Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994D1074

    94/1074/EG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1994 inzake het voornemen van de Duitse autoriteiten steun te verlenen aan Textilwerke Deggendorf GmbH, Thüringen (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 386 van 31.12.1994, p. 13–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/1074/oj

    31994D1074

    94/1074/EG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1994 inzake het voornemen van de Duitse autoriteiten steun te verlenen aan Textilwerke Deggendorf GmbH, Thüringen (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 386 van 31/12/1994 blz. 0013 - 0017


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 5 december 1994 inzake het voornemen van de Duitse autoriteiten steun te verlenen aan Textilwerke Deggendorf GmbH, Thueringen (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (94/1074/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na belanghebbenden overeenkomstig de bovengenoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I Bij brief van 4 december 1992 overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag en de kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels voor 1991-1992 als op die datum van kracht (1), stelde de Duitse regering de Commissie in kennis van een voornemen steun te verlenen aan Textilwerke Deggendorf GmbH (TDG) ter ondersteuning van investeringen van in totaal 112 000 000 DM (58 000 000 miljoen ecu) in gebouwen in de recentelijk door TDG verworven fabriek te Leinefelde, Thueringen, en in uitrusting voor het verspinnen van polyamide en polyester stapelvezels tot vezelgaren met minstens 85 % gewichtsgehalte aan stapelvezels van nylon of andere polyamiden. Het enkelvoudige garen zou vervolgens onder meer aan fabrikanten worden verkocht.

    De voorgenomen steun omvat een subsidie van 23 460 000 DM (12,15 miljoen ecu) ingevolge de Gemeinschaftsaufgabe voor de verbetering van de regionale economische structuur, een fiscale investeringspremie van 6 696 000 DM (3,45 miljoen ecu) uit hoofde van de wet inzake de fiscale investeringspremies (Investitionszulagengesetz) en een rentesubsidie voor een lening van 14 652 000 DM (7,60 miljoen ecu) van de Kreditanstalt fuer Wiederaufbau.

    De Commissie besloot op 24 maart 1993 ten aanzien van deze voorgenomen steun de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, in te leiden.

    Bij haar beslissing nam de Commissie in aanmerking dat het op grond van de door de Duitse regering verstrekte informatie niet duidelijk was of enigerlei aspecten van de investering die door de voorgenomen steun zou worden ondersteund, onder de kaderregeling voor de synthetische vezelindustrie of de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de textielindustrie zouden vallen. Gezien de onzekerheid leek de voorgenomen steun aan TDG de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig te beïnvloeden en derhalve onverenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt.

    Ook merkte de Commissie op dat de voorgenomen steun waarschijnlijk indirect ten goede zou komen aan TDG, de eigenaar van de fabriek te Leinefelde. In haar Beschikking 86/509/EEG (2) concludeerde de Commissie dat de tussen 1981 en 1983 door de Duitse autoriteiten aan TDG verleende steun, bestaande in een subsidie van 6 120 000 DM en een rentesubsidie over een lening van 11 000 000 DM onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt was, en verlangde zij dat de Duitse regering de steun zou terugvorderen. Totdat de steun zou zijn teruggevorderd, zou het concurrentievermogen van TDG kunstmatig worden versterkt. Daarom besloot de Commissie in haar Beschikkingen 91/391/EEG (3) en 92/330/EEG (4) naar aanleiding van twee steunvoornemens van Duitsland ten behoeve van TDG, dat de voorgenomen steun weliswaar verenigbaar met de gemeenschappelijke markt was, doch verlangde zij van de Duitse autoriteiten dat zij de uitbetaling van de steun zouden opschorten, totdat de steun die het voorwerp vormde van Beschikking 86/509/EEG aan hen zou zijn terugbetaald. De Duitse regering heeft bij het Hof van Justitie beroep ingesteld tot nietigverklaring van Beschikking 91/391/EEG en TDG heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking en tegen Beschikking 92/330/EEG, zodat geen van beide vooralsnog definitief is.

