Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989D0143

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 21 februari 1989 houdende aanvaarding van verbintenissen aangegaan in het kader van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van ureum van oorsprong uit Hongarije, Maleisië, Oostenrijk en Roemenië, bevestiging van de verbintenissen aangegaan bij Verordening (EEG) nr. 3339/87 van de Raad, en houdende beëindiging van deze onderzoeken (89/143/EEG) (89/143/EEG)

    PB L 52 van 24.2.1989, p. 37–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/08/1994

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1989/143/oj

    31989D0143

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 21 februari 1989 houdende aanvaarding van verbintenissen aangegaan in het kader van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van ureum van oorsprong uit Hongarije, Maleisië, Oostenrijk en Roemenië, bevestiging van de verbintenissen aangegaan bij Verordening (EEG) nr. 3339/87 van de Raad, en houdende beëindiging van deze onderzoeken (89/143/EEG) (89/143/EEG) -

    Publicatieblad Nr. L 052 van 24/02/1989 blz. 0037 - 0040


    *****

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 21 februari 1989

    houdende aanvaarding van verbintenissen aangegaan in het kader van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van ureum van oorsprong uit Hongarije, Maleisië, Oostenrijk en Roemenië, bevestiging van de verbintenissen aangegaan bij Verordening (EEG) nr. 3339/87 van de Raad, en houdende beëindiging van deze onderzoeken

    (89/143/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 10,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I. HUIDIGE PROCEDURE

    A. Voorlopige maatregelen

    (1) De Commissie heeft bij Verordening (EEG) nr. 2623/88 (2) een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van ureum van oorsprong uit Hongarije, Maleisië, Oostenrijk, Roemenië, Venezuela en de Verenigde Staten. Dit recht is bij Verordening (EEG) nr. 4018/88 van de Raad (3) voor een tijdvak van ten hoogste twee maanden verlengd.

    B. Verdere procedure

    (2) Na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht hebben de producenten van de Gemeenschap en verscheidene exporteurs van het betrokken produkt desgevraagd de gelegenheid gekregen door de Commissie te worden gehoord en hebben zij eveneens hun standpunt inzake de verordening waarbij het voorlopige recht werd ingesteld, schriftelijk laten weten.

    (3) Afgezien van de onderzoeken die tot de vaststelling van het voorlopige anti-dumpingrecht hebben geleid, heeft de Commissie andere onderzoeken ter plaatse verricht bij de volgende EG-producenten:

    België

    Nederlandse Stikstof Maatschappij BV (NSM), Brussel;

    Frankrijk

    - Compagnie française de l'azote (Cofaz), Parijs,

    - Société Chimique de la Grande Paroisse, Parijs;

    Ierland

    Irish Fertilizer Industries (IFI), Dublin.

    C. Dumping

    a) Normale waarde

    1. Oostenrijk

    (4) De normale waarde is definitief berekend volgens de methode die werd gebruikt voor de voorlopige berekening van genoemde waarde, en wel op grondslag van de prijzen die gedurende het referentietijdvak op de binnenlandse markt werden gehanteerd door de Oostenrijkse exporteur, die voldoende bewijsmateriaal heeft verschaft. De Oostenrijkse exporteur heeft geen bezwaar opgeworpen tegen de in overweging 10 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 vastgestelde methode en de door de Commissie vastgestelde resultaten.

    2. Maleisië

    (5) De normale waarde is definitief berekend op grondslag van de samengestelde waarde aangezien de gemiddelde verkoopprijs op de binnenlandse markt van dit land gedurende het referentietijdvak onder de produktiekosten lag. De normale waarde is definitief vastgesteld aan de hand van de in de overwegingen 11, 12 en 14 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 uiteengezette methode en gegevens.

    De bij deze procedure betrokken Maleisische ondernemingen hebben dienaangaande in hoofdzaak de argumenten herhaald die zij reeds vóór de aanneming van deze verordening naar voren hadden gebracht. Onder deze omstandigheden en bij gebrek aan nieuw bewijsmateriaal bevestigt de Commissie de geldigheid van bovengenoemde werkwijze.

