Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979R1697

    Verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide

    PB L 197 van 3.8.1979, p. 1–3 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 31992R2913

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1979/1697/oj

    31979R1697

    Verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide

    Publicatieblad Nr. L 197 van 03/08/1979 blz. 0001 - 0003
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 02 Deel 7 blz. 0254
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0054
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0054


    ++++

    VERORDENING ( EEG ) Nr . 1697/79 VAN DE RAAD

    van 24 juli 1979

    inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 235 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

    Overwegende dat het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer waarvan de betaling is geëist van een belastingschuldige voor een goed waarvoor een aangifte voor een douaneregeling is gedaan waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide , lager kan blijken te zijn dan het bedrag dat wettelijk verschuldigd was , hetzij ten gevolge van een rekenfout of een foutieve boeking door de bevoegde autoriteiten , hetzij doordat laatstgenoemden onjuiste of onvolledige heffingsgrondslagen in aanmerking hebben genomen , onder meer wat betreft de soort , de hoeveelheid , de waarde , de oorsprong of de bestemming van het betrokken goed ; dat , gelet op het in wezen economische karakter van de in de Gemeenschap geldende rechten bij invoer of bij uitvoer , deze onvolledige heffing nadelige gevolgen heeft voor de economie van de Gemeenschap ; dat het derhalve gerechtvaardigd is de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nog verschuldigde rechten na te vorderen wanneer zij constateren dat een dergelijke vergissing is begaan ;

    Overwegende dat navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer in zekere mate afbreuk doet aan de zekerheid die de belastingschuldige mag verwachten van administratieve besluiten die geldelijke gevolgen hebben ; dat derhalve ter zake de mogelijkheden tot optreden van de bevoegde autoriteiten dienen te worden beperkt door het vaststellen van een termijn waarna de oorspronkelijke vereffening van de rechten bij invoer of bij uitvoer als definitief moet worden beschouwd ; dat deze beperking op het optreden van de bevoegde autoriteiten evenwel niet kan gelden wanneer een strafrechtelijk vervolgbare handeling er de oorzaak van was dat de bevoegde autoriteiten bij de vrijmaking van de goederen niet het juiste bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer konden vaststellen ; dat navordering daarentegen geenszins gerechtvaardigd lijkt wanneer de oorspronkelijke betalingen van de rechten bij invoer of bij uitvoer hebben plaatsgevonden op basis van gegevens die de bevoegde autoriteiten zelf hebben verstrekt en laatstgenoemde binden of op basis van heffingsgrondslagen waarvan genoemde autoriteiten uitdrukkelijk hebben erkend dat zij in overeenstemming zijn met de door de belastingschuldige aangevoerde belastinggrondslagen en zulks terwijl deze te goeder trouw heeft gehandeld en zijn douaneaangifte volledig in overeenstemming met de geldende voorschriften had opgemaakt ;

    Overwegende dat er geen technische of economische redenen zijn om voor de betaling van de na te vorderen rechten bij invoer of bij uitvoer de faciliteiten te verlenen die zijn vastgesteld in Richtlijn 78/453/EEG van de Raad van 22 mei 1978 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende uitstel van betaling van in - of uitvoerrechten ( 4 ) ; dat het daarentegen dienstig is , de door de bevoegde autoriteiten nagevorderde bedragen vrij te stellen van iedere moratoire interest wanneer het feit dat het bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer of bij uitvoer niet is geheven , te wijten is aan een vergissing van genoemde autoriteiten ;

    Overwegende dat het niet dienstig lijkt over te gaan tot navordering van bedragen die 10 ERE niet overschrijden ;

    Overwegende dat in artikel 1 van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 2891/77 ( 5 ) is bepaald dat de eigen middelen van de Gemeenschappen door de Lid-Staten worden vastgesteld overeenkomstig hun nationale bepalingen ; dat op communautair niveau uniforme voorschriften voor de vaststelling moeten worden opgesteld ; dat het in afwachting van de tenuitvoerlegging van die voorschriften wenselijk is om , tegelijk met de vaststelling in deze verordening van communautaire voorschriften die inhouden dat in bepaalde gevallen de uit de douanerechten bestaande eigen middelen van de Gemeenschappen niet worden nagevorderd , eraan te herinneren dat de Lid-Staten in die gevallen niet verplicht zijn om tot de overeenkomstige vaststelling over te gaan ;

    Overwegende dat deze verordening betrekking heeft op de navordering van rechten bij invoer en bij uitvoer , ongeacht of deze voortvloeien uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid , dan wel uit de toepassing van de bepalingen van het Verdrag met betrekking tot de douane-unie ; dat , wat dit tweede aspect betreft , de bepalingen van genoemd Verdrag aan de Instellingen van de Gemeenschappen niet de bevoegdheid verlenen om bindende bepalingen vast te stellen inzake navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer ; dat het derhalve noodzakelijk is , voor de bepalingen van deze verordening tevens artikel 235 van het Verdrag als grondslag te nemen ,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

    Artikel 1

    1 . In deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten overgaan tot navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer die om ongeacht welke reden niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen waarvoor een aangifte voor een douaneregeling is gedaan waaruit de verplichting tot betaling van die rechten voortvloeide .