    Bij de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag inzake het nieuwste steunvoornemen van Duitsland ten behoeve van TDG deelde de Commissie mede dat, zelfs al zou zij in voorkomend geval deze steunmaatregel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt achten, van de Duitse regering zou worden verlangd de uitbetaling van een deel van de steun op te schorten, totdat de vroeger betaalde, onrechtmatige en onverenigbare steun zou zijn terugbetaald; uitbetaling van het resterende gedeelte van de steun zou worden toegestaan. Het steunbedrag waarvan de betaling zou worden opgeschort zou het totale bedrag van de door de Duitse regering ingevolge Beschikking 86/509/EEG terug te vorderen steunbedragen zijn, verminderd met het totale steunbedrag dat bij Beschikkingen 91/391/EEG en 92/330/EEG was goedgekeurd, doch waarvan de betaling was opgeschort tot de terugbetaling van de vroeger betaalde steun.

    Bij brief van 7 april 1993 deelde de Commissie de Duitse regering mede dat zij de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, had ingeleid met betrekking tot voorgenomen steun aan TDG. Andere Lid-Staten en belanghebbenden werden door middel van bekendmaking van deze brief in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen daarvan in kennis gesteld (1).

    II De Duitse regering diende bij brieven van 7 juni 1993, 7 december 1993 en 23 juni 1994 en tijdens een vergadering met de Commissie op 7 juli 1993 de volgende opmerkingen in.

    De voorgenomen steun voor investeringen in de fabriek te Leinefelde zou geen gevolgen hebben voor de produktie van synthetische vezels door TDG; de hiervoor nodige stapelvezel zou worden geleverd door derden en niet door TDG, die alleen industriële en textielfilamentgarens uit polyester en polyamide produceert. In de fabriek te Leinefelde zijn nog nooit synthetische vezels geproduceerd. Bovendien zou, ten gevolge van de voorgenomen steun en de aankoop van de fabriek te Leinefelde door TDG, de jaarlijkse textielspinnerijcapaciteit van de fabriek van 23 000 ton worden teruggebracht tot 7 000 ton. Ook merkte de Duitse regering op dat Leinefelde Textilwerke GmbH, een eveneens in Thueringen gevestigde textielproducent, geen zakenrelaties met de fabriek van TDG te Leinefelde onderhield.

    De investering zou in het eerste jaar van de investering 70 nieuwe banen opleveren, in het tweede jaar 80 extra arbeidsplaatsen en in het derde jaar nogmaals 50 arbeidsplaatsen, hetgeen in totaal zou resulteren in een permanent personeelsbestand van 200 personen, waarvan 60 % vrouwen. Van 1 januari 1991 tot 31 december 1992 is het totale aantal werknemers in de textielsector in het Land Thueringen van 25 540 gedaald tot 3 739, een vermindering met omstreeks 85 %. Aangezien het huidige werkloosheidspeil te Leinefelde meer dan 42 % bedraagt, zou de schepping van 200 arbeidsplaatsen van aanzienlijk voordeel zijn voor de regio.

    Volgens de Duitse regering mocht de Commissie niet in aanmerking nemen dat de aan TDG verleende onrechtmatige en onverenigbare steun nog niet overeenkomstig Beschikking 86/509/EEG was terugbetaald. Ingevolge het EG-Verdrag zou de Commissie alleen kunnen beslissen of de steun al dan niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt is en zou zij niet van een Lid-Staat kunnen eisen dat deze uitbetalingen opschort in afwachting van de voldoening aan een eerdere beschikking. Dit geldt met name in gevallen als het onderhavige, waarin de nationale rechterlijke instanties over de vordering tot terugbetaling van de betrokken steun moeten beslissen, omdat volgens TDG de verlangde terugvordering van de steun onverenigbaar is met het beginsel van de bescherming van het gewettigd vertrouwen. De Duitse regering merkte ook op dat zij een soortgelijk standpunt heeft ingenomen in haar beroep tot nietigverklaring van Beschikking 91/391/EEG.