    3. Hongarije en Roemenië

    (6) Aangezien dit landen met staatshandel zijn, is de waarde definitief berekend volgens de methode die voor de voorlopige berekening werd gehanteerd, te weten op basis van de prijzen die op de binnenlandse Oostenrijkse markt werden gebezigd en volgens de methode en afhankelijk van de gegevens die in de overwegingen 18 tot en met 21 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 zijn omschreven.

    (7) De Hongaarse exporteur heeft dienaangaande de keuze van Oostenrijk als vergelijkbaar land betwist door te betogen dat dit land niet representatief was daar de Oostenrijkse exporteur een monopoliepositie bezat en zijn produktiekosten hoger waren dan de Hongaarse produktiekosten.

    De Commissie heeft dienaangaande, ofschoon geen bewijsmateriaal tot staving van deze beweringen werd verschaft, verklaard dat de prijzen op de Oostenrijkse markt werden beïnvloed door een omvangrijke invoer en dat zij in die zin representatief waren. Met betrekking tot de kosten heeft de Commissie geen enkel begin van bewijs ontvangen waaruit zou kunnen blijken dat bepaalde kosten in Hongarije lager waren dan de in Oostenrijk genoteerde kosten. Hoe dit ook zij, zelfs indien het mogelijk zou zijn op nauwkeurige wijze het bestaan en het belang van deze voor- en nadelen te bepalen, zou elke aanpassing van de op deze grondslag in een land met markteconomie vastgestelde kosten inhouden dat men zich zou baseren op de kosten in een land zonder markteconomie, hetgeen artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 nu juist wil uitsluiten.

    Onder deze omstandigheden bevestigt de Commissie de geldigheid van de keuze van Oostenrijk als vergelijkbaar land voor de vaststelling van de normale waarde in Hongarije.

    (8) Wat Roemenië betreft, heeft de betrokken exporteur zijn bezwaren ten aanzien van de keuze van Oostenrijk als vergelijkbaar land herhaald, met als reden dat de Oostenrijkse markt zeer klein en derhalve niet representatief was, dat het hier voornamelijk om technisch ureum ging terwijl Roemenië slechts landbouwureum uitvoert, en dat Oostenrijk niet over aardgas beschikte, zodat hij als referentieland Koeweit heeft voorgesteld.

    Hieromtrent bevestigt de Commissie het standpunt dat met name in overweging 21 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 is ontwikkeld, waarin wordt gesteld:

    - dat zelfs indien de Oostenrijkse markt klein is, het een markt met mededinging betreft waarop de prijzen de invloed ondergaan van het hogere peil van de invoer en in die zin dus representatief zijn;

    - dat het argument aangaande het soort ureum niet ter zake doet in zover er geen belangrijke verschillen in de technologie en in de produktieprocessen van ureum bestaan;

    - dat wat het eventuele voordeel als gevolg van de kosten van aardgas betreft, dit slechts moeilijk te kwantificeren was en dat dit kon worden gecompenseerd door andere nadelen op mededingingsgebied zoals dit in overweging 20 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 is uiteengezet.

    Onder deze omstandigheden acht de Commissie het passend en niet onredelijk de Roemeense normale waarde te baseren op de binnenlandse prijzen van de Oostenrijkse markt. Het lijkt derhalve niet dienstig Koeweit als referentieland te kiezen.

    b) Prijs bij uitvoer

    (9) De prijzen bij uitvoer zijn definitief vastgesteld op basis van de werkelijk voor de produkten die voor uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht betaalde of te betalen prijzen.

    c) Vergelijking

    (10) Over het algemeen werd de normale waarde per transactie vergeleken met de prijzen bij uitvoer, in het stadium af fabriek.

    De aanpassingen die al naar gelang van de omstandigheden in overweging 23 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 voorlopig werden toegekend, ten einde rekening te houden met de verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, werden gehandhaafd.

    d) Dumpingmarges

    (11) De voor elke exporteur berekende dumpingmarge is gelijk aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijs voor elke uitvoer naar de Gemeenschap, naar behoren aangepast.

