Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R3886

    Verordening (EEG) nr. 3886/92 van de Commissie van 23 december 1992 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de premieregelingen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1244/82 en (EEG) nr. 714/89

    PB L 391 van 31.12.1992, p. 20–35 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999; afgeschaft en vervangen door 399R2342

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/3886/oj

    31992R3886

    Verordening (EEG) nr. 3886/92 van de Commissie van 23 december 1992 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de premieregelingen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1244/82 en (EEG) nr. 714/89

    Publicatieblad Nr. L 391 van 31/12/1992 blz. 0020 - 0035
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 47 blz. 0091
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 47 blz. 0091


    VERORDENING (EEG) Nr. 3886/92 VAN DE COMMISSIE van 23 december 1992 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de premieregelingen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1244/82 en (EEG) nr. 714/89

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2066/92 (2), en met name op de artikelen 4b, lid 8, 4c, lid 4, 4d, leden 6 en 8, 4e, leden 1 en 5, 4f, lid 4, 4g, lid 5, 4h, lid 2, 4i, lid 4, en 4k, lid 2,

    Overwegende dat de in de artikelen 4a tot en met 4h van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde premieregelingen onder Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (3) (hierna "geïntegreerd systeem" te noemen) vallen; dat bij deze verordening bijgevolg alleen datgene moet worden geregeld wat nog niet is geregeld in het kader van het geïntegreerde systeem;

    Overwegende dat het wenselijk is te bepalen dat het in artikel 4b, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde administratief document voor het beheer van de speciale premie in principe in nationaal verband wordt ontworpen en opgesteld; dat, om rekening te houden met de specifieke beheers- en controleomstandigheden in de Lid-Staten, voor de administratieve documenten verschillende vormen dienen te worden aanvaard; dat ingeval een dier uit een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat wordt verzonden, een betrouwbare verdere controle evenwel slechts mogelijk is als een voor de hele Gemeenschap uniform administratief document voor het handelsverkeer wordt afgegeven;

    Overwegende dat het raadzaam is nader te bepalen dat de speciale premie slechts wordt toegekend op voorwaarde dat de voorschriften inzake de administratieve documenten en de identificatie van de dieren in acht worden genomen; dat gelet op het doel van zowel het regionaal maximum als het veebezettingsgetal voor op grond van deze restricties uitgesloten dieren geen speciale premie meer mag worden aangevraagd voor dezelfde leeftijdstranche; dat er voor deze dieren, met name wat de seizoencorrectiepremie betreft, van moet worden uitgegaan dat zij voor de premie in aanmerking zijn genomen;

    Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat het dienstig is dezelfde periodes van toekenning van de speciale premie bij het slachten vast te stellen als in de vroegere regeling; dat echter, om rekening te houden met het nieuwe element, de twee leeftijdstranches, in twee verschillende keuzemogelijkheden voor de toekenning van de premie moet worden voorzien; dat voor de toepassing van keuzemogelijkheid A een stabiele produktiestructuur vereist is, met name wat de aanwezigheid van de dieren op de betrokken bedrijven betreft; dat het in verband met de specifieke aspecten van de twee keuzemogelijkheden nodig, respectievelijk dienstig is van bepaalde voorschriften van de algemene regeling af te wijken;

    Overwegende dat met het oog op de specifieke controleproblemen die verband houden met de indiening van aanvragen na afloop van de periode gedurende welke de dieren moeten worden aangehouden, bijzondere voorzorgsmaatregelen nodig zijn, en met name de verplichting tot voorafgaande deelnamemelding, aanvullende eisen inzake de inhoud van de aanvraag en de bij de aanvraag te voegen bewijsstukken en bijzondere verplichtingen inzake de registratie van de dieren moeten worden opgelegd;

    Overwegende dat de bepalingen inzake de toekenning van de seizoencorrectiepremie moeten worden gepreciseerd, opdat deze premie met ingang van het jaar 1993 volledig kan worden toegepast, overeenkomstig artikel 4c, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 805/68;

    Overwegende dat het begrip "zoogkoe" nader moet worden omschreven overeenkomstig artikel 4d, lid 8, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 805/68; dat ter zake dezelfde rassen in aanmerking moeten worden genomen als in de vroegere regeling, met uitzondering van twee, die tot nu toe niet als zoogkoeienrassen zijn aangemerkt; dat het bovendien wenselijk is hoofdzakelijk de beheersregels te blijven toepassen die voor de vroegere zoogkoeienpremieregeling golden, met name wat de gemiddelde melkopbrengst en de aanvullende nationale premie betreft;

    Overwegende dat met het oog op de uitvoering van de regeling inzake de individuele maxima die is ingesteld bij de nieuwe artikelen van Verordening (EEG) nr. 805/68, de regels dienen te worden vastgesteld voor het bepalen van de bedoelde maxima en de mededeling ervan aan de producenten; dat bovendien bepaalde begrippen moeten worden gedefinieerd om de bedoelde bepalingen toepasbaar te maken;

    Overwegende dat, gezien het marktregulerend effect van de regeling inzake de individuele maxima, moet worden bepaald dat premierechten waarvan door de betrokken producent niet binnen een bepaalde periode gebruik is gemaakt in de nationale reserve worden opgenomen; dat het ook aanbeveling verdient adequate maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat gratis uit de nationale reserve toegekende premierechten door de begunstigden uitsluitend voor de voorgeschreven doeleinden worden gebruikt;

    Overwegende dat, om te komen tot een uniforme uitvoering van de bepalingen inzake overdracht en tijdelijke overdracht van premierechten, bepaalde administratieve regels moeten worden vastgesteld; dat, om een abnormale toename van het administratieve werk te voorkomen, moet worden geëist dat bij overdracht of tijdelijke overdracht van premierechten, deze overdracht voor een bepaald minimumaantal dieren geldt, en dit minimumaantal op een voldoende hoog niveau moet worden vastgesteld, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de bijzondere situatie van de kleine producenten; dat ook moet worden voorkomen dat de in artikel 4e, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 805/68 vermelde verplichting om bij overdracht van premierechten zonder bedrijfsoverdracht een bepaald percentage van de overgedragen rechten aan de nationale reserve af te staan, niet in acht wordt genomen; dat bovendien moet worden bepaald dat de totale duur van de tijdelijke overdracht van rechten moet worden beperkt, om te voorkomen dat de regels inzake de definitieve overdracht worden omzeild;

    Overwegende dat gevallen waarin producenten die uitsluitend overheidsgrond of gronden in collectief bezit exploiteren, hun produktie beëindigen en al hun premierechten overdragen aan een andere producent, met bedrijfsoverdrachten moeten worden gelijkgesteld;

    Overwegende dat voor de toepassing van een systeem van overdracht van premierechten waarbij zonder bedrijfsoverdracht overgedragen rechten alleen via de nationale reserve worden overgedragen, een zeker juridisch kader dient te worden vastgesteld, om te bereiken dat dit systeem economisch coherent blijft met het systeem van rechtstreekse overdracht van premierechten tussen producenten; dat met name objectieve criteria moeten worden vastgesteld voor het bepalen van het bedrag dat ten laste van de nationale reserve moet worden betaald aan de producent die premierechten heeft overgedragen en van het bedrag dat moet worden betaald door de producent die daarmee overeenkomende rechten uit de nationale reserve verkrijgt;

    Overwegende dat de mogelijkheid om het verkoopseizoen 1990 of 1991 te kiezen als referentiejaar leidt tot overgangsproblemen die moeten worden opgelost; dat ervoor moet worden gezorgt dat het totale aantal dieren waarvoor premierechten bestaan niet hoger uitkomt dan het aantal waarvoor premierechten zijn verkregen en/of kunnen worden verkregen voor het gekozen referentiejaar, maar toch in eerste instantie rechten moeten worden toegekend aan producenten die zich in bepaalde duidelijk omschreven situaties bevinden; dat om rekening te houden met buitengewone omstandigheden die ertoe hebben geleid dat een producent die de premie voor het referentiejaar 1991 had verkregen, de premie voor het jaar of de jaren na het referentiejaar niet heeft aangevraagd, voor deze producent in de mogelijkheid moet worden voorzien om premierechten uit de nationale reserve te krijgen; dat daarenboven, op grond van het principe van het rechtmatig vertrouwen, moet worden voorzien in een compensatie, in de vorm van extra premierechten, voor producenten wier individueel maximum lager dan het normale aantal is vanwege hun deelname aan een communautair extensiveringsprogramma;

