Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02011R1178-20210112

    Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1178/2021-01-12

    02011R1178 — NL — 12.01.2021 — 015.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) Nr. 1178/2011 VAN DE COMMISSIE

    van 3 november 2011

    tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    VERORDENING (EU) Nr. 290/2012 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 2012

      L 100

    1

    5.4.2012

    ►M2

    VERORDENING (EU) Nr. 70/2014 VAN DE COMMISSIE van 27 januari 2014

      L 23

    25

    28.1.2014

    ►M3

    VERORDENING (EU) Nr. 245/2014 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2014

      L 74

    33

    14.3.2014

    ►M4

    VERORDENING (EU) 2015/445 VAN DE COMMISSIE van 17 maart 2015

      L 74

    1

    18.3.2015

    ►M5

    VERORDENING (EU) 2016/539 VAN DE COMMISSIE van 6 april 2016

      L 91

    1

    7.4.2016

    ►M6

    VERORDENING (EU) 2018/1065 VAN DE COMMISSIE van 27 juli 2018

      L 192

    31

    30.7.2018

    ►M7

    VERORDENING (EU) 2018/1119 VAN DE COMMISSIE van 31 juli 2018

      L 204

    13

    13.8.2018

    ►M8

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1974 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2018

      L 326

    1

    20.12.2018

    ►M9

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/27 VAN DE COMMISSIE van 19 december 2018

      L 8

    1

    10.1.2019

    ►M10

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/430 VAN DE COMMISSIE van 18 maart 2019

      L 75

    66

    19.3.2019

    ►M11

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1747 VAN DE COMMISSIE van 15 oktober 2019

      L 268

    23

    22.10.2019

    ►M12

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/359 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2020

      L 67

    82

    5.3.2020

    ►M13

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/723 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2020

      L 170

    1

    2.6.2020

    ►M14

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2193 VAN DE COMMISSIE van 16 december 2020

      L 434

    13

    23.12.2020


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 291, 7.11.2015, blz.  11 (290/2012)




    ▼B

    VERORDENING (EU) Nr. 1178/2011 VAN DE COMMISSIE

    van 3 november 2011

    tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)



    ▼M12

    Artikel 1

    Onderwerp

    1.  

    Bij deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor:

    a) 

    verschillende bevoegdverklaringen voor bevoegdheidsbewijzen als piloot, de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van bewijzen van bevoegdheid als piloot, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de houders van een bewijs van bevoegdheid als piloot, de voorwaarden voor de omzetting van bestaande nationale bewijzen van bevoegdheid als piloot en nationale bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige in een bewijs van bevoegdheid als piloot;

    b) 

    de certificering van personen die verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van vliegopleidingen of opleidingen in vluchtnabootsers en voor het beoordelen van de vaardigheid van piloten;

    c) 

    verschillende medische certificaten van piloten, de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van medische certificaten, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de houders van medische certificaten en de voorwaarden voor de omzetting van nationale medische certificaten in wederzijds erkende medische certificaten;

    d) 

    de certificering van luchtvaartgeneeskundigen en de voorwaarden waaronder huisartsen mogen optreden als luchtvaartgeneeskundige;

    e) 

    de periodieke luchtvaartmedische beoordeling van bemanningsleden, en de kwalificaties van personen die verantwoordelijk zijn voor die beoordeling;

    f) 

    de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van de attesten voor cabinebemanning, alsook de rechten en de verantwoordelijkheden van de houders van attesten voor cabinebemanning;

    g) 

    de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van certificaten van organisaties voor de opleiding van piloten en luchtvaartgeneeskundige centra die zijn betrokken bij de kwalificatie en luchtvaartgeneeskundige beoordeling van boordpersoneel in de burgerluchtvaart;

    h) 

    de eisen voor de certificering van vluchtnabootsers en voor organisaties die deze toestellen exploiteren en gebruiken;

    i) 

    de eisen inzake administratieve organisatie en het beheersysteem waaraan de lidstaten, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en de organisaties moeten voldoen in verband met de regels onder a) tot en met h).

    2.  
    De artikelen 11 ter en 11 quater van deze verordening en bijlage IV (deel MED), bijlage VI (deel ARA), bijlage VII (deel ORA) en bijlage VIII (deel DTO) bij deze verordening zijn van toepassing op bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van luchtballonnen en zweefvliegtuigen.

    ▼B

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.

    „deel FCL-bewijs van bevoegdheid” : een bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning dat beantwoordt aan de eisen van bijlage I;

    2.

    „JAR” : „Joint Aviation Requirements”, vastgesteld door de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten, zoals van toepassing op 30 juni 2009;

    3.

    „bewijs van bevoegdheid als recreatief vlieger” (Light aircraft pilot licence — LAPL) : het bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 216/2008;

    ▼M11 —————

    ▼B

    5.

    „bewijs van bevoegdheid dat niet aan de JAR beantwoordt” : een bewijs van bevoegdheid als piloot dat overeenkomstig de nationale wetgeving door een lidstaat is afgegeven of erkend en dat niet is aanbevolen voor wederzijdse erkenning met betrekking tot de desbetreffende JAR;

    6.

    „vrijstelling” : de acceptatie van eerdere ervaring of kwalificaties;

    7.

    „vrijstellingsverslag” : een verslag op basis waarvan eerdere ervaring of kwalificaties kunnen worden geaccepteerd;

    8.

    „conversieverslag” : een verslag op basis waarvan een bewijs van bevoegdheid kan worden omgezet in een bewijs van bevoegdheid conform deel FCL;

    ▼M11 —————

    ▼M1

    11.

    „cabinebemanningslid” : een naar behoren erkend bemanningslid dat geen lid van het cockpitpersoneel noch van de technische bemanning is en dat door een exploitant is aangewezen om taken uit te voeren die verband houden met de passagiers- en vliegveiligheid tijdens de vluchtuitvoering;

    12.

    „boordpersoneel” : cockpit- en cabinebemanning;

    ▼M11 —————

    ▼M7

    14.

    „aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable Means of Compliance, AMC)” : door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kunnen worden nageleefd;

    15.

    „alternatieve wijzen van naleving (Alternative Means of Compliance, AltMoC)” : wijzen van naleving die een alternatief voorstellen op een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of die een nieuwe methode voorstellen om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan waarvoor het Agentschap geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving heeft vastgesteld;

    16.

    „erkende opleidingsorganisatie (approved training organisation, ATO)” : een organisatie die gerechtigd is om aan piloten opleiding te verstrekken op basis van een goedkeuring die is afgegeven overeenkomstig de eerste alinea van artikel 10 bis, lid 1;

    17.

