Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983R2950

    Verordening (EEG) nr. 2950/83 van de Raad van 17 oktober 1983 houdende toepassing van Besluit 83/516/EEG betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    PB L 289 van 22.10.1983, p. 1–4 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1989; opgeheven door 31988R4255

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1983/2950/oj

    31983R2950

    Verordening (EEG) nr. 2950/83 van de Raad van 17 oktober 1983 houdende toepassing van Besluit 83/516/EEG betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    Publicatieblad Nr. L 289 van 22/10/1983 blz. 0001 - 0004
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0022
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0022


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 2950/83 VAN DE RAAD

    van 17 oktober 1983

    houdende toepassing van Besluit 83/516/EEG betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 127,

    Gelet op Besluit 83/516/EEG van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds (1),

    Gezien het voorstel van de Commissie (2),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (3),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

    Overwegende dat dient te worden vastgesteld voor welke soorten uitgaven bijstand uit het Fonds kan worden verleend;

    Overwegende dat voor de soorten uitgaven waarvoor de bijstand van het Fonds in de vorm van forfaitaire bedragen wordt toegekend, moet worden vastgesteld op welke wijze deze bedragen worden berekend;

    Overwegende dat de op economisch en sociaal gebied bijzonder achtergebleven regio's van de Gemeenschap die in aanmerking komen voor het in artikel 5, lid 2, van Besluit 83/516/EEG bedoelde verhoogde bijstandspercentage dienen te worden vastgesteld;

    Overwegende dat dient te worden vastgesteld hoe de aanvragen met betrekking tot acties in de Lid-Staten in het kader van hun arbeidsmarktbeleid, moeten worden ingediend en goedgekeurd;

    Overwegende dat eveneens dient te worden vastgesteld op welke wijze de verificatie van en de betalingen voor de goedgekeurde activiteiten zullen plaatsvinden;

    Overwegende dat onverschuldigd betaalde bedragen dienen te worden teruggevorderd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijstand van het Fonds kan uitsluitend worden verleend voor uitgaven voor:

    a) het inkomen van personen die betrokken zijn bij acties op het gebied van de beroepsopleiding;

    b) de kosten van

    - voorbereiding, functionering en administratie van acties op het gebied van de beroepsopleiding, met inbegrip van de beroepskeuzevoorlichting van de begunstigden, alsmede van de kosten voor de opleiding van onderwijzend personeel en van afschrijvingskosten,

    - reis- en verblijfkosten van de begunstigden van de maatregelen op het gebied van de beroepsopleiding,

    - aanpassing van arbeidsplaatsen bij beroepsinpassing van gehandicapten;

    c) toekenning, tijdens een periode van ten hoogste 12 maanden per persoon, van steun voor het in dienst nemen in extra arbeidsplaatsen of voor de tewerkstelling op projecten voor het scheppen van extra arbeidsplaatsen die beantwoorden aan collectieve behoeften, voor werkzoekende jongeren onder de 25 jaar en langdurig werklozen; de beoogde arbeidsplaatsen moeten vast zijn of kunnen bijdragen tot het verkrijgen van een aanvullende opleiding of het opdoen van beroepservaring waardoor toegang tot de arbeidsmarkt wordt verkregen en het in dienst nemen in een vaste arbeidsplaats wordt vergemakkelijkt;

    d) uitkeringen om de verplaatsing en de inpassing van migrerende werknemers alsmede van hun gezinsleden te vergemakkelijken;

    e) acties of studies met voorbereidend of evaluerend karakter.

    Artikel 2

    1. Voor de in artikel 1, sub c), bedoelde uitgaven wordt de bijstand van het Fonds toegekend ten belope

    van 15 % van het gemiddelde brutosalaris van de industriearbeiders van de betrokken Lid-Staat.

    2. Voor 1 augustus van ieder jaar stelt de Commissie de bijstandbedragen vast die gedurende het volgende jaar per persoon en per tijdseenheid voor elke Lid-Staat zullen worden uitgekeerd; deze bedragen worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

    Artikel 3

    1. Acties ten behoeve van de werkgelegenheid in Groenland, Griekenland, de Franse overzeese departementen, Ierland, de Mezzogiorno en Noord-Ierland komen in aanmerking voor het verhoogde bijstandspercentage als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Besluit 83/516/EEG.

    2. Bij toepassing van artikel 1, sub b), eerste streepje, mag de afschrijving van de opleidingscentra die zijn opgericht in de in lid 1 genoemde gebieden, worden berekend over een periode van zes jaar, voor zover een dergelijke afschrijvingsmethode verenigbaar is met die welke in de betrokken Lid-Staat van kracht is. In dat geval wordt het centrum na afloop van het zesde jaar na zijn oprichting als volledig afgeschreven beschouwd.

