This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31992R3269
Commission Regulation (EEC) No 3269/92 of 10 November 1992 laying down certain implementing provisions of Articles 161, 182 and 183 of Council Regulation (EEC) No 2913/92 establishing the Community Customs Code, as regards the export procedure and re-export and goods leaving the customs territory of the Community
Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de gemeenschap verlaten
Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de gemeenschap verlaten
PB L 326 van 12.11.1992, p. 11–19
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 393R2454
Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de gemeenschap verlaten
Publicatieblad Nr. L 326 van 12/11/1992 blz. 0011 - 0019
VERORDENING (EEG) Nr. 3269/92 VAN DE COMMISSIE van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), hierna "Wetboek" genoemd, inzonderheid op artikel 249, Overwegende dat bij artikel 161 van genoemd Wetboek een uitvoerprocedure is vastgesteld die met de situatie van de per 1 januari 1993 voltooide interne markt strookt; Overwegende dat volgens de bedoelde procedure de aangifte ten uitvoer moet worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor het toezicht over de plaats waar de exporteur is gevestigd of waar de goederen zijn verpakt of met het oog op de uitvoer in of op het vervoermiddel zijn geladen; Overwegende dat nadere bepalingen noodzakelijk zijn om duidelijker de plaats vast te stellen waar de exporteur is gevestigd; dat in de nodige afwijkingen dient te worden voorzien om met bijzondere situaties rekening te houden; Overwegende dat het dienstig is de uitvoerformaliteiten te vereenvoudigen voor bepaalde wijzen van vervoer en tevens voor het geval waarin een regeling douanevervoer onder bepaalde voorwaarden wordt gebruikt; Overwegende dat het, om met de situatie van de interne markt rekening te houden, dienstig is bepalingen vast te stellen die bij het gebruik van vereenvoudigde procedures van toepassing zijn; Overwegende dat het eveneens dienstig is bepalingen vast te stellen die bij wederuitvoer als bedoeld in artikel 182 van het Wetboek, van toepassing zijn; Overwegende dat het dienstig is overeenkomstig artikel 183 van het Wetboek maatregelen te nemen voor het toezicht op de naleving van controlemaatregelen bij de uitvoer met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten teneinde in een ander deel van dat gebied weer te worden binnengebracht, voorzover de betreffende goederen niet onder een douaneregeling zijn geplaatst; Overwegende dat het dienstig is overgangsbepalingen vast te stellen ter regeling van de situatie van goederen waarvoor de uitvoerformaliteiten in 1992 zijn vervuld, maar die het douanegebied van de Gemeenschap eerst in 1993 verlaten; Overwegende dat het dienstig is de toepassing van artikel 4, lid 2, van de onderhavige verordening te beperken tot een periode van twee jaar; dat het dienstig is vóór het verstrijken van die termijn deze aangelegenheid in het licht van de opgedane ervaring opnieuw te onderzoeken; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK 1 Normale procedure Artikel 1 1. Als exporteur in de zin van artikel 161, lid 5, van het Wetboek wordt aangemerkt degene voor wiens rekening de aangifte ten uitvoer wordt gedaan en die op het tijdstip van aanvaarding van die aangifte eigenaar van de betrokken goederen is of die dienaangaande een gelijkaardig beschikkingsrecht heeft. 2. Indien in toepassing van de overeenkomst die aan de uitvoer ten grondslag ligt, de eigendom of een gelijkaardig beschikkingsrecht over de betrokken goederen een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon toebehoort, wordt de in de Gemeenschap gevestigde overeenkomstsluitende partij als exporteur beschouwd. Artikel 2 In geval van onderaanneming kan de aangifte ten uitvoer eveneens worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de onderaannemer is gevestigd. Artikel 3 Indien, om redenen van administratieve organisatie, artikel 161, lid 5, eerste volzin, van het Wetboek niet kan worden toegepast, mag de aangifte ten uitvoer worden ingediend bij elk douanekantoor dat in de betrokken Lid-Staat voor de betrokken verrichting bevoegd is. Artikel 4 1. Wegens naar behoren gerechtvaardigde redenen kan een aangifte ten uitvoer worden aanvaard door: - een ander dan het in artikel 161, lid 5, eerste volzin, van het Wetboek bedoelde douanekantoor, of - een ander dan het in artikel 3 bedoelde douanekantoor. In die gevallen wordt bij de met de toepassing van de verbods- en beperkingsmaatregelen verband houdende controle-verrichtingen het bijzondere karakter van de situatie in aanmerking genomen. 