    III In hun opmerkingen uit hoofde van de procedure van artikel 93, lid 2, ondersteunden de International Rayon & Synthetic Fibres Committee (CIRFS), de Apparel, Knitwear & Textiles Alliance (AKTA) en de regering van het Verenigd Koninkrijk het besluit van de Commissie, de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden met betrekking tot het nieuwe steunvoornemen ten gunste van TDG, en gaven zij hun bezorgdheid te kennen over het feit, dat de tussen 1981 en 1983 aan TDG verleende onrechtmatige en onverenigbare steun nog niet was terugbetaald. AKTA stelde voor dat, zo de Commissie de voorgenomen steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt zou achten, zij de betaling van alle nieuwe steun zou dienen op te schorten tot de voldoening aan Beschikking 86/509/EEG. CIRFS deelde deze mening en stelde voor dat de Commissie de Duitse regering zou verzoeken over het door TDG terug te betalen steunbedrag rente te heffen.

    De ingevolge de procedure gemaakte opmerkingen zijn de Duitse regering medegedeeld.

    IV De procedure van artikel 93, lid 2, werd ingeleid met betrekking tot een voorstel steun te verlenen aan TDG in drie verschillende vormen (2), met een totaal netto subsidie-equivalent van 17,88 %:

    - een subsidie van 23 460 000 DM ingevolge de Gemeinschaftsaufgabe ter verbetering van de regionale economische structuur, waarvoor het 22e kaderprogramma onlangs door de Commissie is goedgekeurd (3) (netto subsidie-equivalent van 13,64 %);

    - een fiscale investeringspremie van ten hoogste 6 696 000 DM ingevolge de wet inzake de fiscale investeringspremies, die door de Commissie is goedgekeurd (1) (netto subsidie-equivalent van 3,89 %);

    - een rentesubsidie van 1,38 % over een lening met een looptijd van tien jaar ten bedrage van 14 652 000 DM van de Kreditanstalt fuer Wiederaufbau tegen 7,75 % met een aflossingsvrije periode van twee jaar (netto subsidie-equivalent van 0,35 %).

    De voorgenomen steun vormt steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, en artikel 61, lid 1 van de EER-Overeenkomst, aangezien hij het de onderneming mogelijk zal maken de investeringen te verrichten zonder de volledige kosten daarvan te behoeven te dragen.

    De voorgenomen steun werd naar behoren aangemeld bij de Commissie in overeenstemming met artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag, en de kaderregeling voor de synthetische vezelindustrie voor 1991-1992.

    De Commissie was derhalve in staat haar standpunt te formuleren en de voorgenomen steun te beoordelen.

    Door de begunstiging van TDG zou de betrokken steun haar positie ten opzichte van haar concurrenten versterken, die zich moeten aanpassen aan veranderingen zonder steun of met steun die met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst verenigbaar is verklaard. Derhalve vervalst de steun de mededinging en beïnvloedt zij het handelsverkeer ongunstig in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61 van de EER-Overeenkomst.

    Er bestaat handelsverkeer in gesponnen vezelgaren met minstens 85 % gewichtsgehalte aan stapelvezels van nylon- of andere polyamiden tussen de Lid-Staten en binnen de EER (omstreeks 19 000 ton in 1992, het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn), en dientengevolge concurrentie tussen Europese producenten en hun produkten. Derhalve heeft de betrokken steun door begunstiging van TDG haar positie versterkt ten opzichte van andere producenten die zich aan veranderingen moeten aanpassen zonder steun of met steun die met de gemeenschappelijke markt en sinds 1 januari 1994, ook met de EER-Overeenkomst verenigbaar is verklaard. Derhalve vervalst de steun de mededinging en beïnvloedt zij het handelsverkeer ongunstig in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61 van de EER-Overeenkomst.

