Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R1502

    Verordening (EG) nr. 1502/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1995/1996, van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen

    PB L 147 van 30.6.1995, p. 13–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/1996

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/1502/oj

    31995R1502

    Verordening (EG) nr. 1502/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1995/1996, van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen

    Publicatieblad Nr. L 147 van 30/06/1995 blz. 0013 - 0018


    VERORDENING (EG) Nr. 1502/95 VAN DE COMMISSIE van 29 juni 1995 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 1995/1996, van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (2), en met name op artikel 10, lid 4,

    Overwegende dat in artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven; dat voor de produkten als bedoeld in lid 2 van dat artikel 10 het invoerrecht echter gelijk is aan de interventieprijs voor deze produkten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending;

    Overwegende dat bij de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde produkten in bepaalde gevallen met verscheidene standaardkwaliteiten zal worden gewerkt ten behoeve van de indeling van de ingevoerde partijen; dat derhalve de te hanteren standaardkwaliteiten moeten worden bepaald aan de hand van objectieve indelingscriteria en dat ook toleranties moeten worden vastgesteld die het mogelijk maken de in te voeren produkten bij de meest passende kwaliteit in te delen; dat van de mogelijke objectieve criteria om zachte tarwe naar kwaliteit in te delen het eiwitgehalte, het soortelijk gewicht en het aandeel aan uitschot (Schwarzbesatz) de criteria zijn die het meest door de handel worden gebruikt en die het gemakkelijkst te controleren zijn; dat voor durumtarwe die criteria het soortelijk gewicht, het aandeel aan uitschot (Schwarzbesatz) en het aandeel aan glazige korrels zijn; dat de ingevoerde produkten daarom moeten worden onderworpen aan analyses die het mogelijk maken deze parameters voor elke ingevoerde partij te bepalen; dat, wanneer de Gemeenschap een procedure zal hebben vastgesteld om kwaliteitscertificaten die door een autoriteit van de staat van oorsprong van het produkt zijn bekrachtigd en afgegeven, officieel te erkennen, deze analyses echter nog slechts bij wijze van controle op een voldoende representatief aantal ingevoerde partijen zullen kunnen worden uitgevoerd;

    Overwegende dat in artikel 10, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 is bepaald dat voor de berekening van het invoerrecht representatieve cif-invoerprijzen worden geconstateerd en regelmatig bepaald voor elk van de kwaliteiten die voor de in dat lid bedoelde produkten zijn vastgesteld; dat, met het oog op de bepaling van deze prijzen, prijsnoteringen voor de verschillende tarwekwaliteiten en prijsnoteringen voor de overige graansoorten dienen te worden gespecificeerd; dat het derhalve wenselijk is deze noteringen te omschrijven;

    Overwegende dat, in het kader van het streven naar duidelijkheid en doorzichtigheid, de notering voor de verschillende typen tarwe en de overige graansoorten in de grondstoffenbeurzen van de Verenigde Staten van Amerika een objectieve grondslag vormt voor de bepaling van representatieve cif-invoerprijzen; dat door optelling van de handelspremie die op de markt van de Verenigde Staten voor elke kwaliteit van de verschillende graansoorten wordt toegekend, de beursnotering voor elke graansoort kan worden omgerekend in een fob-prijs bij uitvoer uit de Verenigde Staten; dat deze fob-prijzen door optelling van het vrachttarief dat op de vervoersmarkt voor het vervoer over zee tussen de Golf van Mexico of de grote meren en een haven van de Gemeenschap geldt, kunnen worden omgerekend in representatieve cif-invoerprijzen; dat, als gevolg van de omvang van vrachtvervoer en handel in de haven van Rotterdam, deze haven de bestemming in de Gemeenschap is waarvoor de vrachttarieven voor vervoer over zee het meest algemeen bekend, het meest doorzichtig en het gemakkelijkst te achterhalen zijn; dat bijgevolg de voor de Gemeenschap in aanmerking te nemen haven van bestemming die van Rotterdam is;

