This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31993L0016
Council Directive 93/16/EEC of 5 April 1993 to facilitate the free movement of doctors and the mutual recognition of their diplomas, certificates and other evidence of formal qualifications
Richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels
Richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels
PB L 165 van 7.7.1993, p. 1–24
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)
No longer in force, Date of end of validity: 19/10/2007; opgeheven door 32005L0036
Richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels
Publicatieblad Nr. L 165 van 07/07/1993 blz. 0001 - 0024
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 4 blz. 0102
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 4 blz. 0102
RICHTLIJN 93/16/EEG VAN DE RAAD van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 49, op artikel 57, lid 1 en lid 2, eerste en derde zin, en op artikel 66, Gezien het voorstel van de Commissie, In samenwerking met het Europees Parlement(1) , Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2) , Overwegende dat Richtlijn 75/362/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de arts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten(3) en Richtlijn 75/363/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de werkzaamheden van de arts(4) herhaaldelijk en ingrijpend zijn gewijzigd; dat zij derhalve zowel om redenen van rationele ordening van de tekst als om redenen van duidelijkheid dienen te worden gecodificeerd; dat het voorts dienstig is in deze tekst waarin zij worden bijeengebracht tevens Richtlijn 86/457/EEG van de Raad van 15 september 1986 inzake een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde(5) op te nemen; Overwegende dat ingevolge het Verdrag ieder verschil in behandeling op grond van nationaliteit inzake vestiging en dienstverrichting sedert het einde van de overgangsperiode is verboden; dat het aldus verwezenlijkte beginsel met name ook van toepassing is op de afgifte van de eventueel vereiste vergunning voor de toegang tot de werkzaamheden van de arts alsmede op de inschrijving of aansluiting bij beroepsorganisaties; Overwegende dat het evenwel dienstig lijkt zekere bepalingen vast te stellen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrije dienstverrichting van de arts; Overwegende dat de Lid-Staten ingevolge het Verdrag gehouden zijn geen enkele steun te verlenen waardoor de vestigingsvoorwaarden kunnen worden vervalst; Overwegende dat artikel 57, lid 1, van het Verdrag de vaststelling voorschrijft van richtlijnen inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels; dat deze richtlijn strekt tot onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de arts die toegang verlenen tot de uitoefening van de geneeskunst, alsmede van de diploma's, certificaten en andere titels van de specialist; Overwegende dat voor de opleiding van de specialist moet worden overgegaan tot de onderlinge erkenning van de door de opleiding verkregen titels, wanneer deze, zonder dat zij een voorwaarde zijn voor de toegang tot de werkzaamheid van de specialist, wel een voorwaarde vormen voor het voeren van een titel van specialist; Overwegende dat de ontwikkelingen in de wettelijke regelingen van de Lid-Staten een aantal technische wijzigingen noodzakelijk maken, ten einde met name rekening te houden met de wijzigingen in de benaming van de diploma's, certificaten en ander titels van deze beroepen of in de omschrijving van een aantal medische specialisaties, alsmede met de invoering van een aantal nieuwe medische specialisaties of de opheffing van oude medische specialisaties in bepaalde Lid-Staten; Overwegende dat er voor de diploma's, certificaten en andere titels van arts die door de Lid-Staten zijn afgegeven na opleidingen die vóór de datum waarop deze richtlijn van toepassing wordt zijn aangevangen, voorschriften nodig zijn met betrekking tot de verworven rechten; Overwegende dat, aangezien een richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma's niet noodzakelijkerwijs de materiële gelijkwaardigheid inhoudt van de opleidingen waarop deze diploma's betrekking hebben, het voeren van de opleidingstitel uitsluitend in de taal van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst dient te worden toegestaan; Overwegende dat de Lid-Staten, om de toepassing van deze richtlijn door hun nationale administraties te vergemakkelijken, kunnen bepalen dat de begunstigden die aan de daarin gestelde opleidingsvoorwaarden voldoen, te zamen met hun opleidingstitel een certificaat van de bevoegde overheid van het land van oorsprong of herkomst dienen over te leggen waarin wordt verklaard dat deze titels met de in de richtlijn bedoelde titels overeenstemmen; Overwegende dat deze richtlijn niet afdoet aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten die aan vennootschappen het uitoefenen van de werkzaamheid van de arts verbieden of daarvoor bepaalde voorwaarden stellen; Overwegende dat in geval van dienstverrichting de eis van inschrijving of aansluiting bij beroepsorganisaties - die verband houdt met het vaste en permanente karakter van de werkzaamheden in het ontvangende land - ongetwijfeld, wegens het tijdelijke karakter van diens werkzaamheid, een belemmering zou betekenen voor de dienstverrichter; dat deze eis derhalve dient te worden uitgesloten; dat evenwel in dit geval het tuchtrechtelijke toezicht waartoe deze beroepsorganisaties de bevoegdheid hebben, moet worden verzekerd; dat hiertoe, onder voorbehoud van toepassing van artikel 62 van het Verdrag, in de mogelijkheid dient te worden voorzien de begunstigde te verplichten de bevoegde autoriteit van de ontvangende Lid-Staat in kennis te stellen van de dienstverrichting; Overwegende dat op het gebied van goed gedrag en betrouwbaarheid onderscheid dient te worden gemaakt tussen de eisen die kunnen worden gesteld enerzijds voor een eerste toegang tot het beroep en anderzijds voor de uitoefening ervan; Overwegende dat, met het oog op de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de specialist en ten einde alle beroepsbeoefenaars die onderdaan zijn van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap op voet van gelijkheid te plaatsen, een bepaalde cooerdinatie van de opleidingseisen van de specialist noodzakelijk is gebleken; dat te dien einde enige minimumcriteria moeten worden vastgesteld, zowel voor de toegang tot de gespecialiseerde opleiding als voor de minimumduur van deze opleiding, de wijze waarop en de plaats waar deze moet plaatsvinden, alsmede voor het toezicht dat erop moet worden uitgeoefend; dat deze criteria slechts betrekking hebben op die specialisaties die alle Lid-Staten dan wel twee of meer Lid-Staten gemeen hebben; Overwegende dat de door deze richtlijn beoogde cooerdinatie van de uitoefeningsvoorwaarden een verdere cooerdinatie evenwel niet uitsluit; Overwegende dat overigens op dit ogenblik nagenoeg algemeen wordt erkend dat er behoeft bestaat aan een specifieke opleiding voor de huisarts waardoor hij wordt voorbereid op een betere vervulling van zijn taak; dat deze taak, die voor een belangrijk deel berust op zijn persoonlijke kennis van het milieu van zijn patiënten, bestaat in het verstrekken van adviezen betreffende de preventie van ziekten en de bescherming van alle aspecten van de gezondheid van het individu, alsmede uit het verstrekken van de passende behandelingen; Overwegende dat deze behoefte aan een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde met name voortvloeit uit het feit dat de ontwikkeling die zich in de medische wetenschap heeft voorgedaan, tot een steeds grotere discrepantie heeft geleid tussen het medisch onderwijs en het medisch onderzoek enerzijds en de praktijk van de huisartsgeneeskunde anderzijds, zodat belangrijke aspecten van de huisartsgeneeskunde niet meer op bevredigende wijze kunnen worden onderwezen in het kader van de in de Lid-Staten bestaande medische basisopleiding; Overwegende dat, afgezien van het voordeel voor de patiënten, eveneens wordt erkend dat een betere aanpassing van de huisarts aan zijn specifieke functie zal bijdragen tot een verbetering van het stelsel van medische verzorging, met name doordat de verwijzing naar specialisten en naar laboratoria en andere hooggespecialiseerde inrichtingen en apparatuur op selectievere wijze zal geschieden; Overwegende dat de verbetering van de opleiding in de huisartsgeneeskunde zal bijdragen tot de herwaardering van het beroep van huisarts; Overwegende dat deze ontwikkeling weliswaar onomkeerbaar lijkt, maar in de Lid-Staten in een verschillend tempo plaatsvindt, en dat, zonder de huidige ontwikkelingen op ongepaste wijze te overhaasten, voor de convergentie daarvan in opeenvolgende etappen dient te worden gezorgd, ten einde ervoor te zorgen dat elke huisarts een passende opleiding ontvangt die voldoet aan de specifieke eisen van de uitoefening van de huisartsgeneeskunde; Overwegende dat het, met het oog op de geleidelijke tenuitvoerlegging van deze hervorming, noodzakelijk blijkt om in een eerste fase in iedere Lid-Staat een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde in te voeren, die zowel kwalitatief als kwantitatief aan bepaalde minimumeisen voldoet en de krachtens deze richtlijn vereiste minimale basisopleiding van de arts aanvult; dat het van weinig belang is of deze opleiding in de huisartsgeneeskunde plaatsvindt in het kader van de basisopleiding van artsen naar nationaal recht of daarbuiten; dat in een tweede fase daarenboven dient te worden bepaald dat de uitoefening van de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van een stelsel van sociale zekerheid afhankelijk zal moeten worden gesteld van de voltooiing van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde; dat er tenslotte in een later stadium nieuwe voorstellen zullen moeten worden gedaan om deze hervorming af te ronden; Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om hun nationale stelsel van sociale zekerheid op te zetten en te bepalen welke werkzaamheden in het kader van dit stelsel moeten worden uitgeoefend; Overwegende dat de door deze richtlijn bewerkstelligde cooerdinatie van de minimumvoorwaarden voor het afgeven van de diploma's, certificaten en andere bewijsstukken waarmee de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde wordt afgesloten, de Lid-Staten de gelegenheid biedt om over te gaan tot de wederzijdse erkenning van deze diploma's, certificaten en andere titels; Overwegende dat ingevolge deze richtlijn een ontvangende Lid-Staat niet