    Overwegende dat de voorschriften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en met name die inzake de regeling met betrekking tot de zoogkoeienpremie, voor de Canarische eilanden pas sinds 1 juli 1992 gelden; dat daarom de individuele maxima voor de op die eilanden gevestigde producenten niet kunnen worden bepaald op basis van de voor het referentiejaar toegekende premies; dat, om toch zoveel mogelijk te kunnen uitgaan van de economische situatie in het referentiejaar, de individuele maxima moeten worden vastgesteld op basis van het maximaal in het referentiejaar getelde bestand op deze eilanden, daarbij ook rekening houdend met de uit hoofde van het jaar 1992 aan de producenten toegekende premies;

    Overwegende dat de overgang van het bij de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 2066/92 bestaande systeem naar het systeem van individuele maxima, in bepaalde Lid-Staten bijzondere problemen kan opleveren in verband met de overdracht van premierechten door producenten die zelf niet de eigenaar zijn van de grond van hun bedrijf; dat, om verstoring van de markt te voorkomen, dient te worden bepaald dat de Lid-Staten de nodige maatregelen moeten nemen om deze problemen op te lossen, met inachtneming van het producentengebonden karakter van de premierechten in de bij de artikelen 4d tot en met 4f van Verordening (EEG) nr. 805/68 vastgestelde regeling;

    Overwegende dat de wijze van berekening van het veebezettingsgetal moet worden bepaald; dat om de praktische toepassing van dit veebezettingsgetal te vereenvoudigen, een vaste datum moet worden voorgeschreven als referentietijdstip voor het bepalen van de aan te houden referentiehoeveelheid voor melk;

    Overwegende dat voor de regelingen inzake de speciale premie en de zoogkoeienpremie als referentieperiode het kalenderjaar wordt aangehouden; dat derhalve moet worden voorgeschreven op welke datum de voor de voornoemde regelingen in aanmerking te nemen elementen betrekking moeten hebben; dat daarvoor, mede terwille van een doeltreffend en coherent beheer, de datum van indiening van de aanvraag moet worden gekozen;

    Overwegende dat voor de toepassing van de verwerkingspremie, bepaalde begrippen nader moeten worden omschreven en nadere voorschriften inzake het indienen van de aanvragen moeten worden vastgesteld; dat om te komen tot een zowel doeltreffende als eenvoudige controle van de verwerking, moet worden voorzien in de mogelijkheid voor de Lid-Staten om erkende inrichtingen aan te wijzen, en voor te schrijven op welke data de verwerking moet plaatsvinden;

    Overwegende dat misbruik van de regeling inzake de verwerkingspremie dient te worden voorkomen; dat daartoe de voorwaarden voor de toekenning van de premie moeten worden vastgesteld, en met name ingevoerde dieren en dieren die afwijkingen vertonen, van de premie moeten worden uitgesloten; dat ook de controleverplichtingen van de Lid-Staten nader moeten worden bepaald;

    Overwegende dat de Commissie, om de toepassing van de maatregelen in het kader van de hervorming van de premieregelingen in de rundvleessector te kunnen blijven volgen, volledig moet worden geïnformeerd over de door de Lid-Staten vastgestelde uitvoeringsmaatregelen en de kwantitatieve resultaten van de toepassing van de regelingen; dat derhalve diverse verplichtingen inzake de mededeling van gegevens door de Lid-Staten moeten worden vastgesteld;

    Overwegende dat de overgang van de vroegere naar de nieuwe premieregelingen voor de Lid-Staten talrijke moeilijkheden op administratief gebied en op het praktische vlak kan opleveren; dat, om die overschakeling voor de Lid-Staten te vergemakkelijken bepaalde overgangsbepalingen moeten worden vastgesteld; dat het met name aanbeveling verdient mannelijke runderen waarvoor de speciale premie reeds op grond van de oude regeling is toegekend niet volledig uit te sluiten van de premie op grond van artikel 4b van Verordening (EEG) nr. 805/68; dat bovendien de bepalingen inzake de identificatie en de registratie van de dieren op bepaalde punten dienen te worden versoepeld, gelet op het feit dat de ter zake in het kader van het geïntegreerde systeem toe te passen mechanismen pas na de inwerkingtreding van deze verordening zullen kunnen worden toegepast;

    Overwegende dat voor de toepassing van het regionaal maximum op de Canarische eilanden bepalingen moeten worden vastgesteld die analoog zijn aan die welke gelden in het kader van het individueel maximum voor de zoogkoeienpremie;

    Overwegende dat op grond van de nieuwe definitie van het begrip "zoogkoe" bepaalde rassen die voorheen voor de premie in aanmerking kwamen nu daarvan zijn uitgesloten; dat het, om te voorkomen dat de betrokken producenten ongerechtvaardigde verliezen lijden en om de omschakeling van hun beslagen te vergemakkelijken, raadzaam is deze rassen gedurende een overgangsperiode, namelijk in 1993 en 1994, verder voor de premie in aanmerking te nemen, met dien verstande echter dat strikte voorwaarden voor de toepassing van deze uitzondering worden vastgesteld;

    Overwegende dat de Verordeningen (EEG) nr. 1244/82 (4) en (EEG) nr. 714/89 (5) van de Commissie dienen te worden ingetrokken;

    Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Deze verordening bevat de uitvoeringsbepalingen inzake de in de artikelen 4a, 4b, 4c, 4d, 4e, 4f, 4g, 4h, 4i, 4j en 4k van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde premieregelingen, onverminderd de bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 ingestelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem (hierna "geïntegreerd systeem" te noemen). HOOFDSTUK I SPECIALE PREMIE (Artikel 4b van Verordening (EEG) nr. 805/68) Afdeling 1 Algemene regeling

    Artikel 2

    Aanvragen (6)

    1. Naast de gegevens die in het kader van het geïntegreerd systeem moeten worden vermeld, moet iedere steunaanvraag voor dieren (hierna "aanvraag" te noemen) de volgende gegevens bevatten:

    a) de onderverdeling van het aantal dieren naar leeftijdstranche,

    b) de referenties van de administratieve documenten die de betrokken dieren vergezellen.

    2. Aanvragen kunnen alleen worden ingediend voor dieren die, op de begindatum van de periode gedurende welke zij moeten worden aangehouden:

    - ten minste acht en ten hoogste twintig maanden oud zijn, voor de eerste leeftijdstranche,

    - ten minste eenentwintig maanden oud zijn, voor de tweede leeftijdstranche.

    Artikel 3

    Administratieve documenten

    1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor elk dier uiterlijk vanaf het tijdstip waarop de eerste premieaanvrag wordt ingediend, een nationaal administratief document wordt bijgehouden. Dit document moet het met name mogelijk maken erop toe te zien dat per dier en per leeftijdstranche slechts één enkele premie wordt toegekend.

    2. De Lid-Staten kunnen bepalen dat het nationaal administratief document:

    - een document is dat elk individueel dier vergezelt, of

    - een door de producent bijgehouden algemene lijst met alle voor het administratief document voorgeschreven gegevens, ingeval de betrokken dieren vanaf het moment waarop de eerste aanvraag wordt ingediend, op hetzelfde bedrijf blijven totdat zij als slachtdier op de markt worden gebracht, of

    - een algemene lijst die wordt bijgehouden door de centrale overheid en die alle voor het administratief document voorgeschreven gegevens bevat, indien de Lid-Staat of het gebied van de Lid-Staat waar van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt alle dieren waarvoor een aanvraag wordt ingediend ter plaatse controleert, controles op de verplaatsing van deze dieren verricht, en alle gecontroleerde dieren van een onaanvechtbaar merk voorziet (oorperforatie), hetgeen de producenten verplicht zijn te tolereren.

    De Lid-Staten die besluiten om van een van deze mogelijkheden gebruik te maken, moeten de Commissie daarvan te zijner tijd in kennis stellen en haar de desbetreffende uitvoeringsbepalingen meedelen. Voor de toepassing van het bepaalde in dit lid worden alleen Groot-Brittannië en Noord-Ierland als "gebieden van een Lid-Staat" beschouwd.

    3. Voor elk dier dat in aanmerking komt voor een premie en waarvoor een intracommunautaire handelstransactie plaatsvindt, geeft de Lid-Staat van herkomst, indien daarom wordt verzocht voordat de transactie plaatsvindt, een administratief document voor het handelsverkeer af waarvan het model is opgenomen in bijlage I.

