Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993L0091

    Richtlijn 93/91/EEG van de Commissie van 29 oktober 1993 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 78/316/EEG van de Raad betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)

    PB L 284 van 19.11.1993, p. 25–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1993/91/oj

    31993L0091

    Richtlijn 93/91/EEG van de Commissie van 29 oktober 1993 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 78/316/EEG van de Raad betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)

    Publicatieblad Nr. L 284 van 19/11/1993 blz. 0025 - 0044
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 25 blz. 0047
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 25 blz. 0047


    RICHTLIJN 93/91/EEG VAN DE COMMISSIE van 29 oktober 1993 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 78/316/EEG van de Raad betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/53/EEG (2), inzonderheid op artikel 13, lid 2,

    Gelet op Richtlijn 78/316/EEG van de Raad van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) (3), inzonderheid op artikel 4,

    Overwegende dat Richtlijn 78/316/EEG een van de bijzondere richtlijnen van de EEG-goedkeuringsprocedure is welke bij Richtlijn 70/156/EEG is vastgesteld; dat derhalve de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende voertuigsystemen, onderdelen en technische eenheden van toepassing zijn op deze richtlijn;

    Overwegende dat artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG voorschrijven dat aan elke bijzondere richtlijn een inlichtingenformulier met daarin de relevante punten van bijlage I van die richtlijn en een op bijlage VI gebaseerd goedkeuringscertificaat worden toegevoegd met het oog op de computerisering van de typegoedkeuring;

    Overwegende dat in Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/663/EEG (5), het voor de identificatie van de verstelinrichting van de koplichten gebruikte symbool is vastgesteld en dat deze identificatie moet worden gehandhaafd;

    Overwegende dat praktijkervaring heeft aangetoond dat een aantal bepalingen moet worden aangepast of verduidelijkt, in het bijzonder door de toepassing van nieuwe symbolen die nu internationaal zijn erkend en door de ISO (Internationale Organisatie voor Normalisatie) zijn gestandaardiseerd en door afschaffing van bepaalde symbolen die niet langer in gebruik zijn; dat rekening moet worden gehouden met de nieuwe identificatietechnieken die algemeen gebruikt moeten gaan worden en die het gebruik van woorden of afkortingen omvatten in plaats van symbolen voor bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters; dat specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld wanneer een grotere kennis beschikbaar is zodat de ontwerpen kunnen worden gemaakt op basis van deze nieuwe identificatietechnieken;

    Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming zijn met het advies van het bij Richtlijn 70/156/EEG ingesteld Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Artikel 1 van Richtlijn 78/316/EEG wordt aan het slot als volgt gewijzigd:

    ". . . rails bewegen en van land- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines.".

    2. De lijst van bijlagen en de bijlagen I, II, III en IV van Richtlijn 78/316/EEG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage van deze richtlijn.

    Artikel 2

    1. Met ingang van 1 april 1994 mogen de Lid-Staten:

    - voor een type motorvoertuig noch de EEG-typegoedkeuring noch de nationale goedkeuring weigeren,

    - noch de registratie, verkoop of het in het verkeer brengen verbieden

    om redenen die verband houden met de binneninrichting (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) indien de binneninrichting (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) voldoet aan de bepalingen van Richtlijn 78/316/EEG, als laatstelijk gewijzigd bij deze richtlijn.

    2. Met ingang van 1 oktober 1995 mogen de Lid-Staten:

    - voor een type voertuig niet langer de EEG-typegoedkeuring verlenen,

    - voor een type voertuig de nationale goedkeuring weigeren en

    - de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG weigeren,

    om redenen die verband houden met de binneninrichting (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) indien niet aan de bepalingen van Richtlijn 78/316/EEG, als laatstelijk gewijzigd bij deze richtlijn, is voldaan.

    Artikel 3

    1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 maart 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    2. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

    3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

    Gedaan te Brussel, 29 oktober 1993.

    Voor de Commissie

    Martin BANGEMANN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

    (2) PB nr. L 225 van 10. 8. 1992, blz. 1.

    (3) PB nr. L 81 van 28. 3. 1978, blz. 3.

    (4) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 1.

    (5) PB nr. L 366 van 31. 12. 1991, blz. 17.