2. Indien in de in lid 1 bedoelde gevallen de uitvoerformaliteiten niet in de Lid-Staat waar de exporteur is gevestigd, worden verricht, zendt het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer is ingediend, aan de aangewezen dienst van de Lid-Staat, waar de exporteur is gevestigd, een kopie van het enig document. Artikel 5 Onverminderd artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2453/92 van de Commissie (1) worden, indien de aangifte ten uitvoer aan de hand van het enig document geschiedt, de exemplaren nr. 1, 2 en 3 gebruikt. Het douanekantoor waarbij de aangifte ten uitvoer is ingediend (douanekantoor van uitvoer), plaatst zijn stempel in vak A en vult, in voorkomend geval, vak D in. Wanneer dit kantoor de goederen vrijgeeft, behoudt het het exemplaar nr. 1, zendt het aan het bureau voor de statistiek van de Lid-Staat waaronder het douanekantoor van uitvoer ressorteert, het exemplaar nr. 2 en geeft het aan de belanghebbende het exemplaar nr. 3 terug. Artikel 6 1. Bij het douanekantoor van uitgang wordt exemplaar nr. 3 van het enig document overgelegd, respectievelijk worden de voor uitvoer vrijgegeven goederen aangebracht. 2. Onder "douanekantoor van uitgang" wordt verstaan: a) voor goederen die per spoor, per post, door de lucht of over zee worden uitgevoerd, het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen door de spoorwegmaatschappijen, door de posterijen van de Lid-Staten, door de lucht- of de scheepvaartmaatschappijen in het kader van één enkele vervoersovereenkomst voor vervoer naar een derde land worden overgenomen; b) voor goederen die door middel van een pijpleiding worden uitgevoerd, en voor elektrische energie, het douanekantoor dat is aangewezen door de Lid-Staat waar de exporteur is gevestigd; c) voor goederen die op enige andere wijze of onder omstandigheden waarop het bepaalde onder a) en b) niet van toepassing is, worden uitgevoerd, het laatste douanekantoor alvorens de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. 3. Het douanekantoor van uitgang vergewist zich ervan dat de aangebrachte goederen met de aangegeven goederen in overeenstemming zijn. Het ziet toe op en het certificeert de fysieke uitgang van de goederen door aanbrenging van zijn visum op de achterzijde van exemplaar nr. 3. Het visum bestaat uit een stempel met de naam van het douanekantoor en met de datum. Exemplaar nr. 3 wordt ter teruggave aan de aangever weer aan de persoon die het aan het douanekantoor heeft overgelegd, overhandigd. Indien de uitgang in gedeelten geschiedt, wordt het visum slechts voor het daadwerkelijk uitgevoerde deel van de goederen aangebracht. Indien de uitgang in gedeelten over verscheidene douanekantoren verloopt, waarmerkt het douanekantoor van uitgang waar exemplaar nr. 3 is overgelegd, op naar behoren gerechtvaardigd verzoek, een kopie van dat exemplaar voor elke deelhoeveelheid van de betreffende goederen met het oog op het aanbrengen van die hoeveelheid goederen bij een ander betrokken kantoor van uitgang. Het origineel van exemplaar nr. 3 wordt van een dienovereenkomstige aantekening voorzien. Indien een verrichting volledig op het grondgebied van een Lid-Staat geschiedt, kan deze bepalen dat exemplaar nr. 3 niet wordt geviseerd. Dit exemplaar wordt dan niet teruggegeven. 4. Indien het douanekantoor van uitgang een tekort vaststelt, tekent het dat op het aangeboden exemplaar van de aangifte aan en doet het daarvan mededeling aan het douanekantoor van uitvoer. Bij vaststelling van een overmaat staat het douanekantoor van uitgang de uitgang van de overmaat vormende goederen niet toe zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld. Indien een afwijking in de aard van de goederen wordt geconstateerd, staat het douanekantoor van uitgang de uitgang van deze goederen niet toe zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld en doet het daarvan mededeling aan het douanekantoor van uitvoer. 