EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31972R1473

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1473/72 van de Raad van 30 juni 1972 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

PB L 160 van 16.7.1972, p. 1–16 (DE, FR, IT, NL)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1972(III) blz. 703 - 717

Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1972/1473/oj

31972R1473

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1473/72 van de Raad van 30 juni 1972 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 160 van 16/07/1972 blz. 0001 - 0016
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 1 blz. 0079
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(III) blz. 0672
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 1 blz. 0079
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(III) blz. 0703
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0136
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0156
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0156


++++

VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) Nr . 1473/72 VAN DE RAAD

van 30 juni 1972

tot wijziging van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben , inzonderheid op artikel 24 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Comité voor het Statuut ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Gezien het advies van het Hof van Justitie ,

Overwegende dat in artikel 2 van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( Euratom , EGKS , EEG ) nr . 1369/72 ( 2 ) , het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en in artikel 3 van die verordening de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen werd vastgesteld ; dat de Raad tot taak heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken Instellingen , dit Statuut en deze regeling te wijzigen ;

Overwegende dat het , in het licht van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van genoemd Statuut en genoemde regeling , wenselijk is over te gaan tot wijzigingen waartoe enige daarin vervatte bepalingen aanleiding geven ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

HOOFDSTUK I

WIJZIGINGEN VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 1

In artikel 5 , lid 4 , tweede alinea , wordt voor " ieder ambt " gelezen " iedere standaardfunctie " .

Artikel 2

1 . Aan artikel 7 , lid 1 , wordt een tweede alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" De ambtenaar kan verzoeken binnen zijn Instelling te worden overgeplaatst . "

2 . Artikel 7 , lid 2 , tweede alinea , wordt als volgt gelezen :

" Tewerkstelling ad interim kan ten hoogste voor één jaar plaatsvinden , behalve wanneer zij direct of indirect , strekt tot vervanging van een ambtenaar die in het belang van de dienst is gedetacheerd , onder de wapenen is geroepen , dan wel langdurig ziekteverlof geniet . "

Artikel 3

Aan het eind van titel I wordt een nieuw artikel 10 bis toegevoegd , dat als volgt luidt :

" Artikel 10 bis

De Instelling stelt de termijnen vast , binnen welke het Personeelscomité , de Paritaire Commissie en het Comité voor het Statuut de adviezen moeten geven waarom hun is verzocht ; deze termijnen mogen niet korter zijn dan 15 werkdagen . Indien binnen de vastgestelde termijnen geen advies is uitgebracht , neemt de Instelling haar beslissing . "

Artikel 4

Aan artikel 24 worden de volgende twee alinea's toegevoegd :

" Zij vergemakkelijken de bij - en nascholing van de ambtenaar , voor zover dit verenigbaar is met de eisen van een goede werking der diensten en in overeenstemming met haar eigen belangen .

Voor de verdere loopbaan wordt ook met deze bij - en nascholing rekening gehouden . "

Artikel 5

Na artikel 24 wordt een artikel 24 bis toegevoegd , dat als volgt luidt :

" Artikel 24 bis

De ambtenaren hebben het recht van vereniging ; zij kunnen met name lid zijn van vak - of beroepsorganisaties van Europese ambtenaren . "

Artikel 6

In artikel 25 wordt voor de eerste alinea de volgende nieuwe alinea toegevoegd :

" De ambtenaar kan verzoeken richten tot het tot aanstelling bevoegde gezag van zijn Instelling . "

Artikel 7

Artikel 32 , tweede alinea , wordt als volgt gelezen :

" Het tot aanstelling bevoegde gezag kan echter , ten einde rekening te houden met de opleiding en bijzondere beroepservaring van de betrokkene , hem een salarisanciënniteit toekennen die overeenkomt met een bepaalde diensttijd in deze rang ; deze mag in de rangen A 1 tot en met A 4 , L/A 3 en L/A 4 72 maanden en in de andere rangen 48 maanden niet te boven gaan . "

Artikel 8

Artikel 34 wordt als volgt gelezen :

" 1 . Met uitzondering van hen die tot de rangen A 1 en A 2 behoren , dienen alle ambtenaren , alvorens in vaste dienst te kunnen worden aangesteld , een proeftijd te volbrengen . Deze proeftijd duurt voor ambtenaren van categorie A , de groep voor de talendienst en categorie B 9 maanden en voor de overige ambtenaren 6 maanden .

2 . Uiterlijk een maand voor het verstrijken van de proeftijd wordt ten aanzien van de ambtenaar op proef een beoordeling opgesteld betreffende zijn geschiktheid voor het vervullen van de hem uit hoofde van zijn functie opgedragen taken , alsmede betreffende zijn prestaties en zijn gedrag in de dienst . Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene , die schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken . De ambtenaar op proef die zich niet voldoende geschikt heeft getoond om in vaste dienst te worden aangesteld , wordt ontslagen .

In geval van duidelijke ongeschiktheid van de ambtenaar op proef kan op elk moment van de proeftijd een beoordeling worden opgesteld . Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene , die schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken . Op basis van deze beoordeling kan het tot aanstelling bevoegde gezag besluiten , de ambtenaar op proef voor het einde van de proeftijd , met een opzeggingstermijn van een maand , te ontslaan . Daarbij mag de diensttijd de normale duur van de proeftijd niet overschrijden .

Tenzij hij zijn werkzaamheden bij de dienst waartoe hij oorspronkelijk behoorde , onverwijld kan hervatten , geniet de ontslagen ambtenaar op proef een vergoeding ten bedrage van twee maanden basissalaris wanneer hij ten minste zes maanden in dienst is geweest en één maand basissalaris wanneer hij minder dan zes maanden in dienst is geweest .

Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing op de ambtenaar die voor het verstrijken van zijn proeftijd zelf ontslag neemt . "

Artikel 9

1 . Artikel 37 , eerste alinea , wordt als volgt gelezen :

" Detachering is de stand van de ambtenaar die , bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag ,

a ) in het belang van de dienst

- is aangewezen voor het tijdelijk vervullen van een ambt buiten zijn Instelling , of

- is belast met het tijdelijk bekleden van een functie bij een persoon die een mandaat vervult dat is bedoeld in de Verdragen tot oprichting van de Gemeenschappen of het Verdrag tot oprichting van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben , dan wel bij een gekozen Voorzitter van een Instelling , van een orgaan der Gemeenschappen of van een politieke fractie van het Europese Parlement .

b ) op eigen verzoek ter beschikking van een andere Instelling der Europese Gemeenschappen is gesteld . "

2 . Aan artikel 37 , tweede alinea , wordt de volgende tekst toegevoegd :

" Gedurende de in de eerste alinea , sub a ) , tweede streepje , bedoelde detachering gelden echter voor de ambtenaar de bepalingen die van toepassing zijn op een ambtenaar van dezelfde rang als die welke hem is toegekend in het ambt waarin hij is gedetacheerd , onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 77 , derde alinea , betreffende het pensioen . "

Artikel 10

Artikel 38 , sub d ) en e ) , wordt als volgt gelezen :

" d ) Indien de totale bezoldiging van het ambt dat hij tijdens de detachering vervult , lager is dan die welke hem op grond van zijn rang en salaristrap bij zijn oorspronkelijke Instelling toekomt , heeft de krachtens artikel 37 , sub a ) , eerste streepje , gedetacheerde ambtenaar recht op een aanvullend salaris ten bedrage van dit verschil ; tevens heeft hij recht op vergoeding van alle extra kosten welke voor hem uit de detachering voortvloeien .

