beschreven complementbindingstest op paardepest tweemaal verricht met gebruikmaking van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen, namelijk op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) en op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), zijn genomen en waarvan het tweede monster in de laatste tien dagen vóór de uitvoer is genomen,

    - met negatief resultaat wanneer het niet was ingeënt (3) (4)

    of

    - zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen, wanneer het was ingeënt (3) (4);

    l) bij het dier is tweemaal een ELISA-test op equiene encefalose verricht met gebruikmaking van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen, namelijk op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5) en op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (5), zijn genomen en waarvan het tweede monster in de laatste tien dagen vóór de uitvoer is genomen,

    - met negatief resultaat (3) (4)

    of

    - zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen (3) (4).

    IV. Het paard wordt, beschermd tegen vectoren, rechtstreeks van het quarantainestation naar de luchthaven vervoerd en wordt naar de Lid-Staat van de Europese Gemeenschap verzonden zonder dat het in contact komt met andere paardachtigen die niet vergezeld gaan van een EG-certificaat voor definitieve invoer of voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden. Het vliegtuig is van tevoren gereinigd en ontsmet met een in het land van verzending officieel erkend ontsmettingsmiddel en in het vliegtuig is net voor het opstijgen tegen vectorinsekten gespoten.

    De bijgaande, door de eigenaar of zijn vertegenwoordiger ondertekende verklaring maakt deel uit van het certificaat.

    V. Het certificaat is tien dagen geldig.

    Datum Plaats Stempel en handtekening van de officiële dierenarts (6)

    . . . . . . . . . . . . . .

    (Naam in hoofdletters en functie)

    (1) Het grondgebied van een land omvat het gehele grondgebied of een gedeelte ervan overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG, zoals vastgesteld bij Beschikking 92/160/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd.

    (2) Het certificaat moet worden afgegeven op de datum van het inladen van het dier voor verzending naar de Lid-Staat van bestemming of op de laatste werkdag vóór de inscheping en dient zich tijdens de verblijfsduur van het paard in de Gemeenschap bij het identificatiedocument (paspoort) van het dier te bevinden.

    (3) Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (4) In het identificatiedocument (paspoort) moeten de uitgevoerde test(s) en de resultaten ervan worden aangegeven en moet worden vermeld of het dier is ingeënt.

    (5) Datum invullen.

    (6) De kleur van het stempel en van de handtekening verschilt van die van de gedrukte tekst.

    Verklaring

    Ondergetekende,. . . . . . . . . . . . . .,(naam in hoofdletters) eigenaar (1) of vertegenwoordiger van de eigenaar (1)

    van het hierboven omschreven paard verklaart hetgeen volgt:

    1. Het paard wordt rechtstreeks van het quarantainestation van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . naar de plaats van bestemming vervoerd zonder dat het in contact komt met andere paardachtigen die niet vergezeld gaan van een certificaat voor tijdelijke toelating tot of definitieve invoer in de Europese Gemeenschap van geregistreerde paarden.

    2. Tijdens het vervoer worden de gezondheid en het welzijn van de dieren op afdoende wijze beschermd.

    3. In de laatste 15 dagen vóór de aan de uitvoer voorafgaande isolatieperiode is het paard niet in contact geweest met dieren die aan een besmettelijke ziekte leden die op paardachtigen kan worden overgedragen.

    . . . . . . . . . . . . . .

    (plaats, datum)

    . . . . . . . . . . . . . .

    (handtekening)

    Nummer gezondheidscertificaat:. . . . . . . . . . . . . .

    . . . . . . . . . . . . . .

    (Handtekening van de officiële dierenarts die het certificaat ondertekent (2))

    (1) Doorhalten wat niet van toepassing is.

    (2) De kleur van het stempel en van de handtekening verschilt van die van de gedrukte tekst.

    >EIND VAN DE GRAFIEK>".

    Top