5. In de in lid 2, onder a), bedoelde gevallen viseert het douanekantoor van uitgang exemplaar nr. 3 overeenkomstig lid 3 nadat het op het vervoerdocument in het rood de vermelding "Export" en zijn stempel heeft aangebracht. Wanneer de belanghebbenden, in geval van geregelde lijndiensten of rechtstreeks vervoer naar een derde land, in staat zijn op andere wijze de regelmatigheid van de verrichtingen te waarborgen, is aanbrenging van de vermelding "Export" niet vereist. 6. Wanneer goederen met gebruikmaking van de regeling douanevervoer naar een derde land of naar een kantoor van uitgang worden gebracht, viseert het douanekantoor van vertrek exemplaar nr. 3 overeenkomstig lid 3 en geeft het dit aan de aangever terug na op alle exemplaren van het douanevervoerdocument of op enig ander, als zodanig dienst doend document in het rood de vermelding "Export" te hebben aangebracht. Het douanekantoor van uitgang houdt toezicht op de fysieke uitgang van de goederen. Het in de eerste alinea bepaalde is niet van toepassing in de gevallen van ontheffing van het aanbrengen bij het douanekantoor van vertrek als bedoeld in artikel 78, leden 4 en 7, en in artikel 93, leden 6 en 9, van Verordening (EEG) nr. 1214/92 van de Commissie (1). 7. Het douanekantoor van uitvoer kan de exporteur vragen dat kantoor het bewijs te leveren dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Artikel 7 1. Goederen die niet aan een verbods- of beperkingsmaatregel worden onderworpen en waarvan de waarde per zending en per aangever niet meer dan 3 000 ecu bedraagt, mogen bij het douanekantoor van uitgang worden aangegeven. De Lid-Staten kunnen bepalen dat dit niet geldt wanneer de persoon die de uitvoeraangifte opstelt, in diens hoedanigheid van beroepsmatig handelend tussenpersoon voor douaneaangelegenheden, voor rekening van een ander handelt. 2. Mondelinge aangiften kunnen uitsluitend bij het douanekantoor van uitgang worden gedaan. Artikel 8 Voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten zonder dat daarvoor een aangifte ten uitvoer is gedaan, moet de exporteur die aangifte bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar hij is gevestigd, achteraf doen. Het bepaalde in artikel 3 is op deze situatie van toepassing. Deze aangifte mag slechts worden aanvaard indien de exporteur stukken overlegt waaruit ten genoegen van de douaneautoriteiten van het betrokken douanekantoor blijkt dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten en wat de aard en de hoeveelheid ervan was. Dit kantoor viseert eveneens exemplaar nr. 3 van het enig document. De aanvaarding achteraf van deze aangifte laat de toepassing van sancties en de eventuele gevolgen op het gebied van het gemeenschappelijke landbouwbeleid onverlet. Artikel 9 1. Indien voor uitvoer vrijgegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten, stelt de aangever het douanekantoor van uitvoer daarvan onmiddellijk in kennis. Exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer dient aan dat kantoor te worden teruggegeven. 2. Indien in de in artikel 6, leden 5 of 6, bedoelde gevallen een wijziging van de vervoersovereenkomst tot gevolg heeft dat een vervoer dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap had moeten eindigen, daarbinnen eindigt, kunnen de betrokken vennootschappen, autoriteiten of maatschappijen de gewijzigde overeenkomst slechts met instemming van het in artikel 6, lid 2, onder a), bedoelde douanekantoor of, in het geval van douanevervoer, van het kantoor van vertrek uitvoeren. In dit geval dient exemplaar nr. 3 te worden teruggegeven. HOOFDSTUK 2 Vereenvoudigde procedures voor de bij het kantoor van uitvoer te vervullen formaliteiten Artikel 10 De in artikel 5 bedoelde formaliteiten kunnen overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk worden vereenvoudigd. Het bepaalde in de artikelen 6 en 9 is op dit hoofdstuk van toepassing. Afdeling 1: Onvolledige aangifte Artikel 11 De procedure van de