Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31973L0438

    Richtlijn 73/438/EEG van de Raad van 11 december 1973 tot wijziging van de Richtlijnen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen en pootaardappelen, de Richtlijn van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en de Richtlijnen van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

    PB L 356 van 27.12.1973, p. 79–82 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1973/438/oj

    31973L0438

    Richtlijn 73/438/EEG van de Raad van 11 december 1973 tot wijziging van de Richtlijnen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen en pootaardappelen, de Richtlijn van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en de Richtlijnen van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

    Publicatieblad Nr. L 356 van 27/12/1973 blz. 0079 - 0082
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 10 blz. 0103
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 7 blz. 0137
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 7 blz. 0137
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 5 blz. 0187
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 5 blz. 0187


    ++++

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 11 december 1973

    tot wijziging van de richtlijnen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad , zaaizaad van groenvoedergewassen , zaaigranen en pootaardappelen , de richtlijn van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen , en de richtlijnen van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

    ( 73/438/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

    Overwegende dat om de hieronder vermelde redenen een aantal bepalingen van de volgende richtlijnen , laatstelijk gewijzigd bij richtlijn van 6 december 1972 ( 2 ) , gewijzigd dienen te worden : de richtlijnen van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad ( 3 ) , het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen ( 4 ) , het in de handel brengen van zaaigranen ( 5 ) , het in de handel brengen van pootaardappelen ( 6 ) ; de richtlijn van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen ( 7 ) ; de richtlijnen van de Raad van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad ( 8 ) en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen ( 9 ) ;

    Overwegende dat voor zaaizaad van groenvoedergewassen en van granen dient te worden voorzien in de mogelijkheid van een bijzondere aanduiding betreffende het voorkomen van Avena fatua ;

    Overwegende dat het wenselijk is voor de soort Trifolium repens het maximumbestanddeel hardschalige zaden te verhogen ; dat voorts de soort Phleum bertolinii in het toepassingsgebied van de desbetreffende richtlijn dient te worden opgenomen ;

    Overwegende dat het passend is in zekere mate de voor de graansoorten vastgestelde minimumvoorwaarden te verscherpen ; dat voorts voor een overgangsperiode een soepeler regeling van de officiële inspectie voor de zelfbestuivende soorten moet worden toegestaan ;

    Overwegende dat de verworven ervaring aangaande de voorziening met zaden van vezelvlas aantoont dat het noodzakelijk is gedurende nog vier jaren de categorie " gecertificeerde zaden van de derde vermeerdering " toe te staan ;

    Overwegende dat standaardzaadmengsels van verschillende rassen voor een overgangsperiode moeten worden toegelaten wanneer het kleine verpakkingen van bepaalde groentesoorten betreft ; dat bovendien een wijziging in de minimumgewichten der monsters en een overgangsclausule met betrekking tot de kiemkracht bij groentezaden gewenst zijn ;

    Overwegende dat in de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen een aanvulling moet worden opgenomen met betrekking tot de rassen waarvan is vastgesteld dat zij op geen enkel gedeelte van op het grondgebied van een Lid-Staat kunnen worden geteeld ;

    Overwegende dat in enige van de voornoemde richtlijnen is bepaald dat de Lid-Staten vanaf 1 juli 1973 de gelijkwaardigheid van in andere , in het bijzonder derde landen geoogst zaaizaad in pootgoed niet meer nationaal mogen vaststellen ; dat , waar het onderzoek ter gemeenschappelijke vaststelling van de gelijkwaardigheid nog niet in alle gevallen is afgesloten , het gewenst is de bovengenoemde termijn te verlengen , opdat de bestaande handelsbetrekkingen niet worden verstoord ;

    Overwegende dat het noodzakelijk is de procedure voor wijziging van de bijlagen te vereenvoudigen voor uitvoeringsmaatregelen van technische aard door gebruik te maken van de procedure van het Permanent Comité voor Teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , wanneer wijzigingen noodzakelijk zijn ingevolge de ontwikkeling op wetenschappelijk of technisch gebied ;

    Overwegende ten slotte dat het nodig is bepaalde redactionele verbeteringen in enkele van de vorengenoemde richtlijnen aan te brengen ,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    Artikel 1

    De richtlijn van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad wordt als volgt gewijzigd :

    1 . Artikel 16 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

    " De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde vaststellingen met betrekking tot een derde land zelf verrichten , voor zover de Raad zich nog niet met betrekking tot dit land in het kader van deze richtlijn heeft uitgesproken . Dit recht vervalt op 1 juli 1975 . "

    2 . Artikel 21 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 . "

    Artikel 2

    De richtlijn van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen wordt als volgt gewijzigd :

    1 . In de Nederlandse tekst van artikel 2 , lid 1 , A , sub a ) , worden de woorden " gebruikst raaigras " vervangen door de woorden " gekruist raaigras " .

    2 . In artikel 2 , lid 1 , A , sub a ) , worden na de woorden

    " Lolium maal hybridum Hausskn . Gebruikst raaigras "

    de woorden

    " Phleum Bertolinii DC . Kleine timothee "

    ingelast .