    Op basis van het administratief document voor het handelsverkeer geeft de Lid-Staat van bestemming op verzoek een nationaal administratief document af.

    Indien echter een nationaal administratief document van een Lid-Staat volledig aan het voornoemde model beantwoordt, mag het rechtstreeks worden gebruikt als administratief document voor het handelsverkeer, op voorwaarde dat deze titel in het opschrift van het document voorkomt.

    4. De Lid-Staten verlenen elkaar onderling bijstand met het oog op een doeltreffende controle van de echtheid van de overgelegde administratieve documenten voor het handelsverkeer.

    Artikel 4

    Periode gedurende welke de dieren moeten worden aangehouden

    De dieren moeten worden aangehouden gedurende twee maanden, ingaande op de dag na die van indiening van de aanvraag.

    De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat de producent deze periode op een ander tijdstip kan laten ingaan, op voorwaarde dat de periode uiterlijk twee maanden na de datum van indiening van de aanvraag begint.

    Artikel 5

    Regionaal maximum

    1. Wanneer de toepassing van de evenredige vermindering een aantal premies oplevert dat geen geheel getal is, wordt voor het gedeelte achter de komma een overeenkomstig gedeelte van het premiebedrag per eenheid toegekend. Hierbij wordt alleen met het eerste cijfer achter de komma rekening gehouden.

    2. De Lid-Staten delen de Commissie mede

    a) uiterlijk op 30 juni 1993

    - welke gebieden zij hebben aangewezen,

    - voor elk aangewezen gebied, het aantal mannelijke runderen dat als regionaal maximum geldt,

    b) uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar, het aantal dieren, uitgesplitst naar leeftijdstranche, waarvoor de speciale premie uit hoofde van het vorige kalenderjaar niet is toegekend als gevolg van de toepassing van het regionaal maximum.

    Artikel 6

    Individueel maximum

    Voordat zij individuele maxima toekennen stellen de Lid-Staten de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van de ter zake vastgestelde criteria.

    Artikel 7

    Toekenning van de premie

    1. Voor de premie komen alleen in aanmerking:

    - dieren waarvoor een nationaal administratief document wordt bijgehouden, en

    - die naar behoren zijn geïdentificeerd overeenkomstig de nationale en communautaire voorschriften ter zake.

    2. Voor dieren die niet voor de premie in aanmerking zijn genomen doordat de in artikel 4b, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde evenredige vermindering is toegepast of doordat het veebezettingsgetal is toegepast, kan geen aanvraag meer worden ingediend voor dezelfde leeftijdstranche, en wordt ervan uitgegaan dat voor deze dieren de premie is toegekend. Afdeling 2 Toekenning van de premie bij het slachten (Artikel 4b, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 805/68)

    Artikel 8

    Keuzemogelijkheden inzake de toekenning van de premie

    1. De Lid-Staten kunnen besluiten om de speciale premie toe te kennen bij het slachten of wanneer de dieren voor het eerst op de markt worden gebracht voor de slacht, waarbij de volgende keuzemogelijkheden gelden:

    - toekenning voor de eerste leeftijdstranche en toekenning voor de twee leeftijdstranches te zamen op voorwaarde dat dit op grond van de produktiestructuur mogelijk is (keuzemogelijkheid A), of

    - toekenning voor de tweede leeftijdstranche alleen (keuzemogelijkheid B).

    2. De Lid-Staten die van een van de in lid 1 bedoelde mogelijkheden gebruik hebben gemaakt, bepalen dat de premie ook wordt toegekend bij verzending van voor de premie in aanmerking komende dieren naar een andere Lid-Staat of bij uitvoer van die dieren naar een derde land.

    3. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 gelden, bij toepassing van een van de in lid 1 bedoelde keuzemogelijkheden, voor de toekenning van de premie de onderstaande bepalingen.

    Artikel 9

    Deelnamemelding

    Producenten die aanspraak willen maken op de premie voor een bepaald kalenderjaar moeten zich voor deelname melden voordat de eerste aanvraag voor het betrokken kalenderjaar wordt ingediend.

    Deze melding dient te bevatten:

    - naam en adres van de producent,

    - het geschatte aantal dieren waarvoor de producent de premie voor het betrokken kalenderjaar wil aanvragen.

    Artikel 10

    Aanvraag

    1. De steunaanvraag voor dieren wordt ingediend uiterlijk dertig dagen nadat de dieren zijn geslacht of voor het eerst op de markt gebracht. Bij verzending van de dieren naar een andere Lid-Staat of uitvoer naar een derde land moet de aanvraag worden ingediend voordat de dieren het grondgebied van de betrokken Lid-Staat verlaten.

    De Lid-Staten kunnen aanvaarden dat de aanvraag wordt ingediend via een andere persoon dan de producent. In dat geval moeten in de aanvraag de naam en het adres zijn vermeld van de producent die voor de premies in aanmerking kan komen.

    2. Naast de gegevens die op grond van de voorschriften in het kader van het geïntegreerd systeem moeten worden verstrekt, dient iedere aanvraag te bevatten:

    a) bij toekenning van de premie bij het slachten, een verklaring van het abattoir waarin is aangegeven:

    - naam en adres van het abattoir,

    - datum van het slachten, identificatienummers en slachtnummers van de dieren,

    - de vermelding dat het geslacht gewicht van het dier ten minste 200 kg bedraagt.

    De Lid-Staat controleert geregeld en onverwacht de juistheid van de afgegeven verklaringen;

    b) bij toekenning van de premie wanneer de dieren voor het eerst op de markt worden gebracht:

    - naam en adres van de koper

    - identificatienummers van de dieren,

    - de vermelding dat het levend gewicht van het dier ten minste 370 kg bedraagt;

    c) bij toekenning van de premie wanneer het dier naar een andere Lid-Staat wordt verzonden of naar een derde land wordt geëxporteerd:

    - naam en adres van de verzender of de exporteur,

    - identificatienummers van de dieren,

    - de verklaring dat het dier ten minste tien maanden oud is.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 15, onder a), moet de aanvraag vergezeld gaan van het nationaal administratief document.

    3. Bij verzending naar een andere Lid-Staat of uitvoer naar een derde land moet het in artikel 13 bedoelde bewijs van verzending of van uitvoer van het dier worden ingediend uiterlijk 30 dagen na de datum waarop het het grondgebied van de betrokken Lid-Staat heeft verlaten.

    Artikel 11

    Slacht

    Bij toekenning van de premie wanneer de dieren voor het eerst op de markt worden gebracht, moeten de dieren uiterlijk vijftien dagen daarna worden geslacht.

    De Lid-Staten zien erop toe dat deze verplichting wordt nagekomen.

    Artikel 12

    Gewicht en aanbiedingsvorm van de geslachte dieren

    1. Het geslacht gewicht wordt bepaald voor een geslacht dier dat qua aanbiedingsvorm voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 859/89 van de Commissie (7). Voor geslachte dieren met een afwijkende aanbiedingsvorm worden de in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 563/82 van de Commissie (8) vermelde correctiecoëfficiënten toegepast.

    2. Wanneer de dieren worden geslacht in een abattoir dat het communautaire indelingsschema voor geslachte runderen niet toepast, kan de Lid-Staat toestaan dat het gewicht wordt bepaald op basis van het levend gewicht van het geslachte dier. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat het geslacht gewicht meer dan 200 kg bedraagt als het levend gewicht van het geslachte dier meer dan 370 kg bedroeg.

    Artikel 13

    Verzending of uitvoer

    1. Bij verzending van een dier naar een andere Lid-Staat wordt het bewijs daarvan geleverd door middel van een verklaring van de verzender waarin met name de bestemming van het dier wordt vermeld.

    2. Bij uitvoer wordt het bewijs dat het dier het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten op dezelfde wijze geleverd als voor de toekenning van uitvoerrestituties.

    Artikel 14

    Register

    Onverminderd de voorschriften die gelden in het kader van het geïntegreerde systeem moet elk mannelijk rund dat op het bedrijf aanwezig is uiterlijk de derde dag na zijn aankomst op het bedrijf in het particuliere register van de producent worden vermeld met zijn identificatienummer.