onvolledige aangifte laat het de douaneautoriteiten in naar behoren gerechtvaardigde gevallen toe een aangifte te aanvaarden die niet alle vereiste vermeldingen bevat of waarbij niet alle, voor de uitvoer benodigde bescheiden zijn gevoegd. Artikel 12 1. De aangiften ten uitvoer die de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever kunnen aanvaarden alhoewel sommige van de in bijlage VII van Verordening (EEG) nr. 2453/92 genoemde gegevens niet daarin zijn opgenomen, bevatten ten minste de in vak 1, eerste deelvak, en in de vakken 2, 14, 17, 31, 33, 38, 44 en 54 van het enig document bedoelde gegevens alsmede: - wanneer het goederen betreft waarop uitvoerrechten van toepassing zijn of waarvoor enige andere maatregel in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid geldt, alle, de juiste toepassing van deze rechten of maatregelen mogelijk makende gegevens; - alle andere ter identificatie van de goederen, ter toepassing van de bij uitvoer geldende bepalingen en ter vaststelling van de zekerheid die bij de uitvoer van de goederen kan worden geëist, nodig geachte elementen. 2. De douaneautoriteiten kunnen de aangever van de verplichting ontheffen de vakken 17 en 33 in te vullen, mits de aangever verklaart dat de uitvoer van de betreffende goederen niet aan verbods- of beperkingsmaatregelen is onderworpen, dat door de douaneautoriteiten daaraan niet wordt getwijfeld, en dat de goederen zodanig zijn omschreven dat het mogelijk is dat deze onmiddellijk en ondubbelzinning in het tarief kunnen worden ingedeeld. 3. De in lid 1 bedoelde aangiften ten uitvoer gaan vergezeld van de documenten waarvan de overlegging als voorwaarde voor de uitvoer geldt. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 kan een aangifte die niet van een van de bij uitvoer over te leggen documenten vergezeld gaat, worden aanvaard wanneer ten genoegen van de douane is vastgesteld: a) dat het bewuste document bestaat en geldig is; b) dat dit document door omstandigheden buiten de wil van de aangever niet bij de aangifte kon worden gevoegd; c) dat elke vertraging in de aanvaarding van de aangifte tot gevolg zou hebben dat de goederen niet definitief kunnen worden uitgevoerd of dat daarop hogere uitvoerrechten zouden zijn verschuldigd dan wel dat daarvoor een geringere restitutie zou worden verleend. 5. In vak 44 van exemplaar nr. 3 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: - Exportacion simplificada - Forenklet udfoersel - Vereinfachte Ausfuhr - ÁðëïõóôaaõìÝíç aaîáãùãÞ - Simplified exportation - Exportation simplifiée - Esportazione semplificata - Vereenvoudigde uitvoer - Exportação simplificada. Artikel 13 De door de douaneautoriteiten aan de aangever toegekende termijn voor de mededeling van vermeldingen respectievelijk voor de overlegging van bescheiden die bij de aanvaarding van de aangifte ontbraken, mag niet meer dan één maand na de datum van aanvaarding van de aangifte bedragen. Artikel 14 1. Wanneer de douaneautoriteiten een onvolledige aangifte aanvaarden, mag zulks niet tot gevolg hebben dat de vrijgave van de goederen, waarop deze aangifte betrekking heeft, wordt verhinderd of vertraagd, indien daartegen verder geen bezwaren bestaan. Onverminderd het bepaalde in artikel 12 kunnen de goederen worden vrijgegeven onder de in de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel genoemde voorwaarden. 2. Wanneer de latere mededeling van een bij de aanvaarding van de aangifte daarin ontbrekende vermelding geen enkele invloed kan hebben op het bedrag van de, op de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft, van toepassing zijnde rechten, wordt het op de gebruikelijke wijze bepaalde bedrag aan rechten onverwijld door de douaneautoriteiten geboekt. 