Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996D0081

    96/81/EG: Beschikking van de Commissie van 12 januari 1996 tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG en 94/467/EG betreffende de categorieën mannelijke paardachtigen waarvoor de eisen ten aanzien van equiene virusarteritis van toepassing zijn (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 19 van 25.1.1996, p. 53–55 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/09/2018; stilzwijgende opheffing door 32018R0659

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1996/81(1)/oj

    31996D0081

    96/81/EG: Beschikking van de Commissie van 12 januari 1996 tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG en 94/467/EG betreffende de categorieën mannelijke paardachtigen waarvoor de eisen ten aanzien van equiene virusarteritis van toepassing zijn (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 019 van 25/01/1996 blz. 0053 - 0055


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 januari 1996 tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG en 94/467/EG betreffende de categorieën mannelijke paardachtigen waarvoor de eisen ten aanzien van equiene virusarteritis van toepassing zijn (Voor de EER relevante tekst) (96/81/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 15, onder b), ii), artikel 16 en artikel 19, onder ii),

    Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 9, lid 1, onder c),

    Overwegende dat, na advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité, bij Beschikking 95/329/EG van de Commissie (3) de categorieën mannelijke paardachtigen zijn vastgesteld waarvoor de eisen ten aanzien van equiene virusarteritis van toepassing zijn;

    Overwegende dat de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden en de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen zijn vastgesteld bij de Beschikkingen 92/260/EEG (4) en 93/197/EEG van de Commissie (5), beide laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/323/EG (6), en die inzake de invoer van voor de slacht bestemde paardachtigen bij Beschikking 93/196/EEG van de Commissie (7), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/322/EG (8);

    Overwegende dat bij Beschikking 94/467/EG van de Commissie (9) gezondheidsgaranties zijn vastgesteld voor het vervoer van paardachtigen van een derde land naar een ander derde land overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad;

    Overwegende dat de Beschikkingen 92/260/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG en 94/467/EG dienovereenkomstig dienen te worden gewijzigd;

    Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    In de in bijlage II bij Beschikking 92/260/EEG vastgestelde gezondheidscertificaten A, B, C, D en E wordt in rubriek III "Gegevens met betrekking tot de gezondheid" het bepaalde onder e), v), telkens vervangen door de volgende tekst:

    "v) wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk paard betreft ouder dan 180 dagen, in de afgelopen zes maanden equiene virusarteritis officieel is geconstateerd (3)

    of

    - bij het dier, met gebruikmaking van een op . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht (4), met negatief resultaat bij een verdunning 1/4

    of

    een op . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer genomen monster van sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht (4), met negatief resultaat (3),

    of

    - het dier onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt (4) op . . . (5) met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de drie hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw is ingeënt (4) (3).

    Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

    Opmerking: De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

    a) Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    b) Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusisolatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    c) Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een periode van isolatie onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is, met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd.".

    Artikel 2

    Beschikking 93/196/EEG van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

    1. In bijlage I, rubriek III "Gegevens met betrekking tot de gezondheid", wordt het bepaalde onder e), v), geschrapt.

    2. In bijlage II, rubriek III "Gegevens met betrekking tot de gezondheid", wordt het bepaalde onder e), v), vervangen door de volgende tekst:

    "v) waar, wanneer de hierboven beschreven partij paardachtigen o.a. bestaat uit niet-gecastreerde mannelijke dieren ouder dan 180 dagen, in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van equiene virusarteritis officieel is geconstateerd (4)

    of

    - bij de dieren, met gebruikmaking van een op . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht (4), met negatief resultaat bij een verdunning 1:4 (4)

    of

    een op . . . (5), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer genomen monster van sperma van de dieren, met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat (4),

    of

    - de dieren onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis zijn ingeënt op . . . (5) met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de drie hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie, en regelmatig opnieuw zijn ingeënt (4).

    Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

    Opmerking: - De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op de hierboven omschreven dieren doorhalen.