    „basisinstrumentopleidingstoestel (basic instrument training device, BITD)” : een opleidingstoestel op de grond voor de opleiding van piloten dat de positie van de leerling-piloot voor een klasse van luchtvaartuigen voorstelt, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een instrumentenpaneel op een scherm en veerbelaste besturingselementen, en dat een opleidingsplatform biedt voor ten minste de procedurele aspecten van instrumentvliegen;

    18.

    „certificeringsspecificaties” : door het Agentschap vastgestelde technische normen waarin is aangegeven welke middelen een organisatie moet gebruiken voor certificeringsdoeleinden;

    ▼M12

    19.

    „vlieginstructeur” : een instructeur die de bevoegdheid heeft een opleiding te geven in een luchtvaartuig, in overeenstemming met subdeel J van bijlage I (deel FCL) bij deze verordening, subdeel FI van bijlage III (deel BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 ( 1 ) of subdeel FI van bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 ( 2 );

    ▼M7

    20.

    „vluchtnabootser (flight simulation training device, FSTD)” :

    een toestel voor de opleiding van piloten dat:

    a) 

    in het geval van vliegtuigen een volledige vluchtsimulator (full flight simulator, FFS), een vluchtopleidingstoestel (flight training device, FTD), een opleidingstoestel voor vlucht- en navigatieprocedures (flight and navigation procedures trainer, FNPT) of een opleidingstoestel voor basisinstrumenten (basic instrument training device, BITD) is;

    b) 

    in het geval van helikopters een volledige vluchtsimulator (full flight simulator, FFS), een vluchtopleidingstoestel (flight training device, FTD) of een opleidingstoestel voor vlucht- en navigatieprocedures (flight and navigation procedures trainer, FNPT) is;

    21.

    „FSTD-kwalificatie” : het technische capaciteitsniveau van een FSTD zoals gedefinieerd in de certificeringsspecificaties betreffende de FSTD in kwestie;

    22.

    „hoofdvestiging” van een organisatie : het hoofdkantoor of de statutaire zetel van de organisatie waar de voornaamste financiële functies en operationele controle worden uitgeoefend van de activiteiten waarnaar in deze verordening wordt verwezen;

    ▼M9

    22 bis.

    „ARO.RAMP” : subdeel RAMP van bijlage II bij de verordening inzake vluchtuitvoering;

    22 ter.

    „automatisch gevalideerd” : erkenning, zonder formaliteiten, door een verdragsluitende staat van de ICAO die is opgenomen in de ICAO-bijlage, van een bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning dat door een land is afgegeven overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago;

    22 quater.

    „ICAO-bijlage” : bijlage bij een automatisch gevalideerd bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning dat is afgegeven overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago en dat wordt vermeld onder punt XIII van het bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning;

    ▼M7

    23.

    „qualification test guide (QTG)” : een document om aan te tonen dat de prestatie- en besturingseigenschappen van een FSTD bij een simulatie binnen voorgeschreven grenzen overeenstemmen met die van het luchtvaartuig, de vliegtuigklasse of het helikoptertype, en dat alle toepasselijke vereisten werden nageleefd. De QTG omvat zowel gegevens over het luchtvaartuig, de vliegtuigklasse of het helikoptertype als FSTD-gegevens ter ondersteuning van de validering;

    24.

    „gedeclareerde opleidingsorganisatie (declared training organisation, DTO)” : een organisatie die gerechtigd is om aan piloten opleiding te verstrekken op basis van een verklaring die is afgelegd overeenkomstig de tweede alinea van artikel 10 bis, lid 1;

    25.

    „DTO-opleidingsprogramma” : een door een DTO opgesteld document waarin de door die DTO verstrekte opleiding gedetailleerd is beschreven.

    ▼M3

    Artikel 3

    Bewijzen van bevoegdheid als piloot en medische certificaten

    1.  
    Onverminderd artikel 8 van deze verordening moeten piloten van de in artikel 4, lid 1, onder b) en c), en artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 216/2008 bedoelde luchtvaartuigen voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures die in bijlage I en bijlage IV bij deze verordening zijn vastgesteld.
    2.  
    Ongeacht de bevoegdheden van de houders van bewijzen van bevoegdheid als vastgelegd in bijlage I bij deze verordening, mogen houders van overeenkomstig subdeel B of C van bijlage I bij deze verordening afgegeven bewijzen van bevoegdheid als piloot de in artikel 6, lid 4 bis, van Verordening (EU) nr. 965/2012 genoemde vluchten uitvoeren. Dit doet geen afbreuk aan de naleving van eventuele aanvullende voorschriften ten aanzien van het vervoeren van passagiers of het ontwikkelen van commerciële vluchtuitvoeringen zoals vastgelegd in subdeel B of C van bijlage I bij deze verordening.

    ▼B

    Artikel 4

    Bestaande nationale bewijzen van bevoegdheid als piloot

    ▼M11 —————

    ▼B

    2.  
    Bewijzen van bevoegdheid die niet zijn gebaseerd op de JAR, inclusief alle bijbehorende bevoegdverklaringen, certificaten, autorisaties en/of kwalificaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend vóór deze verordening van toepassing werd, worden door de lidstaat die het bewijs van bevoegdheid heeft afgegeven, omgezet in bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL.
    3.  

    Bewijzen van bevoegdheid die niet zijn gebaseerd op de JAR en de bijbehorende bevoegdverklaringen of certificaten worden omgezet in bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL overeenkomstig:

    a) 

    de bepalingen van bijlage II, of

    b) 

    de elementen die in een conversieverslag zijn vastgesteld.

    4.  

    Het conversieverslag moet:

    a) 

    worden opgesteld door de lidstaat die het bewijs van bevoegdheid als piloot heeft afgegeven, in overleg met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”);

    b) 

    een beschrijving bevatten van de nationale eisen op basis waarvan de bewijzen van bevoegdheid als piloot zijn afgegeven;

    c) 

    een beschrijving bevatten van het toepassingsgebied van de bevoegdheden die zijn toegekend aan de piloten;

    d) 

    aangeven voor welke eisen van bijlage I vrijstelling wordt verleend;

    e) 

    eventuele beperkingen aangeven die moeten worden opgenomen in de bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL en aangeven aan welke eisen de piloot moet voldoen om die beperkingen op te heffen;

    5.  
    Het conversieverslag bevat kopieën van alle documenten die nodig zijn om de in lid 4, onder a) tot en met e), uiteengezette punten aan te tonen, inclusief kopieën van de relevante nationale eisen en procedures. Bij de opstelling van het conversieverslag moeten lidstaten ernaar streven piloten zoveel mogelijk hun huidige bevoegdheden te laten behouden.

