Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31970L0522

    Richtlijn 70/522/EEG van de Raad van 30 november 1970 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en voor de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 C.I.T.I.)

    PB L 267 van 10.12.1970, p. 14–17 (DE, FR, IT, NL)
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1970(III) blz. 831 - 834

    Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/07/1999; afgeschaft en vervangen door 31999L0042

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1970/522/oj

    31970L0522

    Richtlijn 70/522/EEG van de Raad van 30 november 1970 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en voor de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 C.I.T.I.)

    Publicatieblad Nr. L 267 van 10/12/1970 blz. 0014 - 0017
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0097
    Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1970(III) blz. 0737
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0097
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1970(III) blz. 0831
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0124
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0119
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0119


    ++++

    RICHTLIJN VAN DE RAAD

    van 30 november 1970

    betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en voor de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool ( ex groep 6112 C.I.T.I . )

    ( 70/522/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 54 , leden 2 en 3 , en artikel 63 , leden 2 en 3 ,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op titel IV D ,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten ( 2 ) , inzonderheid op titel V C ,

    Gezien het voorstel van de Commissie ,

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 3 ) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 4 ) ,

    Overwegende dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geen bepalingen omvat met betrekking tot de liberalisatie van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten en dat de liberalisatie van de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden derhalve zonder uitzondering valt onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ;

    Overwegende dat de werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren en de werkzaamheden van de tussenpersonen in handel , ambacht en industrie reeds vallen onder de twee richtlijnen van de Raad van 25 februari 1964 ( 5 ) ; dat de sector kolen niet onder de werkingssfeer van deze richtlijnen valt ; dat de onderhavige richtlijn ten doel heeft de commerciële activiteiten in deze sector te liberaliseren ;

    Overwegende dat de onderhavige richtlijn trouwens een weerslag heeft op de verkoopwerkzaamheden van de producenten , aangezien artikel 2 , lid 3 , van de richtlijn van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden op het gebied van de winning van delfstoffen ( I.S.I.C.-klassen 11 tot en met 19 ) ( 6 ) het recht van de producent die zich als zodanig in een andere Lid-Staat vestigt aldaar zijn eigen produkten te verkopen , beperkt tot de verkoop in één enkele in het land van produktie gelegen vestiging , zolang de handel in de betrokken produkten niet op grond van andere richtlijnen is geliberaliseerd ;

    Overwegende dat de groothandel in steenkool door de onderhavige richtlijn wordt geliberaliseerd ; dat de kleinhandel reeds is geliberaliseerd door de richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 ( 7 ) ; dat derhalve voor deze produkten een beperking van de verkoop tot één enkele in het land van produktie gelegen vestiging niet meer geldt ; dat de producent die zich op grond van bovengenoemde richtlijn van de Raad van 7 juli 1964 in een andere Lid-Staat als producent vestigt op grond van diezelfde richtlijn voortaan gemachtigd is zijn eigen produktie in verschillende in die Lid-Staat gelegen vestigingen te verkopen ;

    Overwegende dat de onderhavige richtlijn eveneens tot resultaat moet hebben dat de producent in staat wordt gesteld zich in een andere Lid-Staat te vestigen , niet als producent , maar om er in één of meer vestigingen zijn eigen produkten op groothandelsbasis te verkopen ;

    Overwegende dat het dienstig is door de onderhavige richtlijn de beperkingen van het vrij verrichten van diensten voor de tussenpersonen in loondienst van een of meer ondernemingen op het gebied van industrie of handel op te heffen ; dat de werkzaamheid van tussenpersonen in loondienst soms moeilijk te onderscheiden is van die van zelfstandige vertegenwoordigers omdat de juridische afbakening tussen beide groepen in de zes Lid-Staten niet dezelfde is ; dat het hier een werkzaamheid betreft met dezelfde economische strekking als die van de zelfstandige vertegenwoordigers en dat splitsing van de liberalisatie van deze zeer bijzondere vorm van dienstverlening in gedeeltelijke liberalisaties , naarmate de werkzaamheden van de werkgevers geliberaliseerd worden , zeer lastig zou zijn en geen zin zou hebben ;

    Overwegende dat , overeenkomstig de bepalingen van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging , de beperkingen inzake de bevoegdheid zich aan te sluiten bij beroeps - en bedrijfsorganisaties , voor zover de beroepswerkzaamheden van de betrokkene de uitoefening van deze bevoegdheid meebrengen , moeten worden opgeheven ;

    Overwegende dat de regeling voor werknemers in loondienst die degene , die de dienst verricht , vergezellen of voor zijn rekening handelen , valt onder de maatregelen die worden getroffen uit hoofde van de artikelen 48 en 49 van het Verdrag ;