    Op basis van de prijs franco grens wordt de gewogen gemiddelde marge voor elk der betrokken exporteurs als volgt vastgesteld:

    1.2 // - Hongarije: Chemolimpex: // meer dan 51 %, // - Maleisië: ABF/Petronas: // 41 %, // - Oostenrijk: Chemie Linz: // meer dan 50 %, // - Roemenië: ICE Chimica: // meer dan 55 %.

    D. Schade

    (12) Aangezien geen nieuw bewijsmateriaal is ingediend, bevestigt de Commissie de feiten en gevolgtrekkingen die in de overwegingen 27, 30, 32 en 36 tot en met 40 van Verordening (EEG) nr. 2623/88 zijn uiteengezet.

    Aangaande de invloed van de invoer tegen dumpingprijzen op de marktaandelen van de exporteurs, de produktie van de Gemeenschap en de verkopen en marktaandelen van de EG-producenten, zoals deze is vastgesteld na aanvullende onderzoeken die verricht zijn na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht, verwijst de Commissie naar de gewijzigde gegevens die vermeld zijn in de overwegingen 14, 17, 19 en 20 van Verordening (EEG) nr. 450/89 van de Raad (1) houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van ureum van oorsprong uit Venezuela en de Verenigde Staten.

    E. Kwantitatieve beperkingen en anti-dumpingmaatregelen

    (13) Wat de vraag betreft of in enkele landen van de Gemeenschap kwantitatieve beperkingen worden toegepast ten aanzien van de invoer van ureum van oorsprong uit Hongarije en Roemenië, is door de Roemeense exporteur aangevoerd dat de instelling van een anti-dumpingrecht op de invoer van ureum welke deze kwantitatieve beperkingen overschrijdt niet verenigbaar was met enkele bepalingen van de GATT. De Commissie brengt dienaangaande in herinnering dat zij van mening is dat noch het Gemeenschapsrecht noch de internationale voorschriften verbieden anti-dumpingrechten, douanerechten of welke andere maatregel dan ook, van invloed op de invoer, in te stellen indien er kwantitatieve beperkingen bestaan, ten minste wanneer schade is vastgesteld.

    Ten aanzien van de wenselijkheid van dergelijke maatregelen in onderhavig geval, stelt de Commissie vast dat gedurende het referentietijdvak meer dan de helft van de uitvoer geconcentreerd was op niet beschermde Lid-Staten, te weten België, Luxemburg en Groot-Brittannië. Bovendien werden belangrijke overschrijdingen van de kwantitatieve maxima van toepassing op de invoer van deze produkten in de Bondsrepubliek Duitsland en Ierland geconstateerd.

    De Commissie stelt bovendien vast dat deze uitvoer verricht wordt met belangrijke onderbiedingen die voor Hongarije tot 17 % en voor Roemenië tot 38 % bedragen.

    Hieruit volgt dat door de ten aanzien van bepaalde Lid-Staten bestaande beperkingen de schade die door het grootste gedeelte van de Gemeenschap als gevolg van de oneerlijke praktijken van de Hongaarse en Roemeense exporteurs wordt geleden, niet wordt opgeheven.

    F. Belang van de Gemeenschap

    (14) Met betrekking tot het belang dat de Gemeenschap heeft bij het nemen van beschermende maatregelen tegen de invoer met dumping, heeft Maleisië de argumenten herhaald die het in Verordening (EEG) nr. 2623/88 in overweging 42 naar voren had gebracht.

    G. Verbintenissen

    (15) De volgende producenten/exporteurs hebben overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 verbintenissen aangeboden:

    1.2 // - Hongarije: // Chemolimpex, // - Maleisië: // Asean Bintulu fertilizer SDN.BHD (ABF) / Petroliam National Berhard (Petronas), // - Oostenrijk: // Chemie Linz GmbH, // - Roemenië: // ICE Chimica.

    Deze verbintenissen werden aanvaardbaar geacht door de Commissie die van oordeel was dat zij tot een zekere stabilisering van de Gemeenschapsmarkt konden leiden, terwijl voor deze exporteurs toch een zeker marktaandeel in de Gemeenschap overbleef.