    ▼M11

    6.  
    Onverminderd lid 3 dienen houders van een certificaat als instructeur voor klassebevoegdverklaring of een certificaat van examinator waaraan bevoegdheden zijn gekoppeld voor éénvlieger-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen die bevoegdheden om te zetten in een certificaat als instructeur typebevoegdverklaring of een certificaat van examinator voor éénvlieger-gecertificeerde vleugelvliegtuigen.

    ▼M10

    7.  

    Een lidstaat mag toestaan dat leerling-piloten die een LAPL-opleiding volgen, beperkte bevoegdheden uitoefenen zonder toezicht vóór zij voldoen aan alle eisen voor de afgifte van een LAPL, onder de volgende voorwaarden:

    a) 

    het toepassingsgebied van de bevoegdheden is gebaseerd op een door de lidstaat uitgevoerde veiligheidsrisicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin opleiding nodig is om ervoor te zorgen dat de vaardigheden van de piloot het gewenste niveau bereiken;

    b) 

    de bevoegdheden blijven beperkt tot:

    i) 

    het nationale grondgebied van de lidstaat die toestemming verleent, of een deel daarvan;

    ii) 

    luchtvaartuigen die geregistreerd zijn in de lidstaat die toestemming verleent;

    iii) 

    eenmotorige zuigervliegtuigen en -helikopters met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg, zweefvliegtuigen en luchtballonnen;

    c) 

    als de houder van de toestemming een aanvraag voor een LAPL indient, krijgt hij vrijstellingen voor de opleiding die hij in het kader van de toestemming heeft gevolgd, die door de lidstaat worden bepaald op basis van een aanbeveling van een ATO of een DTO;

    d) 

    de lidstaat dient om de drie jaar periodieke verslagen en veiligheidsrisicobeoordelingen in bij de Commissie en het Agentschap;

    e) 

    de lidstaten houden toezicht op het gebruik van de in het kader van deze alinea verleende toestemmingen, teneinde een aanvaardbaar niveau van luchtvaartveiligheid te garanderen en passende maatregelen te nemen in geval van een verhoogd veiligheidsrisico of andere veiligheidsproblemen.

    ▼M3

    8.  

    Tot ►M12  8 september 2021 ◄ mag een lidstaat een autorisatie aan piloten afgeven, waarmee deze over gespecificeerde, beperkte bevoegdheden beschikken om met vliegtuigen onder instrumentvliegvoorschriften te vliegen, voordat deze hebben voldaan aan alle voorschriften die noodzakelijk zijn voor het afgeven van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen overeenkomstig deze verordening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:

    a) 

    de lidstaat geeft dergelijke autorisaties alleen af indien dat op grond van een specifieke lokale behoefte gerechtvaardigd is, waaraan niet kan worden voldoen door middel van de bevoegdverklaringen die in het kader van deze verordening zijn vastgelegd;

    b) 

    het werkingsbereik van de bevoegdheden die op basis van de autorisatie worden verleend, is gebaseerd op een door de lidstaat uitgevoerde veiligheidsrisicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin opleiding nodig is om ervoor te zorgen dat de vaardigheden van de piloot het gewenste niveau bereiken;

    c) 

    de met de autorisatie verbonden bevoegdheden blijven beperkt tot het luchtruim van het nationale grondgebied van de lidstaat of delen daarvan;

    d) 

    de autorisatie wordt afgegeven aan kandidaten die bij gekwalificeerde instructeurs een passende opleiding hebben voltooid en die bij een gekwalificeerde examinator hebben aangetoond over de vereiste vaardigheden te beschikken overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat;

    e) 

    de lidstaat stelt de Commissie, het EASA en de andere lidstaten in kennis van de specifieke kenmerken van deze autorisatie, met inbegrip van de desbetreffende rechtvaardiging en veiligheidsrisicobeoordeling;

    f) 

    de lidstaat ziet toe op de activiteiten die met de autorisatie verbonden zijn, zorgt daardoor voor een aanvaardbaar veiligheidsniveau en neemt passende maatregelen als er een verhoogd risico wordt geconstateerd of als er twijfels over de veiligheid zijn;

    g) 

    de lidstaat evalueert de veiligheidsaspecten van de tenuitvoerlegging van de autorisatie en brengt hierover uiterlijk op 8 april 2017 verslag uit aan de Commissie.

    ▼M6

    9.  
    Voor bewijzen van bevoegdheid die zijn afgegeven vóór 19 augustus 2018, voldoen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2022 aan de eisen van de tweede alinea van punt a) van ARA.FCL.200, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/1065 van de Commissie ( 3 ).

    ▼M5

    Artikel 4 bis

    Bevoegdverklaring voor instrumentvliegen met prestatiegebaseerde navigatie

    1.  
    Piloten mogen alleen volgens procedures voor prestatiegebaseerde navigatie („PBN”) vliegen nadat zij PBN-bevoegdheden hebben verkregen die in hun bevoegdverklaring voor instrumentvliegen („IR”) zijn opgenomen.
    2.  

    Aan een piloot worden PBN-bevoegdheden verleend als hij of zij aan alle volgende eisen voldoet:

    a) 

    de piloot heeft met succes een opleidingscursus voor theoriekennis, met inbegrip van PBN, voltooid overeenkomstig FCL.615 van bijlage I (deel-FCL);

    b) 

    de piloot heeft met succes een vliegopleiding, met inbegrip van PBN, voltooid overeenkomstig FCL.615 van bijlage I (deel-FCL);

    c) 

    de piloot heeft met succes een vaardigheidstest overeenkomstig aanhangsel 7 van bijlage I (deel-FCL) afgelegd of een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van bijlage I (deel-FCL) afgelegd.

    3.  
    Aan de voorwaarden van lid 2, onder a) en b), wordt geacht te zijn voldaan als de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de verworven bekwaamheid, door opleiding of door vertrouwdheid met PBN-operaties, gelijkwaardig is aan de bekwaamheid die door de onder a) en b) genoemde cursussen wordt verkregen, en de piloot dergelijke bekwaamheid tot tevredenheid van de examinator aantoont tijdens de onder c) genoemde bekwaamheidsproef of vaardigheidstest.
    4.  
    Nadat de piloot de onder c) genoemde vaardigheidstest of bekwaamheidsproef heeft afgelegd, wordt in zijn logboek of in een gelijkwaardig document opgenomen dat hij zijn PBN-bekwaamheid met succes heeft aangetoond, ondertekend door de examinator die de test of proef heeft afgenomen.
    5.  
    IR-piloten zonder PBN-bevoegdheden mogen alleen routes vliegen en naderingen uitvoeren waarvoor geen PBN-bevoegdheden zijn vereist; tot en met 25 augustus 2020 zijn voor de verlenging van hun IR geen PBN-bevoegdheden vereist. Na die datum zijn voor elke IR PBN-bevoegdheden vereist.

