Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R2176

    VERORDENING (EEG) Nr. 2176/90 VAN DE RAAD van 24 juli 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 797/85 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur

    PB L 198 van 28.7.1990, p. 6–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/08/1991

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/2176/oj

    31990R2176

    VERORDENING (EEG) Nr. 2176/90 VAN DE RAAD van 24 juli 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 797/85 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur

    Publicatieblad Nr. L 198 van 28/07/1990 blz. 0006 - 0007


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 2176/90 VAN DE RAAD

    van 24 juli 1990

    tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 797/85 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

    Overwegende dat het structuurbeleid ertoe moet bijdragen de aanpassing door de landbouwers aan de nieuwe marktrealiteit te vergemakkelijken en de weerslag die het nieuwe markt- en prijsbeleid op, met name, het landbouwinkomen kan hebben, te verzachten;

    Overwegende dat de Europese Raad de Commissie heeft verzocht een onderzoek in te stellen naar alle mogelijkheden om het gebruik van landbouwgrondstoffen voor niet-voedingsdoeleinden te vergroten;

    Overwegende dat, wat granen betreft, er in technisch en economisch opzicht ter zake van de gebruiksmogelijkheden voor niet-voedingsdoeleinden voldoende vooruitgang is geboekt;

    Overwegende dat, wanneer dergelijke mogelijkheden toepassing vinden, de landbouwers zich op nieuwe afzetmarkten kunnen richten; dat, om hen daarbij aan te moedigen, granen tegen aantrekkelijke prijzen beschikbaar moeten kunnen worden gesteld;

    Overwegende dat dergelijke nieuwe toepassingen echter niet tot een stijging van de produktie van granen, en derhalve tot meer overschotten, mogen leiden;

    Overwegende dat de bestaande steunregeling ter bevordering van het uit produktie nemen van bouwland dienovereenkomstig dient te worden aangepast door specifieke steun voor het gebruik van bouwland voor niet-voedingsdoeleinden in te voeren;

    Overwegende dat, met het oog op een doeltreffende aanpassing van het nieuwe beleid, bepaalde minimumvoorwaarden voor de toekenning van deze specifieke steun moeten worden vastgesteld; dat met name dient te worden bepaald dat producenten, evenals groepen producenten, een met een verwerkende onderneming gesloten contract dat het gebruik van de betrokken produkten voor niet-voedingsdoeleinden garandeert, moeten overleggen om voor de steun in aanmerking te komen;

    Overwegende dat, ten einde producenten die een aanzienlijk gedeelte van hun bouwland, ten minste 40 %, uit de produktie nemen en die voldoen aan de andere voorwaarden om voor de specifieke steun in aanmerking te komen, een extra stimulans te verschaffen, dient te worden voorzien in vrijstelling van de medeverantwoordelijkheidsheffing, ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1340/90 (5), alsmede van de extra medeverantwoordelijkheidsheffing ingesteld bij artikel 4 ter, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2727/75;

    Overwegende dat, ten einde overcompensatie te voorkomen, produkten waarvoor overeenkomstig artikel 11 bis van Verordening (EEG) nr. 2727/75 een produktierestitutie of overeenkomstig artikel 11 ter van die verordening steun kan worden toegekend, niet voor de specifieke steun in aanmerking dienen te komen;

    Overwegende dat bij de bepaling van de maximumhoogte van de specifieke steun rekening moet worden gehouden met de opbrengst van de verkoop van de betrokken granen aan de verwerkende ondernemingen; dat dergelijke maxima derhalve lager moeten zijn dan die welke feitelijk voor het uit produktie nemen van bouwland zijn vastgesteld;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 797/85 (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3808/89 (7), dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 1 bis van Verordening (EEG) nr. 797/85 wordt als volgt gewijzigd:

    a) het volgende lid wordt ingevoegd:

    »3 bis. De Lid-Staten kunnen een regeling vaststellen met betrekking tot specifieke steun voor het gebruik van bouwland voor niet-voedingsdoeleinden, onder welke doeleinden wordt verstaan de vervaardiging, in de Gemeenschap, van produkten die niet voor consumptie door mens of dier zijn bestemd.

    In het kader van de steunregeling komen in aanmerking:

    - degenen die steun ontvangen in het kader van de in lid 1 bedoelde regeling, op voorwaarde dat het uit produktie genomen bouwland ten minste 30 % van het bouwland van het betrokken bedrijf uitmaakt,

    - bouwland op het bedrijf waarvoor een verbintenis tot het uit produktie nemen van bouwland is aangegaan, tot ten hoogste 50 % van de uit produktie genomen oppervlakte, op voorwaarde dat het met graan wordt ingezaaid en dat de gehele graanproduktie van de betrokken grond voor niet-voedingsdoeleinden wordt bestemd.