    BIJLAGE

    In de lijst van bijlagen:

    - vervallen de sterretjes bij de titels van de bijlagen I tot en met IV en de bijbehorende voetnoot;

    - wordt de titel van bijlage V "Inlichtingenformulier";

    - wordt aan het einde van de lijst een nieuwe bijlage VI toegevoegd met de titel "EEG-goedkeuringsformulier".

    Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

    Punt 2.1 wordt geschrapt.

    De punten 2.2 en 2.3 worden de punten 2.1 en 2.2.

    De punten 2.4 tot en met 2.6 worden geschrapt.

    De punten 2.7 tot en met 2.9 worden de punten 2.3 tot en met 2.5.

    Na punt 2.5 wordt het volgende nieuwe punt 2.6 ingevoegd:

    "2.6. Informatiebeeldscherm

    Onder "informatiebeeldscherm" wordt een beeldscherm verstaan dat meer dan één soort van informatie of berichten kan weergeven.".

    De punten 2.10 tot en met 2.20 vervallen.

    De punten 3.1 en 3.2 worden gelezen:

    "3.1. Het verzoek om EEG-keuring van een type voertuig overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG van een voertuigtype wat de identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters betreft, wordt door de fabrikant van het voertuig ingediend.

    3.2. Een model van het inlichtingenformulier is aangehecht als bijlage V.".

    Punt 3.2.1 vervalt.

    Punt 4 wordt als volgt gewijzigd:

    "4. VERLENING VAN EEG-TYPEGOEDKEURING

    4.1. Indien aan de ter zake dienende bepalingen is voldaan wordt de EEG-goedkeuring verleend overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

    4.2. Een model van het EEG-goedkeuringsformulier staat afgebeeld in aanhangsel/bijlage.

    4.3. Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd type voertuig te worden toegekend. Dezelfde Lid-Staat mag niet hetzelfde nummer aan een ander type voertuig toekennen.".

    Punt 5.1.1 wordt gelezen:

    "De in bijlage II vermelde bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters moeten, voor zover zij zijn aangebracht, worden geïdentificeerd en wel door middel van symbolen.".

    Punt 5.1.2 wordt gelezen:

    "5.1.2. Indien symbolen worden gebruikt ter identificatie van de in bijlage III vermelde bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters, moeten deze symbolen overeenkomen met die welke in de genoemde bijlage zijn weergegeven.".

    Punt 5.1.3. wordt gelezen:

    "5.1.3. Andere symbolen dan die welke in de bijlagen II en III voorkomen, mogen worden gebruikt ter identificatie van andere bedieningsorganen, verklikkerlichten, en meters dan die welke in deze richtlijnen zijn vermeld, mits zij niet kunnen worden verward met die welke in de genoemde bijlagen voorkomen.".

    Na punt 5.1.4 worden de volgende nieuwe punten toegevoegd:

    "5.1.5. Voor het weergeven van berichten uit een willekeurige bron kan gebruik worden gemaakt van een informatiebeeldscherm dat aan de volgende voorschriften voldoet:

    5.1.5.1. De verklikkers van rem, grootlicht en richtingaanwijzers mogen niet in hetzelfde informatiebeeldscherm verschijnen;

    5.1.5.2. Verklikkers en meters in een informatiebeeldscherm moeten relevante informatie verstrekken telkens als de situatie die deze in werking stelt, zich voordoet;

    5.1.5.3. Indien twee of meer berichten worden gegeven moeten zij ofwel automatisch het één na het ander worden herhaald ofwel zodanig worden aangegeven dat zij voor de bestuurder zichtbaar en herkenbaar zijn;

    5.1.5.4. De voorschriften van bijlage III inzake de kleur gelden niet voor verklikkerlichten en meters die op een informatiebeeldscherm verschijnen.".

    Punt 5.2.3 wordt gelezen:

    "5.2.3. De symbolen moeten duidelijk tegen de achtergrond uitkomen.".

    Punt 5.2.4 wordt gelezen:

    "5.2.4. Voor verklikkerlichten moeten de kleuren worden gebruikt die in de bijlagen II en III zijn vastgesteld.".

    Na punt 5.2.4 wordt het volgende nieuwe punt 5.2.5 toegevoegd:

    "5.2.5. Voor bedieningsorganen, meters en verklikkerlichten kan een gemeenschappelijk symbool worden gebruikt indien zij gecombineerd zijn.".