gerechtigd is om van artsen die houder zijn van in een andere Lid-Staat behaalde en uit hoofde van deze richtlijn erkende diploma's, enigerlei aanvullende opleiding te eisen voor het uitoefenen van de werkzaamheden van arts in het kader van een stelsel van sociale zekerheid, zelfs indien hij een dergelijke opleiding wel verlangt van houders van op zijn grondgebied behaalde artsdiploma's; dat deze richtlijn, wat de uitoefening van de huisartsgeneeskunde in het kader van de sociale zekerheid betreft, dit effect niet mag verliezen vóór 1 januari 1995, op welke datum alle Lid-Staten krachtens deze richtlijn verplicht zijn om de uitoefening van de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van hun stelsel van sociale zekerheid afhankelijk te stellen van de voltooiing van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde; dat artsen die vóór die datum krachtens deze richtlijn met een praktijk begonnen zijn, een verworven recht dienen te hebben om de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van het stelsel van sociale zekerheid van de ontvangende Lid-Staat uit te oefenen, ook al hebben zij geen specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde genoten; Overwegende dat de bij deze richtlijn beoogde cooerdinatie betrekking heeft op de beroepsopleiding van de arts; dat in de meeste Lid-Staten momenteel geen onderscheid bestaat tussen de opleiding van artsen in loondienst en die van zelfstandige artsen; dat inzake goed gedrag en betrouwbaarheid, tuchtrecht en het voeren van een titel de desbetreffende regelingen naar gelang van de Lid-Staten zowel op loontrekkenden als op niet-loontrekkenden worden of kunnen worden toegepast; dat de werkzaamheden van de arts in alle Lid-Staten afhankelijk zijn gesteld van het bezit van een diploma, certificaat of andere titel van arts; dat deze werkzaamheden zowel door zelfstandigen als door loontrekkenden of ook afwisselend als loontrekkende en als niet-loontrekkende door dezelfde personen gedurende hun loopbaan worden uitgeoefend; dat het, voor een werkelijke bevordering van het vrije verkeer van deze beroepsbeoefenaars binnen de Gemeenschap, derhalve noodzakelijk lijkt het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot de arts in loondienst; Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan de verplichtingen van de Lid-Staten wat de in bijlage III, deel B, vermelde termijnen voor omzetting betreft, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: TITEL I WERKINGSSFEER Artikel 1 Deze richtlijn is van toepassing op de door onderdanen van de Lid-Staten, als zelfstandige of in loondienst, uitgeoefende werkzaamheden van arts. TITEL II ONDERLINGE ERKENNING VAN DIPLOMA'S, CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN ARTS HOOFDSTUK I DIPLOMA'S, CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN ARTS Artikel 2 Elke Lid-Staat erkent de door de overige Lid-Staten aan onderdanen van Lid-Staten overeenkomstig artikel 23 afgegeven en in artikel 3 vermelde diploma's, certificaten en andere titels, door daaraan, met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van arts, op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels. Artikel 3 De in artikel 2 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels zijn: a) in België wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde / diplôme légal de docteur en médecine, chirurgie et accouchements, uitgereikt door de medische faculteiten van de universiteiten, door de centrale examencommissie of door de examencommissies van de Staat voor universitair onderwijs; b) in Denemarken "bevis for bestaaet laegevidenskabelig embedseksamen", het door de medische faculteit van een universiteit uitgereikte wettelijke diploma van arts, alsook het "dokumentation for gennemfoert praktisk uddannelse", het door de bevoegde instanties van de gezondheidsdiensten opgestelde stagecertificaat; c) in Duitsland 1. "Zeugnis ueber die aerztliche Staatspruefung", het door de bevoegde instanties afgegeven certificaat betreffende het staatsexamen voor arts, en het "Zeugnis ueber die Vorbereitungszeit als Medizinalassistent", certificaat dat na afloop van de voorbereidende periode als medisch assistent wordt afgegeven, indien zulk een periode ingevolge de Duitse wettelijke regeling ter afsluiting van de artsenopleiding nog is voorgeschreven; 2. "Zeugnis ueber die aerztliche Staatspruefung", het na 30 juni 1988 door de bevoegde instanties afgegeven certificaat betreffende het staatsexamen voor arts en de verklaring waaruit blijkt dat de werkzaamheden van arts gedurende een stageperiode zijn uitgeoefend ( "Arzt im Praktikum"); d) in Griekenland "Ptychio Iatrikis", het diploma dat de bevoegdheid geeft tot het uitoefenen van de geneeskunde en is uitgereikt door: - de faculteit geneeskunde van een universiteit, of door - de faculteit gezondheidswetenschappen, afdeling geneeskunde, van een universiteit; e) in Spanje "Título de Licenciado en Medicina y Cirugía", het licentiaatsdiploma in de genees- en heelkunde dat is afgegeven door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen of is uitgereikt door de rector magnificus van een universiteit; f) in Frankrijk 1. "diplôme d'État de docteur en médecine", het door de medische faculteiten, de medisch-farmaceutische interfaculteiten van de universiteiten of door de universiteiten uitgereikte staatsdiploma van doctor in de geneeskunde; 2. "diplôme d'université de docteur en médecine", het universitaire diploma van doctor in de geneeskunde, voor zover hiervoor dezelfde opleidingscyclus is vereist als voor het staatsdiploma van doctor in de geneeskunde; g) in Ierland "primary qualification", het certificaat inzake basiskennis dat is uitgereikt in Ierland na een bekwaamheidsexamen voor een bevoegde examencommissie, te zamen met een certificaat inzake de praktijkervaring dat door dezelfde examencommissie is uitgereikt, en welke recht geven op inschrijving in het register als "fully registered medical practitioner" (huisarts); h) in Italië "diploma di laurea in medicina e chirurgia" (diploma van afgestudeerde in genees- en heelkunde) dat is uitgereikt door de universiteit en vergezeld van het "diploma di abilitazione all'esercizio della medicina e chirurgia" (diploma dat de bevoegdheid geeft tot het uitoefenen van de genees- en heelkunde), afgegeven door de staatsexamencommissie; i) in Luxemburg "diplôme d'État de docteur en médecine, chirurgie et accouchements", het door de staatsexamencommissie uitgereikte staatsdiploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, gefiatteerd door de minister van Onderwijs, en het "certificat de stage", het door de minister van Volksgezondheid gefiatteerde stagecertificaat; j) in Nederland universitair getuigschrift van arts; k) in Portugal "Carta de curso de licenciatura em medicina" (diploma ter afsluiting van de studie in de geneeskunde), uitgereikt door een universiteit alsmede het "Diploma comprovativo da conclusao do internato geral" (diploma van intern geneeskundige), afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het Ministerie van Volksgezondheid; l) in het Verenigd Koninkrijk "primary qualification", het in het Verenigd Koninkrijk na een bekwaamheidsexamen voor een bevoegde examencommissie uitgereikte certificaat inzake basiskennis, te zamen met een certificaat inzake de praktijkervaring dat door dezelfde examencommissie is uitgereikt, en welke recht geven op inschrijving in het register als "fully registered medical practitioner" (huisarts). HOOFDSTUK II DIPLOMA'S, CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN SPECIALIST DIE ALLE LID-STATEN GEMEEN HEBBEN Artikel 4 Elke Lid-Staat erkent de door de overige Lid-Staten aan onderdanen van Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 24, 25, 26 en 29 afgegeven en in artikel 5 vermelde diploma's, certificaten en andere titels van specialist, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels. Artikel 5 1. De in artikel 4 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels zijn die welke door de in lid 2 genoemde bevoegde autoriteiten of instanties zijn afgegeven en welke voor de desbetreffende gespecialiseerde opleiding beantwoorden aan de in de verschillende Lid-Staten geldende en in lid 3 weergegeven benamingen. 2. De in lid 1 bedoelde, door de bevoegde instanties of instellingen afgegeven diploma's, certificaten en andere titels zijn: in België erkenningstitel van geneesheer specialist / titre d'agrégation en qualité de médecin spécialiste, afgegeven door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft; in Denemarken "bevis for tilladelse til at betegne sig som speciallaege" (getuigschrift dat machtigt tot het voeren van de titel van specialist), afgegeven door de bevoegde instanties van de gezondheidsdiensten; in Duitsland "fachaerztliche Anerkennung", het door de "Landesaerztekammer" (Orde van geneeskundigen in de respectieve Laender) afgegeven getuigschrift van specialist; in Griekenland "Titlos Iatrikis Eidikotitas" (titel van medisch specialist), verleend door de "Nomarchies" (prefecturen); in Spanje "Título de Especialista" (titel van specialist), verleend door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; in Frankrijk - "certificat d'études spéciales de médecine", afgegeven door de medische faculteit of door de gemengde medisch-farmaceutische faculteiten van de universiteiten of door de universiteiten; - "attestation de médecin spécialiste qualifié", opgesteld door de "Conseil de l'ordre des médecins", (orde van Geneeskundigen); - "certificat d'étude spéciales de médecine", afgegeven door de medische faculteit of door de gemengde medisch-farmaceutische faculteiten van de universiteiten of het bij besluit van de minister van Onderwijs vastgestelde bewijs van gelijkwaardigheid van deze getuigschriften; - "diplôme d'étude spécialisées de médecine", afgegeven door de universiteiten; in Ierland "certificate of specialist doctor" (diploma van specialist), afgegeven door de hiertoe door de minister van Volksgezondheid gemachtigde bevoegde autoriteit; in Italië "diploma di medico specialista" (diploma van specialist), uitgereikt door de rector-magnificus van een universiteit; in Luxemburg "certificat de médecin spécialiste" (diploma van specialist), afgegeven door de minister van Volksgezondheid na advies van de Orde van Geneeskundigen; in Nederland - getuigschrift van erkenning en inschrijving in het Specialistenregister, afgegeven door de Specialisten-Registratiecommissie (SRC); - getuigschrift van erkenning en inschrijving in het Register van sociaal-geneeskundigen, afgegeven door de Sociaal-geneeskundigen Registratiecommissie (SGRC); in Portugal "Grau de Assistente" (graad van assistent), verleend door de bevoegde autoriteiten van het Ministerie van Volksgezondheid, of "Título de Especialista" (titel van specialist), verleend door de Orde van Geneeskundigen. in het Verenigd Koninkrijk "certificate of completion of specialist training" (diploma van gespecialiseerde opleiding), afgegeven door de hiertoe gemachtigde bevoegde autoriteit. 