    3 . Aan artikel 11 wordt de volgende tekst toegevoegd :

    " of dat de partijen zaad , die voldoen aan bijzondere volgens de procedure van artikel 21 vastgestelde voorwaarden betreffende het voorkomen van Avena fatua , vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat het zaad aan deze voorwaarden voldoet . "

    4 . Artikel 16 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

    " De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde vaststellingen met betrekking tot een derde land zelf verrichten , voor zover de Raad zich nog niet met betrekking tot dit land in het kader van deze richtlijn heeft uitgesproken . Dit recht vervalt op 1 juli 1975 . "

    5 . Artikel 21 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 . "

    6 . In bijlage II , deel I , punt 3 , A , wordt bij Trifolium repens L . in kolom 5 het getal " 20 " vervangen door het getal " 40 " .

    Artikel 3

    De richtlijn van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen wordt als volgt gewijzigd :

    1 . Aan artikel 2 , lid 2 , wordt de volgende alinea toegevoegd :

    " d ) op aanvraag volgens de procedure van artikel 21 ertoe gemachtigd worden tot uiterlijk 31 december 1978 zaad van zelfbestuivende soorten van de categorieën " gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering " of " gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering " officieel goed te keuren

    - wanneer in plaats van de in bijlage I voorgeschreven officiële veldkeuring een zodanige veldkeuring heeft plaatsgehad dat steekproefsgewijs ten minste 20 % van de percelen per soort officieel is gecontroleerd , en

    - op voorwaarde dat benevens het basiszaad , ten minste het prebasiszaad van de twee onmiddellijk aan dit basiszaad voorafgaande generaties bij het officiële onderzoek in de betrokken Lid-Staat aan de eisen van bijlagen I en II met betrekking tot de rasechtheid en de raszuiverheid van basiszaad heeft voldaan . "

    2 . Aan artikel 11 wordt de volgende tekst toegevoegd :

    " of dat de partijen zaad , die voldoen aan bijzondere volgens de procedure van artikel 21 vastgestelde voorwaarden betreffende het voorkomen van Avena fatua , vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat het zaad aan deze voorwaarden voldoet . "

    3 . Artikel 16 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

    " De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde vaststellingen met betrekking tot een derde land zelf verrichten , voor zover de Raad zich nog niet met betrekking tot dit land in het kader van deze richtlijn heeft uitgesproken . Dit recht vervalt op 1 juli 1975 . "

    4 . Artikel 21 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 . "

    5 . In bijlage II , punt 3 , A , a ) , sub aa ) , wordt in de vijfde kolom voor basiszaad van haver , gerst , tarwe en spelt , het getal " 98 " vervangen door " 99 " .

    6 . Aan bijlage II , punt 3 , wordt de volgende alinea toegevoegd :

    " D . Bijzonder voorschrift met betrekking tot het maximumaantal zaden van andere graansoorten :

    Indien sub A als maximumaantal één zaadkorrel is vastgesteld wordt een tweede zaadkorrel niet als onzuiverheid beschouwd wanneer in een tweede monster van 500 g geen zaden van andere graansoorten meer voorkomen . "

    Artikel 4

    De richtlijn van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen wordt als volgt gewijzigd :

    1 . In artikel 15 , lid 2 , wordt de datum " 1 juli 1973 " vervangen door de datum " 1 juli 1975 " .

    2 . Artikel 19 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19 . "

    Artikel 5

    De richtlijn van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt als volgt gewijzigd :

    1 . In artikel 2 , lid 1 , sub A , en in bijlage II , deel I , sub 2 A , worden de woorden " Soia hispida L . " door de woorden " Glycine max ( L . ) Merrill . " vervangen .

    2 . In artikel 2 , lid 2 , sub c ) , wordt de datum " 30 juni 1974 " vervangen door de datum " 30 juni 1978 " .

    3 . Artikel 15 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

    " De Lid-Staten kunnen de in lid 1 genoemde vaststellingen met betrekking tot een derde land zelf verrichten , voorzover de Raad zich nog niet met betrekking tot dit land in het kader van deze richtlijn heeft uitgesproken . Dit recht vervalt op 1 juli 1975 . "

    4 . Artikel 20 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20 . "

    Artikel 6

    De richtlijn van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad wordt als volgt gewijzigd :

    1 . In artikel 11 , lid 2 , eerste zin , worden de volgende woorden geschrapt :

    - in de Duitse tekst " betreffend ihre Verwendung " ;

    - in de Franse tekst " concernant son utilisation " ;

    - in de Italiaanse tekst " in loro possesso riguardanti la sua utilizzazione " ;

    - in de Deense tekst " med henblik pa dens anvendelse " en

    - in de Engelse tekst " in respect of use " .