e ) De krachtens artikel 37 , sub a ) , eerste streepje , gedetacheerde ambtenaar blijft pensioenbijdragen betalen op de grondslag van het salaris in actieve dienst dat bij de oorspronkelijke Instelling van de ambtenaar aan diens rang en salaristrap is verbonden . "

Artikel 11

1 . Artikel 39 , sub d ) , wordt als volgt gelezen :

" d ) Tijdens de duur van deze detachering worden de pensioenbijdragen , alsmede de eventuele rechten op pensioen berekend op basis van het salaris in actieve dienst dat bij de oorspronkelijke Instelling van de ambtenaar aan diens rang en salaristrap is verbonden . "

2 . Aan artikel 39 wordt de volgende tekst toegevoegd :

" e ) Na afloop van de detachering moet de ambtenaar bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt , mits hij de voor dit ambt vereiste geschiktheid bezit . Indien hij het hem aangeboden ambt weigert , behoudt hij onder dezelfde voorwaarde het recht om bij de tweede vacature te worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt ; indien hij ten tweeden male weigert , kan hij , nadat de Paritaire Commissie is geraadpleegd , ambtshalve worden ontslagen . Tot de datum van zijn daadwerkelijke herplaatsing behoudt de ambtenaar de stand van gedetacheerd ambtenaar zonder bezoldiging . "

Artikel 12

Artikel 40 , lid 4 , sub d ) , wordt als volgt gelezen :

" d ) Na het verstrijken van het verlof om redenen van persoonlijke aard moet de ambtenaar bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt , mits hij de voor dit ambt vereiste geschiktheid bezit . Indien hij het hem aangeboden ambt weigert , behoudt hij , onder dezelfde voorwaarde , het recht om bij de tweede vacature te worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt ; indien hij ten tweeden male weigert , kan hij , nadat de Paritaire Commissie is geraadpleegd , ambtshalve worden ontslagen . Tot de datum van zijn daadwerkelijke herplaatsing blijft de ambtenaar met verlof om redenen van persoonlijke aard zonder bezoldiging . "

Artikel 13

Artikel 41 , lid 3 , vierde alinea , wordt als volgt gelezen :

" Het bedrag van de inkomsten die de betrokkene in een nieuwe werkkring gedurende dit tijdvak geniet , wordt in mindering gebracht op de in de vorige alinea bedoelde vergoeding , voor zover deze inkomsten te zamen met deze vergoeding meer bedragen dan de laatste totale bezoldiging van de ambtenaar , vastgesteld op de grondslag van de salaristabel , die van toepassing is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden vastgesteld .

Op deze vergoeding , alsmede op de in de vorige alinea bedoelde laatste totale bezoldiging wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast , die geldt voor de laatste standplaats van de ambtenaar . "

Artikel 14

Artikel 46 , eerste alinea , wordt als volgt gelezen :

" De in een hogere rang aangestelde ambtenaar geniet in zijn nieuwe rang een salarisanciënniteit , overeenkomende met een theoretische salaristrap die gelijk is aan of onmiddellijk hoger ligt dan de in zijn oude rang bereikte theoretische salaristrap , vermeerderd met het bedrag van de tweejaarlijkse salarisverhoging in zijn nieuwe rang . "

Artikel 15

Aan artikel 48 , tweede alinea , wordt de volgende zin toegevoegd :

" Het tot aanstelling bevoegde gezag kan het ontslag evenwel weigeren indien op de datum van ontvangst van het verzoek om ontslag reeds een tuchtrechtelijke procedure ten aanzien van de ambtenaar gaande is , of indien binnen de daaropvolgende dertig dagen een dergelijke procedure wordt ingeleid . "

Artikel 16

In artikel 49 , eerste alinea , worden de woorden :

" in de gevallen , vermeld in de artikelen 13 , 39 , 40 en 41 , lid 4 en 5 . "

vervangen door :

" in de gevallen , vermeld in de artikelen 13 , 39 , 40 en 41 , lid 4 en 5 , en van artikel 14 , tweede alinea , van bijlage VIII . "

Artikel 17

Artikel 50 , vierde alinea , wordt als volgt gelezen :

" Het bedrag van de inkomsten die de betrokkene in een nieuwe werkkring gedurende dit tijdvak geniet , wordt in mindering gebracht op de in de vorige alinea bedoelde vergoeding , voor zover deze inkomsten te zamen met deze vergoeding meer bedragen dan de laatste totale bezoldiging van de ambtenaar , vastgesteld op de grondslag van de salaristabel , die van toepassing is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden vastgesteld .

Op deze vergoeding , alsmede op de in de vorige alinea bedoelde laatste totale bezoldiging wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast , die geldt voor de laatste standplaats van de ambtenaar . "

Artikel 18

In de tweede alinea van artikel 55 , wordt het getal " 45 " vervangen door " 42 " .

Artikel 19

Aan titel IV , hoofdstuk I , wordt een nieuw artikel 55 bis toegevoegd , dat als volgt luidt :

" Artikel 55 bis

Bij wijze van uitzondering en om naar behoren gemotiveerde redenen kan het tot aanstelling bevoegde gezag de ambtenaar toestemming verlenen , op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn , indien dit gezag oordeelt dat deze maatregel ook duidelijk met het belang van de Instelling strookt .

De wijze waarop deze toestemming wordt verleend , wordt geregeld in bijlage IV bis .

De ambtenaar die toestemming heeft verkregen om op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn , moet elke maand overeenkomstig de door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgestelde bepalingen , werkzaamheden verrichten gedurende de helft van de normale arbeidsduur . "

Artikel 20

De laatste zin van artikel 56 , eerste alinea , wordt als volgt gelezen :

" Het totale aantal aan een ambtenaar opgedragen overuren mag in geen geval meer dan 150 per periode van zes maanden bedragen . "

Artikel 21

Artikel 58 wordt als volgt gelezen :

" Ongeacht het recht op de in artikel 57 vermelde verloven , hebben zwangere vrouwen , na overlegging van een medisch attest , recht op een verlof , ingaande zes weken voor de datum die op het attest als vermoedelijke dag van de bevalling is aangegeven , en eindigende acht weken na de datum van de bevalling , met dien verstande dat dit verlof niet minder dan veertien weken kan bedragen . "

Artikel 22

Aan artikel 59 , lid 1 , wordt na de tweede alinea een nieuwe alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" Wanneer deze afwezigheid wegens ziekte van telkens ten hoogste drie dagen over een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 12 dagen overschrijdt , dient de ambtenaar een medisch attest over de leggen voor elke nieuwe afwezigheid wegens ziekte . "

Artikel 23

Na artikel 59 wordt een nieuw artikel 59 bis ingelast , dat als volgt luidt :

" Artikel 59 bis

Het jaarlijkse verlof van de ambtenaar die toestemming heeft verkregen om op basis van halve werktijd werkzaam te zijn , wordt , voor de duur van deze werktijd , met de helft verminderd . Gedeelten van af te trekken dagen worden verwaarloosd . "

Artikel 24

1 . Artikel 67 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

" 2 . De ambtenaar die de in dit artikel bedoelde gezinstoelagen geniet , is verplicht opgave te doen van soortgelijke toelagen die hij uit een andere bron mocht ontvangen ; deze komen in mindering op die welke uit hoofde van de artikelen 1 , 2 en 3 van bijlage VII worden uitbetaald . "

2 . Aan artikel 67 wordt het volgende lid 3 toegevoegd :

" 3 . De kindertoelage kan bij een bijzonder met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag worden verdubbeld op grond van medische bewijsstukken waaruit blijkt dat het desbetreffende kind voor de ambtenaar zware lasten met zich brengt , omdat het geestelijk of lichamelijk is gehandicapt . "

Artikel 25

Artikel 68 wordt als volgt gelezen :

" De in artikel 67 , lid 1 , bedoelde gezinstoelagen blijven verschuldigd indien de ambtenaar recht heeft op de vergoeding bedoeld in de artikelen 41 en 50 en in de artikelen 34 en 42 van het oude Statuut van het personeel van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal .

