This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 12016E140
Consolidated version of the Treaty on the Functioning of the European Union#PART THREE - UNION POLICIES AND INTERNAL ACTIONS#TITLE VIII - ECONOMIC AND MONETARY POLICY#CHAPTER 5 - TRANSITIONAL PROVISIONS#Article 140 (ex Articles 121(1), 122(2), second sentence, and 123(5) TEC)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
DERDE DEEL - HET BELEID EN INTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
TITEL VIII - ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID
HOOFDSTUK 5 - OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 140 (oude artikelen 121, lid 1, 122, lid 2, tweede zin, en 123, lid 5, VEG)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
DERDE DEEL - HET BELEID EN INTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
TITEL VIII - ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID
HOOFDSTUK 5 - OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 140 (oude artikelen 121, lid 1, 122, lid 2, tweede zin, en 123, lid 5, VEG)
PB C 202 van 7.6.2016, p. 108–110
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
7.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 202/108 |
Artikel 140
(oude artikelen 121, lid 1, 122, lid 2, tweede zin, en 123, lid 5, VEG)
1. Ten minste eens in de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die onder een derogatie valt, brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank aan de Raad verslag uit over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie. Deze verslagen bevatten tevens een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elk van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met artikel 130 en artikel 131 en de statuten van het ESCB en van de ECB. In deze verslagen wordt ook nagegaan of er een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elke lidstaat aan de volgende criteria voldoet:
— |
het bereiken van een hoge mate van prijsstabiliteit; dit blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren; |
— |
het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in artikel 126, lid 6; |
— |
de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie ten opzichte van de euro; |
— |
de duurzaamheid van de door de lidstaat die onder een derogatie valt, bereikte convergentie en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, hetgeen tot uitdrukking komt in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn. |
De vier in dit lid genoemde criteria en de betreffende perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden nader uitgewerkt in een aan de Verdragen gehecht protocol. In de verslagen van de Commissie en de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.
2. Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad, besluit de Raad op voorstel van de Commissie, welke lidstaten met een derogatie volgens de criteria van lid 1, aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen, en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
De Raad besluit na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben. Deze leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a).
3. Indien overeenkomstig de procedure van lid 2, wordt besloten tot intrekking van een derogatie, stelt de Raad met eenparigheid van stemmen van de lidstaten die de euro als munt hebben en de betrokken lidstaat, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de Euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de Euro als enige munteenheid in de betrokken lidstaat.