This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31976L0763
Council Directive 76/763/EEC of 27 July 1976 on the approximation of the laws of the Member States relating to passenger seats for wheeled agricultural or forestry tractors
Richtlijn 76/763/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen
Richtlijn 76/763/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen
PB L 262 van 27.9.1976, p. 135–138
(DA, DE, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2015; opgeheven door 32013R0167
Richtlijn 76/763/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen
Publicatieblad Nr. L 262 van 27/09/1976 blz. 0135 - 0138
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0164
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0108
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0164
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0174
++++ RICHTLIJN VAN DE RAAD van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 76/763/EEG ) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 , Gezien het voorstel van de Commissie , Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) , Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) , Overwegende dat de technische voorschriften waaraan trekkers krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen , onder andere betrekking hebben op de zitplaatsen voor meerijders ; Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen , hetzij ter aanvulling , hetzij in de plaats van hun huidige regeling , met name ten einde voor ieder type trekker de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 3 ) te kunnen invoeren ; Overwegende dat deze richtlijn ten doel heeft de nationale bepalingen betreffende de constructie en de montage van de zitplaatsen voor meerijders van landbouwtrekkers te harmoniseren , doch niet de voorschriften inzake de al dan niet verplichte aanwezigheid van één dezer zitplaatsen op de trekkers één te maken ; dat deze richtlijn evenmin ten doel heeft de voorschriften te harmoniseren waarmee wordt beoogd dat ten minste één zitplaats voor een meerijder op de trekkers kan worden gemonteerd ; dat de nog niet geregelde problemen in verband met de zitplaats van de meerijder als één van de punten die op het goedkeuringsformulier voorkomen , zo spoedig mogelijk moeten worden opgelost door aanvulling van deze richtlijn , ten einde ook voor wat betreft de zitplaats van de meerijder de voorwaarden te scheppen die vereist zijn voor de afgifte van de E.E.G.-goedkeuring , HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : Artikel 1 1 . Onder trekker ( landbouw - of bosbouwtrekker ) wordt verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen , voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken , duwen , dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen , machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land - of bosbouw zijn bestemd . De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders . 2 . Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers , gemonteerd op luchtbanden , met twee assen , met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 25 km/h , en met een spoorbreedte van ten minste 1 250 mm . Artikel 2 De Lid-Staten mogen de E.E.G.-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de zitplaatsen voor de meerijders , indien wordt voldaan aan de voorschriften in de bijlage . Artikel 3 De Lid-Staten mogen de inschrijving , de verkoop , het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de zitplaatsen voor de meerijders , indien wordt voldaan aan de voorschriften in de bijlage . Artikel 4 De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlage aan te passen aan de technische vooruitgang worden vastgesteld worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 74/150/EEG . Artikel 5 1 . Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige maatregelen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis . 2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke bepalingen van hun nationale wetgeving die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is , ter kennis van de Commissie wordt gebracht . Artikel 6 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Gedaan te Brussel , 27 juli 1976 . Voor de Raad De Voorzitter M . van der STOEL ( 1 ) PB nr . 28 van 17 . 2 . 1967 , blz . 462/67 . ( 2 ) PB nr . 42 van 7 . 3 . 1967 , blz . 620/67 . ( 3 ) PB nr . L 84 van 28 . 3 . 1974 , blz . 10 . BIJLAGE I . ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSTRUCTIE EN INSTALLATIE 1 . De zitplaats(en ) moet(en ) zodanig zijn geplaatst dat de meerijder(s ) geen gevaar loopt ( lopen ) en de besturing van de trekker niet hindert ( hinderen ) . 2 . De zitplaats(en ) moet(en ) stevig zijn bevestigd en op passende wijze zijn verbonden , naar gelang van het type van de trekker , aan een constructiedeel van de trekker ( chassis , kantelbeveiligingsinrichting , laadbak , enz . ) . 3 . Dit constructiedeel moet stevig genoeg zijn om de meerijder en diens zitplaats te kunnen dragen . II . BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE CONSTRUCTIE 1 . De zitplaatsen moeten ten minste 400 mm breed en ten minste 300 mm diep zijn . 2 . De zitplaatsen moeten zijn voorzien van rugsteunen van ten minste 200 mm en ten hoogste 250 mm hoogte en zijwaartse steun bieden ; de maten voor de hoogte van de rugsteun gelden niet in het geval dat de meerijder plaats neemt met de rug tegen een gesloten wand . De zitting van de zitplaats moet gecapitonneerd of elastisch zijn . 3 . Er moet een passende steunmogelijkheid voor de voeten van de meerijder aanwezig zijn . 4 . De vrije hoogte boven het oppervlak van de zitting van de meerijderszitplaats moet minstens 920 mm bedragen . Wanneer een trekker , die voldoet aan de eisen met betrekking tot de bestuurderszitplaats en de beveiliging daarvan , evenwel zodanig is geconstrueerd dat deze hoogte voor de meerijder niet kan worden aangehouden , kan deze worden teruggebracht tot 800 mm , op voorwaarde dat ter hoogte van het dak boven de meerijderszitplaats voldoende capitonnering aanwezig is . Het bovendeel van de vrije ruimte voor de meerijder mag naar achteren zijn afgerond , maar ten hoogste met een straal van 300 mm ( zie figuur in het aanhangsel ) . De vrije hoogte is de binnenwerkse maat volgens de loodlijn tussen de voorkant van de zitting en het dak van de trekker . 5 . De totale breedte van de trekker mag niet door de zitplaats van de meerijder worden vergroot . 6 . Indien de meerijderszitplaatsen zich op de spatschermen bevinden , mag niet meer dan één zitplaats per spatscherm aanwezig zijn .