    De punten (6) en (7) worden als volgt gewijzigd:

    "6. WIJZIGING VAN HET TYPE

    6.1. In geval van wijziging van het goedgekeurde type overeenkomstig deze richtlijn zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

    7. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE

    7.1. De maatregelen die worden genomen om te zorgen voor overeenstemming van de produktie moeten voldoen aan de in artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG vastgelegde bepalingen.".

    De punten (8) en (9) worden geschrapt.

    Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

    De opmerkingen onder a tot en met e vervallen.

    Onder het opschrift van de bijlage wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd:

    "(De symbolen stemmen overeen met internationale norm ISO 2575, vierde editie - 1982-11-15).".

    De symbolen in de figuren 1 tot en met 29 worden vervangen door de symbolen in de onderstaande figuren 1 tot en met 23:

    "Figuur 1

    Hoofdlichtschakelaar

    ISO 2575 nr. 4.23

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    Figuur 2

    Dimlicht

    ISO 2575 nr. 4.2

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Indien geen afzonderlijk bedieningsorgaan voorkomt, wordt het geïdentificeerd door middel van het symbool in figuur 1.

    Er kunnen ook vier streepjes staan.

    Figuur 3

    Grootlicht

    ISO 2575 nr. 4.1

    Kleur van het licht van de verklikker: blauw

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Er kunnen ook vier streepjes staan.

    Figuur 4

    Achterlichten en breedtelichten

    ISO 2575 nr. 4.33

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Indien geen afzonderlijk bedieningsorgaan voorkomt, wordt het geïdentificeerd door middel van het symbool in figuur 1.

    Figuur 5

    Mistlicht voor

    ISO 2575 nr. 4.21

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Figuur 6

    Mistlicht achter

    ISO 2575 nr. 4.22

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Figuur 7

    Verstelinrichting koplamp

    ISO 2575 nr. 4.27

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Identificatie eventueel overeenkomstig Richtlijn 76/756/EEG, bijlage I, aanhangsel 7

    Er kunnen ook vijf streepjes staan.

    Figuur 8

    Parkeerlichten

    ISO 2575 nr. 4.9

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    Figuur 9

    Richtingaanwijzers

    ISO 2575 nr. 4.3

    Kleur van het licht van de verklikker: groen

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Figuur 10

    Waarschuwingsknipperlichten

    ISO 2575 nr. 4.4

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    De omlijnde zone mag uit één stuk zijn

    Opmerking bij de figuren 9 en 10:

    Indien er afzonderlijke verklikkerlichten voor linker- en rechter-richtingaanwijzer zijn, mogen de beide pijlen ook afzonderlijk worden gebruikt. In dat geval mag het in figuur 10 voorgeschreven waarschuwingsknipperlicht worden vervangen door of aangevuld met de simultane werking van deze beide pijlen.

    Figuur 11

    Ruitewisser

    ISO 2575 nr. 4.5

    Figuur 12

    Ruitesproeier

    ISO 2575 nr. 4.6

    Figuur 13

    Combinatie ruitewisser-ruitesproeier

    ISO 2575 nr. 4.7

    Figuur 14

    Koplampwisser

    (met afzonderlijk bedieningsorgaan)

    ISO 2575 nr. 4.19

    Figuur 15

    Ontwaseming en ontdooiing van de voorruit

    (indien afzonderlijk)

    ISO 2575 nr. 4.24

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    Figuur 16

    Ontwaseming en ontdooiing van de achterruit

    (indien afzonderlijk)

    ISO 2575 nr. 4.25

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    Figuur 17

    Ventilator (warme lucht/koude lucht)

    ISO 2575 nr. 4.8

    Gebruik van de omtreklijn alleen is eveneens toegestaan

    Figuur 18

    Dieselvoorverwarmer

    ISO 2575 nr. 4.34

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    Figuur 19

    Chokeknop

    (koudstartsysteem)

    ISO 2575 nr. 4.12

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    Figuur 20

    Signalering reminrichting

    ISO 2575 nr. 4.31

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    Indien één enkele verklikker meer dan één remsysteemtoestand aangeeft, met uitzondering van een storing in het antiblokkeersysteem, moet het sysmbool voor signalering van de reminrichting in figuur 20 worden gebruikt.

    Figuur 21

    Brandstofpeil

    ISO 2575 nr. 4.14

    Kleur van het licht van de verklikker: geel

    Gebruik van de omtreklijn alleen is eveneens toegestaan

    Figuur 22

    Acculadingmeter

    ISO 2575 nr. 4.16

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    Figuur 23

    Temperatuur motorkoelvloeistof

    ISO 2575 nr. 4.15

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    "

    Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

    De opmerking vervalt.