3. De in de Lid-Staten geldende benamingen die overeenstemmen met de desbetreffende gespecialiseerde opleidingen luiden: - anesthesie België: anesthesiologie/anesthésiologie Denemarken: anaestesiologi Duitsland: Anaesthesiologie Griekenland: anaisthisiologia Spanje: anestesiología y reanimación Frankrijk: anesthésiologie - réanimation chirurgicale Ierland: anaesthetics Italië: anestesia e rianimazione Luxemburg: anesthésie-réanimation Nederland: anesthesiologie Portugal: anestesiologia Verenigd Koninkrijk: anaesthetics; - heelkunde België: heelkunde / chirurgie Denemarken: kirurgi eller kirurgiske sygdomme Duitsland: Chirurgie Griekenland: cheiroyrgiki Spanje: cirugía general y del aparato digestivo Frankrijk: chirurgie générale Ierland: general surgery Italië: chirurgia generale Luxemburg: chirurgie générale Nederland: heelkunde Portugal: cirurgia geral Verenigd Koninkrijk: general surgery; - neurochirurgie België: neurochirurgie / neurochirurgie Denemarken: neurokirurgi eller kirurgiske nervesygdomme Duitsland: Neurochirurgie Griekenland: nevrocheiroyrgiki Spanje: neurocirugía Frankrijk: neurochirurgie Ierland: neurological surgery Italië: neurochirurgia Luxemburg: neurochirurgie Nederland: neurochirurgie Portugal: neurocirurgia Verenigd Koninkrijk: neurological surgery; - verloskunde en gynaecologie België: gynecologie-verloskunde / gynécologie-obstétrique Denemarken: gynaekologi og obstetrik eller kvindesygdomme og foedselshjaelp Duitsland: Frauenheilkunde und Geburtshilfe Griekenland: maieftiki-gynaikologia Spanje: obstetricia y ginecología Frankrijk: gynécologie-obstétrique Ierland: obstetrics and gynaecology Italië: ostetricia e ginecologia Luxemburg: gynécologie-obstétrique Nederland: verloskunde en gynaecologie Portugal: ginecologia e obstetricia Verenigd Koninkrijk: obstetrics and gynaecology; - inwendige geneeskunde België: inwendige geneeskunde / médecine interne Denemarken: intern medicin eller medicinske sygdomme Duitsland: Innere Medizin Griekenland: pathologia Spanje: medicina interna Frankrijk: médecine interne Ierland: general (internal) medicine Italië: medicina interna Luxemburg: maladies internes Nederland: inwendige geneeskunde Portugal: medicina interna Verenigd Koninkrijk: general medicine; - oogheelkunde België: oftalmologie / ophtalmologie Denemarken: oftalmologi eller oejensygdomme Duitsland: Augenheilkunde Griekenland: ofthalmologia Spanje: oftalmología Frankrijk: ophtalmologie Ierland: ophtalmology Italië: oculistica Luxemburg: ophtalmologie Nederland: oogheelkunde Portugal: oftalmologia Verenigd Koninkrijk: ophtalmology; - keel-, neus- en oorheelkunde België: otorhinolaryngologie / oto-rhino-laryngologie Denemarken: ofo-rhino-laryngologi eller oere-naese-halssygdomme Duitsland: Hals-Nasen-Ohrenheilkunde Griekenland: otorinolaryngologia Spanje: otorrinolaringología Frankrijk: oto-rhino-laryngologie Ierland: otolaryngology Italië: otorinolaringoiatria Luxemburg: oto-rhino-laryngologie Nederland: keel-, neus- en oorheelkunde Portugal: otorrinolaringologia Verenigd Koninkrijk: otolaryngology; - kindergeneeskunde België: kindergeneeskunde / pédiatrie Denemarken: paediatri eller boernesygdomme Duitsland: Kinderheilkunde Griekenland: paidiatriki Spanje: pediatría sus áreas específicas Frankrijk: pédiatrie Ierland: paediatrics Italië: pediatria Luxemburg: pédiatrie Nederland: kindergeneeskunde Portugal: pediatria Verenigd Koninkrijk: paediatrics; - ziekten der luchtwegen België: pneumologie / pneumologie Denemarken: medicinske lungesygdomme Duitsland: Lungen- und Bronchialheilkunde Griekenland: fymatiologia-pnevmonologia Spanje: neumología Frankrijk: pneumologie Ierland: respiratory medicine Italië: tisiologia e malattie dell'apparato respiratorio Luxemburg: pneumo-phtisiologie Nederland: longziekten en tuberculose Portugal: pneumologia Verenigd Koninkrijk: respiratory medicine; - urologie België: urologie / urologie Denemarken: urologi eller urinvejenes kirurgiske sygdomme Duitsland: Urologie Griekenland: oyrologia Spanje: urología Frankrijk: chirurgie urologique Ierland: urology Italië: urologia Luxemburg: urologie Nederland: urologie Portugal: urologia Verenigd Koninkrijk: urology; - orthopedie België: orthopedie / orthopédie Denemarken: ortopaedisk kirurgi Duitsland: Orthopaedie Griekenland: orthopediki Spanje: traumatología cirugía ortopédica Frankrijk: chirurgie orthopédique et traumatologie Ierland: orthopaedic surgery Italië: ortopedia e traumatologia Luxemburg: orthopédie Nederland: orthopedie Portugal: ortopedia Verenigd Koninkrijk: orthopaedic surgery; - pathologische anatomie België: pathologische anatomie / anatomie pathologique Denemarken: patologisk anatomi og histologi eller vaevsundersoegelse Duitsland: Pathologie Griekenland: pathologiki anatomiki Spanje: anatomía patológica Frankrijk: anatomie et cytologie pathologique Ierland: morbid anatomy and histopathology Italië: anatomia patologica Luxemburg: anatomie pathologique Nederland: pathologische anatomie Portugal: anatomia patológica Verenigd Koninkrijk: morbid anatomy and histopathology; - neurologie België: neurologie / neurologie Denemarken: neuromedicin eller medicinske nervesygdomme Duitsland: Neurologie Griekenland: nevrologia Spanje: neurología Frankrijk: neurologie Ierland: neurology Italië: neurologia Luxemburg: neurologie Nederland: neurologie Portugal: neurologia Verenigd Koninkrijk: neurology; - psychiatrie België: psychiatrie / psychiatrie Denemarken: psykiatri Duitsland: Psychiatrie Griekenland: psychiatriki Spanje: psiquiatría Frankrijk: psychiatrie Ierland: psychiatry Italië: psichiatria Luxemburg: psychiatrie Nederland: psychiatrie Portugal: psiquiatria Verenigd Koninkrijk: psychiatry HOOFDSTUK III DIPLOMA'S, CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN SPECIALIST, DIE IN TWEE OF MEER LID-STATEN BESTAAN Artikel 6 Elke Lid-Staat, die ter zake geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen kent, erkent de door de overige Lid-Staten aan onderdanen van Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 24, 25, 27 en 29 afgegeven en in artikel 7 vermelde diploma's, certificaten en andere titels van specialist, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem zelf uitgereikte diploma's, certificaten en andere titels. Artikel 7 1. De in artikel 6 bedoelde diploma's, certificaten en andere titels zijn die welke door de in artikel 5, lid 2, genoemde bevoegde autoriteiten of instanties zijn afgegeven en welke voor de desbetreffende specialisaties beantwoorden aan de in lid 2 van dit artikel opgenomen benamingen voor de Lid-Staten waar zij bestaan. 2. De in de Lid-Staten geldende benamingen voor de desbetreffende specialisaties zijn: - klinische biologie België: klinische biologie / biologie clinique Spanje: análisis clínicos Frankrijk: biologie médicale Italië: patologia diagnostica di laboratorio Portugal: patologia clínica; - biologische hematologie Denemarken: klinisk blodtypeserologi Frankrijk: hématologie Luxemburg: hématologie biologique Portugal: hematologia clínica; - bacteriologie Denemarken: klinisk mikrobiologi Duitsland: Mikrobiologie und Infektionsepidemiologie Griekenland: mikroviologia Spanje: microbiología y parasitología Ierland: microbiology Italië: microbiologia Luxemburg: microbiologie Nederland: medische microbiologie Verenigd Koninkrijk: medical microbiology; - klinische chemie Denemarken: klinisk kemi Spanje: bioquímica clínica Ierland: chemical pathology Luxemburg: chimie biologique Nederland: klinische chemie Verenigd Koninkrijk: chemical pathology; - immunologie Spanje: inmunología Ierland: clinical immunology Verenigd Koninkrijk: immunology; - plastische chirurgie België: plastische heelkunde / chirurgie plastique Denemarken: plastikkirurgi Griekenland: plastiki cheiroyrgiki Spanje: cirurgía plástica y reparadora Frankrijk: chirurgie plastique, reconstructrice et esthétique Ierland: plastic surgery Italië: chirurgia plastica Luxemburg: chirurgie plastique Nederland: plastische chirurgie Portugal: cirurgia plástica e reconstrutiva Verenigd Koninkrijk: plastic surgery; - cardio-pulmonale chirurgie België: heelkunde op de thorax / chirurgie thoracique Denemarken: thoraxkirurgi eller brysthulens kirurgiske sygdomme Griekenland: cheiroyrgiki thorakos Spanje: cirurgía torácica Frankrijk: chirurgie thoracique et cardio-vasculaire Ierland: thoracic surgery Italië: chirurgia toracica Luxemburg: chirurgie thoracique Nederland: cardio-pulmonale chirurgie Portugal: cirurgia cárdio-torácica Verenigd Koninkrijk: thoracic surgery; - kinderheelkunde Griekenland: cheiroyrgiki paidon Spanje: cirurgía pediátrica Frankrijk: chirurgie infantile Ierland: paediatric surgery Italië: chirurgia pediatrica Luxemburg: chirurgie pédiatrique Portugal: cirurgia pediátrica Verenigd Koninkrijk: paediatric surgery; - chirurgie van bloedvaten België: bloedvatenheelkunde / chirurgie des vaisseaux Spanje: angiología y cirugía vascular Frankrijk: chirurgie vasculaire Italië: chirurgia vascolare Luxemburg: chirurgie cardio-vasculaire Portugal: cirurgia vascular; - cardiologie België: cardiologie / cardiologie Denemarken: cardiologi eller hjerte-og-kredsloebssygdomme Griekenland: kardiologia Spanje: cardiología Frankrijk: pathologie cardio-vasculaire Ierland: cardiology Italië: cardiologia Luxemburg: cardiologie et angiologie Nederland: cardiologie Portugal: cardiologia Verenigd Koninkrijk: cardio-vascular diseases; - maag- en darmziekten België: gastro-enterologie / gastro-entérologie Denemarken: medicinsk gastroenterologi eller medicinske mave-tarmsygdomme Griekenland: gastrenterologia Spanje: aparato digestivo Frankrijk: gastro-entérologie et hépatologie Ierland: gastroenterology Italië: malattie dell'apparato digerente, della nutrizione e del ricambio Luxemburg: gastro-entérologie Nederland: gastro-enterologie Portugal: gastrenterologia Verenigd Koninkrijk: gastroenterology; - reumatologie België: reumatologie / rhumatologie Denemarken: reumatologi Griekenland: revmatologia Spanje: reumatología Frankrijk: rhumatologie Ierland: rheumatology Italië: reumatologia Luxemburg: