EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994D0178

94/178/EG: BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 maart 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van de Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG (Voor de EER relevante tekst)

PB L 83 van 26.3.1994, p. 54–60 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 22/07/1994; opgeheven door 394D0462

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/178/oj

31994D0178

94/178/EG: BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 maart 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van de Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 083 van 26/03/1994 blz. 0054 - 0060


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 maart 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van de Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG (Voor de EER relevante tekst) (94/178/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende dat de Commissie, op grond van uitbraken van klassieke varkenspest in verschillende delen van Duitsland, Beschikking 94/27/EG van 20 januari 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van Beschikking 93/566/EG (3) heeft vastgesteld;

Overwegende dat het aantal uitbraken van klassieke varkenspest in Niedersachsen is toegenomen; dat sommige uitbraken zich hebben voorgedaan in gebieden met een hoge varkensdichtheid;

Overwegende dat deze uitbraken, in verband met de handel in levende varkens, vers varkensvlees en bepaalde varkensvleesprodukten, een gevaar kunnen vormen voor de varkensbeslagen in de andere Lid-Staten;

Overwegende dat, aangezien bepaalde gebieden kunnen worden omschreven waar het gevaar bijzonder groot is, de beperkingen op het handelsverkeer op regionale basis kunnen worden toegepast;

Overwegende dat de Lid-Staten, op grond van het bepaalde in Richtlijn 80/217/EEG van de Raad van 22 januari 1980 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest (4), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 93/384/EEG (5), rond elke uitbraak een beschermingsgebied en een toezichtsgebied moeten instellen ten einde de verplaatsingen van varkens te controleren;

Overwegende dat Duitsland maatregelen heeft genomen overeenkomstig Richtlijn 80/217/EEG en bovendien verdere maatregelen heeft getroffen;

Overwegende evenwel dat Duitsland, om verspreiding van de ziekte naar andere delen van zijn grondgebied te voorkomen, gelijkwaardige adequate maatregelen moet nemen;

Overwegende dat een stijging van de lichaamstemperatuur tot boven 40 °C als een van de eerste symptomen van klassieke varkenspest wordt beschouwd;

Overwegende dat een nationale, goed uitgeruste crisiseenheid moet worden ingesteld, die in samenwerking met de veterinaire autoriteiten van de deelstaten de gegevens betreffende het toezicht moet verzamelen en analyseren, en die moet meewerken aan epizooetiologische onderzoeken;

Overwegende dat voor de duidelijkheid de bij Beschikking 94/27/EG en bij Beschiking 94/28/EG van de Commissie van 20 januari 1994 inzake het merken en het gebruik van varkensvlees, door Duitsland, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 80/217/EEG van de Raad (6) ingestelde beschermende maatregelen moeten worden ingetrokken;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Duitsland zendt geen levende varkens uit de in bijlage I opgenomen delen van zijn grondgebied naar andere Lid-Staten of naar andere delen van zijn grondgebied.

2. Duitsland ziet erop toe dat geen varkens uit het in bijlage II omschreven gebied naar het in bijlage I omschreven gebied worden gebracht.

3. De in lid 2 vastgestelde beperkingen gelden niet voor slachtvarkens:

a) die komen van bedrijven buiten de toezichtsgebieden die zijn ingesteld op grond van artikel 9 van Richtlijn 80/217/EEG;

b) die komen van een bedrijf dat, blijkens het epizooetiologisch onderzoek, geen contact heeft gehad met een besmet bedrijf;

c) die op het bedrijf van herkomst zijn onderzocht door een door de bevoegde veterinaire autoriteit aangewezen dierenarts en daarbij vrij zijn bevonden van ziektesymptomen; dit onderzoek moet zijn verricht kort vóór het laden van de partij slachtvarkens;

d) waarvoor een programma is vastgesteld voor de opsporing van varkenspestvirus, in het kader waarvan de lichaamstemperatuur wordt gevolgd. Het programma wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage III, hoofdstukken I en II;

e) die rechtstreeks van het bedrijf van herkomst zijn vervoerd naar een aangewezen slachthuis in Duitsland, dat gelegen is binnen het in bijlage I omschreven gebied en waar de dieren worden geslacht binnen twaalf uur na aankomst in het slachthuis.

4. Wanneer de bestrijdingsmaatregelen die worden toegepast in de in lid 3, onder a), bedoelde toezichtsgebieden, worden ingetrokken overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, zijn de in lid 3, onder b), c) en d), vastgestelde bepalingen van toepassing op slachtvarkens die komen van bedrijven die zijn gelegen buiten het beschermingsgebied dat is ingesteld rond de uitbraken op grond waarvan bovengenoemde toezichtsgebieden waren ingesteld.