    Artikel 4

    1. Om in aanmerking te kunnen worden genomen moeten de aanvragen met betrekking tot uitgaven die zullen geschieden tijdens het volgende jaar, dan wel, voor meerjarige activiteiten, tijdens de volgende jaren, voor de in artikel 3, lid 1, van Besluit 83/516/EEG bedoelde acties door de Lid-Staten vóór 21 oktober van ieder jaar worden ingediend.

    2. De Commissie spreekt zich vóór 31 maart van het betrokken begrotingsjaar over deze aanvragen uit. Ingeval de begroting voor dat jaar op een latere datum dan 1 maart wordt vastgesteld, spreekt de Commissie zich uit binnen een termijn van dertig dagen na die datum.

    3. De Commissie stelt de procedure vast die moet worden gevolgd voor de door de Lid-Staten ingediende aanvragen uit hoofde van artikel 3, lid 2, van Besluit 83/516/EEG alsmede voor spoedaanvragen.

    Artikel 5

    1. Goedkeuring van een aanvraag om bijstand uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Besluit 83/516/EEG brengt uitkering van een overschot van 50 % van de toegekende steun met zich mee op de voor de aanvang van de acties vastgestelde datum. Wanneer die datum ligt vóór de datum waarop het besluit tot goedkeuring wordt genomen, geschiedt de uitkering onmiddellijk na het besluit.

    2. Goedkeuring van een aanvraag om bijstand uit hoofde van artikel 3, lid 2, van Besluit 83/516/EEG brengt, zelfs indien het om meerjarige activiteiten gaat, uitkering van een eerste voorschot ten bedrage van 30 % van de toegekende steun met zich mee. Een tweede voorschot van maximaal 30 % kan worden uitgekeerd zodra de betrokken Lid-Staat bevestigt dat de helft van de actie is uitgevoerd op de in het besluit tot goedkeuring bedoelde wijze.

    3. Op een tijdig ingediend verzoek van de betrokken Lid-Staat wordt de uitkering van de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschotten opgeschort.

    4. De aanvragen om betaling van het saldo omvatten een gedetailleerd verslag over de inhoud, de resultaten en de financiële aspecten van de betrokken actie. De Lid-Staat bevestigt de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de in de betalingsaanvragen verstrekte gegevens.

    5. Bij de indiening van een aanvraag om bijstand vermeldt de Lid-Staat aan wie de betalingen moeten worden gedaan en wijst hij de instelling aan ten behoeve waarvan de bijstand van het Fonds wordt gevraagd, voor het geval de betalingen niet aan deze instelling worden gedaan. De Commissie stelt alle betrokken partijen op de hoogte op het ogenblik dat een betaling wordt verricht.

    Artikel 6

    1. Indien van de bijstand van het Fonds geen gebruik wordt gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, kan de Commissie deze bijstand opschorten, verminderen of doen vervallen, na aan de betrokken Lid-Staat gelegenheid te hebben geboden zijn opmerkingen te maken.

    2. Overgemaakte bedragen waarvan geen gebruik is gemaakt op de wijze die in het besluit tot goedkeuring is vastgesteld, worden teruggevorderd. De Lid-Staat is subsidiair aansprakelijk voor de ten onrechte betaalde bedragen voor acties waarop de in artikel 2, lid 2, van Besluit 83/516/EEG bedoelde waarborg van toepassing is. Indien de Lid-Staat aan de Gemeenschap de door degenen die financieel voor de actie verantwoordelijk zijn terug te betalen bedragen overmaakt, treedt de Lid-Staat in de rechten van de Gemeenschap.

    Artikel 7

    1. Onverminderd de controles die door de Lid-Staten worden uitgeoefend, kan de Commissie verificaties ter plaatse uitvoeren.

    2. De verificaties van de inhoud van een aanvraag om betaling kunnen via een representatieve steekproef worden verricht. De Commissie stelt het steekproefpercentage vóór het uitvoeren van de verificatie, in overleg met de betrokken Lid-Staat vast aan de hand van de materiële en technische omstandigheden van de desbetreffende actie. Indien de steekproef aanleiding geeft tot vermindering, wordt deze naar rato toegepast op het gehele bedrag waarvan de betaling is gevraagd, nadat de Lid-Staat zijn opmerkingen heeft kunnen maken. 3. De Lid-Staat ziet erop toe dat de Commissie toegang heeft tot de nodige informatie om inzicht te verkrijgen in de doelstellingen en de inhoud van de aanvragen, alsmede in het verloop, de financiering en de resultaten van de acties. De Lid-Staten houden de bewijsstukken voor de in artikel 5, leden 2 en 4, bedoelde bevestigingen ter beschikking van de Commissie.