    Artikel 15

    Keuzemogelijkheid A

    Bij toepassing van keuzemogelijkheid A:

    a) kunnen de Lid-Staten de toepassing van het nationaal administratief document schorsen. In dat geval nemen zij de nodige maatregelen om te voorkomen dat voor dieren waarvoor een intracommunautaire handelstransactie heeft plaatsgevonden de premie tweemaal wordt toegekend voor dezelfde leeftijdstranche;

    b) bepalen de Lid-Staten dat de premie voor de tweede leeftijdstranche wordt toegekend voor dieren waarvoor een intracommunautaire handelstransactie heeft plaatsgehad toen zij al 19 maanden oud waren;

    c) moeten de dieren worden aangehouden

    - gedurende twee maanden vóór de slacht of vóór het voor het eerst op de markt brengen van de dieren waarvoor een premieaanvraag is ingediend voor de eerste leeftijdstranche,

    - gedurende vier maanden vanaf de eerste dag van de twintigste levensmaand van de dieren waarvoor een gegroepeerde premieaanvraag voor de twee leeftijdstranches is ingediend;

    d) moet, bij de berekening van het veebezettingsgetal, elk dier waarvoor een gegroepeerde premieaanvraag voor de twee leeftijdstranches is ingediend, tweemaal worden meegerekend.

    Artikel 16

    Keuzemogelijkheid B

    Bij toepassing van keuzemogelijkheid B moeten de dieren worden aangehouden gedurende twee maanden, ten vroegste ingaande op de eerste dag van de 22e levensmaand.

    Artikel 17

    Toekenning en uitkering van de premie

    De premie wordt toegekend en uitgekeerd aan de producent die de aanvraag heeft ingediend of die in de aanvraag is vermeld.

    Artikel 18

    Mededeling

    De Lid-Staten delen de Commissie vóór het begin van het betrokken kalenderjaar mede welke keuzemogelijkheid zij toepassen en welke bepalingen ter zake gelden. HOOFDSTUK II SEIZOENCORRECTIEPREMIE (Artikel 4c van Verordening (EEG) nr. 805/68)

    Artikel 19

    Toepassing van de premie

    De Commissie beslist uiterlijk op 1 juli van elk kalenderjaar in welke Lid-Staten de seizoencorrectiepremie kan worden toegekend voor het volgende kalenderjaar. Voor het kalenderjaar 1993 beslist de Commissie hierover uiterlijk op 31 december 1992.

    Artikel 20

    Recht op de premie

    1. De premie kan uitsluitend worden toegekend voor runderen waarvoor reeds de speciale premie is toegekend in een Lid-Staat die de seizoencorrectiepremie toepast, hetzij op grond van het vroegere artikel 4 bis van Verordening (EEG) nr. 805/68, hetzij op grond van artikel 4b van die verordening, en die worden geslacht in een Lid-Staat die de seizoencorrectiepremie toepast.

    2. Voor de premie komt alleen de laatste producent in aanmerking die het dier bezat voordat het werd geslacht.

    Artikel 21

    Premieaanvraag

    1. De producent dient zijn aanvraag in bij de bevoegde instantie van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zijn bedrijf is gevestigd.

    2. Iedere aanvraag bevat een verklaring van het abattoir waarin worden vermeld:

    a) naam en adres van het abattoir waar de aangegeven dieren zijn geslacht,

    b) de identificatie- en slachtnummers van de dieren, en de datum waarop ze zijn geslacht.

    De aanvraag gaat vergezeld van de nationale administratieve documenten, behalve voor dieren waarvoor de speciale premie uitsluitend op grond van het vroegere artikel 4 bis van Verordening (EEG) nr. 805/68 is toegekend.

    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om na te gaan of de speciale premie is toegekend en verrichten daartoe regelmatig en onverwacht controles om na te trekken of de bovenbedoelde verklaringen juist zijn. HOOFDSTUK III ZOOGKOEIENPREMIE (Artikel 4d van Verordening (EEG) nr. 805/68) Afdeling 1 Algemene regeling

    Artikel 22

    Koeien van vleesrassen

    Koeien van de in bijlage II bij deze verordening vermelde runderrassen worden niet beschouwd als koeien van vleesrassen in de zin van artikel 4a, derde streepje, van Verordening (EEG) nr. 805/68.

    Artikel 23

    Periode gedurende welke de dieren moeten worden aangehouden

    De in artikel 4d, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde periode van zes maanden begint de dag na die van indiening van de aanvraag.

    Artikel 24

    Aanvraag

    1. Naast de eisen in het kader van het geïntegreerd systeem geldt dat, wanneer de premie wordt aangevraagd op grond van artikel 4d, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 805/68, de steunaanvraag voor dieren (hierna "aanvraag" te noemen) moet bevatten:

    a) een verklaring van de producent waarin de individuele referentiehoeveelheid voor melk is aangegeven die aan de producent is toegewezen aan het begin van de twaalfmaandelijkse periode van toepassing van de extra heffing die in het betrokken kalenderjaar begint. Ingeval deze referentiehoeveelheid op de datum van indiening van de aanvraag niet bekend is, moet zij zo spoedig mogelijk aan de bevoegde instantie worden medegedeeld,

    b) de verbintenis van de producent om zijn individuele referentiehoeveelheid in de periode van twaalf maanden die ingaat bij de indiening van de aanvraag niet op te voeren tot boven het volgens de voorschriften geldende maximum.

    2. Onverminderd het bepaalde in artikel 41, lid 2, onder a), kunnen aanvragen worden ingediend gedurende een door de Lid-Staten vast te stellen totale periode van zes maanden binnen een kalenderjaar.

    Artikel 25

    Gemiddelde melkopbrengst

    De gemiddelde melkopbrengst wordt berekend op basis van de in bijlage III bij deze verordening vermelde gemiddelde melkopbrengsten. De Lid-Staten kunnen echter voor deze berekening gebruik maken van een door hen erkend document waarin de gemiddelde melkopbrengst van het melkveebeslag van de producent wordt gecertificeerd.

    Artikel 26

    Aanvullende nationale premie

    1. Een aanvullende nationale premie kan uitsluitend worden toegekend:

    - aan producenten die, voor hetzelfde kalenderjaar, de communautaire zoogkoeienpremie ontvangen, en

    - binnen de perken van het aantal voor deze premie in aanmerking genomen dieren.

    2. De Lid-Staten kunnen bijkomende voorwaarden vaststellen voor de toekenning van de aanvullende premie. Zij moeten de Commissie deze bijkomende voorwaarden lang genoeg voordat ze worden toegepast, mededelen. Afdeling 2 Individueel maximum, reserves, overdrachten (Artikelen 4d, 4e en 4f van Verordening (EEG) nr. 805/68)

    Artikel 27

    Individueel maximum

    1. De Lid-Staten stellen voor iedere producent een individueel maximum vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4d, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68.

    2. Daarbij wordt rekening gehouden met het aantal zoogkoeien dat in aanmerking is genomen voor de premie voor de periode van indiening van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1244/82 bedoelde aanvragen die in het gekozen referentiejaar is begonnen.

    3. Iedere producent wordt zo spoedig mogelijk, en uiterlijk op 31 oktober 1993, van zijn individueel maximum in kennis gesteld.

    Ingeval het aantal premies dat voor het referentiejaar moet worden uitgekeerd ten gevolge van een geschil tussen de producent en de bevoegde instantie nog niet definitief is vastgesteld, kan in de mededeling een voorlopig individueel maximum worden vermeld.

    4. Producenten die in verband met hun uitsluiting van de premie als gevolg van de toepassing van het bepaalde in artikel 4 bis, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 1244/82 de premie niet aangevraagd:

    - voor het referentiejaar, worden geacht recht te hebben op de premie voor het aantal in aanmerking komende dieren dat is geconstateerd bij de controle op grond waarvan bovenbedoelde bepaling is toegepast,

    - voor een van de jaren na het referentiejaar, tot en met 1992, worden geacht een aanvraag te hebben ingediend voor het aantal in aanmerking komende dieren dat is geconstateerd bij de controle op grond waarvan bovenbedoelde bepaling is toegepast.