    Producenten komen slechts voor specifieke steun in aanmerking indien zij een met een verwerkende onderneming gesloten contract overleggen dat het gebruik van de betrokken produkten voor niet-voedingsdoeleinden binnen de Gemeenschap garandeert.

    Indien een groep landbouwers overeenkomt om op basis van een contract aan één enkele verwerkende onderneming te leveren en op voorwaarde dat het uit de produktie genomen bouwland ten minste 40 % van het totaal aan bouwland bedraagt en over het geheel genomen voldoet aan de in de tweede alinea, tweede streepje, gestelde eis, dan geldt het ten opzichte van het in lid 3, eerste alinea, bedoelde minimumpercentage bijkomende percentage van 20 of meer voor de groep in haar geheel in plaats van voor elke landbouwer afzonderlijk.

    Contracten die betrekking hebben op partijen waarvoor de in artikel 11 bis van Verordening (EEG) nr. 2727/75 bedoelde produktierestitutie of de in artikel 11 ter van die verordening bedoelde steun wordt toegekend, geven geen recht op specifieke steun.

    De specifieke steun wordt betaald voor de duur van het contract, voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de eerste levering aan de verwerkende onderneming ingevolge de overeenkomst.

    Een jaar na de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de regeling door de Lid-Staten dient de Commissie een verslag in bij het Europese Parlement en de Raad. Indien zulks nodig wordt geacht zal de Commissie bij die gelegenheid een voorstel tot wijziging van de regeling indienen ten einde deze doeltreffender te maken, rekening houdend met de reacties van landbouwers en verwerkers, de economische levensvatbaarheid, het milieueffect van de regeling en eventuele problemen met het toezicht, in het bijzonder met betrekking tot bijprodukten, en eventuele andere relevante aspecten. Tegelijkertijd zal de Commissie in het licht van de resultaten van de demonstratieprojecten nagaan of de regeling kan worden uitgebreid tot andere produkten dan granen.";

    b) aan lid 4, onder a), wordt de volgende alinea toegevoegd:

    »De per hectare te betalen specifieke steun bedoeld in lid 3 bis wordt bepaald overeenkomstig de in de eerste alinea vastgestelde criteria. Het maximum bedraagt 70 % van het in de eerste alinea vermelde steunbedrag. Voor de betrokken grond komt de specifieke steun in de plaats van de steun voor het uit produktie nemen.";

    c) aan de eerste alinea van lid 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    »Een individuele landbouwer of een groep landbouwers, die in aanmerking komt voor de in lid 3 bis bedoelde specifieke steun en die ten minste 40 % van zijn bouwland uit de produktie terugtrekt met het oog op het uit de produktie nemen, komt in aanmerking voor vrijstelling van de medeverantwoordelijkheidsheffingen voor de gehele hoeveelheid granen die wordt geleverd aan de verwerkende industrie. Deze vrijstelling sluit de eventuele toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling niet uit.";

    d) in lid 7 wordt:

    - in de inleidende zin na »30 april 1988" de volgende zinsnede ingevoegd:

    » , en wat de in lid 3 bis bedoelde specifieke steun betreft vóór 1 december 1990,";

    - het volgende streepje toegevoegd:

    »- de speciale uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van de in lid 3 bis bedoelde specifieke steun, en met name de bepalingen inzake de uitgesloten vormen van gebruik, de ten aanzien van de bijprodukten op te leggen beperkingen, het uitgavenplafond, de minimumoppervlakten die voor de steun in aanmerking kunnen komen, de leveringscontracten, de controles met inbegrip van die op de verwerkende onderneming indien daartoe aanleiding bestaat, en de sancties die moeten worden gesteld op het niet nakomen van verplichtingen.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 24 juli 1990.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    C. MANNINO

    (1) PB nr. C 31 van 9. 2. 1990, blz. 7.

    (2) PB nr. C 175 van 16. 7. 1990.

    (3) PB nr. C 112 van 7. 5. 1990, blz. 33.

    (4) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1.

    (5) PB nr. L 134 van 28. 5. 1990, blz. 1.

    (6) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1.

    (7) PB nr. L 371 van 20. 12. 1989, blz. 1.

    Top