De betrokkene is verplicht opgave te doen van soortgelijke toelagen , die hij voor hetzelfde kind uit andere bron mocht ontvangen ; deze komen in mindering op die welke uit hoofde van de artikelen 1 , 2 en 3 van bijlage VII worden uitbetaald . "

Artikel 26

Na artikel 68 wordt een nieuw artikel 68 bis ingelast , dat als volgt luidt :

" Artikel 68 bis

De ambtenaar die toestemming heeft verkregen om op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn , heeft recht op een bezoldiging , berekend overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV bis . "

Artikel 27

Artikel 70 wordt als volgt gelezen :

" Bij overlijden van een ambtenaar ontvangen de overlevende echtgenoot of de kinderen te zijnen laste de totale bezoldiging van de overledene tot en met de derde maand na de maand van overlijden .

Bij overlijden van een pensioengerechtigde is het bovenstaande van toepassing ten aanzien van het pensioen van de overledene . "

Artikel 28

In artikel 72 wordt na het eerste lid een nieuw lid 1 bis ingelast , dat als volgt luidt :

" 1 bis . De ambtenaar die zijn dienst definitief beëindigt kan , wanneer hij aantoont dat hij zich niet bij een andere openbare ziektekostenverzekering kan verzekeren , uiterlijk in de maand volgende op de beëindiging van zijn dienst , verzoeken dat de in lid 1 bedoelde ziektekostendekking gedurende een periode van maximaal zes maanden na beëindiging van de dienst op hem van toepassing blijft . De in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de ambtenaar ; deze bijdrage komt voor de helft te zijnen laste .

Bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag , genomen na advies van de raadgevende arts van de Instelling , zijn de termijn van één maand voor de indiening van het verzoek en de in de vorige alinea bedoelde beperking tot 6 maanden niet van toepassing op de ambtenaar die aan een ernstige of langdurige ziekte lijdt , die bij hem reeds voor de beëindiging van zijn dienst bestond en waarvan de Instelling voor het verstrijken van de in de vorige alinea bedoelde periode van 6 maanden in kennis is gesteld , zulks op voorwaarde dat hij zich aan de geneeskundige controle van de Instelling onderwerpt . "

Artikel 29

1 . Na artikel 72 , lid 2 , wordt een nieuw lid 2 bis toegevoegd , dat als volgt luidt :

" 2 bis . Mits de ziektekosten niet door een andere openbare regeling kunnen worden gedekt , is lid 1 ook van toepassing :

- op de gewezen ambtenaar die ouderdomspensioen geniet en die de dienst van de Gemeenschappen heeft verlaten voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar ;

- op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een gewezen ambtenaar die de dienst van de Gemeenschappen heeft verlaten voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar .

De in lid 1 bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de ex-ambtenaar en komt voor de helft ten laste van de rechthebbende .

Op degene die een wezenpensioen ontvangt , is lid 1 evenwel slechts van toepassing wanneer hij daarom verzoekt . De bijdrage wordt op de grondslag van het wezenpensioen berekend . "

2 . Artikel 72 , lid 4 , wordt als volgt gelezen :

" 4 . De rechthebbende is verplicht opgave te doen van de vergoedingen waarop hij aanspraak kan maken uit hoofde van een andere verplichte ziektekostenverzekering voor zichzelf of voor een der uit zijnen hoofde verzekerde personen .

Indien het totale bedrag der vergoedingen die hij zou kunnen ontvangen , de in lid 1 bedoelde vergoedingen te boven gaat , wordt het verschil in mindering gebracht op het krachtens lid 1 te vergoeden bedrag , behalve in het geval van vergoedingen uit hoofde van een particuliere aanvullende ziektekostenverzekering ter dekking van het gedeelte der kosten dat niet wordt vergoed door het stelsel van ziektekostenverzekering der Gemeenschappen . "

Artikel 30

Artikel 74 , lid 3 , wordt als volgt gelezen :

" 3 . De ambtenaar die een geboortetoelage ontvangt , is verplicht opgave te doen van soortgelijke toelagen die hijzelf of zijn echtgenote uit andere bron voor hetzelfde kind mocht ontvangen ; deze komen in mindering op de hierboven vermelde toelage . Zijn zowel de vader als de moeder ambtenaren van de Gemeenschappen , dan wordt de toelage slechts aan het gezinshoofd uitbetaald . "

Artikel 31

1 . Artikel 77 , tweede alinea , wordt als volgt gelezen :

" Het maximale ouderdomspensioen bedraagt 70 % van het laatste basissalaris , dat behoort bij de laatste rang waarin de ambtenaar ten minste een jaar ingedeeld is geweest . Het wordt toegekend aan de ambtenaar die volgens de berekening van artikel 3 van bijlage VIII vijfendertig pensioenjaren heeft . Indien het aantal pensioenjaren minder dan vijfendertig beloopt , wordt het bovengenoemde maximale pensioen naar evenredigheid verminderd . "

2 . Artikel 77 , derde alinea , wordt als volgt gelezen :

" Voor ambtenaren die werkzaam zijn geweest bij een persoon die een mandaat vervult dat is bedoeld in de Verdragen tot oprichting der Gemeenschappen of in het Verdrag tot oprichting van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben , of bij een gekozen Voorzitter van een Instelling of van een orgaan der Gemeenschappen , of van een politieke fractie van het Europese Parlement , worden de pensioenrechten betreffende de pensioenjaren die in de uitoefening van een der hiervoor genoemde functies zijn verworven , berekend over het laatste in die functie ontvangen basissalaris , ingeval dit basissalaris hoger is dan het basissalaris dat overeenkomstig het bepaalde in de tweede alinea van dit artikel in aanmerking wordt genomen . "

Artikel 32

Artikel 78 , tweede alinea , wordt als volgt gelezen :

" Indien de invaliditeit het gevolg is van een ongeval tijdens of in verband met de dienst , van een beroepsziekte of van een daad van zelfopoffering in het algemeen belang of ten gevolge van het feit dat hij zijn leven heeft gewaagd om een mensenleven te redden , bedraagt het invaliditeitspensioen 70 % van het basissalaris van de ambtenaar .

Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak is te wijten , bedraagt het invaliditeitspensioen evenveel als het ouderdomspensioen waarop de ambtenaar recht gehad zou hebben bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd , indien hij tot deze leeftijd in dienst zou zijn gebleven .

Bij de berekening van het invaliditeitspensioen wordt uitgegaan van het basissalaris dat de ambtenaar in zijn rang zou hebben genoten indien hij nog in dienst zou zijn geweest op het ogenblik waarop het pensioen wordt betaald .