    Overwegende dat afzonderlijke richtlijnen , die van toepassing zijn op alle anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden , zijn of zullen worden vastgesteld met betrekking tot de bepalingen inzake verplaatsing en verblijf van de begunstigden , alsmede , voor zover nodig , richtlijnen inzake de coordinatie van de waarborgen die de Lid-Staten eisen van vennootschappen ter bescherming van de belangen van vennoten en derden ;

    Overwegende bovendien dat in sommige Lid-Staten de groothandel in steenkool geregeld wordt door bepalingen omtrent de toegang tot het beroep ; dat derhalve bepaalde overgangsmaatregelen ter vergemakkelijking van de toegang tot het beroep en de uitoefening daarvan voor de onderdanen van andere Lid-Staten zijn opgenomen in een afzonderlijke richtlijn ,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    Artikel 1

    De Lid-Staten heffen ten behoeve van de in titel I van de Algemene Programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten genoemde natuurlijke personen en vennootschappen , hierna begunstigden genoemd , de onder titel III van die programma's bedoelde beperkingen op ten aanzien van de toegang tot en de uitoefening van de in artikelen 2 en 3 genoemde werkzaamheden .

    Artikel 2

    1 . De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke ressorteren onder de groothandel in steenkool ( ex groep 6112 C.I.T.I . ) ( 8 ) .

    2 . Werkzaamheden welke in de zin van deze richtlijn onder de groothandel in steenkool ressorteren , zijn werkzaamheden verricht door ieder natuurlijk persoon of vennootschap die er zijn beroep van maakt geregeld steenkool op eigen naam en voor eigen rekening te kopen en weder te verkopen , hetzij aan andere handelaren - groot - of kleinhandelaren - hetzij aan verwerkers , hetzij aan bedrijfsmatige verbruikers of grootverbruikers .

    De steenkool kan weder worden verkocht in dezelfde staat of na op een in de groothandel gebruikelijke wijze te zijn bewerkt , behandeld of verpakt .

    De werkzaamheden van de groothandel kunnen worden uitgeoefend in de vorm van binnenlandse handel , invoer , uitvoer of doorvoerhandel .

    3 . De bepalingen van deze richtlijn zijn eveneens van toepassing op de verkoop in het groot door produktiebedrijven .

    Artikel 3

    De bepalingen van deze richtlijn zijn op het gebied van de steenkoolhandel eveneens van toepassing op :

    1 . de volgende anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden :

    a ) beroepswerkzaamheden van de tussenpersoon , die op grond van een of meer opdrachten belast is met het voorbereiden of afsluiten van handelstransacties op naam en voor rekening van derden ;

    b ) beroepswerkzaamheden van de tussenpersoon , die zonder hiermede blijvend belast te zijn , personen die rechtstreeks contracten willen afsluiten met elkaar in contact brengt , hun handelstransacties voorbereidt , dan wel bij de afsluiting daarvan zijn diensten verleent ;

    c ) beroepswerkzaamheden van de tussenpersoon die op eigen naam voor rekening van derden handelstransacties afsluit .

    2 . het beroepshalve verrichten van diensten door een tussenpersoon die in loondienst is van één of meer ondernemingen op het gebied van handel of industrie . Deze tussenpersoon in loondienst , alsmede de ondernemingen in wier dienst hij is , moeten metterwoon verblijf houden of gevestigd zijn in een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat waar de dienst wordt verricht .

    Onder de in punt 1 genoemde werkzaamheden vallen eveneens die van de tussenpersoon die van huis tot huis bestellingen opneemt .

    Artikel 4

    1 . De Lid-Staten heffen de beperkingen op welke met name :

    a ) de begunstigden verhinderen zich in het ontvangende land te vestigen of daar diensten te verrichten onder dezelfde voorwaarden en met gelijke rechten als de onderdanen van dat land ;

    b ) voortvloeien uit een administratieve handelwijze die ten gevolge heeft dat op de begunstigden , in vergelijking tot de nationale onderdanen , een discriminerende behandeling wordt toegepast .