    Artikel 28

    Definities

    Voor de toepassing van artikel 4d, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68:

    a) wordt als "het dichtstbijgelegen referentiejaar" beschouwd, het referentiejaar dat het dichtst bij zowel het gekozen referentiejaar als het jaar 1993 ligt en waarin de aangevoerde omstandigheden zich niet voordeden,

    b) kunnen als "natuurlijke omstandigheden" worden aangemerkt, de omstandigheden die hebben geleid tot toepassing van artikel 4 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1244/82, en bovendien de volgende omstandigheden, op voorwaarde dat zij zich hebben voorgedaan vóór de indiening van de aanvraag of vóór de uiterste datum voor het indienen van de premie-aanvragen voor het referentiejaar, en dat zij door de bevoegde instantie worden erkend:

    - een ernstige natuurramp die belangrijke gevolgen heeft gehad voor het bedrijf van de producent,

    - de vernietiging, door een ongeluk, van de voedermiddelen of de gebouwen van de producent die bestemd zijn voor zijn zoogkoeien,

    - een epizooetie die heeft geleid tot het slachten van ten minste de helft van de zoogkoeien van de producent.

    Artikel 29

    Mededelingen

    De Lid-Staten stellen de Commissie uiterlijk op 31 augustus 1993 in kennis van:

    - de som van de individuele maxima, uitgesplitst naar gebiedscategorie (probleemgebied of niet); de Commissie vergelijkt deze som met het totaal aan premies dat op grond van ontvankelijk geachte aanvragen voor het referentiejaar is toegekend,

    - het extra aantal premies waarvoor op grond van artikel 4d, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68 aan de producenten rechten zijn toegekend, met specificatie van het type van de aangevoerde natuurlijke omstandigheden.

    Artikel 30

    Nationale reserves

    1. De Lid-Staten delen de Commissie vóór 15 december 1992 het door hen op grond van artikel 4f, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 805/68 vastgestelde verminderingspercentage mede.

    2. Vanaf het kalenderjaar 1994 delen de Lid-Staten de Commissie mede:

    - uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar, het aantal premies waarvoor in het voorafgaande kalenderjaar rechten aan de nationale reserve zijn afgestaan als gevolg van overdrachten zonder bedrijfsoverdracht;

    - uiterlijk op 30 april van elk kalenderjaar, het aantal premies waarvoor in het voorafgaande kalenderjaar op grond van artikel 4f, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 805/68 rechten zijn toegekend;

    - uiterlijk op 30 april van elk kalenderjaar, het totale aantal premies waarvoor in het voorafgaande kalenderjaar rechten uit de extra reserve aan producenten in probleemgebieden zijn toegekend.

    Artikel 31

    Probleemgebieden

    Voor de toepassing van artikel 4f, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68 en van het bepaalde in deze verordening wordt als producent in een probleemgebied beschouwd, elke rundvleesproducent:

    - wiens bedrijf gelegen is in een overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad (9) aangewezen gebied, of

    - van wiens bedrijf ten minste 50 % van de oppervlakte cultuurgrond in de zin van artikel 5, onder b), van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (10) in dergelijke gebieden ligt en voor de rundvleesproduktie wordt gebruikt.

    Artikel 32

    Gratis verkregen rechten

    Ingeval een producent gratis premierechten uit de nationale reserve heeft verkregen:

    a) mag hij zijn rechten gedurende de volgende drie kalenderjaren niet overdragen of tijdelijk overdragen,

    b) en hij zijn rechten tijdens de volgende drie kalenderjaren niet volledig gebruikt, ontneemt de Lid-Staat hem de rechten voor het gemiddelde aantal premies waarvoor de rechten tijdens die drie kalenderjaren niet zijn gebruikt, en neemt hij deze premierechten opnieuw op in de nationale reserve.

    Artikel 33

    Gebruik van de premierechten

    Als een producent gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren niet ten minste 50 % van zijn premierechten heeft gebruikt, wordt het in het laatste kalenderjaar niet gebruikte deel, onverminderd het bepaalde in het vorige artikel en afgezien van uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen, aan de nationale reserve toegevoegd.

    Artikel 34

    Overdracht en tijdelijke overdracht van rechten

    1. Het minimumaantal dieren waarvoor bij gedeeltelijke overdracht van premierechten, zonder bedrijfsoverdracht, de premierechten moeten worden overgedragen, wordt vastgesteld op

    - vijf voor producenten die premierechten voor meer dan 25 dieren hebben,

    - drie voor producenten die premierechten voor ten minste tien en ten hoogste 25 dieren hebben.

    Voor producenten die premierechten hebben voor minder dan 10 dieren kunnen de Lid-Staten, al naargelang van hun produktiestructuur, een minimumoverdracht voorschrijven, echter niet voor meer dan drie dieren.

    2. De overdracht en de tijdelijke overdracht van premierechten gaan pas in nadat de producent die de rechten overdraagt en de producent die ze verkrijgt de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat gezamenlijk van de overdracht in kennis hebben gesteld.

    De overdracht of de tijdelijke overdracht moet binnen een door de Lid-Staat vast te stellen termijn, en uiterlijk twee maanden vóór de eerste dag van de door elke Lid-Staat vastgestelde periode voor de indiening van de aanvragen, worden medegedeeld. Voor 1993 evenwel moet deze mededeling vóór een door de Lid-Staat nader vast te stellen datum plaatsvinden.

    3. De tijdelijke overdracht moet altijd voor volledige kalenderjaren en voor ten minste het in lid 1 vastgestelde minimumaantal dieren gelden. In de periode van vijf jaar na de eerste tijdelijke overdracht moet de producent, tenzij definitieve overdracht plaatsvindt, voor ten minste twee opeenvolgende kalenderjaren al zijn premierechten zelf gebruiken. Ingeval aan een van deze voorwaarden niet wordt voldaan, is de overdracht ongeldig. Voor producenten die deelnemen aan door de Commissie erkende extensiveringsprogramma's kunnen de Lid-Staten evenwel een van die programma's afhankelijke verlenging van de totale duur van de tijdelijke overdracht vaststellen.

    Artikel 35

    Wijziging van het individuele maximum

    Bij overdracht of tijdelijke overdracht van premierechten stelt de Lid-Staat het nieuwe individueel maximum vast en deelt hij de betrokken producenten vóór het begin van de door hem vastgestelde eerste periode voor de indiening van de premieaanvragen mee voor welk aantal dieren zij recht hebben op de premie.

    Artikel 36

    Producenten die geen eigenaar zijn van hun grond

    Producenten die uitsluitend overheidsgrond of gronden in collectief bezit exploiteren en besluiten om die gronden niet verder te exploiteren en al hun premierechten aan een andere producent over te dragen, worden gelijkgesteld met producenten die hun bedrijf verkopen of overdragen. In alle andere gevallen worden zij gelijkgesteld met producenten die alleen hun premierechten overdragen.

    Artikel 37

    Overdracht via de nationale reserve

    Als een Lid-Staat bepaalt dat premierechten die zonder bedrijfsoverdracht worden overgedragen, via de nationale reserve moeten worden overgedragen, moeten daarbij nationale bepalingen worden toegepast die analoog zijn aan die van de artikelen 33 tot en met 37 van deze verordening.

    In dit geval geldt bovendien het volgende:

    - de Lid-Staten kunnen voorschrijven dat de tijdelijke overdracht van premierechten via de nationale reserve gebeurt;

    - bij definitieve overdracht van premierechten of bij tijdelijke overdracht in geval van toepassing van het bepaalde in het eerste streepje, wordt de overdracht aan de reserve pas definitief na kennisgeving door de bevoegde instanties van de Lid-Staat aan de producent die rechten overdraagt en/of tijdelijk overdraagt, en wordt de overdracht uit de reserve aan een andere producent pas definitief na kennisgeving daarvan aan de producent door deze instanties.

    Bovendien moet daarbij worden bepaald dat de Lid-Staat voor het andere dan het in artikel 4e, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde deel van de premierechten een vergoeding betaalt die overeenkomt met die welke, rekening houdend met inzonderheid de ontwikkeling van de produktie in de betrokken Lid-Staat, had moeten worden betaald bij rechtstreekse overdracht tussen producenten. Deze vergoeding is gelijk aan de vergoeding die zal worden gevraagd van de producent die overeenkomstige rechten uit de nationale reserve verkrijgt.