    2 . Aan artikel 24 wordt het volgende lid toegevoegd :

    " 3 . De Lid-Staten kunnen toestaan dat mengsels van standaardzaad van verschillende rassen van Lactuca sativa L . en mengsels van standaardzaad van verschillende rassen van Raphanus sativus L . in kleine verpakkingen van ten hoogste 50 g in de handel worden gebracht , voor zover op de verpakking de vermelding " rassenmengsels " is aangebracht en daarop ook de rassen zijn vermeld waaruit dit mengsel bestaat . "

    3 . Achter artikel 33 wordt het volgende artikel ingelast :

    " Artikel 33 bis

    De Lid-Staten kunnen volgens de procedure van artikel 40 gemachtigd worden zaaizaad tot het handelsverkeer toe te laten dat voor 1 juli 1973 is geoogst en dat niet geheel voldoet aan de in bijlage II ten aanzien van de kiemkracht gestelde eisen , indien dit zaaizaad van een speciale aanduiding is voorzien . Deze machtiging vervalt per 1 juli 1975 . "

    4 . Artikel 40 bis wordt als volgt gelezen :

    " De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 40 . "

    5 . Bijlage III , deel 2 , wordt als volgt gelezen :

    " 2 . Minimumgewicht van een monster

    Soort * Gewicht ( in g ) *

    Allium cepa * 25 *

    Allium porrum * 20 *

    Anthriscus cerefolium * 20 *

    Apium graveolens * 5 *

    Asparagus officinalis * 100 *

    Beta vulgaris * 100 *

    Brassica oleracea * 25 *

    Brassica rapa * 20 *

    Capsicum annuum * 40 *

    Cichorium intybus * 15 *

    Cichorium endivia * 15 *

    Citrullus vulgaris * 250 *

    Cucumis melo * 100 *

    Cucumis sativus * 25 *

    Cucurbita pepo * 150 *

    Daucus carota * 10 *

    Foeniculum vulgare * 25 *

    Lactuca sativa * 10 *

    Petroselinum hortense * 10 *

    Phaseolus coccineus * 1 000 *

    Phaseolus vulgaris * 700 *

    Pisum sativum * 500 *

    Raphanus sativus * 50 *

    Scorzonera hispanica * 30 *

    Solanum lycopersicum * 20 *

    Solanum melongena * 20 *

    Spinacia oleracea * 75 *

    Valerianella locusta * 20 *

    Vicia faba * 1 000 *

    Voor de F-1 hybriderassen van voornoemde soorten kan het minimumgewicht van het monster verminderd worden tot 1/4 van het aangegeven gewicht . Het monster moet echter ten minste een gewicht van 5 g hebben en ten minste 400 zaden bevatten . "

    Artikel 7

    De richtlijn van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen wordt als volgt gewijzigd :

    1 . In de Nederlandse tekst van artikel 10 , lid 2 , wordt het woord " ervan " vervangen door de woorden " voor hun gebruik " .

    2 . Artikel 15 , lid 3 , alinea c ) , wordt als volgt gelezen :

    " Wanneer op basis van officiële in de aanvragende Lid-Staat in overeenkomstige toepassing van artikel 5 , lid 4 , verrichte onderzoeken te velde is geconstateerd dat het ras op geen enkel gedeelte van zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten , of wanneer algemeen bekend is dat het ras wegens zijn vorm of rijpheidsklasse op geen enkel gedeelte van zijn grondgebied voor de teelt geschikt is . "

    Artikel 8

    De Lid-Staten doen de vereiste wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om :

    a ) aan artikel 1 , sub 1 , artikel 2 , sub 4 , artikel 3 , sub 3 , artikel 4 , sub 1 , en artikel 5 , sub 3 , met ingang van 1 juli 1973 te voldoen ,

    b ) aan artikel 1 , sub 2 , artikel 2 , sub 3 en 5 , artikel 3 , sub 2 en 4 , artikel 4 , sub 2 , artikel 5 , sub 4 , en artikel 6 , sub 4 , uiterlijk op 1 januari 1974 te voldoen ,

    c ) aan de overige bepalingen van deze richtlijn uiterlijk op 1 juli 1974 te voldoen .

    Artikel 9

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Brussel , 11 december 1973 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    Ib FREDERIKSEN

    ( 1 ) PB nr . C 62 van 31 . 7 . 1973 , blz . 37 .

    ( 2 ) PB nr . L 287 van 26 . 12 . 1972 , blz . 22 .

    ( 3 ) PB nr . 125 van 11 . 7 . 1966 , blz . 2290/66 .

    ( 4 ) PB nr . 125 van 11 . 7 . 1966 , blz . 2298/66 .

    ( 5 ) PB nr . 125 van 11 . 7 . 1966 , blz . 2309/66 .

    ( 6 ) PB nr . 125 van 11 . 7 . 1966 , blz . 2320/66 .

    ( 7 ) PB nr . L 169 van 10 . 7 . 1969 , blz . 3 .

    ( 8 ) PB nr . L 225 van 12 . 10 . 1970 , blz . 7 .

    ( 9 ) PB nr . L 225 van 12 . 10 . 1970 , blz . 1 .

    Top