Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31981H0629

    81/629/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 22 juli 1981 gericht aan de Regering van het Koninkrijk België op grond van artikel 11 van Beschikking 74/120/EEG van de Raad van 18 februari 1974 (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

    PB L 228 van 13.8.1981, p. 29–31 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1981/629/oj

    31981H0629

    81/629/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 22 juli 1981 gericht aan de Regering van het Koninkrijk België op grond van artikel 11 van Beschikking 74/120/EEG van de Raad van 18 februari 1974 (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 228 van 13/08/1981 blz. 0029 - 0031


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 22 juli 1981 gericht aan de Regering van het Koninkrijk België op grond van artikel 11 van Beschikking 74/120/EEG van de Raad van 18 februari 1974 (Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek) (81/629/EEG)

    1. In de gemeenschappelijke richtlijnen voor de economische politiek, lag voor wat België betreft, het accent op de noodzaak om maatregelen te treffen gericht op een terugdringing van het toenemend tekort van de overheidsfinanciën en op de lopende rekening van de betalingsbalans.

    Met alle waardering voor de pogingen die de bevoegde Belgische autoriteiten in de laatste jaren in het werk hebben gesteld om de situatie te verbeteren, stelt de Commissie vast dat de toestand steeds verder is verslechterd. In het bijzonder voor 1981 lijkt het verschil tussen de begrotingsrichtlijn enerzijds en de vermoedelijke uitkomsten anderzijds zeer groot te worden. Gegeven het karakter van deze ontwikkeling neemt de Commissie het initiatief een aanbeveling te richten tot de Regering van het Koninkrijk België op grond van artikel 11 van Beschikking 74/120/EEG van de Raad van 18 februari 1974.

    2. De ongunstige economische en sociale ontwikkeling van de laatste vijf jaren staan in scherp contrast met de opmerkelijke resultaten welke in de daaraan voorafgaande periode waren bereikt, in het bijzonder dank zij het lidmaatschap van België van de Gemeenschap. Hierdoor werd België namelijk in staat gesteld zijn rijk potentieel aan hoog gekwalificeerde arbeidskracht volledig te gebruiken en een werkelijke draaischijf in Europa te worden door de ontplooiing van een dicht netwerk van industriële en handelsrelaties.

    3. De structurele crisis, die alle geïndustrialiseerde landen treft, en twee sterke stijgingen van de prijzen van olieprodukten kunnen de huidige moeilijkheden weliswaar in niet onbelangrijke mate verklaren. De toestand in België werd echter nog slechter door het zeer open karakter van zijn economie waarbij de voorspoed in sterke mate afhangt van de ontwikkeling van de buitenlandse markten en de concurrentiepositie.

    4. Ofschoon België geconfronteerd werd met een marktontwikkeling die zowel in sectorieel als in geografisch opzicht ongunstig was, zag dit land zijn kostenpeil zodanig stijgen, dat daardoor een verdere vertraging is ontstaan bij de ontwikkeling van de export, de activiteiten in talrijke bedrijfstakken terugliepen en de werkgelegenheid afnam. De sterkste stijging van het binnenlandse kostenpeil (met name van de loonkosten en van de fiscale en parafiscale lasten) is opgetreden in een periode, waarin de verhoging van de invoerkosten juist tot een omgekeerde beweging had moeten leiden. De reële inkomens zijn blijven stijgen in een tempo dat hoger was dan in de voornaamste concurrerende landen, hetgeen tot uitdrukking kwam in een excessieve ontwikkeling van de particuliere en overheidsconsumptie op een moment dat de ruilvoetverslechtering noodzakelijkerwijze een overdracht van reële middelen aan het buitenland met zich bracht.

    5. De gevolgen van deze ontwikkeling zijn eerst geleidelijk aan het licht getreden. Terwijl de lopende rekening van de betalingsbalans, die traditioneel een overschot vertoonde, tot 1976 nog bijna in evenwicht was, zal in 1981 een tekort ontstaan dat waarschijnlijk overeen zal komen met 7 % van het bruto binnenlands produkt. In de meeste andere Lid-Staten - evenals trouwens in andere industrielanden - is dit cijfer nauwelijks hoger dan 2 %.