    ▼M8

    Artikel 4 ter

    Opleiding in het voorkomen en herstellen van upsets

    1.  

    Opleidingen in het voorkomen en herstellen van upsets moeten verplicht deel uitmaken van de MPL-opleiding (Multi-crew Pilot Licence), de geïntegreerde ATP(A)-opleiding (Airline Transport Pilot for Aeroplanes), een CPL(A)-opleiding (Commercial Pilot Licence for Aeroplanes) en van cursussen voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor:

    a) 

    éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen in meerpilootoperaties;

    b) 

    éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen zonder groot prestatievermogen;

    c) 

    éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, of

    d) 

    meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    overeenkomstig bijlage I (Deel-FCL).

    2.  

    Voor de in lid 1 bedoelde opleidingen die vóór 20 december 2019 van start gaan bij een erkende opleidingsorganisatie (ATO), is opleiding in het voorkomen en herstellen van upsets niet verplicht op voorwaarde dat:

    a) 

    de CPL(A)-, ATP(A)- of MPL-opleiding voor het overige overeenkomstig bijlage I (Deel-FCL) wordt voltooid en de vaardigheidstest overeenkomstig punt FCL.320 (CPL), FCL.620 (IR) of FCL.415.A (MPL) van bijlage I (Deel-FCL) wordt voltooid tegen uiterlijk 20 december 2021, of

    b) 

    de klasse- of typebevoegdverklaring voor de vleugelvliegtuigen voor het overige overeenkomstig bijlage I (Deel-FCL) wordt voltooid en de vaardigheidstest overeenkomstig de tweede alinea van punt c) van FCL.725 van bijlage I (Deel-FCL) bij deze verordening wordt voltooid tegen uiterlijk 20 december 2021.

    Met het oog op lid 1 mag de bevoegde autoriteit op basis van een eigen beoordeling en ingevolge een aanbeveling van een ATO vóór 20 december 2019 vrijstelling van opleidingen in het voorkomen en herstellen van upsets verlenen uit hoofde van nationale opleidingseisen.

    ▼M12

    Artikel 4 quater

    Overgangsmaatregelen voor houders van een bevoegdverklaring voor „en-route”-instrumentvliegen

    1.  

    Tot en met 8 september 2022 moeten houders van een bevoegdverklaring voor „en-route”-instrumentvliegen („EIR”) als bepaald in FCL.825 van bijlage I (deel FCL):

    a) 

    het recht hebben hun EIR-bevoegdheden uit te blijven oefenen;

    b) 

    verlenging of hernieuwde afgifte van hun EIR krijgen overeenkomstig FCL.825, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie ( 4 );

    c) 

    het recht hebben op volledige vrijstelling van de opleidingseisen in FCL.835, onder c), punt 2, i) en ii), van bijlage I (deel FCL) wanneer zij een aanvraag indienen voor de afgifte van een basisinstrumentbevoegdverklaring (BIR) overeenkomstig FCL.835 van bijlage I (deel FCL), en

    d) 

    volledige vrijstelling krijgen zoals voor EIR-houders is vastgesteld in bijlage I (deel FCL).

    2.  
    Vanaf 8 september 2021 kunnen opleidingscursussen voor een in lid 1 bedoelde EIR die vóór die datum zijn begonnen, worden voortgezet en worden beschouwd als opleidingscursussen voor een BIR. Op basis van een beoordeling van de aanvrager bepaalt de erkende opleidingsorganisatie die verantwoordelijk is voor de BIR-opleidingscursus het aandeel van de EIR-opleiding dat wordt vrijgesteld voor de afgifte van de BIR.
    3.  
    Aanvragers van een BIR die vóór 8 september 2021 houder zijn van een EIR of zijn geslaagd voor het theorie-examen voor een EIR overeenkomstig FCL.825, onder d), krijgen volledige vrijstelling van de eisen inzake het theorie-onderwijs en -examen van de BIR.

    ▼M11 —————

    ▼B

    Artikel 6

    Conversie van kwalificaties als testvlieger

    1.  
    Piloten die vóór deze verordening van toepassing wordt testvluchten van categorie 1 en 2 hebben uitgevoerd, zoals gedefinieerd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie ( 5 ), of die opleiding hebben gegeven aan piloten die testvluchten uitvoeren, moeten hun kwalificaties als testvliegerlaten omzetten in een bevoegdverklaring als testvlieger, overeenkomstig bijlage I bij deze verordening, en, voor zover van toepassing, certificaten als instructeurs voor de kwalificatie als testvlieger, door de lidstaat die de kwalificaties als testvlieger heeft afgegeven.
    2.  
    Deze omzetting gebeurt overeenkomstig de elementen van een conversieverslag dat beantwoordt aan de eisen van artikel 4, leden 4 en 5.

    Artikel 7

    Bestaande nationale bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige

    1.  
    Om bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige, die overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago zijn afgegeven, om te zetten in bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL, moeten de houders een aanvraag indienen bij de lidstaat die het bewijs van bevoegdheid heeft afgegeven.
    2.  
    Bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige worden omgezet in bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL overeenkomstig de elementen van een conversieverslag dat beantwoordt aan de eisen van artikel 4, leden 4 en 5.
    3.  
    Bij het aanvragen van het bewijs van bevoegdheid als verkeersvlieger („airline transport pilot licence — ATPL”) voor vleugelvliegtuigen, moet worden voldaan aan de bepalingen inzake vrijstellingen in FCL.510.A, punt c), 2), van bijlage I.

    ▼M13 —————

    ▼B

    Artikel 9

    Vrijstelling voor opleidingen die van start zijn gegaan vóór deze verordening van toepassing werd

    ▼M11

    1.  
    Met betrekking tot de afgifte van bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL overeenkomstig bijlage I, wordt volledige vrijstelling verleend voor opleidingen die, overeenkomstig de JAR’s en procedures, van start zijn gegaan vóór deze verordening van toepassing werd, onder regelgevend toezicht van een lidstaat die met betrekking tot de desbetreffende JAR’s is aanbevolen voor wederzijdse erkenning in het systeem van de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten, voor zover de opleiding en de test uiterlijk op 8 april 2016 zijn voltooid en een bewijs van bevoegdheid conform deel FCL uiterlijk op 1 april 2020 wordt afgegeven.