3. Wanneer de latere mededeling van een bij de aanvaarding van de aangifte daarin ontbrekende vermelding op het bedrag van de, op de goederen waarop de aangifte betrekking heeft, van toepassing zijnde rechten van invloed kan zijn, - boeken de douaneautoriteiten onverwijld het volgens het laagste tarief berekende bedrag aan rechten; - eisen de douaneautoriteiten het stellen van een zekerheid ten belope van het verschil tussen dat bedrag en het volgens het hoogste tarief berekende bedrag aan rechten. De aangever kan verzoeken dat in plaats van zekerheidstelling onverwijld het volgens het hoogste tarief berekende bedrag aan rechten wordt geboekt. Artikel 15 Indien de aangever na het verstrijken van de in artikel 13 bedoelde termijn de ontbrekende vermelding niet heeft medegedeeld, boeken de douaneautoriteiten het bedrag van de zekerheid overeenkomstig artikel 14, lid 3, onverwijld als zijnde het bedrag van de op de betrokken goederen van toepassing zijnde rechten. Artikel 16 1. Een onder de voorwaarden van de artikelen 12, 13 en 14 aanvaarde onvolledige aangifte mag door de aangever worden aangevuld, of, met toestemming van de douaneautoriteiten, door een andere, naar behoren opgestelde aangifte worden vervangen. In beide gevallen is de voor het bepalen van de eventueel opeisbare rechten en voor de toepassing van de andere, voor de uitvoer geldende bepalingen in aanmerking te nemen datum die waarop de onvolledige aangifte is aanvaard. 2. Indien artikel 2 toepassing vindt, kan de aanvullende of de vervangende aangifte worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd. Wanneer de onderaannemer in een andere Lid-Staat is gevestigd dan in die van de exporteur, staat deze mogelijkheid slechts open indien de bestuursapparaten van de betrokken Lid-Staten onderling overeenkomsten hebben gesloten. Op de onvolledige aangifte wordt het douanekantoor vermeld waar de aanvullende of de vervangende aangifte moet worden ingediend. Het douanekantoor waar de onvolledige aangifte is ingediend, zendt de exemplaren 1 en 2 naar het douanekantoor waar de aanvullende of de vervangende aangifte wordt ingediend. Afdeling 2: Procedure van de vereenvoudigde aangifte Artikel 17 De procedure van de vereenvoudigde aangifte biedt de mogelijkheid voor uitvoer van goederen op overlegging van een vereenvoudigde aangifte mits naderhand een aanvullende aangifte volgt die in voorkomend geval een algemeen, periodiek of samenvattend karakter mag hebben. Artikel 18 De douaneautoriteiten kunnen ontheffing verlenen van indiening van een aanvullende aangifte wanneer de vereenvoudigde aangifte betrekking heeft op goederen waarvan de waarde lager is dan de bij geldende communautaire wetgeving vastgestelde statistische drempel en indien de vereenvoudigde aangifte reeds alle, voor de uitvoer benodigde elementen bevat. Artikel 19 1. De vergunning om een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer op te stellen wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht, wordt op een alle, ter verlening van de vergunning benodigde elementen bevattend schriftelijk verzoek van de aanvrager volgens de in de artikelen 20 en 21 genoemde voorwaarden en nadere regelingen verleend. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 28 bestaat de vereenvoudigde aangifte uit het onvolledige enig document dat ten minste de voor de identificering van de goederen benodigde vermeldingen bevat. De leden 3, 4 en 5 van artikel 12 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 20 1. De in artikel 19 bedoelde vergunning wordt de aangever verleend voor zover een doeltreffende controle op de naleving van de uitvoerverboden of -beperkingen of van andere voorschriften met betrekking tot de uitvoer kan worden gewaarborgd. 2. De vergunning wordt in beginsel geweigerd wanneer de persoon die de vergunning aanvraagt, - een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken op de douanewetgeving heeft begaan; - slechts incidenteel tot uitvoerverrichtingen overgaat. De vergunning kan worden geweigerd wanneer de bovenbedoelde persoon voor rekening handelt van een andere persoon die slechts incidenteel tot uitvoerverrichtingen overgaat. 3. De vergunning kan worden ingetrokken wanneer niet langer aan de in lid 1 bedoelde voorwaarde wordt voldaan. Zij kan tevens worden ingetrokken wanneer de in lid 2 bedoelde gevallen zich voordoen. 