    6. Dit tekort gaat gepaard met een omvangrijk tekort in de overheidsfinanciën, en hangt daarmee ook ten dele samen.

    Het financieringstekort (1) voor de gehele overheid zal in 1981 waarschijnlijk overeenkomen met 12 % van het bruto binnenlands produkt, vergeleken met een gemiddelde voor de Gemeenschap van ongeveer 4 %. Sedert het midden van de zeventiger jaren is de economische groei bepaald langzaam geweest, waardoor de groei van de belastingontvangsten werd geremd en tegelijkertijd de lasten uit hoofde van de werkloosheid in hoog tempo zijn gestegen. Men is niet overgegaan tot de noodzakelijke herstructurering van de overheidsbegrotingen ten einde het achterblijven van de ontvangsten en de quasi-autonome stijging van bepaalde uitgavencategorieën door passende beperkingen bij andere uitgaven te compenseren. Aldus nam het financieringstekort toe van bijna 1 % van het BBP in het begin van de zeventiger jaren tot bijna 9 % in 1980, ondanks de verhoging van de fiscale en parafiscale lasten, waardoor de lopende overheidsontvangsten in de loop van het vorige decennium opliepen van 35 % van het BBP in 1970 tot ongeveer 45 % in 1980.

    Bepaalde critische grenzen dreigen weldra te worden bereikt ; zo zou ongeveer 70 % van de toeneming van de lopende ontvangsten van het Rijk in 1982 alleen al moeten worden gebruikt ter dekking van de toeneming van de rentelasten op de overheidsschuld ; deze nemen niet alleen toe als gevolg van de gecumuleerde overheidstekorten maar eveneens door de forse stijging van de rentevoet op de binnenlandse en buitenlandse markten. Indien men bovendien rekening houdt met de mogelijkheid van verdere lastenstijging in verband met de werkloosheid, blijft geen enkele ruimte meer over voor verhoging van andere overheidsuitgaven (met inbegrip van de overheidssalarissen), tenzij men in 1982 zijn toevlucht wil nemen tot een nieuwe verhoging van het overheidstekort of van de belastingdruk.

    7. Indien men zich op het standpunt stelt - zoals bij voorbeeld geschiedt in de studies van de Nationale Bank van België en in die van het Planbureau - dat de sectoriële structuur van de Belgische economie een fundamentele wijziging dient te ondergaan, is het duidelijk dat de hypotheek die op de nabije toekomst rust eerst moet worden afgelost ten aanzien van de beide probleemgebieden, namelijk de overheidsfinanciën en de betalingsbalans ; deze opvatting komt overigens ook tot uitdrukking in de jongste analyse van de Hoge Raad voor Financiën.

    8. De Commissie is derhalve van mening dat een overtuigende actie in deze zin onverwijld moet worden uitgevoerd. Het internationale economische klimaat is gunstiger dan in het recente verleden, omdat 1982 zeer waarschijnlijk een herstel zal laten zien van de wereldconjunctuur en van de economie van de Gemeenschap. Maar deze verwachting mag geen voorwendsel zijn om de noodzakelijke actie uit te stellen.

    9. Slechts na het intreden van een meer evenwichtige situatie, kan het meest fundamentele probleem, dat van de werkloosheid (2) vooral onder de jongeren worden opgelost. In deze strategie zullen de investeringen een centrale rol moeten spelen. Ondanks de verstoringen in de afgelopen jaren heeft België belangrijke troeven in handen gehouden : een lage inflatiegraad, de interne en externe stabiliteit van zijn valuta, een aanzienlijke vooruitgang van de produktiviteit. Het is op deze hechte grondslagen dat het herstel kan en moet plaatsvinden. De hoofdlijnen hierbij zullen moeten zijn : herstel van de concurrentiepositie door verlaging van het binnenlandse kostenpeil en bevordering van de produktiviteit door een weloverwogen politiek van aanmoediging van produktieve investeringen ; ten slotte, een betere aanpassing aan de gewijzigde situatie in de internationale handel. Onder deze omstandigheden zullen de Belgische uitvoer en de gehele economische activiteit zich opnieuw in een zodanig tempo kunnen ontwikkelen, dat een vermindering van de werkloosheid mogelijk wordt.

    10. Een krachtig beleid is noodzakelijk.

    Op budgettair gebied maakt de werkgelegenheid een zeer omvangrijk uitgavenvolume noodzakelijk. Niet alleen echter dienen de mogelijkheden onderzocht te worden van een selectievere toepassing van de werkloosheidswetgeving, maar tevens moet gezocht worden naar methoden van een doeltreffender aanwending van de beschikbare middelen ter vermindering van de werkloosheid, terwijl ook de misbruiken en "zwart werk" bestreden moeten worden. Rekening houdend met de verschillende beperkingen, mag geen enkele uitgavencategorie ontsnappen aan het noodzakelijke onderzoek. Het is ongetwijfeld gewenst na te gaan naar welke categorieën van beroepsbeoefenaren en aan welke inkomensgroepen de sociale uitgaven, bij voorbeeld ter zake van onderwijs en gezondheid, gaan. Het te voeren beleid moet ook gericht zijn op een evenwichtige verdeling van de lasten van het herstel.