    ▼B

    2.  
    Voor opleidingen die van start zijn gegaan vóór deze verordening van toepassing werd, overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, wordt met het oog op de afgifte van bewijzen van bevoegdheid conform deel FCL vrijstelling verleend op basis van een vrijstellingsverslag dat in overleg met het Agentschap door de lidstaat is opgesteld.
    3.  
    In het verslag moet de reikwijdte van de opleiding worden beschreven en moet worden aangegeven voor welke eisen uit deel FCL vrijstelling wordt verleend en, indien van toepassing, aan welke eisen de kandidaat moet voldoen om een bewijs van bevoegdheid conform deel FCL te krijgen. Het verslag dient kopieën van alle documenten te bevatten die nodig zijn om de reikwijdte van de opleiding aan te tonen en de nationale regels en procedures te beschrijven die de basis vormden voor het aanvangen van de opleiding.

    ▼M2

    Artikel 9 bis

    Opleiding voor typebevoegdverklaring en gegevens betreffende operationele geschiktheid

    1.  
    Als in de bijlagen bij deze verordening wordt verwezen naar de gegevens betreffende operationele geschiktheid die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 en als die gegevens niet beschikbaar zijn voor het relevante type luchtvaartuig, hoeft de aanvrager van een opleiding voor typebevoegdverklaring alleen te voldoen aan de bepalingen van de bijlagen bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
    2.  
    Opleidingen voor typebevoegdverklaring die zijn goedgekeurd vóór de goedkeuring van de minimumsyllabus inzake opleidingen voor typebevoegdverklaringen voor piloten en gegevens betreffende operationele geschiktheid voor het relevante type luchtvaartuig overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 moeten uiterlijk op 18 december 2017 of binnen twee jaar na de goedkeuring van de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als dat later is, de verplichte opleidingselementen bevatten.

    ▼B

    Artikel 10

    Vrijstelling voor bewijzen van bevoegdheid als piloot die in militaire dienst zijn verkregen

    1.  
    Houders van een van militair bewijs van bevoegdheid die een bewijs van bevoegdheid conform deel FCL willen verkrijgen, moeten een aanvraag indienen bij de lidstaat waar ze in militaire dienst zijn geweest.
    2.  
    Voor de kennis, ervaring en vaardigheden die in militaire dienst zijn opgedaan, wordt vrijstelling verleend van de desbetreffende eisen van bijlage I, overeenkomstig de elementen van een vrijstellingsverslag dat de door de lidstaat, in overleg met het Agentschap, is opgesteld.
    3.  

    Het vrijstellingsverslag moet:

    a) 

    een beschrijving bevatten van de nationale eisen die de basis vormen voor het afgegeven militaire vliegbewijs, bevoegdverklaringen, certificaten, vergunningautorisaties en/of kwalificaties;

    b) 

    een beschrijving bevatten van het toepassingsgebied van de bevoegdheden die zijn toegekend aan de piloten;

    c) 

    aangeven voor welke eisen van bijlage I vrijstelling moet worden verleend;

    d) 

    eventuele beperkingen aangeven die moeten worden opgenomen in het bewijs van bevoegdheid conform deel FCL en aangeven aan welke eisen de piloot moet voldoen om die beperkingen op te heffen;

    e) 

    kopieën bevatten van alle vereiste documenten om de bovenstaande elementen aan te tonen, samen met kopieën van de relevante nationale eisen en procedures.

    ▼M1

    Artikel 10 bis

    Organisaties voor de opleiding van piloten

    ▼M11

    1.  

    Overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 zijn organisaties uitsluitend gerechtigd om opleiding te verstrekken aan piloten die betrokken zijn bij de exploitatie van de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartuigen, als die organisaties van de bevoegde autoriteit een goedkeuring hebben gekregen waarin wordt bevestigd dat zij voldoen aan de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139 en aan de eisen van bijlage VII bij deze verordening.

    Gelet op artikel 24, lid 6, van Verordening (EU) 2018/1139 zijn organisaties met hoofdvestiging in een lidstaat echter gerechtigd om zonder een dergelijke goedkeuring de in DTO.GEN.110 van bijlage VIII bij deze verordening bedoelde opleiding te verstrekken op het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, als zij aan de bevoegde autoriteit een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig de in DTO.GEN.115 van die bijlage genoemde eisen en, als dat vereist is volgens DTO.GEN.230, onder c), van die bijlage, de bevoegde autoriteit het opleidingsprogramma heeft goedgekeurd.

    ▼M11 —————

    ▼M5

    5.  
    Organisaties voor de opleiding van piloten zorgen ervoor dat uiterlijk 25 augustus 2020 in de door hen aangeboden IR-opleidingscursussen een opleiding voor PBN-bevoegdheden is opgenomen die voldoet aan de eisen van bijlage I (deel-FCL).

    ▼M1

    Artikel 10 ter

    Vluchtnabootsers

    1.  
    Vluchtnabootsers (FSTD’s) die worden gebruikt voor opleidingen, tests en afnemen van proeven van bekwaamheid van piloten, met uitzondering van in de ontwikkelingsfase verkerende FSTD’s die worden gebruikt voor opleidingen voor vliegproeven, moeten voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures die zijn vastgelegd in de bijlagen VI en VII, en moeten worden erkend.

    ▼M11 —————

    ▼M1

    Artikel 10 quater

    Luchtvaartgeneeskundige centra

    1.  
    Luchtvaartgeneeskundige centra moeten voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures die zijn vastgesteld in de bijlagen VI en VII, en moeten worden gecertificeerd.

    ▼M11 —————

    ▼B

    Artikel 11

    Medische geschiktheid van cabinebemanning

    1.  
    Cabinebemanning dat betrokken is bij de operatie van de in artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde luchtvaartuigen, moet voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures die zijn vastgesteld in bijlage IV.

    ▼M11 —————

    ▼M1

    Artikel 11 bis

    Erkenningen van cabinebemanningsleden en bijbehorende attesten

    1.  
    De cabinebemanningsleden die betrokken zijn bij de commerciële vluchtuitvoering met een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008 dienen te zijn gekwalificeerd en in het bezit te zijn van het bijbehorende attest overeenkomstig de technische voorschriften en administratieve procedures die zijn vastgelegd in de bijlagen V en VI.

    ▼M11 —————

    ▼M1

    4.  

    Cabinebemanningsleden die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met helikopters op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt:

    a) 

    worden geacht te voldoen aan de eisen inzake basisopleiding van bijlage V indien zij voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de JAR’s inzake opleiding, bekwaamheid en recentheid voor commercieel luchtvervoer met helikopters, of

    b) 

    moeten, als zij niet voldoen aan de toepasselijke eisen van de JAR’s inzake opleiding, bekwaamheid en recentheid voor commercieel luchtvervoer met helikopters, alle vereiste opleidingen en bekwaamheidstests voltooien om te vliegen met helikopers, met uitzondering van de basisopleiding, alvorens zij worden geacht te voldoen aan deze verordening, of

    c) 

    moeten, als zij meer dan vijf jaar geen commerciële vluchtuitvoeringen met helikopters hebben verricht, de basisopleidingscursus voltooien en met goed gevolg het desbetreffende examen afleggen zoals voorgeschreven in bijlage V voordat zij worden geacht te voldoen aan deze verordening.