    Artikel 38

    Specifieke bepalingen

    1. Wanneer producenten de premie voor het eerst hebben aangevraagd voor 1991 of 1992:

    a) verkrijgen zij, als zij het betrokken bedrijf hebben geërfd of overgenomen van een producent die de premie voor het referentiejaar heeft ontvangen en de rundveehouderij vervolgens heeft stopgezet, de premierechten die deze producent zou hebben gehad als bij de produktie tot in 1992 had voortgezet. In dit verband worden alleen aanvragen in aanmerking genomen die worden ingediend voor geërfde of overgenomen bedrijven,

    b) en dat jaar onmiddellijk volgt op het door de Lid-Staat gekozen referentiejaar, kan de Lid-Staat, buiten de in artikel 4f, leden 1 en 3, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde reserves om, aan deze producenten premierechten toekennen, op voorwaarde dat hun geen rechten worden toegewezen op grond van het bepaalde order a). Daarbij mogen echter in elke Lid-Staat premierechten worden toegekend voor ten hoogste het totale aantal potentiële premies dat voor producenten die de premie voor het referentiejaar hebben ontvangen en de produktie in het daaropvolgende kalenderjaar hebben beëindigd zonder bedrijfsopvolging of -overname, en voor de in lid 2 bedoelde producenten. Ingeval rechten worden toegekend voor een kleiner dan het bovenbedoelde totale aantal potentiële premies kunnen de rechten voor het resterende aantal worden opgenomen in de nationale reserve.

    2. Aan producenten die de premie voor het referentiejaar hebben ontvangen en, ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden, voor het kalenderjaar 1991 en/of 1992 de premie niet hebben aangevraagd, maar de produktie niettemin hebben voortgezet, kunnen eventueel premierechten uit de nationale reserve worden toegekend.

    3. Aan producenten die in het door de Lid-Staat gekozen referentiejaar hebben deelgenomen aan een programma tot extensivering van de produktie op grond van Verordening (EEG) nr. 797/85 van de Raad (11) worden, wanneer zij niet meer aan het programma deelnemen, op hun verzoek extra premierechten toegekend voor een aantal dieren dat gelijk is aan het verschil tussen het aantal premies dat is uitgekeerd voor het referentiejaar en het aantal premies dat is uitgekeerd voor het jaar dat voorafgaat aan dat waarin de producent voor het eerst aan het bedoelde programma deelnam. In dit geval:

    a) mag deze producent zijn premierechten in de volgende drie kalenderjaren niet overdragen of tijdelijk overdragen,

    b) ontneemt de Lid-Staat de producent, als deze in de volgende drie kalenderjaren niet al zijn premierechten heeft gebruikt, zijn premierechten voor het gemiddelde aantal dieren waarvoor deze rechten in de vorenbedoelde drie kalenderjaren niet zijn gebruikt, en neemt hij deze premierechten weer op in de nationale reserve.

    4. Aan de producenten op de Canarische eilanden die de premie voor het eerst voor het kalenderjaar 1992 hebben aangevraagd, worden onder de volgende voorwaarden premierechten toegekend:

    a) er wordt een regionaal maximum vastgesteld dat overeenkomt met het volgens de statistieken in het door Spanje gekozen referentiejaar op het betrokken grondgebied aanwezige aantal zoogkoeien, en dat niet hoger mag zijn dan in totaal 8 000;

    b) binnen dit regionaal maximum wordt voor elke producent een individueel maximum vastgesteld, rekening houdend met het aantal dieren waarvoor de premie voor het kalenderjaar 1992 is toegekend en met de in artikel 4d, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde correctie-elementen.

    5. De Lid-Staten stellen de Commissie uiterlijk op 30 april 1993 in kennis van de bepalingen die zij ter uitvoering van deze regeling hebben vastgesteld en van het aantal premies waarvoor op grond van het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 rechten zijn toegekend.

    6. Voor elke voor 1993 ingediende aanvraag voor een aantal premies dat groter is dan het op grond van artikel 27, lid 1, van deze verordening vastgestelde individueel maximum wordt het aangegeven aantal verminderd tot dit maximum.

    Artikel 39

    Bijzondere problemen

    De Lid-Staten nemen, zo nodig, overgangsmaatregelen om te zorgen voor een billijke oplossing voor de problemen die zich met betrekking tot contracten die bij de inwerkingtreding van deze verordening bestaan tussen producenten die geen eigenaar zijn van alle grond die zij exploiteren en de eigenaars van deze grond zouden kunnen voordoen bij overdracht van premierechten of qua effect daarmee overeenkomende gebeurtenissen. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen om problemen in verband met de invoering van een regeling met een producentgebonden premierecht op te lossen, en mogen in geen geval afbreuk doen aan de principes van het producentgebonden premierecht.

    Artikel 40

    Rechten op gedeeltelijke premies

    1. Wanneer bij de berekening in het kader van het bepaalde in deze afdeling de uitkomst geen geheel getal is, wordt uitsluitend met het eerste cijfer achter de komma rekening gehouden.

    2. Als de toepassing van het bepaalde in deze afdeling leidt tot het ontstaan van rechten op gedeeltelijke premies, hetzij bij een producent, hetzij bij de nationale reserve, worden deze gedeelten opgeteld.

    3. Wanneer een producent recht heeft op een gedeeltelijke premie wordt slechts het met dat gedeelte overeenkomende deel van het bedrag van de volledige premie uitgekeerd. HOOFDSTUK IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE SPECIALE PREMIE EN DE ZOOGKOEIENPREMIE

    Artikel 41

    Aanvragen

    1. De Lid-Staten kunnen om administratieve redenen voorschrijven dat de premieaanvraag op een minimumaantal dieren betrekking moet hebben, op voorwaarde dat dit aantal niet hoger is dan 3.

    2. De Lid-Staten kunnen vaststellen:

    a) periodes en uiterste data voor de indiening van de premieaanvragen,

    b) het maximumaantal aanvragen per producent en per kalenderjaar voor elke premieregeling.

    Artikel 42

    Veebezettingsgetal

    1. Voor elke producent die voor eenzelfde kalenderjaar

    - de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde steunaanvraag voor oppervlakten, en

    - ten minste één aanvraag voor een speciale premie of een zoogkoeienpremie

    indient, stellen de bevoegde instanties het aantal GVE vast dat overeenkomt met het aantal dieren waarvoor een premie kan worden toegekend, rekening houdend met het voederareaal van zijn bedrijf.

    2. Het aantal dieren dat in aanmerking komt voor de toepassing van het maximum van 15 GVE wordt berekend overeenkomstig artikel 4g, lid 3, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 805/68.

    3. Voor het bepalen van het veebezettingsgetal:

    a) wordt rekening gehouden met de individuele referentiehoeveelheid voor melk die aan de producent is toegewezen aan het begin van de twaalfmaandelijkse periode van toepassing van de regeling inzake de extra heffing die in het betrokken kalenderjaar begint,

    b) wordt het aantal melkkoeien dat nodig is voor de produktie van de bedoelde referentiehoeveelheid berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van deze verordening.

    4. Voor het bepalen van het aantal dieren waarvoor een premie kan worden toegekend:

    a) wordt het overeenkomstig de voorschriften in het kader van het geïntegreerde systeem bepaalde aantal hectare vermeningvuldigd met het veebezettingsgetal dat geldt in het betrokken kalenderjaar;

    b) wordt van het het daarbij verkregen cijfer het aantal GVE afgetrokken dat overeenkomt met het aantal melkkoeien dat nodig is om de aan de producent toegewezen referentiehoeveelheid melk te produceren;

    c) en wordt van de uitkomst van deze berekening het aantal GVE afgetrokken dat overeenkomt met het aantal schapen en/of geiten waarvoor een premieaanvraag wordt ingediend.

    Voor de toepassing van de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad (1) opgenomen omrekeningstabel worden melkkoeien gerekend voor 1,0 GVE. Het eindresultaat van deze berekeningen is het maximumaantal GVE waarvoor de speciale premie en de zoogkoeienpremie kunnen worden toegekend.

    5. De Lid-Staten delen elke betrokken producent het voor hem geconstateerde veebezettingsgetal mede en het op basis daarvan berekende aantal GVE waarvoor een premie kan worden toegekend.

    Artikel 43

    Aanvullende premie

    1. De bevoegde instanties bepalen welke producenten voor een bepaald kalenderjaar de speciale premie en/of de zoogkoeienpremie ontvangen en voor wie het voor hetzelfde kalenderjaar voor hun bedrijf geconstateerde veebezettingsgetal lager is dan 1,4 GVE/ha.

    2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen de producenten die op grond van het maximum van 15 GVE vrijgesteld zijn van toepassing van het veebezettingsgetal, aanspraak maken op een aanvullende premie op voorwaarde dat zij een steunaanvraag voor oppervlakten hebben ingediend overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92.