rhumatologie Nederland: reumatologie Portugal: reumatologia Verenigd Koninkrijk: rheumatology; - algemene hematologie Griekenland: aimatologia Spanje: hematología hemoterapia Ierland: haematology Italië: ematologia Luxemburg: hématologie Portugal: imuno-hemoterapia Verenigd Koninkrijk: haematology; - endocrinologie Griekenland: endokrinologia Spanje: endocrinología y nutrición Frankrijk: endocrinologie - maladies métaboliques Ierland: endocrinology and diabetes mellitus Italië: endocrinologia Luxemburg: endocrinologie, maladies du métabolisme et de la nutrition Portugal: endocrinologia-nutriçao Verenigd Koninkrijk: endocrinology and diabetes mellitus; - revalidatie België: fysische geneeskunde / médecine physique Denemarken: fysiurgi og rehabilitering Griekenland: fysiki iatriki kai apokatastasi Spanje: rehabilitación Frankrijk: rééducation et réadaptation fonctionnelles Italië: fisioterapia Nederland: revalidatie Luxemburg: rééducation et réadaptation fonctionnelles Portugal: fisiatria; - stomatologie Spanje: estomatología Frankrijk: stomatologie Italië: odontostomatologia Luxemburg: stomatologie Portugal: estomatologia; - zenuw- en zielsziekten België: neuropsychiatrie / neuropsychiatrie Duitsland: Nervenheilkunde (Neurologie und Psychiatrie) Griekenland: nevrologia - psychiatriki Frankrijk: neuropsychiatrie Italië: neuropsichiatria Luxemburg: neuropsychiatrie Nederland: zenuw- en zielsziekten; - huid- en geslachtsziekten België: dermato-venereologie / dermato-vénéréologie Denemarken: dermato-venerologi eller hud- og koenssygdomme Duitsland: Dermatologie und Venerologie Griekenland: dermatologia-afrodisiologia Spanje: dermatología médico-quirúrgica y venereología Frankrijk: dermatologie et vénéréologie Italië: dermatologia e venerologia Luxemburg: dermato-vénéréologie Nederland: dermatologie en venerologie Portugal: dermatovenereologia; - huidziekten Ierland: dermatology Verenigd Koninkrijk: dermatology; - geslachtsziekten Ierland: venereology Verenigd Koninkrijk: venereology; - radiologie Duitsland: Radiologie Griekenland: aktinologia - radiologia Spanje: electrorradiología Frankrijk: électro-radiologie Italië: radiologia Luxemburg: électroradiologie Nederland: radiologie Portugal: radiologia; - radiodiagnostiek België: roentgendiagnose / radiodiagnostic Denemarken: diagnostisk radiologi eller roentgenundersoegelse Duitsland: Radiologische Diagnostik Griekenland: aktinodiagnostiki Spanje: radiodiagnóstico Frankrijk: radiodiagnostic et imagerie médicale Ierland: diagnostic radiology Luxemburg: radiodiagnostic Nederland: radiodiagnostiek Portugal: radiodiagnóstico Verenigd Koninkrijk: diagnostic radiology; - radiotherapie België: radio- en radiumtherapie / radio- et radiumthérapie Denemarken: terapeutisk radiologi eller straalebehandling Duitsland: Strahlentherapie Griekenland: aktinotherapeftiki Spanje: oncología radioterápica Frankrijk: oncologie, option radiothérapie Ierland: radiotherapy Luxemburg: radiothérapie Nederland: radiotherapie Portugal: radioterapia Verenigd Koninkrijk: radiotherapy; - tropische ziekten Denemarken: tropemedicin Ierland: tropical medicine Italië: medicina tropicale Portugal: medicina tropical Verenigd Koninkrijk: tropical medicine; - kinderpsychiatrie Denemarken: boernepsykiatri Duitsland: Kinder- und Jugendpsychiatrie Griekenland: paidopsychiatriki Frankrijk: pédo-psychiatrie Ierland: child and adolescent psychiatry Italië: neuropsichiatria infantile Luxemburg: psychiatrie infantile Portugal: pedopsiquiatria Verenigd Koninkrijk: child and adolescent psychiatry; - geriatrie Spanje: geriatría Ierland: geriatrics Nederland: klinische geriatrie Verenigd Koninkrijk: geriatrics; - nierziekten Denemarken: nefrologi eller medicinske nyresygdomme Griekenland: nefrologia Spanje: nefrología Frankrijk: néphrologie Ierland: nephrology Italië: nefrologia Luxemburg: néphrologie Portugal: nefrologia Verenigd Koninkrijk: renal deseases; - besmettelijke ziekten Ierland: communicable diseases Italië: malattie infettive Verenigd Koninkrijk: communicable diseases; - community medicine Frankrijk: santé publique et médecine sociale Ierland: community medicine Verenigd Koninkrijk: community medicine; - farmacologie Duitsland: Pharmakologie Spanje: farmacología clínica Ierland: clinical pharmacology and therapeutics Verenigd Koninkrijk: clinical pharmacology and therapeutics; - arbeidsgeneeskunde Denemarken: samfundsmedicin / arbejdsmedicin Duitsland: Arbeitsmedizin Griekenland: iatriki tis ergasias Frankrijk: médecine du travail Italië: medicina del lavoro Ierland: occupational medicine Nederland: arbeids- en bedrijfsgeneeskunde Portugal: medicina do trabalho Verenigd Koninkrijk: occupational medicine; - allergologie Griekenland: allergiologia Spanje: alergología Italië: allergologia ed immunologia clinica Nederland: allergologie Portugal: imunoalergologia; - gastro-enterologische chirurgie België: heelkunde op het abdomen / chirurgie abdominale Denemarken: kirurgisk gastroenterologi eller kirurgiske mave-tarmsygdomme Spanje: cirugía del aparato digestivo Frankrijk: chirurgie viscérale Italië: chirurgia dell'apparato digerente; - nucleaire geneeskunde België: nucleaire geneeskunde / médecine nucléaire Duitsland: Nuklearmedizin Griekenland: pyriniki iatriki Spanje: medicina nuclear Frankrijk: médecine nucléaire Italië: medicina nucleare Nederland: nucleaire geneeskunde Portugal: medicina nuclear Verenigd Koninkrijk: nuclear medicine; - maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts) Spanje: cirugía oral y maxilofacial Frankrijk: chirurgie maxillo-faciale et stomatologie Italië: chirurgia maxillo-facciale; - mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar der tandheelkunde) België: stomatologie - orale en maxillo-faciale chirurgie / stomatologie - chirurgie orale et maxillo-faciale Duitsland: Zahn-, Mund-, Kiefer- und Gesichtschirurgie Ierland: oral and maxillo-facial surgery Verenigd Koninkrijk: oral and maxillo-facial surgery. Artikel 8 1. De ontvangende Lid-Staat kan aan de onderdanen der Lid-Staten die een der diploma's, certificaten of andere titels van opleiding tot specialist wensen te verkrijgen die niet onder de artikelen 4 en 6 vallen of die, hoewel vallend onder artikel 6, niet in een Lid-Staat van oorsprong of herkomst worden afgegeven, de opleidingseisen stellen die ter zake in zijn eigen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden voorgeschreven. 2. De ontvangende Lid-Staat houdt daarbij evenwel, geheel of gedeeltelijk, rekening met de duur van de opleidingsperioden van de in lid 1 bedoelde onderdanen waarvoor dezen een diploma, een certificaat of een andere opleidingstitel hebben ontvangen die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst is afgegeven, wanneer deze perioden overeenkomen met die welke in de ontvangende Lid-Staat voor de desbetreffende gespecialiseerde opleiding worden vereist. 3. Nadat de bevoegde autoriteiten en instanties van de ontvangende Lid-Staat de inhoud en de duur van de gespecialiseerde opleiding van de betrokkene aan de hand van de voorgelegde diploma's, certificaten en andere titels hebben geverifieerd, stellen zij deze in kennis van de duur van de aanvullende opleiding alsmede van de gebieden die deze opleiding moet bestrijken HOOFDSTUK IV VERWORVEN RECHTEN Artikel 9 1. Onverminderd de bepalingen van lid 3, erkent elke Lid-Staat ten aanzien van onderdanen van Lid-Staten wier diploma's, certificaten en andere titels niet voldoen aan het geheel van de minimumopleidingseisen bedoeld in artikel 23, de door die Lid-Staten afgegeven diploma's, certificaten en andere titels van arts als genoegzaam bewijs, indien zij zijn behaald na een opleiding die vóór de volgende data is begonnen: - in het geval van Spanje en Portugal, vóór 1 januari 1986, - in het geval van Griekenland, vóór 1 januari 1981, - in het geval van de overige Lid-Staten, vóór 20 december 1976, en vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaren die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend. 2. Onverminderd de bepalingen van lid 4, erkent elke Lid-Staat ten aanzien van onderdanen van Lid-Staten wier diploma's, certificaten en andere titels van specialist niet voldoen aan de minimumopleidingseisen bedoeld in de artikelen 24 tot en met 27, de door die Lid-Staten afgegeven diploma's, certificaten en andere titels van specialist als genoegzaam bewijs, indien zij zijn behaald na een opleiding die vóór de volgende data is begonnen: - in het geval van Spanje en Portugal, vóór 1 januari 1986, - in het geval van Griekenland, vóór 1 januari 1981, - in het geval van de overige Lid-Staten, vóór december 1976. De ontvangende Lid-Staat kan verlangen dat de betrokken diploma's, certificaten en andere titels van specialist vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten of instanties van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven bewijsstuk waaruit blijkt dat de arts de betrokken werkzaamheden als specialist heeft uitgeoefend gedurende een periode die gelijk is aan tweemaal het verschil tussen de duur van de gespecialiseerde opleiding in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst en de in titel III bedoelde minimumopleidingsduur, indien deze diploma's, certificaten en andere titels niet voldoen aan de in de artikelen 26 en 27 genoemde minimumopleidingsduur. Indien echter in de ontvangende Lid-Staat vóór de in de eerste alinea genoemde data een kortere minimumopleidingsduur wordt vereist dan die bedoeld in de artikelen 26 en 27, kan voor het in de tweede alinea bedoelde verschil slechts worden uitgegaan van de in die Lid-Staat bepaalde minimumduur van de opleiding. 3. De Lid-Staten, andere dan Duitsland, erkennen ten aanzien van onderdanen van Lid-Staten wier diploma's, certificaten en andere titels van arts zijn behaald na een op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek genoten opleiding die niet aan alle in artikel 23 gestelde minimumopleidingseisen voldoet, deze diploma's, certificaten en andere titels als genoegzaam bewijs, indien deze: - zijn behaald na een opleiding die vóór de Duitse eenwording is begonnen, - onder dezelfde voorwaarden als de door de bevoegde Duitse autoriteiten afgegeven en in artikel 3, onder c), punten 1 en 2, bedoelde titels de bevoegdheid verlenen op het gehele grondgebied van Duitsland de werkzaamheden van arts uit te oefenen, en - vergezeld gaan van een door de bevoegde Duitse autoriteiten afgegeven verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de betrokken werkzaamheden in Duitsland gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf, aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren daadwerkelijk en op rechtmatige wijze hebben verricht. 