    5.  
    Onverminderd artikel 2 worden uiterlijk op 8 april 2013 attesten voor cabinebemanning die beantwoorden aan het in bijlage VI vastgestelde formaat afgegeven aan alle cabinebemanningsleden die betrokken zijn bij commerciële vluchten met helikopters.

    Artikel 11 ter

    Toezichtscapaciteit

    1.  
    De lidstaten dienen één of meer entiteiten aan te duiden als bevoegde autoriteit in die lidstaat met de nodige bevoegdheden en toegewezen verantwoordelijkheden voor de certificering van en het toezicht op personen en organisaties die vallen onder Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.
    2.  

    Indien een lidstaat meer dan één entiteit als bevoegde autoriteit aanduidt:

    a) 

    dienen de bevoegdheidsgebieden van elke bevoegde autoriteit duidelijk te worden omschreven wat betreft verantwoordelijkheden en geografische beperking;

    b) 

    dient te worden voorzien in coördinatie tussen deze entiteiten om een doeltreffend toezicht te garanderen op alle organisaties en personen die vallen onder Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, binnen hun respectieve bevoegdheden.

    3.  
    De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit(en) over de nodige kennis en bekwaamheid beschikt (beschikken) om het toezicht te garanderen op alle personen en organisaties die vallen onder hun toezichtprogramma, en dat zij over de nodige middelen beschikt (beschikken) om de in deze verordening vastgestelde eisen na te leven.
    4.  
    De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het personeel van de bevoegde autoriteit geen toezichtactiviteiten verricht wanneer er bewijzen zijn dat daardoor direct, dan wel indirect een belangenconflict kan ontstaan, in het bijzonder als er familiale of financiële belangen in het geding zijn.
    5.  

    Personeel dat door de bevoegde autoriteit geautoriseerd is om certificerings- en/of toezichtstaken uit te oefenen, moet de bevoegdheid krijgen om minstens de volgende taken uit te voeren:

    a) 

    de archieven, gegevens, procedures onderzoeken alsmede elk ander materiaal dat relevant is voor de uitvoering van de certificerings- en/of toezichtstaak;

    b) 

    kopieën of uittreksels maken van dergelijke archieven, gegevens, procedures en ander materiaal;

    c) 

    een mondelinge toelichting ter plaatse vragen;

    d) 

    zich toegang verschaffen tot betrokken panden, exploitatieterreinen of vervoermiddelen;

    e) 

    audits, onderzoeken, beoordelingen en inspecties uitvoeren, met inbegrip van platforminspecties en onaangekondigde inspecties, en

    f) 

    voor zover nodig handhavingsmaatregelen nemen of op gang brengen.

    6.  
    De in lid 5 vermelde taken worden verricht met inachtneming van de wetgeving van de betrokken lidstaat.

    ▼M12

    Artikel 11 quarter

    Overgangsmaatregelen

    De lidstaten moeten:

    a) 

    uiterlijk 8 april 2021 aan het EASA alle gegevens doorgeven met betrekking tot het toezicht op organisaties die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/395 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 opleidingen voor bewijzen van bevoegdheid als piloot verzorgen en waarvoor het EASA, overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ), de bevoegde autoriteit;

    b) 

    in samenwerking met het EASA certificeringsprocessen afronden die vóór 8 april 2020 zijn begonnen en het certificaat afgeven, waarna het EASA alle verantwoordelijkheden op zich neemt als bevoegde autoriteit voor die gecertificeerde organisaties.

    ▼B

    Artikel 12

    Inwerkingtreding en toepassing

    1.  
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2012.

    ▼M11 —————

    ▼M12 —————

    ▼M11 —————

    ▼M8

    4.  
    In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten besluiten de bepalingen van deze verordening tot en met ►M14  20 juni 2022 ◄ niet toe te passen op piloten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid en bijbehorend medisch certificaat afgegeven door een derde land dat betrokken is bij de niet-commerciële exploitatie van de in artikel 2, lid 1, onder b), i) of ii), van Verordening (EU) 2018/1139 vermelde luchtvaartuigen. De lidstaten maken die besluiten openbaar.

    ▼M11 —————

    ▼M11

    7.  
    Als een lidstaat gebruikmaakt van de eisen van de leden 2 bis en 4, moet hij dit aanmelden bij de Commissie en het Agentschap. Deze aanmelding moet de redenen bevatten voor de uitzondering en het programma voor de toepassing van de voorgenomen risicobeperkende maatregelen en het bijbehorende tijdschema.

    ▼M8

    8.  
    Bij wijze van uitzondering op lid 1 zijn punt FCL.315.A, de tweede zin van het bepaalde onder a) van punt FCL.410.A en het bepaalde onder c) van punt FCL.725.A van bijlage I (Deel-FCL) van toepassing met ingang van 20 december 2019.

    ▼B

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    [DEEL FCL]

    SUBDEEL A

    ALGEMENE EISEN

    FCL.001    Bevoegde autoriteit

    In onderhavig deel is de bevoegde autoriteit een door de lidstaat aangewezen instantie waar een persoon de afgifte aanvraagt van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder of bijbehorende bevoegdverklaringen of certificaten.

    FCL.005    Toepassingsgebied

    In dit deel zijn de eisen vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten voor bestuurders van luchtvaartuigen en de voorwaarden voor de geldigheid en het gebruik ervan.

    FCL.010    Definities

    ▼M8

    Voor de toepassing van deze bijlage (deel-FCL) wordt verstaan onder:

    ▼M8

    „Toegankelijk” :

    een toestel kan worden gebruikt door:

    — 
    de erkende opleidingsorganisatie (ATO) onder wiens goedkeuring een opleidingscursus voor een klasse- of typebevoegdverklaring wordt verstrekt; of
    — 
    de examinator die de beoordeling van vakbekwaamheid, vaardigheidstest of bekwaamheidsproef verricht om te beoordelen, testen of beproeven.

    ▼B

    „Stuntvliegen” : ►M8  een opzettelijk manoeuvre met een plotse wijziging in het gedrag van het luchtvaartuig, een abnormaal gedrag of abnormale versnelling die niet vereist is voor de normale vlucht of voor instructies in het kader van bewijzen van bevoegdheid, certificaten of bevoegdverklaringen behalve voor de bevoegdverklaring stuntvliegen. ◄

    „Vleugelvliegtuig” : een door een motor aangedreven luchtvaartuig met vaste vleugels zwaarder dan lucht dat tijdens het vliegen wordt ondersteund door de aërodynamische reactie van de lucht tegen de vleugels.