4. De besluiten tot weigering of intrekking worden door de douaneautoriteiten met redenen omkleed. Artikel 21 De in artikel 19 bedoelde vergunning behelst: - de aanwijzing van het douanekantoor, respectievelijk de douanekantoren waar de vereenvoudigde aangiften kan, respectievelijk kunnen worden aanvaard; - de vaststelling van vorm en inhoud van de vereenvoudigde aangiften; - de vaststelling van de goederen waarop zij van toepassing is en van de vermeldingen die ter identificatie van de goederen in de vereenvoudigde aangifte moeten zijn opgenomen; - de nadere gegevens met betrekking tot de, in voorkomend geval, door de belanghebbende te stellen zekerheid. De vergunning behelst tevens vorm en inhoud van de aanvullende aangiften die, in voorkomend geval, een algemeen, periodiek of samenvattend karakter mogen hebben; voorts worden daarin de termijnen vastgesteld waarbinnen deze aanvullende aangiften bij de daartoe aangewezen douaneautoriteit moeten worden ingediend. Afdeling 3: Domiciliëringsprocedure Artikel 22 1. De domiciliëringsprocedure biedt de mogelijkheid de uitvoerformaliteiten voor goederen in de bedrijfsruimten van de belanghebbende of in andere, door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen te vervullen. 2. De vergunning voor de domiciliëringsprocedure wordt, op schriftelijk verzoek, volgens de in artikel 23, lid 1, bedoelde voorwaarden, verleend aan ieder persoon, hierna "toegelaten exporteur" genoemd, die in zijn bedrijfsruimten of in andere, in lid 1 bedoelde plaatsen uitvoerformaliteiten wenst te vervullen. Artikel 23 1. De in artikel 22, lid 2, bedoelde vergunning wordt verleend voor zover - de douaneautoriteiten aan de hand van de boekhouding van de persoon die de vergunning aanvraagt, een doeltreffende controle, en met name een controle achteraf, kunnen verrichten; - een doeltreffende controle op de naleving van de uitvoerverboden of -beperkingen en van andere voorschriften met betrekking tot de uitvoer kan worden gewaarborgd. 2. De vergunning wordt in beginsel geweigerd wanneer de persoon die de vergunning aanvraagt, - een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken op de douanewetgeving heeft begaan; - slechts incidenteel tot uitvoerverichtingen overgaat. Artikel 24 1. De vergunning wordt ingetrokken wanneer a) een voorwaarde voor de verlening ervan niet of niet meer is vervuld, of b) de vergunninghouder niet aan een uit hoofde van de regeling op hem rustende verplichting voldoet. De douaneautoriteiten kunnen evenwel van intrekking van de vergunning afzien wanneer - de vergunninghouder binnen een eventueel door de douaneautoriteiten vastgestelde termijn aan zijn verplichtingen voldoet, of - het niet-voldoen aan een voorwaarde of verplichting voor de goede werking van de regeling geen daadwerkelijk gevolg heeft gehad. 2. De vergunning wordt in beginsel eveneens ingetrokken wanneer het in artikel 23, lid 2, eerste streepje, bedoelde geval zich voordoet. 3. De vergunning kan worden ingetrokken wanneer het in artikel 23, lid 2, tweede streepje, bedoelde geval zich voordoet. 4. De beschikkingen tot weigering of intrekking worden door de douaneautoriteiten met redenen omkleed. Artikel 25 1. Ten einde de douaneautoriteiten in staat te stellen zich van de regelmatigheid van de verrichtingen te vergewissen, is de toegelaten exporteur verplicht, vóór het vertrek van de goederen van de in artikel 22 bedoelde plaatsen: a) dit vertrek aan de douaneautoriteiten te melden, in de door deze vastgestelde vorm en de door deze bepaalde wijze, om de vrijgave van de betrokken goederen te verkrijgen; b) de goederen in zijn boekhouding in te schrijven. Deze inschrijving kan worden vervangen door andere, door de douaneautoriteiten vastgestelde formaliteiten die overeenkomstige waarborgen bieden. De inschrijving vermeldt de datum waarop deze is geschied evenals de vermeldingen die ter identificatie van de goederen nodig zijn; c) alle documenten, waarvan overlegging in voorkomend geval als voorwaarde voor de uitvoer geldt, ter beschikking van de douaneautoriteiten te houden. 