4. De Lid-Staten, andere dan Duitsland, erkennen ten aanzien van onderdanen van Lid-Staten wier diploma's, certificaten en andere titels van specialist zijn behaald na een op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek genoten opleiding die niet aan de in de artikelen 24 tot en met 27 gestelde minimumopleidingseisen voldoet, deze diploma's, certificaten en andere titels als genoegzaam bewijs, indien deze: - zijn behaald na een opleiding die vóór 3 april 1992 is begonnen, en - onder dezelfde voorwaarden als de door de bevoegde Duitse autoriteiten afgegeven en in de artikelen 5 en 7 bedoelde titels de bevoegdheid verlenen op het gehele grondgebied van Duitsland de betrokken werkzaamheden als specialist uit te oefenen. Zij kunnen evenwel verlangen dat deze diploma's, certificaten en andere titels vergezeld gaan van een door de bevoegde Duitse autoriteiten of instanties afgegeven bewijsstuk waaruit blijkt dat de arts de betrokken werkzaamheden als specialist heeft uitgeoefend gedurende een periode die gelijk is aan tweemaal het verschil tussen de duur van de gespecialiseerde opleiding die hij op het Duitse grondgebied heeft genoten en de minimumopleidingsduur genoemd in titel III, indien deze diploma's, certificaten en andere titels niet voldoen aan de in de artikelen 26 en 27 genoemde minimumopleidingsduur. 5. Elke Lid-Staat erkent ten aanzien van de onderdanen van de Lid-Staten wier diploma's, certificaten en andere titels van arts of specialist niet overeenstemmen met de benamingen die voor die Lid-Staat voorkomen in artikel 3, 5 of 7, als genoegzaam bewijs de door die Lid-Staten afgegeven diploma's, certificaten en andere titels, mits deze vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten of instellingen afgegeven verklaring waarin wordt bevestigd dat deze diploma's, certificaten en andere titels van arts of specialist zijn afgegeven na afsluiting van een opleiding die in overeenstemming is met de in artikel 2, 4 of 6, naar gelang van het geval, genoemde bepalingen van titel III, en dat zij door de Lid-Staat die deze heeft afgegeven, worden gelijkgesteld met die waarvan de benamingen voorkomen in artikel 3, 5 of 7, naar gelang van het geval. 6. De Lid-Staten die de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de afgifte van diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van zenuw- en zielsziekten, radiologie, cardio-pulmonale chirurgie, chirurgie van de bloedvaten, gastro-enterologische chirurgie, biologische hematologie, revalidatie of tropische ziekten hebben ingetrokken en met betrekking tot de verworven rechten maatregelen ten gunste van hun eigen onderdanen hebben getroffen, kennen de onderdanen van de andere Lid-Staten het recht toe voor deze maatregelen in aanmerking te komen voor zover hun diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van zenuw- en zielsziekten, radiologie, cardio-pulmonale chirurgie, chirurgie van de bloedvaten, gastro-enterologische chirurgie, biologische hematologie, revalidatie of tropische ziekten voldoen aan de ter zake geldende voorwaarden, zoals bepaald in lid 2 of in de artikelen 24, 25 en 27, en voor zover deze diploma's, certificaten en andere titels werden afgegeven vóór de datum vanaf welke de ontvangende Lid-Staat is opgehouden met het afgeven van zijn diploma's, certificaten en andere titels voor de betrokken specialisatie. 7. De data waarop de betrokken Lid-Staten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de diploma's, certificaten en andere titels, als bedoeld in lid 6, hebben ingetrokken, zijn vermeld in bijlage II. HOOFDSTUK V HET VOEREN VAN DE OPLEIDINGS TITEL Artikel 10 1. Onverminderd artikel 19, ziet de ontvangende Lid-Staat erop toe dat de onderdanen van de Lid-Staten die aan de in de artikelen 2, 4, 6 en 9 gestelde voorwaarden voldoen, het recht hebben gebruik te maken van hun wettelijke opleidingstitel, van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze Lid-Staat. De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend. 2. Wanneer de opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst in de ontvangende Lid-Staat kan worden verward met een titel waarvoor in deze Lid-Staat een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de ontvangende Lid-Staat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voert in een door de ontvangende Lid-Staat aangegeven passende vorm. HOOFDSTUK VI MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VAN VRIJE DIENSTVERRICHTING VAN DE ARTS A. Bepalingen die specifiek zijn voor het recht van vestiging Artikel 11 1. De ontvangende Lid-Staat die van zijn onderdanen voor de eerste toegang tot een van de werkzaamheden van de arts een bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt, aanvaardt voor de onderdanen van de overige Lid-Staten als genoegzaam bewijs een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven verklaring waaruit blijkt dat aan de in deze Lid-Staat voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid gestelde voorwaarden inzake goed gedrag en betrouwbaarheid is voldaan. 2. Indien de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid geen bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt, kan de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat van oorsprong of van herkomst een uittreksel uit het strafregister verlangen of, bij gebreke daarvan, een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst afgegeven gelijkwaardig document. 3. Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die vóór de vestiging van de betrokkene in deze Lid-Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de toegang tot de betrokken werkzaamheid, kan hij de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst daarvan op de hoogte stellen. De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na. De autoriteiten van deze Lid-Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen verstrekte verklaringen of documenten ter kennis van de ontvangende Lid-Staat. 4. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft. Artikel 12 1. Indien in een ontvangende Lid-Staat voor naleving van de voorschriften inzake goed gedrag of betrouwbaarheid, daaronder begrepen tuchtrechtelijke voorschriften ter zake van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of van strafrechtelijke veroordelingen, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gelden die betrekking hebben op de uitoefening van een der werkzaamheden van de arts, verstrekt de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst aan de ontvangende Lid-Staat de nodige inlichtingen betreffende de ten opzichte van de betrokkene genomen tuchtrechtelijke of administratieve maatregelen of sancties, alsmede betreffende de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op de uitoefening van het beroep in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst. 2. Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die vóór de vestiging van de betrokkene in deze Lid-Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de betrokken werkzaamheid, kan hij de Lid-Staat van oorsprong of herkomst daarvan op de hoogte stellen. De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na. De autoriteiten van deze Lid-Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen krachtens lid 1 toegezonden inlichtingen of documenten ter kennis van de ontvangende Lid-Staat. 3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft. Artikel 13 Indien de ontvangende Lid-Staat van de eigen onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der werkzaamheden van de arts een op de lichamelijke of geestelijke gezondheid betrekking hebbend document eist, acht deze Lid-Staat overlegging van het door de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst vereiste document voldoende. Indien de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van de betrokken werkzaamheid geen document van deze aard verlangt, aanvaardt de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de Lid-Staten van oorsprong of van herkomst een door een bevoegde autoriteit van laatstgenoemde Lid-Staat afgegeven, met de getuigschriften van de ontvangende Lid-Staat overeenstemmende verklaring. Artikel 14 De in de artikelen 11, 12 en 13 bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden. Artikel 15 1. De toelatingsprocedure overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13 betreffende de toegang van de begunstigde tot een van de werkzaamheden van de arts moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden nadat het volledige dossier van de betrokkene is ingediend, worden voltooid, onverminderd de termijnen die voortvloeien uit een eventueel beroep dat na deze procedure is ingesteld. 2. In de in artikel 11, lid 3, en artikel 12, lid 2, bedoelde gevallen leidt het verzoek om nieuwe bestudering tot schorsing van de in lid 1 bedoelde termijn. De geraadpleegde Lid-Staat moet zijn antwoord binnen drie maanden toezenden. Na ontvangst van dit antwoord of na het verstrijken van deze termijn gaat de ontvangende Lid-Staat voort met de in lid 1 bedoelde procedure. Artikel 16 Indien een ontvangende Lid-Staat verlangt dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van de werkzaamheden van de arts een eed of belofte afleggen en de formule van deze eed of belofte niet door de onderdanen van de overige Lid-Staten kan worden gebruikt, ziet deze Lid-Staat erop toe dat hun een passende en gelijkwaardige formule wordt geboden. B. Bepalingen die specifiek zijn voor de dienstverrichting Artikel 17 1. Indien een Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der werkzaamheden van de arts een vergunning eist, of de inschrijving respectievelijk aansluiting bij een beroepsorganisatie verlangt, stelt deze Lid-Staat de onderdanen van de Lid-Staten van deze eis vrij in geval van dienstverrichting. De begunstigde oefent zijn dienstverrichting uit met dezelfde rechten en verplichtingen als de onderdanen van de ontvangende Lid-Staat; voor hem gelden met name de tuchtrechtelijke bepalingen van administratieve of van professionele aard die van toepassing zijn in die Lid-Staat. Ter aanvulling van de in lid 2 bedoelde verklaring aangaande het verrichten van diensten kunnen de Lid-Staten daartoe, ten einde de toepassing van de op hun grondgebied vigerende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken, een regeling treffen voor een tijdelijke inschrijving die automatisch plaatsvindt of voor een aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie, dan wel voor opname in een register, mits deze regeling het verrichten van diensten op generlei wijze vertraagt of compliceert en geen extra kosten met zich brengt voor degene die de diensten verricht. Treft de ontvangende Lid-Staat ter toepassing van de tweede alinea een maatregel of draagt hij kennis van feiten die indruisen tegen deze bepalingen, dan deelt hij zulks onmiddellijk mede aan de Lid-Staat waar de begunstigde is gevestigd. 