    4. De betrokken Lid-Staat biedt de Commissie de nodige hulp bij de verificatie. De Commissie doet de Lid-Staat tijdig mededeling van de verificatie. Vertegenwoordigers van de Lid-Staat mogen hieraan deelnemen.

    5. Op verzoek van de Commissie worden de verificaties, indien de betrokken Lid-Staat hiermede instemt, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staat. Vertegenwoordigers van de Commissie mogen hieraan deelnemen.

    Artikel 8

    De Commissie brengt aan het Europese Parlement en aan de Raad jaarlijks vóór 1 juli verslag uit over de werkzaamheden van het Sociaal Fonds in het voorgaande jaar.

    Artikel 9

    De Commissie stelt de voor de uitvoering van deze verordening nodige bepalingen vast.

    Artikel 10

    1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    2. De Verordeningen (EEG) nr. 2396/71 (1), (EEG) nr. 2895/77 (2) en (EEG) nr. 858/72 (3) worden ingetrokken. Zij blijven echter van toepassing op acties waarvoor de aanvraag vóór 1 oktober 1983 is ingediend.

    3. In afwijking van artikel 2, lid 2, wordt de in dat artikel genoemde datum voor 1983 vastgesteld op 1 december 1983;

    4. In afwijking van artikel 4, lid 1, moeten de aanvragen voor acties die in de loop van 1984 zullen worden uitgevoerd, vóór 13 maart 1984 worden ingediend. De in artikel 4, lid 2, eerste zin, genoemde datum wordt voor 1984 vastgesteld op 13 juli 1984.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 1983.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    G. VARFIS

    (1) Zie blz. 38 van dit Publikatieblad.

    (2) PB nr. C 308 van 25. 11. 1982, blz. 6.

    (3) PB nr. C 161 van 20. 6. 1983, blz. 51.

    (4) PB nr. C 124 van 9. 5. 1983, blz. 4.

    (1) PB nr. L 249 van 10. 11. 1971, blz. 54.

    (2) PB nr. L 337 van 27. 12. 1977, blz. 7.

    (3) PB nr. L 101 van 28. 4. 1972, blz. 3.

    BIJLAGE

    VERKLARINGEN OP TE NEMEN IN DE NOTULEN

    Verklaringen ad artikel 1

    a) »De Raad verklaart

    - dat de uitgaven op het gebied van de beroepsopleiding ook de uitgaven omvatten ten behoeve van de integratie of reïntegratie van gehandicapten in het beroepsleven, met uitzondering van de medische kosten voor hun revalidatie;

    - dat de steunmaatregelen voor in dienst nemen of tewerkstelling ook van toepassing zijn op vrouwen en gehandicapten, mits het gaat om werkzoekende jongeren van minder dan 25 jaar of langdurig werklozen."

    b) »De Raad verzoekt de Commissie om in de context van de werkzaamheden op communautair niveau ter bevordering van het scheppen van arbeidsplaatsen, met name in het midden- en kleinbedrijf, na te gaan of het Fonds bijstand kan verlenen voor de activiteiten van ontwikkelingsconsulenten."

    Verklaring ad artikel 1, sub c)

    »Overwegende dat de ernst van de werkloosheid mede wordt bepaald door de duur van de werkloosheid van werknemers, menen de Raad en de Commissie dat men in het bijzonder met dit aspect rekening dient te houden bij de goedkeuring van de aanvragen om bijstand en iedere discriminatie tussen de Lid-Staten moet vermijden."

    Verklaring ad artikel 6, lid 2

    »De Raad erkent dat er, zoals bij ieder financieel instrument van de Gemeenschap, een probleem rijst in verband met de terugvordering van de bedragen die ten onrechte zijn gestort als bijstand van het Fonds en die interest kunnen opleveren aan degene die deze bedragen onder zich heeft.

    Hij verzoekt de Commissie in een meer algemene context te onderzoeken welke oplossingen voor dit probleem kunnen worden gevonden en passende voorstellen bij hem in te dienen."

    Verklaring ad artikel 9

    »De Raad neemt er akte van dat de Commissie de Lid-Staten zal raadplegen, alvorens de in artikel 9 bedoelde bepalingen aan te nemen."

    Top