2. In bepaalde bijzondere omstandigheden die gerechtvaardigd zijn wegens de aard van de betrokken goederen en wegens het versnelde ritme van de uitvoerverrichtingen, kunnen de douaneautoriteiten de toegelaten exporteur van de verplichting ontheffen hen elk vertrek van goederen te melden, op voorwaarde dat hij hen alle inlichtingen verstrekt die zij noodzakelijk achten om hun recht de goederen te onderzoeken, in voorkomend geval te kunnen uitoefenen. In dat geval geldt de inschrijving van de goederen in de boekhouding van de toegelaten exporteur als vrijgave. Artikel 26 1. Om te controleren of de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten, wordt exemplaar nr. 3 van het enig document als bewijsstuk voor het verlaten gebruikt. In de vergunning wordt bepaald dat exemplaar nr. 3 van het enig document vooraf dient te worden gewaarmerkt. 2. Waarmerking vooraf kan gebeuren: a) door het, in vak A, vooraf aanbrengen van de afdruk van het stempel van het bevoegde douanekantoor en van de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor; b) door het aanbrengen, door de toegelaten exporteur, van een afdruk van een speciaal stempel dat met het in bijlage opgenomen model overeenstemt. De afdruk van dit stempel mag op de formulieren worden voorgedrukt wanneer het drukken ervan aan een daartoe gemachtigde drukkerij wordt opgedragen. 3. Vóór het vertrek van de goederen rust op de toegelaten exporteur de verplichting: - de in artikel 25 bedoelde formaliteiten te vervullen; - op exemplaar nr. 3 van het enig document de verwijzing naar de inschrijving in de boekhouding en de datum van deze inschrijving op te nemen. 4. In vak 44 van het overeenkomstig lid 2 ingevulde exemplaar nr. 3 wordt - het nummer van de vergunning vermeld en de naam van het douanekantoor dat deze vergunning heeft afgegeven; - een van de in artikel 12, lid 5, genoemde aantekeningen aangebracht. Artikel 27 1. In de in artikel 22, lid 2, bedoelde vergunning wordt bepaald op welke wijze de procedure in de praktijk werkt; in het bijzonder behelst zij: - de goederen waarop zij betrekking heeft; - de in artikel 25 bedoelde verplichtingen; - het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven; - de inhoud van exemplaar nr. 3 en de regeling voor de geldigmaking ervan; - de nadere regels voor de opstelling van de aanvullende aangifte en de termijn waarbinnen deze moet worden ingediend. 2. De vergunning bevat de verbintenis van de toegelaten exporteur alle nodige maatregelen te treffen om de veilige bewaring van de speciale stempel of van de, van de afdruk van de stempel van het kantoor van uitvoer of van die van de speciale stempel voorziene formulieren te waarborgen. Afdeling 4: Aan de afdelingen 2 en 3 gemeenschappelijke bepalingen Artikel 28 1. De Lid-Staten kunnen bepalen dat in plaats van het enig document een handels- of administratief document of enige andere informatiedrager wordt gebruikt wanneer de volledige uitvoerverrichting op het grondgebied van dezelfde Lid-Staat wordt afgewikkeld of wanneer in overeenkomsten die de bestuursapparaten van de betrokken Lid-Staten onderling hebben gesloten, in een dergelijke mogelijkheid is voorzien. 2. De in lid 1 bedoelde documenten of informatiedragers dienen ten minste die vermeldingen te bevatten die ter identificatie van de goederen nodig zijn alsmede een van de in artikel 12, lid 5, genoemde aantekeningen en dienen vergezeld te gaan van een aanvraag tot uitvoer. Wanneer de omstandigheden het toelaten, kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan dat deze aanvraag wordt vervangen door een algemene aanvraag die de gedurende een bepaalde periode af te wikkelen uitvoerverrichtingen bestrijkt. Op de betreffende documenten of informatiedragers wordt naar de op deze algemene aanvraag verkregen vergunning verwezen. 3. Het handels- of administratief document geldt als bewijsstuk dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten op dezelfde wijze als met exemplaar nr. 3 van het enig document het geval is. Bij gebruik van andere informatiedragers worden de nadere regels voor het uitgangsvisum in voorkomend geval in het kader van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten vastgesteld. Artikel 29 Indien de uitvoerverrichtingen volledig op het grondgebied van één Lid-Staat worden afgewikkeld, kan deze Lid-Staat, met inachtneming van het gemeenschappelijke beleid op de onderscheiden terreinen, andere vereenvoudigingen vaststellen dan de in de afdelingen 2 en 3 omschreven procedures. HOOFDSTUK 3 Wederuitvoer Artikel 30 Indien voor de wederuitvoer een douaneaangifte