2. De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat de begunstigde van tevoren aan de bevoegde instanties verklaart dat hij deze diensten verricht, ingeval dit een tijdelijk verblijf op zijn grondgebied meebrengt. In spoedgevallen kan deze verklaring zo snel mogelijk na de dienstverrichting worden afgelegd. 3. Op grond van de leden 1 en 2 kan de ontvangende Lid-Staat van de begunstigde een of meer documenten eisen met de volgende gegevens: - de verklaring bedoeld in lid 2, - een bewijsstuk waaruit blijkt dat de begunstigde de betrokken werkzaamheden in de Lid-Staat waar hij gevestigd is, wettig uitoefent, - een bewijsstuk dat de begunstigde het of de diploma(s), certifica(a)t(en) of andere titel(s) bezit die voor het verrichten van de bedoelde diensten is respectievelijk zijn vereist en in deze richtlijn is respectievelijk zijn genoemd. 4. Het/de in lid 3 bedoelde document(en) mag/mogen bij overlegging niet ouder zijn dan twaalf maanden. 5. Indien een Lid-Staat één van zijn onderdanen of een op zijn grondgebied gevestigde onderdaan van een andere Lid-Staat geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of definitief, de bevoegdheid ontneemt om één van de werkzaamheden van de arts uit te oefenen, draagt hij er zorg voor dat het in lid 3, tweede streepje, bedoelde bewijsstuk al naar gelang van het geval tijdelijk of definitief wordt ingetrokken. Artikel 18 Indien in een ontvangende Lid-Staat de verplichting bestaat, bij een publiekrechtelijke instelling van sociale zekerheid te zijn ingeschreven om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen, stelt deze Lid-Staat in geval van dienstverrichting die een verplaatsing van de begunstigde met zich brengt, de onderdanen der Lid-Staten die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd, van die eis vrij. De begunstigde stelt deze instelling evenwel van tevoren, of in spoedgevallen later, in kennis van zijn dienstverrichting. C. Bepalingen die het recht van vestiging en de vrije dienstverrichting gemeen hebben Artikel 19 Wanneer in een ontvangende Lid-Staat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een der werkzaamheden van de arts, voeren de onderdanen van de andere Lid-Staten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 en van artikel 9, leden 1, 3 en 5, de beroepstitel die in het ontvangende land met deze voorwaarden inzake opleiding overeenkomt, en maken zij gebruik van de afkorting van deze titel. De eerste alinea is ook van toepassing op het voeren van de titel van specialist door diegenen die voldoen aan de voorwaarden welke achtereenvolgens zijn genoemd in de artikelen 4 en 6 en in artikel 9, leden 2, 4, 5 en 6. Artikel 20 1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen ten einde de begunstigden in staat te stellen geïnformeerd te worden omtrent de wetgeving inzake gezondheidszorg en op sociaal gebied, alsmede, in voorkomend geval, omtrent de medische ethiek in de ontvangende Lid-Staat. Te dien einde kunnen zij informatiediensten oprichten waar de begunstigden de noodzakelijke gegevens kunnen inwinnen. In geval van vestiging kunnen de ontvangende Lid-Staten de begunstigden verplichten om met deze diensten contact op te nemen. 2. De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde diensten oprichten bij de bevoegde autoriteiten en instanties die zij aanwijzen. 3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat in voorkomend geval de begunstigden in hun belang en in dat van hun patiënten de talenkennis verwerven die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden in het ontvangende land. Artikel 21 De Lid-Staten die van hun eigen onderdanen eisen dat zij een voorbereidende stage hebben vervuld om werkzaam te kunnen zijn als ziekenfondsarts, kunnen gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 20 juni 1975, dezelfde eis stellen aan de onderdanen van de andere Lid-Staten. De duur van de stage mag evenwel niet langer zijn dan zes maanden. Artikel 22 De ontvangende Lid-Staat kan, in geval van gegronde twijfel, van de bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat een bevestiging verlangen van de echtheid van de in die Lid-Staat afgegeven in de hoofdstukken I tot en met IV van titel II genoemde diploma's, certificaten en andere titels, alsmede bevestiging van het feit dat de begunstigde heeft voldaan aan alle opleidingsvoorwaarden van titel III. TITEL III COOERDINATIE VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE WERKZAAMHEDEN VAN DE ARTS Artikel 23 1. De Lid-Staten stellen de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van de arts afhankelijk van het bezit van een in artikel 3 genoemd diploma, certificaat of andere titel van arts waardoor wordt gewaarborgd dat de betrokkene gedurende de totale opleidingstijd: a) voldoende kennis heeft verworven van de wetenschappen waarop de geneeskunst berust, alsmede een goed inzicht in de wetenschappelijke methoden, met inbegrip van de beginselen van de meting van biologische functies, in de beoordeling van wetenschappelijk vastgestelde feiten alsmede in het analyseren van gegevens; b) voldoende kennis heeft verworven van de structuur, de functies en het gedrag van gezonde en zieke personen, alsmede van de wijze waarop de gezondheidstoestand van de mens wordt beïnvloed door zijn natuurlijke en sociale omgeving; c) voldoende kennis heeft verworven van de klinische studievakken en de klinische praktijk, waardoor hij een samenhangend beeld heeft van de ziekten van lichaam en geest, van de geneeskunde voor wat de aspecten preventie, diagnose en therapie betreft, alsmede van de voortplanting van de mens; d) onder deskundige leiding voldoende klinische ervaring in ziekenhuizen heeft opgedaan. 2. Een dergelijke totale geneeskundige opleiding omvat ten minste zes studiejaren of 5 500 uren theoretisch en praktisch onderwijs, dat aan een universiteit respectievelijk onder toezicht van een universiteit wordt gegeven. 3. Voor de toelating tot deze opleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een Lid-Staat voor de betrokken studie toegang geeft tot inrichtingen van universitair onderwijs. 4. Bij betrokkenen wier opleiding vóór 1 januari 1972 is aangevangen, kan de in lid 2 genoemde opleiding een praktische scholing op universitair niveau van zes maanden omvatten, in de vorm van een voltijdse opleiding onder toezicht van de bevoegde autoriteiten. 5. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de Lid-Staaten om op hun eigen grondgebied volgens hun eigen regeling aan houders van diploma's, certificaten en andere titels die niet in een Lid-Staat zijn behaald, de toegang tot de werkzaamheden van arts en de uitoefening ervan toe te staan. Artikel 24 1. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de opleiding voor het behalen van een diploma, certificaat of andere titel van specialist ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet: a) in het kader van de in artikel 23 bedoelde opleidingscyclus zijn met goed gevolg zes studiejaren volbracht; wat de opleiding betreft waarvoor een diploma, certificaat of andere titel van specialist in de mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie wordt afgegeven (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar van de tandheelkunde), is bovendien met goed gevolg de opleidingscyclus voor beoefenaren van de tandheelkunde doorlopen bedoeld in artikel 1 van Richlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde(6) ; b) zij omvat theoretisch en praktisch onderwijs; c) zij is voltijds en staat onder toezicht van de bevoegde autoriteiten of instanties overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, punt 1; d) zij geschiedt in een universitair centrum, in een universitair centrum voor ziekenverpleging of in voorkomend geval in een daartoe door de bevoegde autoriteiten of instanties erkende inrichting voor gezondheidszorg; e) de aankomend specialist dient persoonlijk aan de werkzaamheden van de betrokken diensten deel te nemen en daarvoor verantwoordelijkheid te dragen. 2. De Lid-Staten stellen de afgifte van een diploma, certificaat of andere titel van specialist afhankelijk van het bezit van een der in artikel 23 bedoelde diploma's, certificaten of andere titels van arts. De afgifte van het diploma, certificaat of andere titel van specialist in de mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar van de tandheelkunde) is voorts afhankelijk van het bezit van een van de in artikel 1 van Richtlijn 78/687/EEG bedoelde diploma's, certificaten of andere titels van beoefenaar der tandheelkunde. Artikel 25 1. Onverminderd het in artikel 24, lid 1, onder c), vervatte beginsel van de voltijdse opleiding en in afwachting van de door de Raad overeenkomstig lid 3 te nemen besluiten, kunnen de Lid-Staten, indien een voltijdse opleiding wegens gerechtvaardigde persoonlijke omstandigheden niet kan worden gevolgd, op voorwaarden waarmee de bevoegde nationale autoriteiten hebben ingestemd, een deeltijdse specialistenopleiding toestaan. 2. De deeltijdse opleiding moet worden gegeven overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, punt 2, en dient van een niveau te zijn dat kwalitatief gelijkwaardig is aan dat van de voltijdse opleiding. Dit niveau mag noch door het deeltijdse karakter van de opleiding noch door de uitoefening van betaalde privé-beroepswerkzaamheden worden geschaad. De totale duur van de specialistenopleiding mag niet worden verkort wegens het feit dat zij deeltijds wordt gevolgd. 