    3. De aanvullende premies worden aan de in aanmerking komende producenten uitgekeerd bij de eindafrekening van de speciale en/of de zoogkoeienpremie.

    Artikel 44

    Uitkering van voorschotten

    1. Op basis van de resultaten van de administratieve controles en de controles ter plaatse betaalt de bevoegde instantie de producenten, voor het aantal dieren waarvan wordt aangenomen dat ze voor de premie in aanmerking komen, een voorschot ten bedrage van 60 % van de speciale premie en de zoogkoeienpremie.

    Het voorschot mag niet worden betaald vóór 1 november van het kalenderjaar waarvoor de premie wordt aangevraagd.

    2. Bij de eindafrekening wordt een bedrag uitbetaald dat gelijk is aan het verschil tussen het uitgekeerde voorschot en het bedrag van de premie waarop de producent recht heeft.

    Artikel 45

    Jaar van boeking

    Het ontstaansfeit op basis waarvan wordt bepaald voor welk jaar de dieren waarvoor de premieregeling wordt toegepast, worden geacht in aanmerking te zijn genomen, en van welk aantal GVE voor de berekening van het veebezettingsgetal moet worden uitgegaan, is de datum van indiening van de aanvraag.

    HOOFDSTUK V

    VERWERKINGSPREMIE

    (Artikel 4i van Verordening (EEG) nr. 805/68)

    Artikel 46

    Definities

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    - "marktdeelnemer": een producent of een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een commerciële activiteit uitoefent in de sector levende runderen en die is ingeschreven in een openbaar register van de Lid-Staat waarvoor de betrokken maatregel wordt toegepast en op het grondgebied waarvan de zetel van zijn bedrijf is gevestigd;

    - "verwerking": het slachten van een dier met het oog op het gebruik van de daarbij verkregen produkten overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder a), punt V, van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (1);

    - "melkras": een van de in bijlage II bij deze verordening vermelde rassen.

    Artikel 47

    Premieaanvraag

    1. De marktdeelnemer dient uiterlijn drie dagen vóór de verwerking van het dier een premieaanvraag in bij de bevoegde instantie.

    2. In elke aanvraag worden vermeld:

    a) het aantal dieren dat moet worden verwerkt,

    b) het verwerkingscentrum en de geplande datum voor de verwerking van de aangegeven dieren,

    c) dat de dieren in de Gemeenschap zijn geboren.

    Artikel 48

    Voorwaarden met betrekking tot de verwerking

    1. De verwerkingspremie kan alleen worden toegekend wanneer het betrokken dier is verwerkt in een verwerkingscentrum dat is erkend door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan dit centrum is gelegen.

    2. De Lid-Staten kunnen bepalen op welke dagen dieren waarvoor een premieaanvraag wordt ingediend in de vorenbedoelde centra kunnen worden aangeboden en verwerkt.

    Artikel 49

    Toekenning van de premie, controle

    1. Behoudens overmacht wordt de premie alleen toegekend als het dier waarvoor een aanvraag wordt ingediend

    - voldoet aan de in artikel 4i van Verordening (EEG) nr. 805/68 vermelde voorwaarden;

    - in de Gemeenschap is geboren;

    - met name geen afwijkingen uit gezondheidsoogpunt of misvormingen vertoont, en

    - in het in de aanvraag vermelde verwerkingscentrum wordt aangeboden en verwerkt op de eveneens in de aanvraag vermelde datum; bij overmacht wordt de premie evenwel toegekend op voorwaarde dat de marktdeelnemer, uiterlijk tien dagen na de gebeurtenis op grond waarvan hij zich op overmacht beroept, ten genoegen van de bevoegde instantie aantoont dat het dier in een erkend verwerkingscentrum is verwerkt toen het niet meer dan tien dagen oud was.

    2. Elke Lid-Staat zorgt voor een permanente fysieke controle in de verwerkingscentra op de voor het aanbieden en de verwerking van de dieren vastgestelde dagen. De controle heeft betrekking op alle voorwaarden voor de toekenning van de premie.

    Van de uitgevoerde controles wordt een proces-verbaal opgemaakt voor elk gecontroleerd dier.

    3. Wanneer wordt geconstateerd dat het in de aanvraag vermelde aantal dieren hoger is dan het voor verwerking aangeboden aantal, wordt de premie toegekend voor het voor verwerking aangeboden aantal dieren, verminderd met het geconstateerde verschil.

    Artikel 50

    Uitkering van de premie

    De premies voor alle in de loop van een maand verwerkte dieren worden uitgekeerd in één enkel bedrag, dat uiterlijk twee maanden na het einde van de betrokken maand wordt uitbetaald.

    Artikel 51

    Ten onrechte betaalde premies

    Wanneer een premie ten onrechte is betaald worden de in het kader van het geïntegreerde systeem (12) vastgestelde bepalingen inzake de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen toegepast.

    Artikel 52

    Mededelingen

    1. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen voor de uitvoering van de regeling inzake de verwerkingspremie.

    2. De Lid-Staten die besluiten om de premie niet toe te passen, stellen de Commissie daarvan uiterlijk een maand van tevoren in kennis.

    3. De Lid-Staten delen de Commissie mede

    - welke verwerkingscentra zij hebben erkend en van welke centra zij de erkenning hebben ingetrokken,

    - elke woensdag, voor hoeveel dieren de premie is aangevraagd in de loop van de voorafgaande week. HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 53

    Omrekening in de nationale valuta

    Voor de omrekening van de bedragen van de premies in de nationale valuta wordt:

    a) voor de seizoencorrectiepremie en de verwerkingspremie, de landbouwomrekeningskoers gehanteerd die van toepassing is op 1 januari van het kalenderjaar waarin het dier is geslacht,

    b) voor de overige premies en de aanvullende premie, de landbouwomrekeningskoers gehanteerd die van toepassing is op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de premie en/of de aanvullende premie wordt toegekend.

    Artikel 54

    Nieuwe Duitse Laender

    Bij de toepassing van artikel 4k van Verordening (EEG) nr. 805/68 houdt Duitsland rekening met de bestaande landbouwstructuur in de nieuwe Laender en met de verwachte ontwikkeling daarvan.

    Artikel 55

    Nationale uitvoeringsbepalingen

    De Lid-Staten nemen alle voor de goede uitvoering van deze verordening nodige maatregelen. Zij stellen de Commissie van die maatregelen in kennis.

    Artikel 56

    Mededelingen

    1. Van 1994 af delen de Lid-Staten de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 juni en met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar mede:

    - het aantal mannelijke runderen waarvoor aanvragen voor de speciale premie zijn ingewilligd, onderverdeeld naar leeftijdstranche en met vermelding, in voorkomend geval, van de toekenning van de aanvullende premie voor bedrijven waarvan het veebezettingsgetal kleiner is dan 1,4 GVE per hectare;

    - het aantal zoogkoeien waarvoor aanvragen voor de zoogkoeienpremie zijn ingewilligd, uitgesplitst in het aantal waarvoor premies op grond van artikel 4d, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 805/68 zijn aangevraagd, en het aantal waarvoor premies op grond van artikel 4d, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 805/68 zijn aangevraagd, met vermelding, in voorkomend geval, van de toekenning van de aanvullende premie voor bedrijven met een veebezettingsgetal van minder dan 1,4 GVE per hectare.

    2. Van 1993 af delen de betrokken Lid-Staten de Commissie elk jaar uiterlijk op 1 augustus het aantal dieren mede waarvoor aanvragen voor de seizoencorrectiepremie zijn ingewilligd.

    Artikel 57

    Overgang naar de nieuwe regeling inzake de speciale premie

    1. Dieren waarvoor de speciale premie is toegekend op grond van het vroegere artikel 4 bis van Verordening (EEG) nr. 805/68 komen niet in aanmerking voor de in artikel 4b van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde speciale premie voor de eerste leeftijdstranche.

    2. Lid-Staten die, met het oog op de toepassing van artikel 4b van Verordening (EEG) nr. 805/68, beslissen om van de algemene regeling inzake de toekenning van de speciale premie over te schakelen naar de regeling met toekenning bij het slachten of bij het voor het eerst op de markt brengen van dieren voor de slacht, of vice versa, mogen, voor uiterlijk op 31 maart 1993 ingediende aanvragen, beide regelingen parallel toepassen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4b en 4g van Verordening (EEG) nr. 805/68 en in deze verordening. In dit geval kunnen de Lid-Staten voorschrijven dat ten aanzien van het aanhouden van de dieren bepalingen gelden die analoog zijn aan die welke van toepassing zijn in het kader van de in Verordening (EEG) nr. 468/87 van de Raad (13) vervatte regeling.