    2 . In deze verordening wordt verstaan onder :

    a ) rechten bij invoer : de douanerechten en heffingen van gelijke werking , alsmede de landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer , vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen ;

    b ) rechten bij uitvoer : de landbouwheffingen en andere belastingen bij uitvoer , vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen ;

    c ) boeking : de administratieve handeling waardoor het door de bevoegde autoriteiten aan rechten bij invoer of bij uitvoer te heffen bedrag naar behoren wordt vastgesteld ;

    d ) douaneschuld : de op een natuurlijke of rechtspersoon rustende verplichting tot betaling van de rechten bij invoer of bij uitvoer die krachtens de geldende bepalingen op aan dergelijke rechten onderworpen goederen van toepassing zijn .

    Artikel 2

    1 . Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat het gehele of gedeeltelijke bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat wettelijk verschuldigd is voor een goed dat is aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide , niet van de belastingschuldige is opgeëist , leiden zijn een procedure in tot navordering van de niet-geheven rechten .

    Deze procedure kan echter niet meer worden ingeleid na een termijn van drie jaar vanaf de dag waarop het oorspronkelijk van de belastingschuldige opgeëiste bedrag is geboekt , of , indien geen boeking heeft plaatsgevonden , vanaf de dag waarop de douaneschuld ter zake van het betrokken goed is ontstaan .

    2 . De procedure tot navordering in de zin van lid 1 wordt ingeleid door kennisgeving aan de betrokkene van het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat hij verschuldigd is .

    Artikel 3

    Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat zij ingevolge een strafrechtelijk vervolgbare handeling niet in staat waren het juiste bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer of bij uitvoer ter zake van het betrokken goed vast te stellen , is de in artikel 2 vastgestelde termijn niet van toepassing .

    In dat geval geschiedt de navordering door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de op dit gebied in de Lid-Staten geldende bepalingen .

    Artikel 4

    De navordering geschiedt door de bevoegde autoriteiten , met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen , tegen de natuurlijke of rechtspersonen die , hetzij primair , hetzij subsidiair , gehouden zijn tot betaling van de rechten bij invoer of bij uitvoer ter zake van het betrokken goed , dan wel tegen hun rechtverkrijgenden .

    Artikel 5

    1 . De bevoegde autoriteiten kunnen niet tot navordering overgaan wanneer het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer ten aanzien waarvan achteraf wordt geconstateerd dat het lager is dan het wettelijk verschuldigde bedrag , is berekend :

    - hetzij op basis van gegevens die de bevoegde autoriteiten zelf hebben verstrekt en laatstgenoemden binden ;

    - hetzij op basis van algemene bepalingen die later bij een rechterlijke beslissing ongeldig worden verklaard .

    2 . De bevoegde autoriteiten behoeven niet over te gaan tot navordering van het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat niet is geheven ten gevolge van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken , waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en voldaan heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte .

    De gevallen waarin het bepaalde in de eerste alinea kan worden toegepast , worden vastgesteld overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 .

    Artikel 6

    Onverminderd artikel 7 van Richtlijn 78/453/EEG zijn de ter uitvoering van die richtlijn vastgestelde bepalingen niet van toepassing op de krachtens artikel 2 van deze verordening na te vorderen bedragen .

    Artikel 7

    Wanneer het niet-heffen van het bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer of bij uitvoer te wijten is aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten , wordt op de nagevorderde bedragen geen moratoire interest geheven .

    Artikel 8

    Er vindt geen navordering plaats van de rechten bij invoer of bij uitvoer indien het gaat om een lager bedrag dan 10 Europese rekeneenheden .

    De Lid-Staten hebben de bevoegdheid het bedrag , verkregen uit de omrekening van het in de eerste alinea bedoelde bedrag in hun nationale munt , naar boven of naar beneden af te ronden .

    Artikel 9

    Tot de inwerkingtreding van de communautaire bepalingen waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder de Lid-Staten moeten overgaan tot de vaststelling van de eigen middelen die voortvloeien uit de heffing van rechten bij invoer of bij uitvoer , zijn de Lid-Staten , indien zij niet zijn overgegaan tot navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer ter uitvoering van deze verordening , niet verplicht de overeenkomstige eigen middelen in de zin van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 2891/77 vast te stellen .

    Artikel 10

    1 . Het Comité voor vrijdom van douanerechten , als bedoeld in artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 1798/75 van de Raad van 10 juli 1975 betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen van opvoedkundige , wetenschappelijke of culturele aard ( 6 ) kan elke kwestie betreffende de toepassing van deze verordening bestuderen die aan de orde wordt gesteld door zijn voorzitter , op diens initiatief dan wel op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

    2 . De nodige bepalingen voor de toepassing van de artikelen 2 , 3 en 5 van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9 , leden 2 en 3 , van Verordening ( EEG ) nr . 1798/75 .

    Artikel 11

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1980 .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

    Gedaan te Brussel , 24 juli 1979 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    M . O'KENNEDY

    ( 1 ) PB nr . C 138 van 11 . 6 . 1977 , blz . 13 .

    ( 2 ) PB nr . C 36 van 13 . 2 . 1978 , blz . 12 .

    ( 3 ) PB nr . C 59 van 8 . 3 . 1978 , blz . 45 .

    ( 4 ) PB nr . L 146 van 2 . 6 . 1978 , blz . 19 .

    ( 5 ) PB nr . L 336 van 27 . 12 . 1977 , blz . 1 .

    ( 6 ) PB nr . L 184 van 15 . 7 . 1975 , blz . 1 .

    Top