3. Uiterlijk op 25 januari 1989 besluit de Raad, in het licht van een nieuwe bestudering van de situatie en op voorstel van de Commissie, met inachtneming van het feit dat de mogelijkheid van een deeltijdse opleiding in bepaalde omstandigheden die naar gelang van het specialisme dienen te worden onderzocht, moet blijven bestaan, of het bepaalde in de leden 1 en 2 moet worden gehandhaafd of gewijzigd. De deeltijdse specialistenopleidingen die vóór 1 januari 1983 zijn begonnen, kunnen overeenkomstig de vóór die datum geldende bepalingen worden voltooid. Artikel 26 De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de minimumduur der hierna genoemde specialistenopleidingen ten minste bedraagt: eerste groep (vijf jaar): - heelkunde, - neuro-chirurgie, - inwendige geneeskunde, - urologie, - orthopedie; tweede groep (vier jaar): - verloskunde en gynaecologie, - kindergeneeskunde, - ziekten der luchtwegen, - pathologische anatomie, - neurologie, - psychiatrie; derde groep (drie jaar): - anesthesie, - oogheelkunde, - keel-, neus- en oorheelkunde. Artikel 27 De Lid-Staten waar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake bestaan, dragen er zorg voor dat de minimumduur van de hieronder vermelde gespecialiseerde opleidingen ten minste bedraagt: eerste groep (vijf jaar): - plastische chirurgie, - cardio-pulmonale chirurgie, - chirurgie van bloedvaten, - zenuw- en zielsziekten, - kinderheelkunde, - maag- en darmchirurgie, - maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts); tweede groep (vier jaar): - cardiologie, - maag- en darmziekten, - reumatologie, - klinische biologie, - radiologie, - radiodiagnostiek, - radiotherapie, - tropische ziekten, - farmacologie, - kinderpsychiatrie, - bacteriologie, - arbeidsgeneeskunde, - klinische chemie, - immunologie, - huidziekten, - geslachtsziekten, - geriatrie, - nierziekten, - besmettelijke ziekten, - "community medicine", - biologische hematologie, - nucleaire geneeskunde, - mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar der tandheelkunde); derde groep (drie jaar): - algemene hematologie, - endocrinologie, - revalidatie, - stomatologie, - huid- en geslachtsziekten, - allergologie. Artikel 28 Als overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 24, lid 1, onder c), en van artikel 25, kunnen de Lid-Staten waar op 20 juni 1975 wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen golden waarbij een vorm van deeltijdse specialistenopleiding was ingesteld, deze bepalingen blijven toepassen voor kandidaten die uiterlijk op 31 december 1983 met hun opleiding tot specialist zijn begonnen. Elke ontvangende Lid-Staat kan van degenen die gebruik maken van het bepaalde in de eerste alinea, verlangen dat hun diploma's, certificaten en andere titels vergezeld gaan van een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij de betrokken werkzaamheden daadwerkelijk en op wettige wijze als specialist hebben uitgeoefend gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van het bewijsstuk voorafgaan. Artikel 29 Als overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 24, lid 2: a) geldt ten aanzien van Luxemburg en uitsluitend voor de Luxemburgse diploma's die onder de wet van 1939 betreffende het toekennen van universitaire graden vallen, als enige voorwaarde voor het verlenen van het staatsdiploma van specialist, het bezit van het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde ( "docteur en médecine, chirurgie et accouchements"), afgegeven door de Staatsexamencommissie van Luxemburg; b) geldt ten aanzien van Denemarken en uitsluitend voor de wettelijke diploma's van arts uitgereikt door de medische faculteit van een Deense universiteit, overeenkomstig het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 14 mei 1970, als enige voorwaarde voor het verlenen van het getuigschrift dat machtigt tot het voeren van de titel van specialist, het bezit van deze diploma's. De onder a) en b) bedoelde diploma's mogen worden uitgereikt aan kandidaten die hun opleiding vóór 20 december 1976 zijn begonnen. TITEL IV SPECIFIEKE OPLEIDING IN DE HUISARTSGENEESKUNDE Artikel 30 Iedere Lid-Staat op het grondgebied waarvan de volledige in artikel 23 bedoelde opleidingscyclus wordt gegeven, voert een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde in, welke ten minste aan de in de artikelen 31 en 32 gestelde voorwaarden voldoet, en wel zodanig dat de eerste diploma's of certificaten of andere titels waarmee deze opleiding wordt afgesloten, uiterlijk op 1 januari 1990 worden afgegeven. Artikel 31 1. De in artikel 30 bedoelde specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde moet ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: a) alleen toegankelijk zijn nadat ten minste zes studiejaren in het kader van de in artikel 23 bedoelde opleidingscyclus met goed gevolg zijn voltooid; b) bij voltijds onderwijs ten minst twee jaar duren en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten of instellingen worden gegeven; c) meer van praktische dan theoretische aard zijn; de praktische opleiding dient enerzijds te worden gegeven gedurende ten minste zes maanden in een erkend ziekenhuis dat over de nodige uitrusting en diensten beschikt, en anderzijds gedurende ten minste zes maanden in een erkende huisartsenpraktijk of een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken; in het kader van deze specifieke opleiding moeten contacten worden onderhouden met andere instellingen of organisaties voor gezondheidszorg die zich bezighouden met de huisartsgeneeskunde; onverminderd deze minimumperioden mag de praktische opleiding evenwel gedurende ten hoogste zes maanden worden vervangen door een opleiding in andere erkende instellingen of organisaties voor gezondheidszorg die zich met huisartsgeneeskunde bezighouden; d) de kandidaat dient persoonlijk aan de beroepsactiviteiten deel te nemen en in de verantwoordelijkheden van degenen met wie hij werkt, te delen. 2. De Lid-Staten kunnen de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder c), betreffende de minimale opleidingsduur tot uiterlijk 1 januari 1995 uitstellen. 3. De Lid-Staten stellen het afgeven van de diploma's, certificaten en andere titels waarmee de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde wordt afgesloten, afhankelijk van het bezit van een van de diploma's, certificaten of andere titels, als bedoeld in artikel 3. Artikel 32 Indien een Lid-Staat op 22 september 1986 een opleiding in de huisartsgeneeskunde verstrekt door middel van een ervaring in de huisartsgeneeskunde die door de arts in zijn eigen praktijk onder toezicht van een erkend stagebegeleider is opgedaan, kan die Lid-Staat deze opleiding bij wijze van proef handhaven op voorwaarde dat: - deze voldoet aan artikel 31, lid 1, onder a) en b), alsmede aan lid 3; - de duur ervan overeenkomt met het dubbele van het verschil tussen de periode als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder b), en het totaal van de perioden bedoeld in het derde streepje van dit artikel; - deze ten minste een periode omvat in een erkend ziekenhuis dat over de nodige uitrusting en diensten beschikt, alsmede een periode in een erkende huisartsenpraktijk of een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken; vanaf 1 januari 1995 bedraagt de duur van elk van deze perioden ten minste zes maanden. Artikel 33 Aan de hand van de opgedane ervaring en gelet op de ontwikkeling van de opleidingen op het gebied van de huisartsgeneeskunde, dient de Commissie uiterlijk op 1 januari 1996 bij de Raad een verslag in over de toepassing van de artikelen 31 en 32, vergezeld van passende voorstellen met het oog op de verdere harmonisatie van de huisartsenopleiding. De Raad neemt vóór 1 januari 1997 volgens de in het Verdrag vastgestelde procedures over deze voorstellen een besluit. Artikel 34 1. Onverminderd het beginsel van de voltijdse opleiding, vervat in artikel 31, lid 1, onder b), kunnen de Lid-Staten, naast een voltijdse opleiding, een deeltijdse specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde toestaan wanneer aan de volgende bijzondere voorwaarden is voldaan: - de totale duur van de opleiding mag niet worden verkort vanwege het feit dat het om een deeltijdse opleiding gaat; - het weekrooster van de deeltijdse opleiding mag niet minder zijn dan 60 % van het weekrooster van de voltijdse opleiding; - de deeltijdse opleiding dient een aantal voltijdse opleidingsperioden te omvatten, zowel voor het opleidingsonderdeel dat in een ziekenhuis wordt gegeven als voor het onderdeel in een erkende huisartsenpraktijk of in een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken. Het aantal voltijdse opleidingsperioden en de duur ervan zijn zodanig, dat zij een passende voorbereiding op de daadwerkelijke uitoefening van de huisartsgeneeskunde vormen. 2. De deeltijdse opleiding dient van een niveau te zijn dat kwalitatief gelijkwaardig is aan dat van de voltijdse opleiding. Zij wordt afgesloten met het in artikel 30 bedoelde diploma of certificaat of een andere titel. Artikel 35 1. Ongeacht de bepalingen inzake verworven rechten die de Lid-Staten vaststellen, kunnen zij het in artikel 30 bedoelde diploma of certificaat respectievelijk de aldaar bedoelde andere titel afgeven aan artsen die niet de in de artikelen 31 en 32 bedoelde opleiding hebben genoten, maar wel een andere aanvullende opleiding die met een door de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat afgegeven diploma, certificaat of andere titel is afgesloten; de Lid-Staten mogen dit diploma of certificaat of deze andere titel evenwel slechts afgeven indien het de bekrachtiging vormt van kennis die kwalitatief gelijkwaardig is aan die welke wordt verworven tijdens de in de artikelen 31 en 32 bedoelde opleiding. 2. In de regels die de Lid-Staten overeenkomstig lid 1 vaststellen, bepalen zij met name in hoeverre de door de aanvrager reeds genoten aanvullende opleiding en diens beroepservaring in aanmerking kunnen worden genomen ter vervanging van de in de artikelen 31 en 32 bedoelde opleiding. Zij mogen het in artikel 30 bedoelde diploma of certificaat respectievelijk de aldaar bedoelde andere titel slechts afgeven indien de aanvrager gedurende ten minste zes maanden in een huisartsenpraktijk of een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken, als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder c), ervaring in de huisartsgeneeskunde heeft opgedaan. Artikel 36 1. Met ingang van 1 januari 1995 stellen alle Lid-Staten, behoudens de bepalingen inzake verworven rechten, het in het kader van hun nationale stelsel van sociale zekerheid als huisarts verrichten van de werkzaamheden van arts afhankelijk van het bezit van een diploma, een certificaat of een andere titel als bedoeld in artikel 30. De Lid-Staten kunnen evenwel personen die de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde volgen, van deze voorwaarde vrijstellen. 2. Elke Lid-Staat bepaalt om welke verworven rechten het gaat. Het recht om de werkzaamheden van arts als huisarts uit te oefenen in het kader van het nationale stelsel van sociale zekerheid van die Lid-Staat zonder het in artikel 30 bedoelde diploma of certificaat respectievelijk de aldaar bedoelde titel te bezitten, moet hij evenwel als verworven recht toekennen aan alle artsen die dit recht op 31 december 1994 krachtens de artikelen 1 tot en met 20 bezitten en op die datum op zijn grondgebied praktizeren, omdat zij in aanmerking kwamen voor het bepaalde in artikel 2 of artikel 9, lid 1. 