    Zij nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat de toepassing van het bepaalde in dit artikel tot gevolg heeft dat de premie tweemaal wordt toegekend voor dezelfde leeftijdstranche.

    3. Totdat het in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde alfanumerieke systeem voor de identificatie en de registratie van de runderen wordt toegepast, geeft de producent in de aanvraag voor de speciale premie voor de tweede leeftijdstranche aan of zijn aanvraag betrekking heeft op niet-gecastreerde dieren.

    4. In afwijking van het bepaalde in artikel 4

    a) kunnen de Lid-Staten de periode voor het aanhouden van de dieren verkorten tot één maand per leeftijdstranche voor aanvragen die worden ingediend in de periode van 1 januari tot en met 28 februari 1993;

    b) kunnen de Lid-Staten voor in januari 1993 ingediende aanvragen bepalen dat de periode voor het aanhouden van de dieren in december 1992 is begonnen. In dit geval moet bij de aanvraag een verklaring van de producent zijn gevoegd waarin hij bevestigt dat hij het betrokken dier ten minste een maand lang heeft gemest en dat zijn bedrijf over de produktiemiddelen beschikt waarmee hij dit dier in de betrokken periode heeft kunnen mesten.

    5. Aan producenten op de Canarische eilanden die de speciale premie voor het eerst voor het kalenderjaar 1992 hebben aangevraagd, kan de premie worden toegekend onder de volgende voorwaarden:

    a) er wordt een regionaal maximum vastgesteld dat overeenkomt met het volgens de statistieken in het door Spanje gekozen referentiejaar op het betrokken grondgebied aanwezige aantal in aanmerking komende dieren, en dat niet hoger mag zijn dan 25 000;

    b) als het totale aantal dieren waarvoor een aanvraag wordt ingediend en die voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van de speciale premie, hoger is dan het vorenbedoelde regionaal maximum, wordt het aantal in het betrokken jaar in aanmerking komende dieren per producent naar evenredigheid verlaagd.

    Artikel 58

    Overgang naar de nieuwe regeling inzake de zoogkoeienpremie

    In afwijking van het bepaalde in artikel 22 worden voor aanvragen voor de jaren 1993 en 1994 als koeien van een vleesras aangemerkt, koeien van de in bijlage II vermelde rassen of die het resultaat zijn van een kruising van die rassen, op voorwaarde

    - dat zij zijn gedekt door stieren van een vleesras of geïnsemineerd met sperma van stieren van een vleesras, en

    - dat de betrokken producent voor 1990 of 1991 de zoogkoeienpremie heeft ontvangen.

    De bovenstaande bepalingen kunnen voor niet meer koeien worden toegepast dan het aantal koeien waarvoor de producent de premie voor 1990 of 1991 heeft ontvangen.

    Artikel 59

    Identificatie van de dieren

    Totdat het in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde alfanumerieke systeem voor de identificatie en de registratie van de dieren van toepassing wordt:

    a) zorgen de Lid-Staten, onverminderd de in artikel 4g, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 805/68 vermelde verplichtingen inzake identificatie en registratie, voor een adequate identificatie en registratie van de dieren waarvoor een speciale premie en een zoogkoeienpremie wordt aangevraagd, in voorkomend geval door analoge toepassing van, respectievelijk, artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 714/89 en artikel 1, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1244/82.

    b) kunnen de bevoegde instanties, ingeval de leeftijd van het dier niet aan de hand van documenten kan worden bepaald, de door de producent aangegeven leeftijd in aanmerking nemen, waarbij zij ingeval van twijfel hun toevlucht moeten nemen tot andere bronnen van informatie, met name wanneer het aanvragen voor de speciale premie voor de tweede leeftijdstranche betreft voor niet-gecastreerde runderen.

    Artikel 60

    Intrekking van verordeningen

    De Verordeningen (EEG) nr. 1244/82 en (EEG) nr. 714/89 worden per 1 januari 1993 ingetrokken. Zij blijven evenwel van toepassing voor aanvragen die uiterlijk op 31 december 1992 zijn ingediend. Het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 714/89 en in artikel 1, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1244/82 blijft evenwel van toepassing totdat het in artikel 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde alfanumerieke systeem voor de identificatie en de registratie van de dieren wordt toegepast.

    Artikel 61

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1993, met uitzondering van artikel 18 en artikel 30, lid 1, die van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 23 december 1992. Voor de Commissie

    Ray MAC SHARRY

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. (2) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 49. (3) PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1. (4) PB nr. L 143 van 20. 5. 1992, blz. 20. (5) PB nr. L 78 van 21. 3. 1989, blz. 38. (6) Zie artikel 6, lid 1, van het ontwerp van de verordening van de Raad inzake het geïntegreerd systeem. De overige elementen van de aanvraag zullen nader worden aangegeven in de uitvoeringsbepalingen betreffende het geïntegreerd systeem. (7) PB nr. L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5. (8) PB nr. L 67 van 11. 3. 1982, blz. 23. (9) PB nr. L 91 van 4. 4. 1989, blz. 5. (10) PB nr. L 67 van 11. 3. 1982, blz. 23. (11) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1. (12) PB nr. L 56 van 2. 3. 1988, blz. 1. (13) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1. (14) PB nr. L 218 van 6. 8. 1991, blz. 1. (15) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64. (16) Zie de door de Commissie op een later tijdstip vast te stellen verordening met de uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerd systeem. (17) PB nr. L 48 van 17. 2. 1987, blz. 4.

    BIJLAGE I

    IN ARTIKEL 3, LID 3, BEDOELD ADMINISTRATIEF DOCUMENT VOOR HET HANDELSVERKEER

    Nummer van het document: (a)

    1. Mannelijk rund, geboren op (b):

    2. Identificatie

    Oormerk:

    Vroeger merk (c):

    3. Situatie premies (d)

    Aanvraag/toekenning eerste tranche ja/neen

    Aanvraag/toekenning tweede tranche ja/neen

    4. Aanvrager document:

    (adres):

    5. Afgifte instantie stempel

    datum

    (a) Alfanumerieke code waarvan de eerste twee cijfers de Lid-Staat van afgifte aangeven (01 = België, 02 = Denemarken, 03 = Duitsland, 04 = Griekenland, 05 = Spanje, 06 = Frankrijk, 07 = Ierland, 08 = Italië, 09 = Luxemburg, 10 = Nederland, 11 = Portugal en 12 = Verenigd Koninkrijk.

    (b) In afwachting van de invoering van een geharmoniseerd identificatiesysteem kan worden volstaan met vermelding van de maand (jaar) van geboorte.

    (c) In voorkomend geval.

    (d) Dieren die niet voor de premie in aanmerking zijn genomen op grond van de evenredige vermindering worden geacht wél voor de premie in aanmerking te zijn genomen (artikel 7, lid 2, van deze verordening).

    BIJLAGE II

    LIJST VAN IN ARTIKEL 22 BEDOELDE RUNDERRASSEN

    - Angler Rotvieh (Angeln) - Roed dansk maelkerace (RMD)

    - Ayreshire

    - Armoricaine

    - Bretonne Pie-noire

    - Fries-Hollands (FH), Française frisonne pie noire (FFPN), Friesian-Holstein, Holstein, Black and White Friesian, Red and White Friesian, Frisona española, Frisona Italiana, Zwartbonten van België/Pie noire de Belgique, Sortbroget dansk maelkerace (SDM), Deutsche Schwarzbunte, Schwarzbunte Milchrasse (SMR)

    - Groninger Blaarkop

    - Guernsey

    - Jersey

    - Kerry

    - Malkekorthorn

    - Reggiana

    - Valdostana Nera

    BIJLAGE III

    IN ARTIKEL 25 BEDOELDE GEMIDDELDE MELKOPBRENGST

    België 4 350 kg

    Denemarken 6 150 kg

    Duitsland 4 850 kg

    Griekenland 3 000 kg

    Spanje 3 600 kg

    Frankrijk 4 950 kg

    Ierland 3 950 kg

    Italië 4 150 kg

    Luxemburg 4 800 kg

    Nederland 6 000 kg

    Portugal 3 550 kg

    Verenigd Koninkrijk 5 200 kg

    Top