    Overwegende dat, in verband met een en ander en ter wille van de doorzichtigheid, de representatieve cif-invoerprijzen voor de in artikel 10, lid 3, onder a), bedoelde graansoorten moeten worden bepaald door uit te gaan van de notering op een grondstoffenbeurs voor de betrokken graansoort en door de voor deze soort toegekende handelspremie en het vrachttarief voor vervoer over zee tussen de Golf van Mexico of de grote meren en de haven van Rotterdam op te tellen; dat het evenwel, om rekening te houden met de verschillen in vrachtkosten afhankelijk van de haven van bestemming, gerechtvaardigd is te voorzien in forfaitaire aanpassingen van het invoerrecht voor de havens van de Gemeenschap die zijn gelegen aan de Middellandse Zee, aan de Atlantische kust van het Iberisch schiereiland, in het Verenigd Koninkrijk en Ierland of in de Scandinavische landen; dat het voor de bewaking van de ontwikkeling van de aldus bepaalde representatieve cif-invoerprijzen dienstig is te bepalen dat de elementen die een rol spelen in de berekening ervan, dagelijks moeten worden gevolgd; dat aan de hand van de voor gerst berekende representatieve cif-invoerprijs een redelijk representatief beeld van de marktsituatie voor sorgho en voor rogge kan worden verkregen en dat daarom dient te worden bepaald dat de representatieve cif-invoerprijs voor gerst ook voor die graansoorten geldt;

    Overwegende dat, met het oog op de vaststelling van het invoerrecht voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde graansoorten, een periode van twee weken waarin de representatieve cif-invoerprijzen voor elke graansoort worden geconstateerd, recht doet aan de markttendensen zonder dat elementen van onzekerheid worden geïntroduceerd; dat de invoerrechten voor deze produkten op deze grondslag, met inachtneming van het gemiddelde van de representatieve cif-invoerprijzen dat in de genoemde periode is geconstateerd, om de andere week op woensdag dienen te worden vastgesteld; dat het aldus berekende invoerrecht gedurende twee weken kan worden toegepast zonder de invoerprijs, inclusief recht, in belangrijke mate te beïnvloeden; dat evenwel, wanneer gedurende de periode waarin de representatieve cif-invoerprijzen worden berekend, voor een bepaald produkt geen enkele beursnotering beschikbaar is of wanneer deze representatieve cif-invoerprijzen in de periode zeer aanzienlijke schommelingen ondergaan als gevolg van plotselinge veranderingen van de elementen die een rol spelen in de berekening ervan, maatregelen moeten worden genomen om de representativiteit van de cif-invoerprijzen voor het betrokken produkt in stand te houden; dat het, ingeval noteringen ontbreken, dienstig is het voor de voorgaande periode vastgestelde recht te blijven toepassen en dat in geval van sterke schommelingen van de beursnotering, van de aan de notering verbonden handelspremies, van de vrachtkosten voor het vervoer over zee of van de wisselkoers die wordt gebruikt om de representatieve cif-invoerprijs voor het betrokken produkt te berekenen, deze prijs weer representatief dient te worden gemaakt door middel van een aanpassing die, om rekening te houden met de veranderingen, overeenkomt met het verschil dat ten opzichte van de geldende vaststelling is geconstateerd; dat zelfs in geval van een dergelijke aanpassing het tijdschema voor de volgende vaststelling onveranderd moet blijven;

    Overwegende dat, wanneer het ingevoerde graan de Gemeenschap binnenkomt over land, langs binnenwateren of over zee in schepen die uit een haven aan de Middellandse Zee, de Zwarte Zee of de Oostzee komen, de vervoerskosten veel lager zijn dan die waarvan bij de berekening van de invoerrechten wordt uitgegaan; dat derhalve bij de bepaling van de representatieve cif-invoerprijs voor de betrokken produkten op forfaitaire wijze rekening dient te worden gehouden met dit verschil in kosten bij de invoer;

    Overwegende dat, wanneer volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt, bepaalde noteringen of prijzen niet representatief zijn voor de werkelijke markttendens bij invoer in de Gemeenschap van zachte tarwe van gemiddelde of lage kwaliteit doordat derde landen subsidies toepassen bij uitvoer van deze produkten naar landen in het Middellandse-Zeegebied of naar Europese landen, het als uitvoersubsidie toegekende bedrag moet kunnen worden afgetrokken bij de berekening van de representatieve cif-invoerprijs voor het betrokken produkt;