3. Elke Lid-Staat mag lid 1 vóór 1 januari 1995 toepassen, op voorwaarde dat alle artsen die de in artikel 23 bedoelde opleiding in een andere Lid-Staat hebben genoten, zich tot en met 31 december 1994 op zijn grondgebied kunnen vestigen en daar in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid kunnen praktizeren, met een beroep op artikel 2 of op artikel 9, lid 1. 4. De bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat geven aan artsen die op grond van lid 2 verworven rechten hebben, op hun verzoek een certificaat af waaruit blijkt dat zij het recht hebben om in het kader van hun stelsel van sociale zekerheid de werkzaamheden van arts als huisarts uit te oefenen zonder het in artikel 30 bedoelde diploma of certificaat of een andere titel te bezitten. 5. Lid 1 doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de Lid-Staten om op hun grondgebied volgens hun eigen regeling aan personen die niet in het bezit zijn van diploma's, certificaten of andere titels die de afsluiting vormen van een artsenopleiding en van een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde die beide in een Lid-Staat werden genoten, maar wel in het bezit zijn van in een derde land verkregen diploma's, certificaten of andere titels waarmee de hier bedoelde opleidingen, of één daarvan, worden afgesloten, de uitoefening van de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van een stelsel van sociale zekerheid toe te staan. Artikel 37 1. Iedere Lid-Staat erkent, voor de uitoefening van de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid, de in artikel 30 bedoelde en aan onderdanen van de Lid-Staten door andere Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 31, 32, 34 en 35 verstrekte diploma's, certificaten en andere titels. 2. Iedere Lid-Staat erkent de in artikel 36, lid 4, bedoelde en aan onderdanen van de Lid-Staten door andere Lid-Staten verstrekte certificaten, door daaraan op zijn grondgebied dezelfde rechtsgevolgen te verbinden als aan de diploma's, certificaten en andere titels die hij zelf afgeeft en die het mogelijk maken de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid uit te oefenen. Artikel 38 De onderdanen van een Lid-Staat aan wie een Lid-Staat de in artikel 30 of in artikel 36, lid 4, bedoelde diploma's, certificaten of andere titels heeft afgegeven, hebben het recht om in die ontvangende Lid-Staat de in deze Lid-Staat bestaande beroepstitel te voeren en van de afkorting daarvan gebruik te maken. Artikel 39 1. Onverminderd artikel 38 ziet de ontvangende Lid-Staat erop toe dat personen op wie artikel 37 van toepassing is, het recht hebben gebruik te maken van hun wettelijke opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze Lid-Staat. De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend. 2. Wanneer de opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst in de ontvangende Lid-Staat kan worden verward met een titel waarvoor in deze Lid-Staat een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de ontvangende Lid-Staat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voert in een door de ontvangende Lid-Staat aangegeven passende vorm. Artikel 40 Op basis van de opgedane ervaring en in het licht van de ontwikkeling van de opleidingen in de huisartsgeneeskunde, legt de Commissie aan de Raad uiterlijk op 1 januari 1997 een verslag voor over de toepassing van deze titel alsmede in voorkomend geval passende voorstellen, ten einde ervoor te zorgen dat elke huisarts een adequate opleiding ontvangt, die voldoet aan de specifieke eisen van de uitoefening van de huisartsgeneeskunde. De Raad neemt over deze voorstellen een besluit volgens de in het Verdrag neergelegde procedures. Artikel 41 Zodra een Lid-Staat de Commissie in kennis heeft gesteld van de datum van inwerkingtreding van de door hem overeenkomstig artikel 30 getroffen maatregelen, doet deze daarvan op passende wijze mededeling in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen onder vermelding van de benamingen die door deze Lid-Staat voor diploma, certificaat en andere titel en in voorkomend geval voor de beroepstitel werden vastgesteld. TITEL V SLOTBEPALINGEN Artikel 42 De Lid-Staten wijzen de autoriteiten en instanties aan die gemachtigd zijn tot afgifte en in ontvangst nemen van de diploma's, certificaten en andere titels alsmede de documenten of informaties die in deze richtlijn worden genoemd en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Artikel 43 Wanneer zich, bij de toepassing van deze richtlijn, voor een Lid-Staat op bepaalde terreinen ernstige moeilijkheden mochten voordoen, onderzoekt de Commissie deze moeilijkheden samen met die Lid-Staat en wint zij het advies in van het bij Besluit 75/365/EEG(7) ingestelde Comité van hooggeplaatste ambtenaren van volksgezondheid. In voorkomend geval legt de Commissie passende voorstellen aan de Raad voor. Artikel 44 De richtlijnen die in bijlage III, deel A, zijn opgenomen, worden hierbij ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de Lid-Staten wat de in bijlage III, deel B, vermelde termijnen voor omzetting betreft. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage IV opgenomen concordantietabel. Artikel 45 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Luxemburg, 5 april 1993. Voor de Raad De Voorzitter J. TROEJBORG (1) PB nr. C 125 van 18. 5. 1992, blz. 170, en PB nr. C 72 van 15. 3. 1993. (2) PB nr. C 98 van 24. 4. 1992, blz. 6. (3) PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/658/EEG (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 73). (4) PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/658/EEG (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 73). (5) PB nr. L 267 van 19. 9. 1986, blz. 26. (6) PB nr. L 233 van 24. 8. 1978, blz. 10. (7) PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 19. BIJLAGE I De in artikel 24, lid 1, onder c), en in artikel 25 bedoelde kenmerken van de voltijdse specialistenopleiding en van de deeltijdopleiding tot specialist 1. Voltijdse specialistenopleiding Deze opleiding vindt plaats in het kader van door de bevoegde autoriteiten erkende specifieke opleidingsplaatsen. Zij houdt deelneming in aan alle medische activiteiten van de afdeling waar de opleiding wordt genoten, inclusief de wachtdiensten, zodat de specialist in opleiding gedurende de gehele werkweek en gedurende het gehele jaar aan deze praktische en theoretische opleiding al zijn beroepsactiviteit wijdt op de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde wijze. Bijgevolg worden deze werkzaamheden op passende wijze bezoldigd. De opleiding kan worden onderbroken om redenen als militaire dienst, wetenschappelijke opdrachten, zwangerschap en ziekte. Deze onderbrekingen mogen de totale duur van de opleiding niet verkorten. 2. Deeltijdopleiding tot specialist Deze opleiding beantwoordt aan dezelfde eisen als de voltijdse opleiding, waarvan zij zich slechts onderscheidt door de mogelijkheid de deelneming aan de medische activiteiten te beperken tot een tijdsduur die ten minste gelijk is aan de helft van die welke in punt 1, tweede alinea, is voorgeschreven. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de totale duur en de kwaliteit van de deeltijdopleiding tot specialist niet minder zijn dan die van de voltijdse specialistenopleiding. Deze deeltijdopleiding wordt derhalve op passende wijze bezoldigd. BIJLAGE II Data waarop een aantal Lid-Staten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de afgifte van diploma's, certificaten en andere titels als bedoeld in artikel 9, lid 7, hebben ingetrokken BELGIË cardio-pulmonale chirurgie: 1 januari 1983 chirurgie van bloedvaten: 1 januari 1983 zenuw- en zielsziekten: 1 augustus 1987, behalve voor degenen die vóór die datum met hun opleiding zijn begonnen gastro-enterologische chirurgie: 1 januari 1983 DENEMARKEN biologische hematologie: 1 januari 1983, behalve voor degenen die vóór die datum met hun opleiding zijn begonnen en die haar vóór eind 1988 hebben beëindigd revalidatie: 1 januari 1983, behalve voor degenen die vóór die datum met hun opleiding zijn begonnen en die haar vóór eind 1988 hebben beëindigd tropische ziekten: 1 augustus 1987, behalve voor degenen die vóór die datum met hun opleiding zijn begonnen FRANKRIJK radiologie: 31 december 1971 zenuw- en zielsziekten: 31 december 1971 LUXEMBURG radiologie: voor de na 5 maart 1982 begonnen opleidingen worden geen diploma's, certificaten en andere titels meer afgegeven zenuw- en zielsziekten: voor de na 5 maart 1982 begonnen opleidingen worden geen diploma's, certificaten en andere titels meer afgegeven NEDERLAND radiologie: 8 juli 1984 zenuw- en zielsziekten: 9 juli 1984 BIJLAGE III Deel A Ingetrokken richtlijnen (als bedoeld in artikel 44) 1. Richtlijn 75/362/EEG 2. Richtlijn 75/363/EEG en de successieve wijzigingen daarop: - Richtlijn 81/1057/EEG: uitsluitend wat de verwijzingen in artikel 1 naar de bepalingen van de ingetrokken Richtlijnen 75/362/EEG en 75/363/EEG betreft - Richtlijn 82/76/EEG - Richtlijn 89/594/EEG: uitsluitend de artikelen 1 tot en met 9 - Richtlijn 90/658/EEG: uitsluitend artikel 1, punten 1 en 2, en artikel 2 3. Richtlijn 86/457/EEG Deel B Termijnen voor omzetting in nationaal recht (als bedoeld in artikel 44) Richtlijn Uiterste datum voor de omzetting 75/362/EEG (PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 1): 20 december 1976 (*) 81/1057/EEG (PB nr. L 385 van 31. 12. 1981, blz. 25): 30 juni 1982 75/363/EEG (PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 14): 20 december 1976 (**) 82/76/EEG (PB nr. L 43 van 15. 2. 1982, blz. 21): 31 december 1982 89/594/EEG (PB nr. L 341 van 23. 11. 1989, blz. 19): 8 mei 1991 90/658/EEG (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 73): 1 juli 1991 86/457/EEG (PB nr. L 267 van 19. 9. 1986, blz. 36): 1 januari 1985 (*) Griekenland: 1 januari 1981. Spanje en Portugal: 1 januari 1986. (**) Griekenland: 1 januari 1981. Spanje en Portugal: 1 januari 1986. Ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek treft Duitsland evenwel de nodige maatregelen om de artikelen 2 tot en met 5 van Richtlijn 75/363/EEG (artikelen 24 tot en met 27 van de onderhavige richtlijn) vóór 3 april 1992 te kunnen toepassen (Richtlijn 90/658/EEG, artikel 2). BIJLAGE IV /* Tabellen: zie PB */