Het invaliditeitspensioen kan niet minder bedragen dan 120 % van het minimum voor levensonderhoud .

Indien de invaliditeit opzettelijk is veroorzaakt door de ambtenaar , kan het tot aanstelling bevoegde gezag beslissen dat de betrokkene slechts een ouderdomspensioen zal ontvangen . "

Artikel 33

In artikel 79 , tweede alinea , wordt " 30 % " vervangen door " 35 % " .

Artikel 34

Aan artikel 80 worden de volgende alinea's toegevoegd :

" Indien de ambtenaar of degene die recht op ouderdoms - of invaliditeitspensioen heeft , is overleden , zonder dat voldaan wordt aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden , hebben de kinderen , van wie erkend is dat zij te zijnen laste komen in de zin van artikel 2 van bijlage VII , recht op een wezenpensioen onder de voorwaarden , vastgesteld in artikel 21 van bijlage VIII ; het pensioen bedraagt evenwel de helft van het overeenkomstig laatstgenoemd artikel berekende bedrag .

Indien de echtgenoot die geen ambtenaar van de Gemeenschappen is , is overleden , heeft elk der kinderen , van wie erkend is dat zij ten laste van de ambtenaar komen in de zin van artikel 2 van bijlage VII , recht op een wezenpensioen , dat gelijk is aan het dubbele van het bedrag van de kindertoelage . "

Artikel 35

Artikel 81 wordt als volgt gelezen :

" Degene die recht heeft op ouderdomspensioen , verkregen op 60-jarige leeftijd of daarna , op invaliditeitspensioen of op overlevingspensioen , heeft onder de in bijlage VII vermelde voorwaarden recht op de in artikel 67 bedoelde gezinstoelagen ; de gezinshoofdtoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende .

Het bedrag van de kindertoelage waarop degene die een overlevingspensioen geniet recht heeft , is echter gelijk aan het dubbele van het bedrag van de in artikel 67 , lid 1 , sub b ) , vermelde toelage . "

Artikel 36

In artikel 83 , lid 2 , wordt " 6 % " vervangen door " 6,75 % " .

Artikel 37

Artikel 85 wordt als volgt gelezen :

" Een onverschuldigd betaald bedrag wordt teruggevorderd , indien de bevoordeelde kennis droeg van de onregelmatigheid van de betaling of indien deze onregelmatigheid zo voor de hand lag dat de bevoordeelde daarvan kennis had moeten dragen . "

Artikel 38

Artikel 90 wordt als volgt gelezen :

" 1 . Iedere in dit Stauut bedoelde persoon kan bij het tot aanstelling bevoegde gezag een verzoek indienen om jegens hem een besluit te nemen . Het gezag brengt zijn met redenen omklede besluit binnen vier maanden , te rekenen vanaf de dag van indiening van dit verzoek , ter kennis van de betrokkene . Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op het verzoek uitgebleven , dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing , waartegen een klacht in de zin van het volgende lid kan worden ingediend .

2 . Iedere in dit Statuut bedoelde persoon kan bij het tot aanstelling bevoegde gezag een klacht indienen tegen een besluit waardoor hij zich bezwaard acht , hetzij omdat dit gezag een besluit heeft genomen , dan wel omdat het geen , bij het Statuut verplichte maatregel heeft genomen . De klacht moet binnen een termijn van drie maanden worden ingediend . Deze termijn gaat in :

- op de dag van bekendmaking van het besluit , indien het een maatregel van algemene aard betreft ;

- op de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van degene tot wie het gericht is en in elk geval uiterlijk op de dag waarop betrokkene ervan kennis krijgt indien het een maatregel van individuele aard betreft ; indien evenwel door een besluit van individuele aard een andere persoon dan degene tot wie het gericht is , zich bezwaard kan gevoelen , gaat de termijn voor deze persoon in op de dag waarop hij van dit besluit kennis krijgt en in elk geval uiterlijk op de dag van bekendmaking ervan ;

- op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt , indien de klacht betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens lid 1 ingediend verzoek .

Het gezag brengt zijn met redenen omklede besluit binnen vier maanden , te rekenen vanaf de dag van indiening van de klacht , ter kennis van de betrokkene . Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op de klacht uitgebleven , dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing , waartegen beroep in de zin van artikel 91 kan worden ingesteld .

3 . Indien het ambtenaren betreft moeten het verzoek en de klacht langs de hiërarchieke weg worden ingediend , behalve wanneer zij de directe chef van de ambtenaar betreffen ; in dat geval kunnen zij rechtstreeks bij de onmiddellijke meerdere van deze chef worden ingediend . "

Artikel 39

Artikel 91 wordt als volgt gelezen :

" 1 . Het Hof van Jusitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen de Gemeenschappen en een van de in dit Statuut bedoelde personen , dat betrekking heeft op de wettigheid van een besluit waardoor deze persoon zich bezwaard acht in de zin van artikel 90 , lid 2 . Bij geschillen van geldelijke aard heeft het Hof van Justitie volledige rechtsmacht .

2 . Een beroep op het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is slechts ontvankelijk :

- indien men zich van tevoren tot het tot aanstelling bevoegde gezag heeft gewend met een klacht in de zin van artikel 90 , lid 2 , en binnen de aldaar gestelde termijn , en

- indien op deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen .

3 . Het in lid 2 bedoelde beroep moet binnen een termijn van drie maanden worden ingesteld . Deze termijn gaat in :

- op de dag van kennisgeving van het naar aanleiding van de klacht genomen besluit ;

- op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt , indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens artikel 90 , lid 2 , ingediende klacht ; wanneer echter een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een klacht is afgekomen na het stilzwijgende besluit tot afwijzing , doch binnen de termijn voor het instellen van beroep , dan gaat laatstgenoemde termijn hierdoor opnieuw in .

4 . In afwijking van lid 2 kan de betrokkene zich echter , na bij het tot aanstelling bevoegde gezag een klacht als bedoeld in artikel 90 , lid 2 , te hebben ingediend , onmiddellijk wenden tot het Hof van Justitie , mits bij dit beroep een verzoek wordt gevoegd tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het betwiste besluit of tot het nemen van voorlopige maatregelen . In dit geval wordt de procedure ten principale voor het Hof van Justitie opgeschort totdat een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing van de klacht wordt genomen .

5 . Het in dit artikel bedoelde beroep wordt onderzocht en beoordeeld volgens de bepalingen van het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen opgestelde reglement voor de procesvoering . "

Artikel 40

De artikelen 103 , 104 , 108 en 109 vervallen .

Artikel 41

In artikel 107 , lid 2 , tweede streepje , wordt voor " 33 dienstjaren " gelezen " 35 dienstjaren " .