    Overwegende dat voor de invoer van zachte tarwe van zeer hoge kwaliteit, van brouwgerst of van glazige maïs geldt dat, hetzij doordat het produkt van bijzondere kwaliteit is, hetzij doordat in de prijs van het in te voeren produkt een kwaliteitstoeslag is begrepen in vergelijking met de gewone prijs van het betrokken produkt, in de voor de berekening van de representatieve cif-invoerprijs gebruikte beursnotering geen rekening wordt gehouden met het bestaan van een toeslag op de prijs voor deze produkten in vergelijking met de gewone marktvoorwaarden; dat het derhalve, om met deze kwaliteitstoeslagen op de prijs of de notering rekening te houden, wenselijk is dat, wanneer de importeur aantoont dat hij het ingevoerde produkt heeft gebruikt voor de vervaardiging van produkten van hoge kwaliteit die het bestaan van een dergelijke toeslag rechtvaardigen, een forfaitair gedeelte van het bij de invoer van het betrokken produkt betaalde invoerrecht aan de importeur wordt terugbetaald;

    Overwegende dat het, met het oog op een zorgvuldig onderzoek naar de toepassing van deze verordening, voorzichtig is deze toepassing tot het verkoopseizoen 1995/1996 te beperken;

    Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat deze verordening door de importeurs wordt nageleefd, een stelsel van aanvullende zekerheden naast die voor de certificaten dient te worden ingevoerd;

    Overwegende dat het Comité van beheer voor granen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bedragen van de in artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief zijn die welke gelden op het tijdstip als bedoeld in artikel 67 van Verordening (EG) nr. 2913/92 van de Raad (1).

    Artikel 2

    1. De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde invoerrechten voor de produkten van de GN-codes:

    - 1001 10 00 tot en met 1001 90 99 (met uitzondering van mengkoren),

    - 1002 00,

    - 1003 00 10 en 1003 00 90,

    - 1005 10 90 en 1005 90 00 en - 1007 00 90,

    worden dagelijks berekend, maar worden om de andere week op woensdag voor de Commissie vastgesteld voor toepassing vanaf de volgende dag. Indien in de loop van deze toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 ecu/ton verschilt van het vastgestelde recht, vindt evenwel een overeenkomstige aanpassing plaats.

    Wanneer de woensdag waarvoor een vaststelling van de invoerrechten is gepland, voor de Commissie geen werkdag is, vindt de vaststelling op de eerstvolgende werkdag plaats.

    Tussen twee periodieke vaststellingen wordt het invoerrecht in voorkomend geval verhoogd of verlaagd met het verschil tussen de in de maand van de vaststelling geldende interventieprijs verhoogd met 55 %, en de in de maand van de invoer geldende interventieprijs, verhoogd met hetzelfde percentage.

    2. De voor de berekening van het invoerrecht in aanmerking te nemen prijs is het gemiddelde van de in de twee voorafgaande weken overeenkomstig artikel 4 bepaalde dagelijkse representatieve cif-invoerprijzen.

    3. De overeenkomstig deze verordening vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

    Wanneer voor een bepaald produkt geen enkele notering van de in artikel 4, lid 1, eerste streepje, bedoelde referentiebureaus beschikbaar is in de twee weken die aan de volgende periodieke vaststelling voorafgaan, blijft het eerder vastgestelde invoerrecht evenwel van kracht.

    Bij elke vaststelling of aanpassing maakt de Commissie de invoerrechten en de voor de berekening daarvan in aanmerking genomen elementen bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    4. Indien de loshaven in de Gemeenschap:

    - aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) ligt en het produkt via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd, verlaagt de Commissie het invoerrecht met 3 ecu/ton,

    - aan de Atlantische kust van het Iberisch schiereiland, in het Verenigd Koninkrijk of in Ierland ligt en het produkt via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd, verlaagt de Commissie het invoerrecht met 2 ecu/ton,

    - in Denemarken, Finland of Zweden ligt en het produkt via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd, verlaagt de Commissie het invoerrecht met 2 ecu/ton.

    De douaneautoriteit van de loshaven geeft een certificaat af waarin de hoeveelheid van elk gelost produkt wordt bevestigd. De in de vorige alinea bedoelde verlaging van het recht wordt slechts toegekend indien het produkt van dit certificaat vergezeld gaat totdat de douaneformaliteiten bij invoer worden vervuld.

    5. De importeur kan voor de invoer van - zachte tarwe van hoge standaardkwaliteit,

    - brouwgerst en - glazige maïs een verlaging met een bedrag van 8 ecu/ton bij wijze van forfaitaire verlaging van het invoerrecht verkrijgen op voorwaarde dat hij aantoont dat een kwaliteitstoeslag op de gewone prijs van het betrokken produkt kan zijn betaald.