    Onder het opschrift van de bijlage wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd:

    "(De symbolen stemmen overeen met internationale norm ISO 2575, vierde editie 1982-11-15).".

    De symbolen in de figuren 1 en 2 worden vervangen door de symbolen in de onderstaande figuren 1 tot en met 11:

    "Figuur 1

    Parkeerrem

    ISO 2575 nr. 4.32

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    Indien één enkele verklikker meer dan één remsysteemtoestand aangeeft, moet het in de bijlage II, figuur 20, afgebeelde symbool voor signalering van de reminrichting worden gebruikt.

    Figuur 2

    Ruitewisser achterruit

    ISO 2575 nr. 4.28

    Figuur 3

    Sproeier achterruit

    ISO 2575 nr. 4.29

    Figuur 4

    Combinatie ruitewisser-sproeier achterruit

    ISO 2575 nr. 4.30

    Figuur 5

    Ruitewisser voorruit met intervalschakelaar

    ISO 2575 nr. 4.45

    Figuur 6

    Geluidssignaalinrichting (claxon)

    ISO 2575 nr. 4.13

    Figuur 7

    Klep motorkap

    ISO 2575 nr. 4.10

    Gebruik van de omtreklijn alleen is eveneens toegestaan

    Figuur 8

    Klep kofferbak

    ISO 2575 nr. 4.11

    Gebruik van de omtreklijn alleen is eveneens toegestaan

    Figuur 9

    Veiligheidsgordel

    ISO 2575 nr. 4.18

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    Gebruik van de omtreklijn alleen is eveneens toegestaan

    Figuur 10

    Oliedrukmeter

    ISO 2575 nr. 4.17

    Kleur van het licht van de verklikker: rood

    Figuur 11

    Ongelode benzine

    ISO 2575 nr. 4.26

    "

    Bijlage V vervalt en wordt vervangen door de onderstaande bijlage V die wordt gevolgd door een nieuwe bijlage VI.

    "BIJLAGE V

    INLICHTINGENFORMULIER Nr. . . . (1)()

    overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad betreffende de EEG-goedkeuring van een type voertuig met betrekking tot de binneninrichting (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) (Richtlijn 78/316/EEG, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/91/EEG)

    De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. De tekeningen worden in voorkomend geval op een passende schaal met voldoende details in formaat A 4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's zijn voldoende details te zien.

    Indien de systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, worden gegevens over de prestaties verstrekt.

    0. ALGEMENE GEGEVENS

    0.1. Merk (firmanaam):

    0.2. Type en algemene handelsbenaming(en):

    0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven (b):

    0.3.1. Plaats van dat merkteken:

    0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (c):

    0.5. Naam en adres van de fabrikant:

    0.8. Adres(sen) van de assemblagefabriek(en):

    1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

    1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig.

    9. CARROSSERIE

    9.10. Binneninrichting

    9.10.2. Plaatsing en identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

    9.10.2.1. Foto's en/of tekeningen van de plaatsing van symbolen en bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters:

    9.10.2.2. Foto's en/of tekeningen van de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters en, indien van toepassing, van de in Richtlijn 78/316/EEG vermelde voertuigonderdelen:

    9.10.2.3. Overzichtstabel

    Het voertuigtype is uitgerust met de volgende bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters overeenkomstig de bijlagen II en III van Richtlijn 78/316/EEG:

    Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken symbolen

    >(2)(2)(3)(2)(2)(3)"> ID="1">1> ID="2">Hoofdlichtschakelaar"> ID="1">2> ID="2">Dimlicht"> ID="1">3> ID="2">Grootlicht"> ID="1">4> ID="2">Achterlichten en breedtelichten"> ID="1">5> ID="2">Mistlicht voor"> ID="1">6> ID="2">Mistlicht achter"> ID="1">7> ID="2">Verstelinrichting koplamp"> ID="1">8> ID="2">Parkeerlichten"> ID="1">9> ID="2">Richtingaanwijzers"> ID="1">10> ID="2">Waarschuwingsknipperlichten"> ID="1">11> ID="2">Ruitewisser"> ID="1">12> ID="2">Ruitesproeier"> ID="1">13> ID="2">Combinatie ruitewisser-ruitesproeier"> ID="1">14> ID="2">Koplampwisser"> ID="1">15> ID="2">Ontwaseming en ontdooiing van de voorruit"> ID="1">16> ID="2">Ontwaseming en ontdooiing van de achterruit"> ID="1">17> ID="2">Ventilator"> ID="1">18> ID="2">Dieselvoorverwarmer"> ID="1">19> ID="2">Chokeknop"> ID="1">20> ID="2">Signalering reminrichting"> ID="1">21> ID="2">Brandstofpeil"> ID="1">22> ID="2">Acculadingmeter"> ID="1">23> ID="2">Temperatuur koelvloeistof motor""