is vereist, is het bepaalde in de hoofdstukken 1 en 2 van overeenkomstige toepassing, onverminderd de bijzondere bepalingen die eventueel van toepassing zijn bij de aanzuivering van de voorafgaande economische douaneregeling. HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen Artikel 31 1. Wanneer niet door een douaneregeling bestreken goederen waarvan de uitvoer naar landen buiten de Gemeenschap wordt verboden of aan beperkingen, aan een recht bij uitvoer of aan een andere heffingen bij uitvoer wordt onderworpen, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten ten einde in een ander deel van dit gebied opnieuw te worden binnengebracht, is voor dit verlaten de opstelling van een controle-exemplaar T 5 vereist, overeenkomstig de nadere regelingen in de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2823/87 van de Commissie (1). 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op vervoer door een lucht- of zeevaartmaatschappij, mits het zeevervoer door een schip van een geregelde lijn in rechte lijn geschiedt, zonder daarbij een haven buiten het douanegebied van de Gemeenschap aan te doen. 3. Controle-exemplaar T 5 kan door elk douanekantoor waarbij de betrokken goederen worden aangeboden, worden opgesteld en dient met deze goederen bij het douanekantoor van uitgang te worden aangeboden. 4. Op het controle-exemplaar T 5 dienen vermeld te staan: - in de vakken 31 en 33, respectievelijk de omschrijving van de goederen en de daarop betrekking hebbende code van de gecombineerde nomenclatuur; - in vak 38, de nettomassa van de goederen; - in vak 104, na het vak "Andere (nauwkeurige vermelding)" te hebben aangekruist, in hoofdletters één van de volgende aanduidingen: "uitvoer uit de Gemeenschap onderworpen aan beperkingen - goederen bestemd om opnieuw in het grondgebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht"; "uitvoer uit de Gemeenschap onderworpen aan heffing - goederen bestemd om opnieuw in het grondgebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht". 5. Het origineel van het controle-exemplaar T 5 en de goederen worden aangeboden bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht. 6. Het controle-exemplaar T 5 wordt door het in lid 5 bedoelde douanekantoor, nadat dit in vak "J: Controle van het gebruik en/of de bestemming", het eerste vak heeft aangekruist en de datum heeft ingevuld waarop de goederen opnieuw in het grondgebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, onverwijld aan het douanekantoor dat het heeft afgegeven, teruggezonden. Bij vaststelling van onregelmatigheden wordt echter in de rubriek "Opmerkingen" een passende aantekening aangebracht. Artikel 32 Voor de goederen waarvoor de bij het kantoor van uitvoer te vervullen formaliteiten in 1992 zijn vervuld maar die het douanegebied van de Gemeenschap eerst in 1993 daadwerkelijk verlaten, behoeft exemplaar nr. 3 van de betrokken aangifte ten uitvoer niet bij het kantoor van uitgang te worden aangeboden, mits wordt aangetoond dat de goederen zijn vrijgegeven. Dit bewijs kan met name worden geleverd door overlegging van een door het douanekantoor van uitvoer op verzoek van de aangever geldig gemaakt exemplaar van de aangifte ten uitvoer, respectievelijk geldig gemaakte kopie daarvan. Het bepaalde in artikel 6, leden 5 en 6, is op de in de eerste alinea bedoelde situatie van toepassing. Artikel 33 Zolang geen communautaire voorschriften zijn vastgesteld, waarbij wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, geen aangifte ten uitvoer wordt ingediend, blijven de nationale voorschriften van toepassing. HOOFDSTUK 5 Slotbepaling Artikel 34 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1993. Het bepaalde in artikel 4, lid 2, is met ingang van 1 januari 1995 niet meer van toepassing. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 10 november 1992. Voor de Commissie Christiane SCRIVENER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 270 van 23. 9. 1987, blz. 1. BIJLAGE SPECIAAL STEMPEL 1. Het wapen of alle andere tekens of letters die kenmerkend zijn voor de betrokken Lid-Staat. 2. Douanekantoor. 3. Nummer van de aangifte. 4. Datum. 5. Toegelaten uitvoerder. 6. Vergunning.