    Voor deze verlaging moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    a) de aanvrager geeft in vak 20 van het invoercertificaat aan welk verwerkt produkt op basis van het in te voeren graan zal worden vervaardigd;

    b) bij het aanvragen van het invoercertificaat gaat de importeur schriftelijk de verbintenis aan dat de totale in te voeren hoeveelheid produkt overeenkomstig het vermelde in vak 20 van het certificaat zal worden verwerkt binnen zes maanden vanaf de datum van aanvaarding voor het vrije verkeer. De importeur vermeldt de plaats waar de verwerking zal plaatsvinden. Indien het produkt in een andere Lid-Staat wordt verwerkt, wordt voor de verzending ervan in de Lid-Staat van vertrek een controle-exemplaar T5 opgemaakt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (1). De onder a) bedoelde vermelding wordt overgenomen in vak 104 van het T5-document;

    c) de importeur stelt bij het aanvragen van het invoercertificaat een zekerheid van 8 ecu/ton. Deze zekerheid wordt vrijgegeven op voorwaarde dat de betrokkene het bewijs levert van het specifieke eindgebruik dat het bestaan van een kwaliteitstoeslag op de prijs van het onder a) bedoelde basisprodukt rechtvaardigt. Dit bewijs moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van invoer aantonen dat de totale ingevoerde hoeveelheid binnen de onder b) genoemde termijn is verwerkt in het produkt dat is vermeld in de onder a) bedoelde verklaring. Vindt de verwerking in een andere Lid-Staat dan die van invoer plaats, dan wordt het bewijs van de verwerking geleverd met behulp van het controle-exemplaar T5.

    De verwerking wordt geacht te hebben plaatsgevonden indien:

    - wat zachte tarwe betreft, het onder a) bedoelde produkt is vervaardigd,

    - wat brouwgerst betreft, de gerst is geweekt, en - wat glazige maïs betreft, de maïs een bewerking voor de vervaardiging van een produkt van GN-code 1904 10 10 of 1103 13 heeft ondergaan.

    Artikel 3

    De kwaliteitseisen waaraan bij invoer in de Gemeenschap moet worden voldaan, en de toe te passen toleranties zijn vastgesteld in bijlage I.

    Artikel 4

    1. Voor de bepaling van de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde representatieve cif-invoerprijzen worden voor zachte tarwe van hoge, gemiddelde en lage kwaliteit, durumtarwe, maïs en andere voedergranen de volgende elementen in aanmerking genomen:

    a) de representatieve beursnotering op de markt van de Verenigde Staten van Amerika,

    b) de bekende handelspremie die op de noteringsdag op de markt van de Verenigde Staten bij deze notering hoort;

    c) het vrachttarief voor vervoer over zee tussen de Verenigde Staten (Golf van Mexico of Duluth) en de haven van Rotterdam met een schip van ten minste 25 000 ton.

    Op elke werkdag constateert de Commissie:

    - het onder a) bedoelde element op basis van de in bijlage II vermelde beurzen en referentiekwaliteiten;

    - de onder b) en c) bedoelde elementen op basis van de algemeen verkijgbare gegevens.

    2. De representatieve cif-invoerprijs voor durumtarwe, gerst en maïs en, in het geval van zachte tarwe, elke standaardkwaliteit is telkens de som van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde elementen.

    De representatieve cif-invoerprijzen voor de invoer van durumtarwe, gerst en maïs en, in het geval van zachte tarwe, elke standaardkwaliteit - over land of langs de binnenwateren of - over zee met schepen die vanuit een aan de Middellandse Zee, de Zwarte Zee of de Oostzee gelegen haven de Gemeenschap binnenkomen,

    worden evenwel met een bedrag van 10 ecu/ton verlaagd. In dit geval zijn de in artikel 2, lid 4, bedoelde verlagingen van het invoerrecht niet van toepassing.

    Voor zachte tarwe van gemiddelde of lage standaardkwaliteit kan de Commissie, indien op de wereldmarktprijzen subsidies van derde landen worden toegekend voor uitvoer naar een Europees land of een land in het Middellandse-Zeegebied, met deze subsidies rekening houden bij de bepaling van de representatieve cif-prijs bij invoer in de Gemeenschap.