    De Duitse regering heeft geen nadere argumenten aangevoerd ter ondersteuning van haar standpunt dat artikel 92, lid 2, onder c), op de voorgenomen steun moet worden toegepast. Bij gebreke van dergelijke argumenten lijkt derhalve onvoldoende bewezen dat de betrokken specifieke maatregelen noodzakelijk zijn om de door de deling van Duitsland berokkende economische nadelen te compenseren, naast de door de Commissie ingevolge artikel 92, lid 3, goedgekeurde steunregelingen. Derhalve is artikel 92, lid 2, onder c), niet van toepassing.

    De uitzondering van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, heeft betrekking op steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van bepaalde streken. Het Land Thueringen behoort tot de regio's die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van doelstelling 1 van de Structuurfondsen en is met het oog op de sociaaleconomische situatie (het BBP/SKKP per hoofd is aanzienlijk geringer dan 75 % van het gemeenschapsgemiddelde) ingedeeld als een regio die in aanmerking komt voor regionale steun krachtens artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

    Op de sectoriële gevolgen van regionale steun aan de synthetische vezel- en textielindustrie moet echter toezicht worden uitgeoefend, zelfs wanneer het om de meest onderontwikkelde gebieden van de Gemeenschap gaat.

    Sinds 1977 worden de voorwaarden waaronder aan de synthetische vezelindustrie steun mag worden verleend, voorgeschreven door een kaderregeling waarvan de modaliteiten en het toepassingsgebied periodiek worden herzien, laatstelijk in 1992 (2). In dit geval moet de voorgenomen steun aan TDG, een producent van synthetische vezels, worden getoetst aan de huidige kaderregeling, die sinds 31 december 1992 geldt.

    De huidige kaderregeling eist de aanmelding van elk voornemen tot verlening van steun, ongeacht de vorm, aan producenten van synthetische vezels. De regeling geeft aan aan de hand van welke criteria de Commissie de voorgenomen steunverlening voor investeringen door binnen het toepassingsgebied van de kaderregeling vallende ondernemingen, onderzoekt; de kaderregeling specificeert onder andere dat er sprake moet zijn van een aanzienlijke vermindering van de produktiecapaciteit van een potentiële ontvanger van investeringssteun, en ook dat ondernemingen investeringen voor de uitbreiding en handhaving van hun capaciteit die zij noodzakelijk achten om hun produktie aan markttendensen en technologische ontwikkelingen aan te passen, uit eigen middelen dienen te financieren.

    In het onderhavige geval bestaat er geen verband tussen de voorgenomen investering die door de voorgenomen steun moet worden gesteund en de produktie van synthetische vezels door TDG. Derhalve valt de voorgenomen steun niet binnen het toepassingsgebied van de kaderregeling voor steun aan de synthetische vezelindustrie.

    De voorwaarden waaronder steun kan worden verleend aan de textielindustrie worden aangegeven in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de textielindustrie. Daar de voorgenomen steun investeringen in de spinnerijcapaciteit zou ondersteunen, moet hij worden beoordeeld in het licht van de kaderregeling, die onder meer bepaalt dat specifieke nationale steun ter schepping van aanvullende capaciteit in de sectoren van de textiel- en kledingindustrie waarin sprake is van een structurele overcapaciteit of een aanhoudende stagnatie van de markt, moet worden voorkomen en dat steun niet kan worden goedgekeurd wanneer deze tot een capaciteitsverhoging zou leiden. In het onderhavige geval zou de voorgenomen steun leiden tot een vermindering van de spinnerijcapaciteit van de fabriek te Leinefelde. Derhalve is de voorgenomen steun in overeenstemming met de communautaire kaderregeling voor steun aan de textielindustrie.

    Derhalve is de voorgenomen steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, voor zover zij in overeenstemming met de desbetreffende steunregelingen wordt verleend. Zij is ook verenigbaar met de EER-Overeenkomst.