Artikel 42

Aan artikel 110 wordt een derde alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" De diensten van de Instellingen plegen regelmatig overleg over de toepassing van de bepalingen van dit Statuut . "

Artikel 43

1 . In bijlage I , A , wordt de tekst betreffende de loopbaan A 4/A 5 als volgt gelezen :

" A 4 * Hoofdadministrateur ( 1 ) *

A 5 * Hoofdadministrateur ( 1 ) " . *

Onder de eerste kolom wordt de volgende voetnoot toegevoegd :

" ( 1 ) De referendaris bij het Hof van Justitie wordt aangesteld in de rang A 5 ; indien hij uitzonderlijke titels of specifieke kwalificaties bezit , kan hij in de rang A 4 worden aangesteld . De referendaris kan worden bevorderd tot de rang die onmiddellijk op zijn aanstellingsrang volgt na een diensttijd van zes jaar en wanneer hij de leeftijd van 32 jaar heeft bereikt , en in de daaropvolgende rang na een diensttijd van tien jaar en wanneer hij de leeftijd van 38 jaar heeft bereikt . "

2 . In bijlage I , A , wordt de tekst betreffende categorie B als volgt gelezen :

" Categorie B

B 1 * Hoofdassistent *

B 2 * Assistent *

* Technisch assistent ( 2 ) *

* Secretariaatsassistent ( 2 ) *

B 3 * Assistent *

* Technisch assistent ( 2 ) *

* Secretariaatsassistent ( 2 ) *

B 4 * Adjunct-Assistent

* Adjunct-Technisch assistent ( 2 ) *

* Adjunct-Secretariaatsassistent ( 2 ) *

B 5 * Adjunct-Assistent *

* Adjunct-Technisch assistent ( 2 ) *

* Adjunct-Secretariaatsassistent ( 2 ) " . *

Onder de eerste kolom wordt de volgende voetnoot toegevoegd :

" ( 2 ) Het aantal ambten dat met deze standaardfunctie overeenkomt , wordt specifiek en limitatief vastgesteld in de aan de begroting gehechte lijst van het aantal ambten . "

Artikel 44

In bijlage I , B , wordt de tekst tussen haakjes betreffende technische beambten ( rangen B 3 , B 4 , B 5 ) als volgt gelezen :

" ( In afwijking van de artikelen 62 en 66 van het Statuut worden technische beambten die in de rang B 5 zijn aangesteld , bezoldigd volgens de schaal van de rang B 5 , verlengd met 4 salaristrappen welke worden verkregen door uitgaande van de vierde salaristrap telkens de tweejaarlijkse verhoging van een salaristrap in deze rang toe te voegen ) . "

Artikel 45

In bijlage II wordt artikel 1 als volgt gelezen :

" Het Personeelscomité bestaat uit leden en eventueel plaatsvervangende leden , wier ambtstermijn twee jaar duurt . De Instelling kan evenwel besluiten , een kortere ambtstermijn vast te stellen ; deze mag echter niet korter zijn dan één jaar . Alle ambtenaren van de Instelling zijn stemgerechtigd en verkiesbaar .

De regels omtrent de verkiezing voor het Personeelscomité dat niet in plaatselijke afdelingen verdeeld is of , indien het Personeelscomité wel in plaatselijke afdelingen verdeeld is , voor de plaatselijke afdeling , worden vastgesteld door de algemene vergadering van de ambtenaren van de Instelling , die op de overeenkomstige standplaats in dienst zijn . De verkiezingen zijn geheim .

Indien het Personeelscomité in plaatselijke afdelingen verdeeld is , worden , voor elke standplaats , de regels omtrent de aanwijzing van de leden van het Centrale Comité vastgesteld door de algemene vergadering van de ambtenaren van de Instelling , die op de desbetreffende standplaats in dienst zijn . Tot leden van het Centrale Comité kunnen slechts leden van de desbetreffende plaatselijke afdeling worden aangewezen .

Het Personeelscomité dat niet in plaatselijke afdelingen is verdeeld of , indien het Personeelscomité wel in plaatselijke afdelingen is verdeeld , de plaatselijke afdeling , dient zodanig te zijn samengesteld dat alle categorieën van ambtenaren en alle groepen , bedoeld in artikel 5 van het Statuut alsmede de personeelsleden , bedoeld in artikel 7 , eerste alinea , van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen , daarin zijn vertegenwoordigd . Het Centrale Comité van een Personeelscomité dat in plaatselijke afdelingen is verdeeld is rechtsgeldig geconstitueerd zodra de meerderheid zijner leden is aangewezen .

De verkiezing voor het Personeelscomité dat niet in plaatselijke afdelingen is verdeeld of , indien het Personeelscomité wel in plaatselijke afdelingen is verdeeld , voor de plaatselijke afdeling is slechts geldig indien ten minste twee derde van de stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen . Indien het quorum evenwel niet wordt bereikt , is de verkiezing bij de tweede stemming geldig wanneer de meerderheid der stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen .

De functies der leden van het Personeelscomité en van de ambtenaren die in opdracht van het Comité zitting hebben in statutaire of door de Instelling ingestelde organen , worden beschouwd als een onderdeel van de taken die zij in hun Instelling moeten verrichten . De betrokkene mag door de uitoefening van zijn functie geen enkel nadeel ondervinden . "

Artikel 46

1 . De vierde alinea van artikel 3 van bijlage II komt te vervallen .

2 . In de vijfde alinea van artikel 3 van bijlage II worden de woorden " Dit advies " vervangen door " Het advies van de Commissie " .

Artikel 47

In bijlage II wordt artikel 7 als volgt gelezen :

" De invaliditeitscommissie bestaat uit drie artsen , van wie :

- de eerste door de Instelling waartoe de betrokkene behoort ,

- de tweede door de betrokkene ,

- en de derde in onderlinge overeenstemming door de eerste twee artsen

wordt aangewezen .

Indien de betrokken ambtenaar in gebreke blijft , wordt door de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ambtshalve een arts benoemd . "

Artikel 48

1 . In bijlage III wordt artikel 1 , lid 1 , eerste alinea , als volgt gelezen :

" De aankondiging van een vergelijkend onderzoek wordt door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgesteld , na raadpleging van de Paritaire Commissie . "

2 . In bijlage III wordt artikel 1 , lid 1 , tweede alinea , sub a ) , als volgt gelezen :

" a ) de aard van het vergelijkend onderzoek ( vergelijkend onderzoek binnen de Instelling , vergelijkend onderzoek binnen de Instellingen , algemeen vergelijkend onderzoek ) . "

3 . In bijlage III wordt artikel 1 , lid 1 , tweede alinea , sub g ) , als volgt gelezen :

" g ) zo nodig de leeftijdsgrens alsmede de toegestane verhoging daarvan voor de andere personeelsleden die reeds ten minste één jaar in dienst zijn . "

Artikel 49

1 . In bijlage IV wordt aan het enig artikel in lid 1 de volgende tekst toegevoegd :

" Na deze leeftijd en ten hoogste tot de leeftijd van 65 jaar , behoudt de ambtenaar evenwel deze vergoeding , zolang hij het maximale percentage van het ouderdomspensioen nog niet heeft bereikt .

Het in dit artikel bedoelde basissalaris is het basissalaris dat wordt vermeld in de in artikel 66 van het Statuut bedoelde tabel , die van kracht is op de eerste dag van de maand waarvoor de vergoeding moet worden vastgesteld . "

2 . In bijlage IV wordt in het enig artikel , lid 3 , de laatste regel van de twee laatste kolommen van de tabel als volgt gelezen :

" 59 tot en met 64 - 76,5 " .

Artikel 50

Na bijlage IV wordt de volgende bijlage IV bis ingelast :

" BIJLAGE IV bis

NADERE REGELING VAN DE WERKZAAMHEID OP BASIS VAN EEN HALVE WERKTIJD

Artikel 1

De in artikel 55 bis bedoelde toestemming wordt op verzoek van de ambtenaar verleend voor een periode van ten hoogste een jaar .

De toestemming kan evenwel onder dezelfde voorwaarden worden verlengd . Hiertoe dient de betrokken ambtenaar , ten minste een maand voor het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is verleend , een verzoek in te dienen .