    >

    Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor eventueel aangebrachte identificatie facultatief is, en de voor eventuele identificatie te gebruiken symbolen

    >(4)(4)(5)(4)(4)(5)"> ID="1">1> ID="2">Parkeerrem"> ID="1">2> ID="2">Ruitewisser achterruit"> ID="1">3> ID="2">Sproeier acherruit"> ID="1">4> ID="2">Combinatie ruitewisser-sproeier achterruit"> ID="1">5> ID="2">Ruitewisser voorruit met intervalschakelaar"> ID="1">6> ID="2">Geluidssignaalinrichting (claxon)"> ID="1">7> ID="2">Klep motorkap"> ID="1">8> ID="2">Klep kofferbak"> ID="1">9> ID="2">Veiligheidsgordel"> ID="1">10> ID="2">Oliedrukmeter"> ID="1">11> ID="2">Ongelode benzine""

    >

    BIJLAGE VI MODEL (maximumformaat: A 4 (210 × 297 mm)) EEG-GOEDKEURINGSFORMULIER Dienststempel Mededeling betreffende - goedkeuring (6) - uitbreiding van de goedkeuring (6) - weigering van de goedkeuring (6) - intrekking van de goedkeuring (6) van een type voertuig/onderdeel/technische eenheid (6) met betrekking tot Richtlijn 78/316/EEG, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/91/EEG. Goedkeuringsnummer: Reden voor uitbreiding: DEEL I 0.1. Merk (firmanaam): 0.2. Type en algemene handelsbenaming(en): 0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig/onderdeel/technische eenheid (6) is aangegeven (7): 0.3.1. Plaats van dat merkteken: 0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (8): 0.5. Naam en adres van de fabrikant: 0.7. In het geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EEG-goedkeuringsmerk: 0.8. Naam/namen en adres(sen) van de assemblagefabriek(en): DEEL II 1. Eventueel aanvullende gegevens: zie aanhangsel 2. Technische dienst die met de uitvoering van de proeven is belast: 3. Datum van het beproevingsverslag: 4. Nummer van het beproevingsverslag: 5. Eventuele opmerkingen: zie aanhangsel 6. Plaats 7. Datum 8. Handtekening 9. Hierbij is een index gevoegd van het bij de goedkeuringsinstantie ingediende informatiepakket dat op aanvraag kan worden verkregen. Aanhangsel bij EEG-goedkeuringsformulier nr. . . . betreffende de goedkeuring van een type voertuig met betrekking tot Richtlijn 78/316/EEG als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/91/EEG 1. Aanvullende gegevens Niet van toepassing 5. Opmerkingen: (bij voorbeeld geldig voor voertuigen met linkse besturing en voor voertuigen met rechtse besturing)"

    (1)() De in dit inlichtingenformulier gebruikte nummering van punten en voetnoten stemt overeen met die van bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/53/EEG. Voor de doeleinden van deze richtlijn niet relevante punten zijn weggelaten.

    (2) × = Aanwezig.

    - = Niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig.

    o = Facultatief.

    (3) a = Op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht.

    n = In de onmiddellijke nabijheid.

    (4) × = Aanwezig.

    - = Niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig.

    o = Facultatief.

    (5) a = Op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht.

    n = In de onmiddellijke nabijheid.

    (6) Doorhalen wat niet van toepassing is. (7) Indien de middelen ter identificatie van het type tekens bevatten die niet van betekenis zijn voor de beschrijving van het type voertuig, onderdeel of technische eenheid waarop dit inlichtingenformulier/goedkeuringsformulier betrekking heeft, moeten dergelijke tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool "?" (bij voorbeeld ABC??123??). (8) Zoals gedefinieerd in bijlage II A bij Richtlijn 70/156/EEG.

    Top