    V Zoals echter door het Hof van Justitie, bij voorbeeld in zijn arrest van 3 december 1991 is vastgesteld (1), moet de Commissie, wanneer zij de verenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst onderzoekt, alle relevante gegevens in de beschouwing betrekken, eventueel daaronder begrepen de feiten die in een eerdere beschikking reeds zijn onderzocht, en de verplichtingen die bij een eerdere beschikking eventueel aan een Lid-Staat zijn opgelegd.

    Daarom moet de Commissie bij haar beoordeling van de voorgenomen steun aan TDG Beschikking 86/509/EEG, waartegen geen beroep bij het Hof is ingesteld en die definitief is geworden, in haar beschouwing betrekken. Bovendien moet de Commissie ook Beschikkingen 91/391/EEG en 92/330/EEG in aanmerking nemen; de Duitse regering heeft bij het Hof beroep ingesteld tot nietigverklaring van Beschikking 91/391/EEG en TDG heeft tegen beide beschikkingen beroep ingesteld, zodat geen daarvan vooralsnog definitief is geworden.

    Hoewel de Duitse regering bij de nationale rechter een vordering heeft ingesteld tot terugbetaling van de aan TDG tussen 1981 en 1983 onrechtmatig verleende en onverenigbare steun, als vereist in Beschikking 86/509/EEG, is deze steun nog niet terugbetaald. Naar berekening van de Commissie is het totale bedrag dat op 30 juni 1994 moet worden terugbetaald, ongeacht de vertragingsrente over de niet terugbetaalde rentesubsidie, 11 601 000 DM. Zolang de vroegere, onrechtmatige en onverenigbare steun niet aan de Duitse regering is terugbetaald, zal het concurrentievermogen van TDG nog steeds kunstmatig worden versterkt, waardoor het handelsverkeer binnen de EER ongunstig wordt beïnvloed in een mate waarin het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

    Om deze reden dient de voorgenomen steun, hoewel zij in het onderhavige geval met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Oveeenkomst verenigbaar is, niet volledig te worden uitbetaald, totdat de in Beschikking 86/509/EEG bedoelde steun aan de Duitse regering is terugbetaald. De zo ontstane situatie is een rechtstreeks gevolg van het nalatige gedrag van de Duitse regering en TDG, die beide in strijd met artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag hebben gehandeld.

    In haar brief van 7 april 1993 heeft de Commissie gewezen op het dubbele concurrentievervalsende effect van de niet-terugbetaling van de in Beschikking 86/509/EEG bedoelde steun. De opvatting van de Duitse regering dat de Commissie geen rekening mag houden met de eerdere beschikkingen betreffende TDG kan niet worden aanvaard, en strookt niet met het bovengenoemde arrest van het Hof en andere soortgelijke arresten.

    Derhalve dient, rekening houdend met Beschikkingen 86/509/EEG, 91/391/EEG en 92/330/EEG met betrekking tot vroegere voornemens om TDG verdere steun te verlenen, van de Duitse regering te worden verlangd dat zij de uitbetaling van een deel van de steun opschort, totdat de vroegere, onrechtmatige en onverenigbare steun is terugbetaald, zoals verlangd door Beschikking 86/509/EEG; betaling van het resterende gedeelte van de steun kan echter worden toegestaan. De opschorting van de uitbetaling van een deel van de voorgenomen steun is te meer noodzakelijk, daar de Commissie niet over andere dwangmiddelen beschikt om de nakoming van haar Beschikking 86/509/EEG te bespoedigen of af te dwingen.

    De Commissie heeft het steunbedrag waarvan de uitbetaling dient te worden opgeschort, op 5 160 700 DM berekend (2,65 miljoen ecu). Dit is het totale bedrag dat door de Duitse regering op grond van Beschikking 86/509/EEG moet worden teruggevorderd en dat de Commissie per 30 juni 1994 op 11 601 000 DM heeft berekend, verminderd met het in totaal door Beschikkingen 91/391/EEG en 92/330/EEG goedgekeurde steunbedrag, waarvan de uitbetaling echter is opgeschort tot de terugbetaling van de eerder uitbetaalde steunbedragen, die door de Commissie op 6 005 300 DM, respectievelijk 435 000 DM zijn berekend.