Artikel 2

Wanneer de omstandigheden welke de in artikel 55 bis bedoelde toestemming rechtvaardigen , ophouden te bestaan , kan het tot aanstelling bevoegde gezag deze toestemming voor het einde van de periode waarvoor zij was verleend , intrekken met een kennisgevingstermijn van één maand .

Op verzoek van de betrokken ambtenaar kan het tot aanstelling bevoegde gezag eveneens de toestemming voor het einde van de periode waarvoor zij werd verleend , intrekken .

Artikel 3

Gedurende de periode waarvoor de ambtenaar toestemming heeft verkregen om op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn , heeft hij recht op 50 % van zijn bezoldiging . Hij blijft echter 100 % van de kindertoelage en van de schooltoelage ontvangen .

Gedurende deze periode mag hij geen andere winstgevende bezigheid verrichten .

De bijdragen voor het stelsel van ziekteverzekering en voor de pensioenregeling worden berekend over het gehele basissalaris "

Artikel 51

1 . In bijlage VII wordt artikel 1 , lid 2 , tweede zin , als volgt gelezen :

" Het recht op de toelage blijft echter in elk geval bestaan indien de echtgenoten een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben en , wanneer zij geen te hunnen laste komende kinderen hebben , indien het beroepsinkomen van de echtgenoot , voor belasting , niet hoger is dan 200 000 Bfr . per jaar . "

2 . In bijlage VII wordt artikel 1 , lid 3 , sub b ) , c ) en d ) , vervangen en als volgt gelezen :

" b ) De ambtenaar die weduwnaar , van echt gescheiden , wettelijk gescheiden of ongehuwd is en die een of meer te zijnen laste komende kinderen in de zin van artikel 2 , lid 2 en 3 , heeft .

c ) Krachtens een bijzonder en gemotiveerd besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag , genomen op grond van bewijsstukken , de ambtenaar die , hoewel hij niet voldoet aan de sub a ) en b ) gestelde voorwaarden , in feite de lasten van een gezinshoofd draagt . "

Artikel 52

In bijlage VII wordt de derde alinea van artikel 3 als volgt gelezen :

" Het in de eerste alinea genoemde maximum wordt op 3 129 Bfr . gebracht voor de ambtenaar die in aanmerking komt voor de ontheemdingstoelage en wiens standplaats ten minste 50 kilometer is verwijderd

- van een Europese school of

- van een onderwijsinstelling van universitair niveau in zijn land van oorsprong , mits het kind metterdaad een onderwijsinstelling van universitair niveau op ten minste 50 km afstand van de standplaats bezoekt . "

Artikel 53

1 . In bijlage VII wordt aan artikel 5 , lid 1 , een nieuwe alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" Op de inrichtingsvergoeding is de voor de standplaats van de ambtenaar vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing . "

2 . In bijlage VII wordt aan artikel 5 een lid 6 toegevoegd , dat als volgt luidt :

" 6 . De ambtenaar die recht heeft op een inrichtingsvergoeding is verplicht opgave te doen van soortgelijke vergoedingen die hij uit een andere bron mocht ontvangen ; deze vergoedingen komen in mindering op die welke in dit artikel zijn vermeld . "

Artikel 54

1 . In bijlage VII worden in artikel 6 , lid 1 , eerste alinea , de woorden :

" die de inrichtingsvergoeding heeft genoten , "

vervangen door de woorden :

" die voldoet aan de in artikel 5 , lid 1 , bedoelde voorwaarden " .

2 . In bijlage VII wordt aan artikel 6 , lid 1 , een nieuwe alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" Op de inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst is de voor de laatste standplaats van de ambtenaar vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing . "

Artikel 55

In bijlage VII vervalt de tweede alinea van artikel 8 , lid 2 .

Artikel 56

1 . In bijlage VII wordt artikel 10 , lid 1 tot en met 4 , als volgt gelezen :

" 1 . De ambtenaar die aantoont dat hij genoodzaakt is van woonplaats te veranderen om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut , heeft gedurende een in lid 2 bepaalde perriode recht op een dagvergoeding van :

Rang * Voor de ambtenaar die gezinshoofd is * Voor de ambtenaar die geen gezinshoofd is *

* Bfr . per kalenderdag *

* Van de le t/m de 15e dag * Vanaf de 16e dag * Van de le t/m de 15e dag * Vanaf de 16e dag *

A 1 t/m A 3 en L/A 3 * 650 * 300 * 450 * 225 *

A 4 t/m A 8 L/A 4 t/m L/A 8 Categorie B * 625 * 275 * 425 * 200 *

Overige rangen * 550 * 250 * 350 * 150 *

De bovenstaa de schaal wordt herzien bij elk onderzoek naar het bezoldigingspeil krachtens artikel 65 van het Statuut .

2 . De periode gedurende welke de dagvergoeding wordt toegekend , wordt als volgt bepaald :

a ) Voor de ambtenaar die geen gezinshoofd is :

op 120 dagen

b ) Voor de ambtenaar die gezinshoofd is :

op 180 dagen of - voor een ambtenaar op proef - de proeftijd plus één maand .

In geen geval wordt de dagvergoeding toegekend na de datum waarop de ambtenaar zijn verhuizing heeft volbracht ten einde te voldoen aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut . "

2 . In bijlage VII wordt lid 5 van artikel 10 vernummerd tot lid 3 .

Artikel 57

In bijlage VII wordt in artikel 12 , lid 2 , na de tweede alinea een nieuwe alinea toegevoegd , die als volgt luidt :

" Onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een in onderlinge overeenstemming ; na advies van het Comité voor het Statuut , door de Instellingen van de Gemeenschappen getroffen regeling kunnen aan ambtenaren van de categorie A in een rang beneden A 3 en van de groep voor de talendienst in een rang beneden L/A3 die in bijzonder vermoeiende omstandigheden moeten reizen , bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag , op vertoon van de plaatsbewijzen , de reiskosten voor de klasse waarin zij hebben gereisd , worden vergoed . "

Artikel 58

In bijlage VIII , artikel 2 , tweede alinea , wordt " 33 " vervangen door " 35 " .

Artikel 59

In bijlage VIII wordt artikel 5 , eerste alinea , als volgt gelezen :

" Onverminderd het in artikel 2 bepaalde verkrijgt de ambtenaar die bij het bereiken van 60-jarige leeftijd minder dan 35 pensioenjaren heeft en die overeenkomstig artikel 3 verdere rechten op pensioen verwerft , voor ieder dienstjaar tussen het 60e levensjaar en de leeftijd waarop hij in het genot van ouderdomspensioen wordt gesteld , een extra verhoging van het pensioen ten bedrage van 5 % van het bedrag der pensioenrechten die hij op het 60e levensjaar had verkregen ; het totale pensioen mag echter niet meer bedragen dan 70 % van zijn gemiddelde eindsalaris in de zin van artikel 77 , tweede alinea , caso quo derde alinea , van het Statuut . "

Artikel 60

In bijlage VIII wordt artikel 6 als volgt gelezen :

" Als minimum voor levensonderhoud dat bij de berekening der uitkeringen in aanmerking komt , geldt het basissalaris van een ambtenaar in de laagste bezoldigingstrap van de rang D 4 . "

Artikel 61

In bijlage VIII worden in artikel 13 , eerste alinea , de woorden

" op een invaliditeitspensioen van 60 % van zijn laatstgenoten aan inhouding onderworpen basissalaris "

vervangen door de woorden

" op het in artikel 78 van het Statuut bedoelde invaliditeitspensioen " .