    „Vleugelvliegtuig dat met een tweede bestuurder moet worden bediend v” : een type vleugelvliegtuig dat met een tweede bestuurder bediend moet worden, zoals gespecificeerd in het vlieghandboek of de vergunning tot vluchtuitvoering.

    ▼M8

    „Opleiding voor het voorkomen en herstellen van upsets van vleugelvliegtuigen (UPRT)” :

    een opleiding die bestaat uit:

    — 
    opleiding in het voorkomen van upsets van vleugelvliegtuigen: een combinatie van theoretische kennis en vliegopleiding die tot doel heeft de cockpitbemanning de nodige bekwaamheden aan te leren om upsets van vleugelvliegtuigen te voorkomen; en
    — 
    opleiding in het herstellen van upsets van vleugelvliegtuigen: een combinatie van theoretische kennis en vliegopleiding die tot doel heeft de cockpitbemanning de nodige bekwaamheden aan te leren om upsets van vleugelvliegtuigen te herstellen.

    ▼M12

    „Luchtschip” : een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat lichter is dan de lucht, met uitzondering van luchtschepen met hete lucht, die als luchtballonnen worden beschouwd overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie.

    ▼B

    „Vliegerschap” : het consequent gebruik van gezond verstand en goed ontwikkelde kennis en vaardigheden en de juiste instelling om het doel van de vlucht te volbrengen.

    „Luchtschip” : een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat lichter is dan de lucht, met uitzondering van luchtschepen met hete lucht, die in dit deel onder de definitie van luchtballon vallen.

    ▼M8

    „Beschikbare FSTD” : een vluchtnabootser (FSTD) die vrij is voor gebruik door de FSTD-operator of de klant, ongeacht tijdsoverwegingen.

    ▼M5

    „Hoeknadering” : een instrumentnadering waarbij de maximaal toelaatbare fout/afwijking van de geplande grondkoers is uitgedrukt in termen van afwijking van de wijzers van de koersaanwijzer of een gelijkwaardig instrument in de cockpit.

    ▼M11

    „Bekwaamheidsbeoordeling” : het aantonen van vaardigheden, kennis en houding voor de eerste afgifte, hernieuwde afgifte of verlenging van een certificaat van instructeur of examinator.

    ▼B

    „Luchtballon” : een luchtvaartuig dat lichter is dan de lucht, niet door een motor wordt aangedreven en in de lucht blijft door het gebruik van gas of een brander aan boord. In dit deel wordt een luchtschip met hete lucht aangedreven door een motor ook beschouwd als een luchtballon.

    ▼M7 —————

    ▼B

    „Categorie van luchtvaartuigen” : de indeling van luchtvaartuigen volgens gespecificeerde elementaire kenmerken, zoals vleugelvliegtuig, powered-lift luchtvaartuig, helikopter, luchtschip, zweefvliegtuig, vrije luchtballon.

    „Klasse van vleugelvliegtuigen” : de indeling van éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen waarvoor geen typebevoegdverklaring nodig is.

    ▼M12 —————

    ▼B

    „Commercieel luchtvervoer” : het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of de betaling van huur.

    „Vakbekwaamheid” : een combinatie van vaardigheden, kennis en houding die vereist is om een taak volgens de voorgeschreven norm uit te voeren.

    „Vakbekwaamheidselement” : een verrichting die een taak vormt, welke bestaat uit een initiërende gebeurtenis en een afsluitende gebeurtenis waarmee de grenzen duidelijk worden afgebakend, en welke een waarneembaar resultaat heeft.

    „Vakbekwaamheidsonderdeel” : een afzonderlijke functie bestaande uit een aantal vakbekwaamheidselementen.

    „Tweede bestuurder” : een bestuurder met een andere functie dan gezagvoerder, op een luchtvaartuig waarvoor meer dan één bestuurder is vereist, maar met uitzondering van een bestuurder die zich aan boord van het luchtvaartuig bevindt met als enig doel het krijgen van vlieginstructie voor een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring.

    „Overlandvlucht” : een vlucht tussen een punt van vertrek en een punt van aankomst waarbij een vooraf geplande route wordt gevolgd en gebruik wordt gemaakt van standaardnavigatieprocedures.

    „Tweede bestuurder voor aflossing tijdens de kruisvlucht” : een bestuurder die de tweede bestuurder ontheft van zijn bedieningstaken tijdens de kruisfase van een vlucht met meerpilootbediening boven FL 200.

    „Dubbelbesturing instructietijd” : vliegtijd of vluchtnabootsertijd gedurende welke iemand vlieginstructie ontvangt van een bevoegd instructeur.

    „Onjuiste beoordeling” : een handeling, of het uitblijven van een handeling, van de cockpitbemanning die/dat leidt tot afwijkingen van organisatorische of vluchtgerelateerde voornemens of verwachtingen.

    „Managen van onjuiste beoordelingen” : het proces van het ontdekken van en het reageren op onjuiste beoordelingen door middel van tegenmaatregelen die de gevolgen van onjuiste beoordelingen verminderen of elimineren, en de kans op onjuiste beoordelingen of ongewenste vliegtuigtoestanden kleiner maken.

    „Volwaardige vluchtnabootser (Full Flight Simulator — FFS)” : een volwaardige replica op ware grootte van de cockpit van een specifiek type of model en reeks van een luchtvaartuig, inclusief de montage van alle uitrusting en computerprogramma's die nodig zijn om het luchtvaartuig na te bootsen tijdens grond- en vliegbewegingen, een visueel systeem dat een uitzicht uit de cockpit creëert, en een bewegingssysteem.

    ▼M12

    „Vliegtijd” :

    voor vleugelvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen en powered-lift luchtvaartuigen betekent dit de totale tijd vanaf het moment dat een luchtvaartuig zich voor het eerst in beweging zet met het doel om op te stijgen tot aan het moment dat het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;
    voor helikopters betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop de rotorbladen van een helikopter beginnen met draaien tot het moment waarop de helikopter uiteindelijk tot stilstand komt aan het eind van de vlucht en de rotorbladen worden stilgezet;
    voor luchtschepen betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop een luchtschip wordt losgelaten van de mast met het doel om op te stijgen tot het moment dat het luchtschip op het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt en is bevestigd aan de mast.