5. Duitsland zendt geen fok- en gebruiksvarkens die afkomstig zijn van een bedrijf dat gelegen is buiten het in bijlage I omschreven gebied, naar andere Lid-Staten, tenzij:

- de varkens komen van een bedrijf waar in de laatste 30 dagen vóór de verzending van de betrokken varkens geen levende varkens zijn binnengebracht,

- de varkens negatief hebben gereageerd bij een test op antilichamen tegen het klassieke-varkenspestvirus (KVP-virus); de test moet in de laatste 10 dagen vóórdat het certificaat is afgegeven, zijn uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV, punt 1, bij Richtlijn 80/217/EEG;

- bij de varkens een klinisch onderzoek op grond van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (7) is verricht op het bedrijf van herkomst. Het onderzoek betreft alle varkens en alle voorzieningen op het bedrijf van herkomst die voor de varkens worden gebruikt. De varkens moeten op het bedrijf van herkomst en op elke verzamelplaats met een oormerk worden geïdentificeerd, zodat kan worden nagegaan waar zij verbleven hebben. Het vervoermiddel moet officieel verzegeld zijn.

6. Intracommunautair verkeer van de in lid 5 bedoelde dieren wordt alleen toegestaan indien daarvan drie dagen vooraf aangifte is gedaan bij de bevoegde autoriteit in de Lid-Staat van bestemming.

Artikel 2

Levende varkens afkomstig van bedrijven die gelegen zijn in het in bijlage II omschreven gebied, maar buiten de gebieden waarvoor de op grond van artikel 9 van Richtlijn 80/217/EEG vastgestelde maatregelen gelden,

a) moeten

- indien zij binnen dat gebied worden geslacht en indien het vlees bestemd is om buiten dat gebied te worden gebracht,

of

- indien zij buiten het gebied worden gebracht om elders te worden geslacht,

voldoen aan het bepaalde in artikel 1, lid 3, onder b), c), d) en e), en het vlees moet worden voorzien van het in artikel 3, lid 1, punt A, onder e), van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (8) bedoelde keurmerk;

b) hoeven, indien zij binnen dat gebied worden geslacht en indien het vlees bestemd is om binnen dat gebied te worden geconsumeerd, niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 1, lid 3, onder b), c), d) en e), maar het vlees moet worden voorzien van het in de bijlage bij Richtlijn 72/461/EEG van de Raad (9) omschreven merk.

Artikel 3

Bij de keuring vóór het slachten van slachtvarkens moet Duitsland bijzondere aandacht besteden aan mogelijke symptomen en lesies die typisch zijn voor klassieke varkenspest.

Artikel 4

1. Op het gezondheidscertificaat als bedoeld in Richtlijn 64/432/EEG, waarvan uit Duitsland verzonden varkens vergezeld gaan, wordt de volgende vermelding aangebracht:

"Deze dieren voldoen aan het bepaalde in Beschikking 94/178/EG van de Commissie van 23 maart 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van de Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG.".

2. Uit Duitsland verzonden varkensvlees gaat vergezeld van een door een officiële dierenarts afgegeven certificaat. Op het certificaat wordt de volgende vermelding aangebracht:

"Dit vlees voldoet aan het bepaalde in Beschikking 94/178/EG van de Commissie van 23 maart 1994 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van de Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG.".

3. Vlees van overeenkomstig artikel 1, leden 3 en 4, geslachte varkens, dat is voorzien van het in artikel 2, onder a), bedoelde keurmerk en dat uit Duitsland wordt verzonden, gaat vergezeld van een certificaat volgens het model in bijlage IV.

Artikel 5

1. Duitsland verricht bij:

a) varkens die worden gehouden in het deel van zijn grondgebied buiten het in bijlage II omschreven gebied, een serologische screening op antilichamen tegen het klassieke-varkenspestvirus, overeenkomstig het bepaalde in bijlage V, hoofdstuk I;

b) varkens die worden gehouden in het in bijlage II omschreven gebied, een serologische screening op antilichamen tegen het klassieke-varkenspestvirus, overeenkomstig het bepaalde in bijlage V, hoofdstuk II.

De resultaten van het screeningprogramma worden, samen met een epizooetiologische analyse, om de twee weken bij de Commissie ingediend.