Artikel 62

In bijlage VIII wordt artikel 14 , tweede alinea , als volgt gelezen :

" Wanneer de ambtenaar de voor dit pensioen vereiste voorwaarden niet meer vervult , moet hij bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn loopbaan overeenkomt , mits hij de daarvoor vereiste geschiktheid bezit . Indien hij het hem aangeboden ambt weigert , behoudt hij onder dezelfde voorwaarden het recht om , bij de tweede vacature te worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn loopbaan overeenkomt ; indien hij ten tweeden male weigert , kan hij ambtshalve worden ontslagen en is het bepaalde in artikel 16 van bijlage VII van toepassing .

In geval van overlijden van de ambtenaar die een invaliditeitspensioen geniet , eindigt het recht op dit pensioen aan het einde van de kalendermaand waarin de ambtenaar is overleden . "

Artikel 63

In bijlage VIII worden in artikel 17 , eerste alinea , de woorden :

" De weduwe van een ambtenaar die overlijdt , alvorens in het genot van een pensioen te zijn gesteld , verkrijgt "

vervangen door de woorden :

" De weduwe van een ambtenaar die is overleden toen hij zich in een van de in artikel 35 van het Statuut genoemde standen bevond , verkrijgt " .

Artikel 64

In bijlage VIII wordt artikel 18 , eerste alinea , als volgt gelezen :

" De weduwe van een gewezen ambtenaar die ouderdomspensioen genoot , heeft , indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij een Instelling heeft beëindigd , en behoudens het in artikel 22 bepaalde , recht op een omgezet weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot . Het minimum van het omgezette weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris ; het bedrag van het omgezette weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot . "

Artikel 65

In bijlage VIII wordt na artikel 18 een nieuw artikel 18 bis opgenomen , dat als volgt luidt :

" Artikel 18 bis

De weduwe van een gewezen ambtenaar die de dienst voor het bereiken van de 60-jarige leeftijd heeft beëindigd en heeft verzocht om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt , heeft , indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij een Instelling heeft beëindigd , en behoudens het in artikel 22 bepaalde , recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad . Het mimimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris ; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen ambtenaar op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad .

De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk , door de ambtenaar gesloten voor beëindiging van de dienst , één of meer kinderen zijn geboren , voor zover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien . "

Artikel 66

In bijlage VIII wordt artikel 19 als volgt aangevuld :

" Het minimum van het omgezette weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris ; het bedrag van het omgezette weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het invaliditeitspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot . "

Artikel 67

1 . In bijlage VIII wordt artikel 21 , lid 1 , tweede alinea , als volgt gelezen :

" Het wezenpensioen mag , behoudens het bepaalde in artikel 22 , niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud . "

2 . In bijlage VIII wordt aan artikel 21 , lid 2 , de volgende tekst toegevoegd :

" Onder de voorwaarden van artikel 3 van bijlage VII hebben wezen recht op de schooltoelage . "

Artikel 68

In bijlage VIII wordt de tweede zin van artikel 24 , eerste alinea , als volgt gelezen :

" Geeft het overlijden van de ambtenaar of van degene die een pensioen ontving echter aanleiding tot de in artikel 70 van het Statuut genoemde betaling , dan ontstaat dat recht op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden . "

Artikel 69

1 . In bijlage VIII wordt artikel 34 , tweede alinea , als volgt gelezen :

" Artikel 81 van het Statuut is niet van toepassing op kinderen die meer dan 300 dagen na het overlijden van de ambtenaar zijn geboren . "

2 . In bijlage VIII vervalt de derde alinea van artikel 34 .

Artikel 70

In bijlage VIII wordt artikel 35 als volgt gelezen :

" Toekenning van een onderdoms - , invaliditeits - , overlevings - of voorlopig pensioen geeft geen recht op de ontheemdingstoelage . "

Artikel 71

1 . In bijlage VIII wordt artikel 40 , eerste alinea , als volgt gelezen :

" De vaststelling van het onderdoms , invaliditeits - , overlevings - of voorlopig pensioen geschiedt door de Instelling waartoe de ambtenaar ten tijde van de beëindiging van de dienst behoorde . Gelijktijdig met het besluit waarbij het pensioen wordt toegekend , wordt aan de ambtenaar of aan zijn rechtverkrijgenden , alsmede aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen , die belast is met het uitbetalen der pensioenen , een gespecificeerde berekening overgelegd . "

2 . In bijlage VIII worden in artikel 40 , tweede alinea , de woorden " een ouderdoms - , overlevings - , invaliditeits - of voorlopig pensioen " vervangen door de woorden " een ouderdoms - of een invaliditeitspensioen " .

HOOFDSTUK II

WIJZIGINGEN IN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 72

In artikel 4 , wordt na de eerste alinea , de volgende nieuwe alinea opgenomen :

" In standplaatsen die buiten de landen van de Gemeenschappen zijn gelegen , kan bij wijze van uitzondering en voor beperkte duur als plaatselijk functionaris worden aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld voor het verrichten van ander werk dan hierboven is bedoeld , dat in het belang van de dienst niet aan een ambtenaar of personeelslid van een andere categorie mag worden toevertrouwd . "

Artikel 73

In artikel 7 wordt na de eerste alinea , de volgende nieuwe alinea opgenomen :

" Het personeelslid dat een overeenkomst voor minder dan een jaar heeft , maar dat sedert ten minste zes maanden in dienst is , heeft eveneens actief kiesrecht . "

Artikel 74

In titel I wordt na artikel 7 een artikel 7 bis opgenomen , dat als volgt luidt :

" Artikel 7 bis

Artikel 24 bis van het Statuut is van toepassing op de in artikel 1 bedoelde personeelsleden . "

Artikel 75

Artikel 25 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 10 van bijlage VII van het Statuut betieffende de dagvergoedingen is van toepassing . "

Artikel 76

Artikel 33 , lid 1 , wordt als volgt gelezen :

" Indien de functionaris invalide wordt en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd , zodat hij zijn dienst bij de Instelling moet beëindigen , geniet hij een invaliditeitspensioen waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld :

Indien de invaliditeit het gevolg is van een ongeval tijdens of in verband met zijn dienst , van een beroepsziekte of van een daad van zelfopoffering in het algemeen belang of ten gevolge van het feit dat hij zijn leven heeft gewaagd om een mensenleven te redden , bedraagt het invaliditeitspensioen 70 % van het laatste basissalaris van de tijdelijke functionaris .

Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak is te wijten , bedraagt het percentage van het invaliditeitspensioen , berekend over het laatste basissalaris van de tijdelijke functionaris , 2 % voor elk jaar tussen de datum van indiensttreding van de functionaris en de datum waarop hij de 65-jarige leeftijd bereikt ; dit percentage wordt verhoogd met 25 % van het bedrag der pensioenrechten die hij zou hebben verkregen op 60-jarige leeftijd , zonder dat het totaal meer mag bedragen dan 70 % van het laatstgenoten basissalaris .

Het invaliditeitspensioen kan niet minder bedragen dan 120 % van het minimum voor levensonderhoud , zoals dat is bepaald in artikel 6 van bijlage VIII van het Statuut .