    2 . Onder de op te heffen beperkingen komen in het bijzonder voor die welke zijn vervat in de bepalingen die voor de begunstigden op de volgende wijze een verbod of beperking inhouden van de vestiging of het verrichten van diensten :

    a ) in België :

    door de verplichting in het bezit te zijn van een beroepskaart ( artikel 1 van de wet van 19 februari 1965 ) ;

    b ) in Frankrijk :

    - door de verplichting in het bezit te zijn van een legitimatiebewijs als buitenlands handelaar ( wetsbesluit van 12 november 1938 , besluit van 2 februari 1939 , gewijzigd bij besluit van 27 oktober 1969 , wet van 8 oktober 1940 , wet van 10 april 1954 , besluit nr . 59-852 van 9 juli 1959 ) ;

    - door de uitsluiting van het recht huurovereenkomsten voor bedrijfsruimten te verlengen ( artikel 38 van het besluit van 30 september 1953 ) ;

    c ) in Luxemburg :

    door de beperkte geldigheidsduur van de aan buitenlanders verleende vergunningen ( artikel 21 van de wet van 2 juni 1962 ) .

    Artikel 5

    1 . De Lid-Staten zien erop toe dat de begunstigden het recht hebben zich aan te sluiten bij beroeps - en bedrijfsorganisaties onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde rechten en verplichtingen als de eigen onderdanen .

    2 . In geval van vestiging brengt het recht van aansluiting mede het recht binnen de beroeps - en bedrijfsorganisatie verkiesbaar of benoembaar te zijn in een bestuursfunctie . Deze bestuursfuncties kunnen echter aan de nationale onderdanen worden voorbehouden , wanneer de betrokken organisatie uit hoofde van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag .

    3 . In het Groothertogdom Luxemburg houdt het lidmaatschap van de Kamer van Koophandel en van de Kamer van Ambachten voor de begunstigden niet het recht in , deel te nemen aan de verkiezing van de bestuursorganen .

    Artikel 6

    De Lid-Staten verlenen aan diegenen van hun onderdanen die zich voor het verrichten van een van de in de artikelen 2 en 3 omschreven werkzaamheden naar een andere Lid-Staat begeven , geen steun waardoor de voorwaarden voor vestiging kunnen worden vervalst .

    Artikel 7

    1 . Indien een ontvangende Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot een van de in de artikelen 2 en 3 omschreven werkzaamheden een bewijs van betrouwbaarheid en het bewijs dat er voorheen geen faillissement heeft plaatsgehad , of slechts één van beide bewijzen eist , erkent deze Lid-Staat als voldoende bewijs voor de onderdanen der andere Lid-Staten het overleggen van een uittreksel uit het strafregister , of , bij het ontbreken daarvan , een gelijkwaardig document , afgegeven door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of van herkomst , waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan .

    Bij tussenpersonen die van huis tot huis bestellingen opnemen , kunnen evenwel eveneens andere omstandigheden in aanmerking worden genomen dan die welke in voornoemd document kunnen worden vermeld , mits deze officieel zijn vastgelegd en de onbetrouwbaarheid met betrekking tot deze werkzaamheid aantonen . Een systematische controle mag evenwel niet plaatsvinden .

    2 . Indien er voor het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad door het land van oorsprong of herkomst geen zodanig document wordt afgegeven , kan dit worden vervangen door een door betrokkene onder ede afgelegde verklaring ten overstaan van een rechterlijke of overheidsinstantie , een notaris of een bevoegde beroeps - of bedrijfsorganisatie in het land van oorsprong of herkomst .

    3 . De overeenkomstig de leden 1 en 2 afgegeven documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden .

    4 . De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 9 gestelde termijn de instanties en organisaties aan die voor de afgifte van bovenbedoelde documenten bevoegd zijn en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie onverwijld daarvan in kennis .

    Artikel 8

    De Lid-Staten die de toegang tot het beroep afhankelijk stellen van het afleggen van een eed , moeten nagaan of de thans geldende eedsformule ook door niet-onderdanen kan worden gebruikt . Zo neen , dan nemen zij genoegen met een passende formule van gelijke waarde .

    Artikel 9

    Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn ; zij stellen de Commissie onverwijld daarvan in kennis .

    Artikel 10

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Brussel , 30 november 1970 .

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    H . D . GRIESAU

    ( 1 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

    ( 2 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 32/62 .

    ( 3 ) PB nr . C 51 van 29 . 4 . 1970 , blz . 4 .

    ( 4 ) PB nr . C 108 van 26 . 8 . 1970 , blz . 20 .

    ( 5 ) PB nr . 56 van 4 . 4 . 1964 , blz . 863/64 en 869/64 .

    ( 6 ) PB nr . 117 van 23 . 7 . 1964 , blz . 1871/64 .

    ( 7 ) PB nr . L 260 van 22 . 10 . 1968 , blz . 1 .

    ( 8 ) Classification internationale type , par industrie , de toutes les branches d'activité économique ( Bureau voor de Statistiek van de Verenigde Naties - Etudes Statistiques , Série M , nr . 4 rév . 1 , New York 1958 ) .

    Top