    3. De representatieve cif-invoerprijs voor rogge en voor sorgho is die welke voor gerst wordt berekend. De representatieve cif-invoerprijs voor zachte tarwe voor zaaidoeleinden van GN-code 1001 90 91, maïs voor zaaidoeleinden van GN-code 1005 10 90 en gerst voor zaaidoeleinden van GN-code 1003 00 10 is die welke respectievelijk voor zachte tarwe van hoge kwaliteit maïs en rogge wordt berekend.

    Artikel 5

    Voor zachte tarwe en durumtarwe kan een aanvraag om een invoercertificaat slechts in aanmerking worden genomen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    - de aanvrager heeft in vak 20 van het invoercertificaat de in te voeren kwaliteit vermeld;

    - de aanvrager heeft van tevoren een specifieke aanvullende zekerheid gesteld naast de in Verordening (EG) nr. 1162/95 van de Commissie (1) bedoelde zekerheden, indien het invoerrecht voor de in vak 20 vermelde kwaliteit niet het hoogste recht voor de categorie van het betrokken produkt is. Het bedrag van deze zekerheid is gelijk aan het verschil dat op de dag van de aanvraag bestaat tussen het hoogste recht en het recht dat voor de vermelde kwaliteit geldt, verhoogd met een toeslag van 5 ecu/ton.

    Artikel 6

    1. Voor durumtarwe en voor zachte tarwe van hoge of gemiddelde standaardkwaliteit neemt de douaneautoriteit van de Lid-Staat van invoer bij elke invoer overeenkomstig het bepaalde in de bijlage van Richtlijn 76/371/EEG van de Commissie (2) representatieve monsters voor een analyse op het eiwitgehalte, het soortelijk gewicht en het aandeel aan uitschot (Schwarzbesatz) als omschreven in Verordening (EEG) nr. 2731/75 van de Raad (3). Voorts wordt voor durumtarwe door de bevoegde autoriteit een onderzoek naar het aandeel aan glazige korrels verricht. Wanneer de Commissie een door de staat van oorsprong van het produkt bekrachtigd en afgegeven kwaliteitscertificaat voor zachte tarwe of durumtarwe officieel erkent, worden deze bemonsteringen en analyses evenwel slechts bij wijze van controle op de gecertificeerde kwaliteit verricht voor een aantal ingevoerde partijen dat voldoende representatief is.

    Het produkt wordt ingedeeld bij de standaardkwaliteit waarvoor aan alle in bijlage I vermelde indelingscriteria is voldaan. Indien voor durumtarwe van GN-code 1001 10 de ingevoerde kwaliteit minder is dan de in bijlage I omschreven kwaliteit, is het invoerrecht het recht dat geldt voor zachte tarwe van lage kwaliteit.

    2. De referentiemethoden voor de in lid 1 bedoelde analyses zijn die welke zijn beschreven in de Verordeningen (EEG) nr. 1908/84 van de Commissie (4) en (EEG) nr. 2731/75.

    3. Indien de ingevoerde tarwe op grond van het resultaat van de analyse bij een lagere standaardkwaliteit wordt ingedeeld dan die welke op het invoercertificaat is vermeld, moet de importeur het verschil tussen het invoerrecht voor het op het certificaat vermelde produkt en het invoerrecht voor het werkelijk ingevoerde produkt betalen. In dit geval wordt de in artikel 5 bedoelde zekerheid vrijgegeven zonder de toeslag van 5 ecu/ton.

    Als het bovenbedoelde verschil niet binnen een maand is betaald, wordt de in artikel 5 bedoelde zekerheid verbeurd als invoerrecht en wordt de toeslag van 5 ecu/ton verbeurd als zekerheid.

    4. De door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat genomen representatieve monsters van het ingevoerde graan moeten gedurende zes maanden worden bewaard.

    Artikel 7

    De invoercertificaten die vóór 1 juli 1995 zijn afgegeven en op of na deze datum worden gebruikt, vallen onder het bepaalde in deze verordening.

    Artikel 8

    Verordening (EEG) nr. 1621/93 wordt ingetrokken.

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1996.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 29 juni 1995.

    Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 117 van 24. 5. 1995, blz. 2.

    (2) PB nr. L 102 van 15. 4. 1976, blz. 1.

    (3) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 22.

    (4) PB nr. L 178 van 5. 7. 1984, blz. 22.

    BIJLAGE I

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE II

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top