2. Duitsland stelt de Commissie ten minste vijf dagen vooraf in kennis van het opheffen van toezichtsgebieden die zijn ingesteld op grond van artikel 9 van Richtlijn 80/217/EEG. Dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van de resultaten van de in het gebied uitgevoerde serologische onderzoeken en van een gedetailleerd epizooetiologisch verslag.

Artikel 6

Duitsland ziet erop toe dat voertuigen waarmee varkens zijn vervoerd, na elk vervoer worden gereinigd en ontsmet, en levert ook het bewijs dat ze zijn ontsmet.

Artikel 7

Duitsland richt een nationale crisiseenheid op die de volgende taken krijgt:

- gegevens verzamelen betreffende het door de autoriteiten van de deelstaten verrichte toezicht,

- de noodmaatregelen cooerdineren die in verband met diergezondheidsproblemen worden getroffen, met name het epizooetiologisch onderzoek naar deze problemen, een en ander in samenwerking met de autoriteiten van de deelstaat.

De nationale crisiseenheid moet over voldoende middelen beschikken om deze taken uit te voeren. Met name moet zij beschikken over:

- personeel dat een opleiding heeft gehad inzake epizooetiologisch onderzoek,

- voorzieningen voor de verwerking van gegevens,

- snelle communicatieverbindingen met de autoriteiten van de deelstaten en met andere autoriteiten.

Artikel 8

De Lid-Staten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 9

De Beschikkingen 94/27/EG en 94/28/EG worden ingetrokken.

Artikel 10

Deze beschikking wordt vóór 20 april 1994 opnieuw bezien op grond van het verdere verloop van de dierziektesituatie in Duitsland.

Artikel 11

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 23 maart 1994.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29.

(2) PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49.

(3) PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 31.

(4) PB nr. L 47 van 21. 2. 1980, blz. 11.

(5) PB nr. L 166 van 8. 7. 1993, blz. 34.

(6) PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 35.

(7) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

(8) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64.

(9) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 24.

BIJLAGE I

Niedersachsen.

BIJLAGE II

Het gedeelte van het grondgebied van Niedersachsen, Duitsland, gelegen binnen een lijn die wordt gevormd door:

- de autoweg A 28 van Oldenburg tot Bremen,

- nationale weg 51 van Bremen via Stuhr-Brinkum tot Bassum,

- nationale weg 61 van Bassum tot Suelingen,

- nationale weg 214 in zuidwestelijke richting tot op het punt waar hij samenkomt met de plaatselijke weg, en verder in zuidelijke richting naar Lavelsloh tot aan de kruising met de rivier Aue,

- de rivier Aue tot aan de grens tussen Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen,

- de grens tussen Niedersachen en Nordrhein-Westfalen in westelijke en zuidelijke richting tot aan het Mittelland-Kanal,

- het Mittelland-Kanal in westelijke richting tot aan de grens tussen Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen,

- de grens tussen Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen in westelijke richting tot aan de kruising met de plaatselijke weg en verder van Recke in noordelijke richting tot Fuerstenau,

- nationale weg 402 van Fuerstenau tot Haseluenne,

- de plaatselijke weg van Haseluenne tot Saegel en Boerger en verder in noordoostelijke richting tot aan het Kuestenkanal,

- het Kuestenkanal in oostelijke richting tot in Oldenburg.

BIJLAGE III

HOOFDSTUK I ONDERZOEK OP DE AANWEZIGHEID VAN HET KLASSIEKE-VARKENSPESTVIRUS Het programma voor de opsporing van het klassieke-varkenspestvirus als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder d), omvat een onderzoek van het tonsilweefsel van vijf varkens per bedrijf. Het laboratoriumonderzoek van het tonsilweefsel wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, hoofdstuk B, bij Richtlijn 80/217/EEG. De vijf monsters van tonsilweefsel mogen worden vervangen door tien bloedmonsters.

Het virologisch onderzoek wordt uitgevoerd in de laatste drie dagen vóór het slachten.

HOOFDSTUK II CONTROLE VAN DE LICHAAMSTEMPERATUUR Voor de tenuitvoerlegging van het programma inzake controle van de lichaamstemperatuur als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder d), van Beschikking 94/178/EG geldt met name hetgeen volgt:

1. De eigenaar van een partij voor de slacht bestemde varkens ziet erop toe dat in de laatste twaalf uur vóór het laden de lichaamstemperatuur van een aantal varkens uit die partij wordt gecontroleerd door het inbrengen van een thermometer in het rectum. Het aantal te controleren varkens bedraagt:

"" ID="1">0- 25> ID="2">allemaal"> ID="1">26- 30> ID="2">26"> ID="1">31- 40> ID="2">31"> ID="1">41- 50> ID="2">35"> ID="1">51-100> ID="2">45"> ID="1">101-200> ID="2">51"> ID="1">200+> ID="2">60">

Bij het onderzoek registreert de eigenaar voor elk dier de volgende gegevens op een daartoe door de bevoegde veterinaire autoriteit ter beschikking gesteld formulier: nummer van het oormerk, tijdstip van het onderzoek en temperatuur.

Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de lichaamstemperatuur 40 °C of meer bedraagt, treedt de eigenaar onmiddellijk in contact met de officiële dierenarts, die een onderzoek instelt naar een eventuele ziekte en die het bepaalde in artikel 4 van Richtlijn 80/217/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest in acht neemt.

2. Kort voor het laden (0-3 uur) van de partij die is onderzocht overeenkomstig het bepaalde onder punt 1, wordt het onderzoek overgedaan door een daartoe door de bevoegde veterinaire autoriteit aangewezen dierenarts. Voor elk onderzocht varken registreert de dierenarts op een daartoe door de bevoegde veterinaire autoriteit beschikbaar gesteld formulier: het nummer van het oormerk, het tijdstip van het onderzoek en de temperatuur.

3. Bij het laden van de partij varkens die overeenkomstig het bepaalde in de punten 1 en 2 is onderzocht, geeft de officiële dierenarts een gezondheidsdocument af dat de partij naar het aangewezen slachthuis dient te vergezellen.

4. In het slachthuis van bestemming worden de uitkomsten van de temperatuurcontrole ter beschikking gesteld van de dierenarts die de keuring vóór het slachten verricht.

BIJLAGE IV

CERTIFICAAT voor vers vlees als bedoeld in artikel 4, lid 3, van Beschikking 94/178/EG van de Commissie

Nr. (1)

Plaats van lading:

Ministerie:

Dienst:

I. Identificatie van het vlees

Vlees van varkens

Aard van de delen:

Aard van de verpakking:

Aantal stuks of colli:

Nettogewicht:

II. Herkomst van het vlees

Adres en veterinair toelatingsnummer van het erkende slachthuis:

Adres en veterinair toelatingsnummer van de erkende uitsnijderij:

III. Bestemming van het vlees

Het vlees wordt verzonden

uit:

(plaats van lading)

naar:

(plaats van bestemming)

per (2): (transportmiddel)

Naam en adres van de afzender:

Naam en adres van de geadresseerde:

IV. Gezondheidsverklaring

Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat het hierboven omschreven vlees is verkregen onder de bij Richtlijn 64/433/EEG vastgestelde voorwaarden inzake produktie en controle en voldoet aan het bepaalde in Beschikking 94/178/EG van de Commissie tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland.

Gedaan te ,

(naam en handtekening van de officiële dierenarts)

(1) Door de officiële dierenarts toegekend volgnummer.

(2) Bij verzending per spoorwagon of vrachtwagen dient het kenteken te worden vermeld, bij verzending per schip de naam van het schip en, zo nodig, het nummer van de container.

BIJLAGE V

SEROLOGISCHE SCREENING OP ANTILICHAMEN TEGEN HET KLASSIEKE-VARKENSPESTVIRUS HOOFDSTUK I Screening in gebieden buiten het in bijlage II omschreven gebied De Duitse autoriteiten leggen een programma inzake serologische screening ten uitvoer, in het kader waarvan 5 % van het totale aantal zeugen en beren jaarlijks wordt bemonsterd (100 000 monsters per jaar).

In het kader van het screeningsprogramma wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van de in het kader van het nationale programma voor de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky verzamelde serummonsters. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan de beslagen of de dieren die het grootste gevaar lopen voor besmetting met klassieke varkenspest:

- kleine fokbeslagen in de omgeving van steden of op bedrijven waar zeugen worden gemest voor de slacht en met spoeling kunnen zijn gevoederd;

- beren voor natuurlijke dekdienst, vooral beren die op verschillende bedrijven worden gebruikt;

- beslagen in gebieden waar wilde varkens voorkomen;

- beslagen in Regieringsbezirke waar sedert 1 januari 1994 uitbraken van klassieke varkenspest zijn geregistreerd.

HOOFDSTUK II Screening in het in bijlage II omschreven gebied Alle beslagen met fokdieren worden om de 60 dagen gescreend. In elk beslag worden de zeugen aselect bemonsterd. Het aantal te bemonsteren zeugen bedraagt:

- in kleine beslagen (minder dan 40 zeugen): 21,

- in grotere beslagen (40 zeugen en meer): 27.

Top