    In de komende jaren, zal bij de inkomensontwikkeling rekening gehouden moeten worden met de achterstand in het concurrentievermogen die in het verleden is opgetreden, alsmede met de te verwachten zeer beperkte groei in die periode.

    Reeds dit jaar zou een versoepeling moeten worden aangebracht in de indexeringssystemen overeenkomstig de aanbeveling die ter zake aan de Lid-Staten is gericht ; ook al heeft dit systeem, zoals het in België is toegepast, ongetwijfeld voordelen, het kan niet met dezelfde intensiteit worden toegepast indien men de bovengenoemde doelstellingen wil nastreven. (1) Definitie : nationale rekeningen, exclusief leningen, voorschotten en deelnemingen. De in België opgestelde prognoses van het netto financieringstekort van de gehele overheid, die eveneens op deze verrichtingen betrekking hebben, bedragen minstens 14,5 % van het bruto binnenlands produkt. Het netto financieringstekort van het Rijk, dat met deze definitie overeenstemt zou ten minste 10,5 % van het BBP bedragen. (2) In 1981 zou het werkloosheidspercentage gemiddeld 11 % van de beroepsbevolking kunnen bedragen (definitie van het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen) ; dit percentage is hoger dan elders in de Gemeenschap.

    11. In het licht van de voorafgaande overwegingen beveelt de Commissie de Regering van het Koninkrijk België aan, de volgende maatregelen te nemen: a) met betrekking tot de begrotingspolitiek: - bij de vaststelling van de ontwerp-Rijksbegroting voor 1982, dient ervoor te worden zorg gedragen dat het tekort op lopende rekening op kasbasis, met inbegrip van de fondsen (Wegenfonds, enz.), beperkt wordt tot 200 miljard franken. De andere overheidssectoren (parastatale lichamen, lagere overheid, sociale zekerheid) zouden eveneens tot deze aanpassing moeten bijdragen;

    - deze doelstelling dient voornamelijk door een beperking van de uitgaven te worden bereikt ; hierbij dient geen enkele categorie te worden uitgesloten en moet ernaar worden gestreefd de verhouding tussen lopende en investeringsuitgaven te verbeteren ; daartoe dienen wettelijke voorzieningen te worden voorgesteld en de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen te worden getroffen ; voorts dient de raming van de lopende ontvangsten in 1982 op een voorzichtige schatting van de groei van het bruto nationaal produkt te berusten en dienen alle eventuele meerontvangsten voor een vermindering van het tekort te worden aangewend;

    - er dient een raming van inkomsten en uitgaven van de overheid te worden opgesteld, waardoor vanaf 1984 het netto financieringstekort van het Rijk met inbegrip van de fondsen, dat in 1981 ten minste 10,5 % van het bruto binnenlands produkt zal bedragen, teruggebracht kan worden tot het gemiddelde niveau dat thans voor de Gemeenschap geldt, namelijk ongeveer 5 %;

    - het begrotingsbeheer dient verbeterd te worden door het vermijden van een verdere aantasting van de ontvangsten en van "debutgettering", alsmede door een centralisering van inlichtingen over de begrotingsverrichtingen van de gezamenlijke overheid ; begrotingsprocedures dienen in acht genomen en verbeterd te worden door het mogelijk te maken de begrotingen binnen de door de wet vastgestelde termijnen goed te keuren, door geen nieuwe kredieten meer toe te staan na overleg in de Ministerraad en door te vermijden dat belangrijke aanvullende begrotingen worden ingediend ; ten slotte dient er zorg voor te worden gedragen dat de budgettaire lasten van ieder nieuw initiatief door belastingen gefinancierd worden.

    b) met betrekking tot de inkomenspolitiek: - gevolg zou moeten worden gegeven aan de conclusies van de Commissie in haar mededeling betreffende de indexeringsprincipes in de Gemeenschap, welke zij op 22 juli 1981 aan de Lid-Staten heeft gericht.

    c) met betrekking tot de monetaire politiek: - de Nationale Bank van België zou een stringente monetaire politiek moeten blijven voeren ; van enige versoepeling van de monetaire politiek kan geen sprake zijn zolang geen concrete en bevredigende resultaten zijn geboekt in de overige sectoren van de economische en sociale politiek, met name ten aanzien van het externe en het begrotingsevenwicht.

    12. De Commissie onderstreept tenslotte de wenselijkheid de voorgestelde maatregelen op zeer korte termijn te treffen.

    Door een verder uitstel van de onvermijdelijke sanering zou de toestand slechts verslechteren en zouden de aanpassingen nog pijnlijker worden, in het bijzonder voor de minder bevoorrechten in de Belgische samenleving.

    Gedaan te Brussel, 22 juli 1981.

    Voor de Commissie

    François-Xavier ORTOLI

    Vice-Voorzitter

    Top