    H. Inning van het voorlopige recht

    (16) Gelet op de geconstateerde dumpingmarges en de berokkende schade, acht de Commissie het nodig dat de door het voorlopige anti-dumpingrecht gewaarborgde bedragen worden vrijgegeven om de hierna volgende redenen:

    - voor produkten van oorsprong uit Maleisië omdat dit land voor een bijzondere en differentiële behandeling bedoeld in artikel 13 van de anti-dumpingcode van de GATT in aanmerking komt;

    - voor produkten van oorsprong uit Oostenrijk omdat het voorlopige anti-dumpingrecht bijzonder gering is;

    - voor produkten van oorsprong uit Hongarije en Roemenië omdat tussen het tijdstip waarop het voorlopige recht werd ingesteld en de datum van het besluit van de Commissie geen uitvoer van het betrokken produkt heeft plaatsgevonden.

    II. HERZIENING VAN DE VOORAFGAANDE MAATREGELEN

    (17) In het kader van het nieuwe onderzoek van de door de Raad gevraagde maatregelen heeft de Commissie vastgesteld dat de bij Verordening (EEG) nr. 3339/87 van de Raad (2) aangeboden verbintenissen waren nageleefd en dat deze van dien aard waren dat de moeilijkheden voor de bedrijfstak van de Gemeenschap doordat de invoer van ureum van oorsprong uit deze landen tot een redelijk aandeel van het verbruik werd teruggebracht, aanzienlijk waren afgezwakt.

    Onder deze omstandigheden bevestigt de Commissie de geldigheid van de in Verordening (EEG) nr. 3339/87 aangeboden verbintenissen.

    III. BEËINDIGING VAN HET ONDERZOEK

    (18) De betrokken exporteurs zijn in kennis gesteld van de voornaamste gevolgtrekkingen uit het onderzoek en kregen de gelegenheid hun standpunt bekend te maken.

    Tijdens het overleg in het Raadgevend Comité hebben sommige Lid-Staten zich tegen de voorgestelde verbintenissen verzet.

    De Commissie heeft dit voorstel van verbintenissen aan de Raad voorgelegd. Deze heeft niet de voor de goedkeuring van de voorgestelde verbintenissen vereiste gekwalificeerde meerderheid bereikt. Aangezien er evenmin een gekwalificeerde meerderheid was voor een andersluidende beslissing van de Raad, kunnen de door de betrokken exporteurs voorgestelde verbintenissen worden aanvaard uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 en kan het onderzoek naar de invoer van ureum uit de bij de globale procedure betrokken landen overeenkomstig artikel 9 van de genoemde verordening worden beëindigd,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    1. De verbintenissen van:

    - Chemolimpex, Hongarije,

    - Asean Bintulu fertilizer SDN.BHD (ABF) / Petroliam National Berhad (Petronas), Maleisië,

    - Chemie Linz GmbH, Oostenrijk,

    - ICE Chimica, Roemenië,

    aangeboden in het kader van de anti-dumpingprocedure met betrekking tot de uitvoer van ureum, vallende onder de GN-codes 3102 10 10 en 3102 10 99, van oorsprong uit Hongarije, Maleisië, Oostenrijk en Roemenië, worden aanvaard.

    2. De aanvaarding van de in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3339/87 aangegane verbintenissen wordt bevestigd.

    Artikel 2

    Het bedrag van het bij Verordening (EEG) nr. 2623/88 opgelegde anti-dumpingrecht wordt vrijgegeven wat de invoer van ureum van oorsprong uit Oostenrijk, Hongarije, Maleisië en Roemenië betreft.

    Artikel 3

    Het in artikel 1 bedoelde anti-dumpingonderzoek wordt ten aanzien van de in dat artikel genoemde exporteurs beëindigd.

    Gedaan te Brussel, 21 februari 1989.

    Voor de Commissie

    Frans ANDRIESSEN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

    (2) PB nr. L 235 van 25. 8. 1988, blz. 5.

    (3) PB nr. L 355 van 23. 12. 1988, blz. 3.

    (1) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.

    (2) PB nr. L 317 van 7. 11. 1987, blz. 1.

    Top