    Op grond van het voorgaande is alle steun die de Duitse regering voornemens is aan TDG te verlenen zowel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, als met de werking van de EER-Overeenkomst. De uitbetaling van een deel van de steun, een bedrag van in totaal 5 160 700 DM, moet worden opgeschort, totdat de onrechtmatige en onverenigbare steun die tussen 1981 en 1983 aan TDG is verleend aan de Duitse regering is terugbetaald, zoals verlangd door Beschikking 86/509/EEG.

    Het vereiste dat de Duitse regering de uitbetaling van een deel van de voorgenomen steun die het voorwerp van de onderhavige beschikking is, opschort, is niet in strijd met de voorwaarden van de opschorting van de steun, als bedoeld in Beschikkingen 91/391/EEG en 92/330/EEG. Ten eerste beoogt het vereiste, dat de uitbetaling van de steun wordt opgeschort, in alle beschikkingen hetzelfde - in feite de Duitse regering en TDG ertoe te brengen aan Beschikking 86/509/EEG te voldoen en de tussen 1981 en 1983 aan TDG verleende onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen. Ten tweede zal de verplichting tot opschorting van de uitbetaling in elke beschikking gelijktijdig vervallen, wanneer de steun is terugbetaald. Ten derde is het totale steunbedrag dat op grond van de onderhavige beschikking en Beschikkingen 91/391/EEG en 92/330/EEG wordt opgeschort, gelijk aan het totale steunbedrag dat door de Duitse regering ingevolge Beschikking 86/509/EEG moet worden teruggevorderd,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De steun die de Duitse autoriteiten voornemens zijn te verlenen aan Textilwerke Deggendorf GmbH, in de vorm van een subsidie van 23 460 000 DM ingevolge de Gemeinschaftsaufgabe ter verbetering van de regionale economische structuur, een fiscale investeringspremie van ten hoogste 6 696 000 DM uit hoofde van de wet inzake de fiscale investeringspremies en een rentesubsidie voor een tienjarige lening van 14 652 000 DM van de Kreditanstalt fuer Wiederaufbau met een aflossingsvrije periode van twee jaar en tegen een rentevoet van 7,75 %, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag en met de werking van de EER-Overeenkomst.

    Artikel 2

    De Duitse autoriteiten dienen de uitbetaling van een gedeelte van de in artikel 1 van onderhavige beschikking bedoelde steun ten bedrage van in totaal 5 160 700 DM op te schorten, totdat de tussen 1981 en 1983 aan Textilwerke Deggendorf GmbH verleende onrechtmatige en onverenigbare steun als bedoeld in artikel 1 van Beschikking 86/509/EEG, is terugbetaald.

    Artikel 3

    De Duitse regering dient de Commissie binnen twee maanden na dagtekening van de kennisgeving van deze beschikking in kennis te stellen van de maatregelen die zij heeft genomen om aan deze beschikking te voldoen.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

    Gedaan te Brussel, 5 december 1994.

    Voor de Commissie Karel VAN MIERT Lid van de Commissie

    (1) PB nr. C 179 van 16. 7. 1992, blz. 3.

    (2) PB nr. L 300 van 24. 10. 1986, blz. 34.

    (3) PB nr. L 215 van 2. 8. 1991, blz. 16.

    (4) PB nr. L 183 van 3. 7. 1992, blz. 36.

    (1) PB nr. C 172 van 23. 6. 1993, blz. 2.

    (2) Wegens een administratieve fout waren de cijfers in de mededeling van de inleiding van artikel 93, lid 2, niet juist vermeld.

    (3) PB nr. C 74 van 12. 3. 1994, blz. 5.

    (1) PB nr. C 71 van 13. 3. 1993, blz. 4.

    (2) PB nr. C 346 van 30. 12. 1992, blz. 2.

    (1) Zaak C-261/89, Italië/Commissie, Jurisprudentie 1991, blz. I-4437.

    Top