Indien de invaliditeit opzettelijk door de functionaris is teweeggebracht , kan het gezag , bedoeld in artikel 6 , eerste alinea , beslissen dat hij slechts de in artikel 39 bedoelde uitkering ontvangt .

Artikel 36 , tweede alinea , is van toepassing op degene die invaliditeitspensioen geniet . "

Artikel 77

1 . In artikel 36 , eerste alinea , wordt " 30 % " vervangen door " 35 % " .

2 . Artikel 36 , tweede alinea , wordt als volgt gelezen :

" Degene die weduwenpensioen geniet heeft overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII van het Statuut recht op de in artikel 67 van het Statuut bedoelde gezinstoelagen . De kindertoelage bedraagt echter tweemaal de in artikel 67 , lid 1 , sub b ) , van het Statuut vermelde kindertoelage . "

Artikel 78

Artikel 37 wordt als volgt gelezen :

" Indien een functionaris of degene die recht heeft op ouderdoms - of invaliditeitspensioen , is overleden zonder een echtgenoot na te laten die recht heeft op overlevingspensioen , hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt , recht op wezenpensioen overeenkomstig artikel 80 van het Statuut .

Hetzelfde recht hebben kinderen die aan dezelfde voorwaarden voldoen bij overlijden of hertrouwen van een echtgenoot die recht op overlevingspensioen heeft .

Wanneer een functionaris of degene die ouderdoms - of invaliditeitspensioen genoot , is overleden zonder dat de voorwaarden van de eerste alinea zijn vervuld , is artikel 80 , derde alinea , van het Statuut van toepassing .

Overeenkomstig artikel 3 van bijlage VII van het Statuut hebben wezen recht op de schooltoelage . "

Artikel 79

1 . De titel van afdeling C van hoofdstuk 6 wordt als volgt gelezen :

" Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek . "

2 . Artikel 39 wordt als volgt gelezen :

" 1 . Bij beëindiging van de dienst heeft de in artikel 2 , sub a ) of b ) , bedoelde functionaris recht op een bedrag gelijk aan 13,5 % van de maandsalarissen die gedurende zijn dienst tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdrage bedoeld in artikel 83 van het Statuut , verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar .

Dit bedrag wordt verminderd met het bedrag van de betalingen die krachtens artikel 42 zijn verricht .

2 . Bij beëindiging van de dienst heeft de in artikel 2 , sub c ) , bedoelde functionaris recht op het ouderdomspensioen of op de uitkering bij vertrek onder de voorwaarden van titel V , hoofdstuk 3 , van het Statuut en van bijlage VIII van het Statuut . De uitkering bij vertrek wordt verminderd met het bedrag van de betalingen die zijn gedaan ingevolge artikel 42 . Wanneer de functionaris recht heeft op een ouderdomspensioen worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge artikel 42 zijn gedaan . "

Artikel 80

In artikel 42 , tweede alinea , wordt " 12 % " vervangen door " 13,5 % " .

Artikel 81

Artikel 45 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 85 van het Statuut betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen is van toepassing . "

Artikel 82

Artikel 69 wordt als volgt gelezen :

" De hulpfunctionaris die aantoont dat hij niet kan blijven wonen in zijn vroegere verblijfplaats , geniet gedurende ten hoogste een jaar de in artikel 10 van bijlage VII van het Statuut bedoelde dagvergoeding . "

Artikel 83

Artikel 72 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 85 van het Statuut betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen is van toepassing . "

HOOFDSTUK III

OVERGANGS - EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 84

In artikel 2 , laatste alinea , van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 259/68 worden de woorden " De bepalingen van de artikelen 93 tot en met 105 " vervangen door de woorden " De bepalingen van de artikelen 93 , 95 tot en met 100 , 102 en 103 " .

Artikel 85

De pensionen die bij de inwerkingtreding van de onderhavige verordening verkregen waren , worden met ingang van dat tijdstip gewijzigd op de grondslag van de bepalingen van het Statuut zoals deze bij deze verordening zijn gewijzigd . Het bedrag en het percentage van de pensioenen die voor de inwerkingtreding van de onderhavige verordening waren verkregen , mogen evenwel niet lager zijn dan het bedrag en het percentage die zouden voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen die van kracht waren op het tijdstip dat de pensioenen verkregen werden .

Artikel 86

De ambtenaar die op grond van artikel 101 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal na 1 januari 1962 zijn bijdrage voor de pensioenregeling heeft gehandhaafd op 7,5 % van zijn aan inhouding onderworpen salaris , heeft op het tijdstip waarop de onderhavige verordening in werking treedt , recht op terugbetaling van een vijfde van het totaal der vanaf 1 januari 1962 uit hoofde van zijn bijdrage voor het vormen van zijn pensioen op zijn basissalaris ingehouden bedragen , op dit totaal worden de achtereenvolgende gemeenschappelijke indexcijfers van de kosten van levensonderhoud toegepast en het wordt vermeerderd met een samengestelde rente van 3,5 % 's jaars .

Artikel 87

Ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschappen op wie op 30 juni 1972 het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden , vastgesteld bij Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 259/68 van toepassing waren , blijven in het genot van de lopende betalingen uit hoofde van de bepalingen van genoemd Statuut en genoemde regeling , voor zover deze bepalingen grotere voordelen inhielden dan die welke de betrokkenen zouden genieten bij toepassing van de onderhavige verordening .

Artikel 34 van het in de eerste alinea genoemde Statuut , zoals dit op 30 juni 1972 van kracht was , blijft van toepassing op ambtenaren op proef die op deze datum in dienst waren .

De termijnen , bedoeld in de artikelen 90 en 91 van het in de eerste alinea genoemde Statuut , zoals dit op 30 juni 1972 van kracht was , blijven van toepassing op verzoeken en klachten die uiterlijk op deze datum zijn ingediend .

Artikel 88

1 . Ambtenaren die in 1972 de dienst definitief beëindigen en die :

- voor 1 juli 1969 nog geen 11 dienstjaren hebben , of

- tussen 1 juli 1969 en 31 december 1971 tien dienstjaren volmaken ,

kunnen definitief afzien van hun aanspraken op pensioen ; in dat geval ontvangen zij een uitkering bij vertrek die wordt vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 12 van bijlage VIII van het Statuut .

2 . Deze mogelijkheid staat ook open voor ambtenaren die dienst uiterlijk op 31 december 1973 definitief beëindigen en die in 1972 tien dienstjaren volmaken .

3 . Ambtenaren die van de in de leden 1 en 2 geboden mogelijkheid gebruik wensen te maken , dienen , op straffe van verval van rechten , hun keuze uiterlijk

- op 31 december 1972 voor het in lid 1 bedoelde geval ,

- op 31 december 1973 voor het in lid 2 bedoelde geval

kenbaar te maken .

Artikel 89

1 . In artikel 102 , lid 2 , sub b ) , tweede streepje , van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal , wordt " 33 " vervangen door " 35 " .

2 . In artikel 42 , laatste alinea , van het Statuut van het personeel van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wordt " 60 " vervangen door " 65 " .

3 . In artikel 50 , tweede alinea , van het Algemeen Reglement van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wordt " 30 " vervangen door " 35 " .

4 . In artikel 108 , eerste alinea , van het Algemeen Reglement van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wordt " 30 " vervangen door " 35 " .

Artikel 90

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1972 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 30 juni 1972 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . L 56 van 4 . 3 . 1968 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 149 van 1 . 7 . 1972 , blz . 1 .

Top