    - De bewijsstukken inzake de aan de inenting voorafgaande tests, de inenting en herhalingsinenting verifiëren. Indien nodig het individuele vaccinatieprogramma voor geïdentificeerde dieren vermelden.

    a) Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    b) Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusisolatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    c) Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een periode van isolatie onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is, met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd.".

    Artikel 3

    Beschikking 93/197/EEG van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

    1. In de in bijlage II vastgestelde gezondheidscertificaten A, B, C, D en E wordt in rubriek III "Gegevens met betrekking tot de gezondheid", het bepaalde onder e), v), telkens vervangen door de volgende tekst:

    "v) waar, wanneer het een niet-gecastreerd mannelijk dier betreft ouder dan 180 dagen, in de afgelopen zes maanden geen enkel geval van equiene virusarteritis officieel is geconstateerd (*),

    of

    - bij het dier, met gebruikmaking van een op . . . (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer, genomen bloedmonster, een virusneutralisatietest op equiene virusarteritis is verricht, met negatief resultaat bij een verdunning 1:4 (

    )

    of

    een op . . . (4), d.i. in de laatste 21 dagen vóór de uitvoer genomen monster van sperma van het dier met behulp van een virusisolatietest op equiene virusarteritis is onderzocht, met negatief resultaat, (

    )

    of

    - het dier onder officieel veterinair toezicht tegen equiene virusarteritis is ingeënt op . . . (4) met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccin volgens een van de drie hierna vermelde programma's voor een eerste vaccinatie (

    ), en regelmatig opnieuw is ingeënt.

    Programma's voor eerste vaccinatie tegen equiene virusarteritis

    Opmerking: - De vaccinatieprogramma's die niet van toepassing zijn op het hierboven omschreven dier doorhalen.

    - De bewijsstukken inzake de aan de inenting voorafgaande tests, de inenting en de herhalingsinenting verifiëren.

    a) Het dier is ingeënt op de dag waarop een bloedmonster is genomen dat later, bij een virusneutralisatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    b) Het dier is ingeënt in de loop van een isolatieperiode onder officieel veterinair toezicht van ten hoogste 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop een bloedmonster is genomen dat in die periode bij een virusisolatietest bij een verdunning 1:4, negatief is gebleken.

    c) Het dier is ingeënt toen het tussen 180 en 270 dagen oud was, in de loop van een periode van isolatie onder officieel veterinair toezicht. In de loop van de isolatieperiode is, met gebruikmaking van twee met een tussenpoos van ten minste tien dagen genomen bloedmonsters, een virusneutralisatietest of equiene virusarteritis verricht, waarbij een stabiele of dalende antilichaamtiter is geconstateerd.".

    2. In de gezondheidscertificaten A en B moet "(

    )" vervangen worden door "(2)" en in de certificaten C, D en E door "(3)".

    Artikel 4

    In artikel 1, lid 2, van Beschikking 94/467/EG worden de woorden "In dit certificaat moeten de rubrieken I, II en III van het gezondheidscertificaat zijn opgenomen, . . . " vervangen worden door "In dit certificaat moeten de rubrieken I, II en III van het gezondheidscertificaat zijn opgenomen met uitzondering van het bepaalde onder e), v, . . .".

    Artikel 5

    Deze beschikking is van toepassing met ingang van de 15e dag na de kennisgeving aan de Lid-Staten.

    Artikel 6

    Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

    Gedaan te Brussel, 12 januari 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 42.

    (2) PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 56.

    (3) PB nr. L 191 van 12. 8. 1995, blz. 36.

    (4) PB nr. L 130 van 15. 5. 1992, blz. 67.

    (5) PB nr. L 86 van 6. 4. 1993, blz. 16.

    (6) PB nr. L 190 van 11. 8. 1995, blz. 11.

    (7) PB nr. L 86 van 6. 4. 1993, blz. 7.

    (8) PB nr. L 190 van 11. 8. 1995, blz. 9.

    (9) PB nr. L 190 van 26. 7. 1994, blz. 28.

    Top