EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979L0533

Richtlijn 79/533/EEG van de Raad van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid- Staten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen

PB L 145 van 13.6.1979, p. 20–22 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009; opgeheven door 32009L0058

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1979/533/oj

31979L0533

Richtlijn 79/533/EEG van de Raad van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid- Staten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen

Publicatieblad Nr. L 145 van 13/06/1979 blz. 0020 - 0022
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0007
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0144
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0007
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0105
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0105


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 17 mei 1979

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw - en bosbouwtrekkers op wielen

( 79/533/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan trekkers krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder andere betrekking hebben op de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting ;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften vaststellen , hetzij ter aanvulling , hetzij in de plaats van hun huidige regelingen , met name ten einde voor ieder type trekker de invoering mogelijk te maken van de EEG-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 4 ) ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Onder trekker ( landbouw - of bosbouwtrekker ) wordt verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen , voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken , duwen , dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen , machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land - of bosbouw zijn bestemd . De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders .

2 . Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers , gemonteerd op luchtbanden , met twee assen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 25 km/h .

Artikel 2

De Lid-Staten mogen de EEG-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting indien deze aan de voorschriften in de bijlagen voldoen .

Artikel 3

De Lid-Staten mogen de inschrijving niet weigeren of de verkoop , het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers niet verbieden om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijnrichting indien deze aan de voorschriften in de bijlagen voldoen .

Artikel 4

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de technische vooruitgang , worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 74/150/EEG .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten doen de nodige bepalingen in werking treden om binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke nationale wettelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen , ter kennis van de Commissie wordt gebracht .

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 17 mei 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . GIRAUD

( 1 ) PB nr . C 268 van 11 . 11 . 1978 , blz . 34 .

( 2 ) PB nr . C 296 van 11 . 12 . 1978 , blz . 69 .

( 3 ) PB nr . C 128 van 21 . 5 . 1979 , blz . 17 .

( 4 ) PB nr . L 84 van 28 . 3 . 1974 , blz . 10 .

BIJLAGE I

SLEEPINRICHTING

1 . Aantal

Elke landbouw - of bosbouwtrekker moet zijn voorzien van een bijzondere inrichting , waaraan een verbindingsdeel voor het slepen zoals een sleepstang of een sleepkabel moet kunnen worden bevestigd .

2 . Plaatsing

De inrichting moet aan de voorzijde van de trekker zijn aangebracht en zijn voorzien van een koppelingspen .

3 . Vorm

De inrichting moet in de vorm van een vangmuilkoppeling worden uitgevoerd . Men dient zich te houden aan de aangegeven afmetingen .

Figuur : zie P.b .

De koppelingspen moet een diameter hebben van 30 mm + 1,5 mm , en voorzien zijn van een inrichting die deze pen verhindert tijdens het gebruik zijn positie te verlaten . De borging moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze niet kan worden verloren .

De aangegeven toelaatbare afwijking van 30 mm + 1,5 mm dient niet als fabricagetolerantie te worden beschouwd , maar als toelaatbaar verschil van de nominale waarden van koppelingspennen van verschillende uitvoering .

BIJLAGE II

ACHTERUITRIJINRICHTING

Elke trekker moet zijn voorzien van een achteruitrijinrichting die vanaf de bestuurdersplaats kan worden bediend .

Top