    ▼B

    „Vliegtijd onder instrumentvliegvoorschriften (Instrument Flight Rules — IFR)” : vliegtijd gedurende welke het luchtvaartuig wordt bestuurd in overeenstemming met de instrumentvliegvoorschriften.

    „Vliegtrainingsapparaat (Flight Training Device — FTD)” : een replica op ware grootte van de instrumenten, uitrusting, panelen en de stuurorganen van een specifiek vliegtuigtype in een open cockpitgebied of een gesloten cockpit, met inbegrip van het geheel van instrumenten en computerprogramma's noodzakelijk om het vliegtuig op de grond en in vlucht na te bootsen, rekening houdend met de systemen die in het apparaat zijn geïnstalleerd. Een FTD vereist geen bewegingsplatform of visueel systeem, behalve in het geval van FTD's voor helikopters niveaus 2 en 3 waar visuele systemen verplicht zijn.

    „Trainingsapparaat voor vlieg- en navigatieprocedures (Flight and Navigation Procedures Trainer — FNPT)” : een opleidingsapparaat dat een cockpit voorstelt, met inbegrip van het geheel van instrumenten en computerprogramma's noodzakelijk om een vliegtuig of een klasse van vliegtuigen na te bootsen tijdens vliegbewegingen, zodanig dat de systemen reageren zoals ze dat in een vliegtuig doen.

    ▼M11

    „Uitsluitend op instrumenten gevlogen” : de piloten besturen het luchtvaartuig zonder externe visuele referenties, in gesimuleerde of werkelijke instrumentweersomstandigheden (IMC).

    ▼M12 —————

    ▼B

    „Helikopter” : luchtvaartuig dat zwaarder is dan lucht en dat in de lucht hoofdzakelijk wordt gedragen door de werking van de lucht op een of meer door een krachtbron aangedreven rotors op hoofdzakelijk verticale assen.

    „Instrumentvliegtijd” : tijd gedurende welke een bestuurder van een luchtvaartuig dit luchtvaartuig tijdens de vlucht uitsluitend met behulp van instrumenten bestuurt.

    „Simulatortijd” : tijd gedurende welke een bestuurder van een luchtvaartuig opleiding krijgt voor gesimuleerd instrumentvliegen in een vluchtnabootser (flight simulation training device — FSTD).

    „Instrumenttijd” : instrumentvliegtijd of simulatortijd.

    ▼M5

    „Lineaire nadering” : een instrumentnadering waarbij de maximaal toelaatbare fout/afwijking van de geplande grondkoers bij een zijdelingse afwijking van de koerslijn is uitgedrukt in lengte-eenheden, bijvoorbeeld zeemijl.

    ▼M11

    „Lijnvluchten onder toezicht” : lijnvluchten na een goedgekeurde opleidingscursus voor een typebevoegdverklaring met nul vluchturen of de lijnvluchten die vereist zijn uit hoofde van een verslag betreffende de gegevens voor operationele geschiktheid (OSD).

    ▼M5

    „LNAV” : laterale navigatie.

    „LPV” : localiserprestatie met verticale begeleiding.

    ▼B

    „Meerpilootbediening” :

    voor vleugelvliegtuigen betekent dit een activiteit waarbij ten minste twee bestuurders vereist zijn, gebruikmakende van onderlinge samenwerking van de bemanning in meerpiloot-gecertificeerde of éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;
    voor helikopters is dit een operatie waarbij ten minste twee bestuurders vereist zijn, gebruikmakende van onderlinge samenwerking van de bemanning aan boord van meerpiloot-gecertificeerde helikopters.

    „Onderlinge samenwerking van de bemanning (Multi-crew cooperation — MCC)” : het functioneren van het cockpitpersoneel als een team van samenwerkende bemanningsleden, onder leiding van de gezagvoerder.

    „Meerpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen” :

    voor vleugelvliegtuigen betekent dit vleugelvliegtuigen die gecertificeerd zijn voor vluchtuitvoering met een minimale bemanning van ten minste twee bestuurders;
    voor helikopters, luchtschepen en powered-lift luchtvaartuigen betekent dit types luchtvaartuigen die moeten worden bestuurd met een tweede bestuurder zoals beschreven in het vlieghandboek of door de vergunning tot vluchtuitvoering of door een gelijkwaardig document.

    ▼M11

    „Nacht” : de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering of enige andere periode tussen zonsondergang en zonsopgang als bepaald door de betrokken autoriteit.

    ▼M11

    „OSD” : de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

    ▼M11

    „Andere opleidingsapparaten (Other training devices — OTD)” : andere opleidingshulpmiddelen dan vluchtnabootsers die de mogelijkheid voor opleiding bieden zonder dat een volledige cockpitomgeving noodzakelijk is.

    ▼M5

    „Prestatiegebaseerde navigatie (PBN)” : gebiedsnavigatie op basis van prestatievereisten voor luchtvaartuigen die op een ATS-route vliegen, op basis van een instrumentnaderingsprocedure of in een aangewezen luchtruim.

    ▼B

    „Prestatiecriterium” : een eenvoudige, waardeerbare uitspraak ten aanzien van het verlangde resultaat van het vakbekwaamheidselement en een beschrijving van de criteria die worden gebruikt om te beoordelen of het verlangde prestatieniveau is bereikt.

    „Eerste bestuurder (Pilot-in-command — PIC)” : de bestuurder aangewezen als gezagvoerder en belast met het veilige verloop van de vlucht.

    „Eerste bestuurder onder supervisie (Pilot-in-command under supervision — PICUS)” : een tweede bestuurder die onder toezicht van de eerste bestuurder de werkzaamheden en functies van een eerste bestuurder uitvoert.

    „Powered-lift luchtvaartuig” : een luchtvaartuig dat zijn verticaal hefvermogen en voortstuwing/hefvermogen tijdens de vlucht haalt uit rotors met variabele geometrie of motoren/voortstuwingsapparaten die zijn bevestigd aan of zich bevinden binnen de romp of de vleugels.

    ▼M12

    „Gemotoriseerd zweefvliegtuig” : een met een of meer motoren uitgerust zweefvliegtuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.

    ▼B

    „Privépiloot” : een bestuurder van een luchtvaartuig die houder is van een bewijs van bevoegdheid dat besturing van een luchtvaartuig tegen een geldelijke beloning verbiedt, uitgezonderd instructie- of examenactiviteiten zoals beschreven in dit deel.

    ▼M11

    „Bekwaamheidsproef” : demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de verlenging of hernieuwde afgifte van bevoegdverklaringen of rechten, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voor zover de examinator dit verlangt.

    ▼B

    „Hernieuwde afgifte (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat)” : de administratieve handeling, verricht nadat een bevoegdverklaring of certificaat is verlopen, waarmee de bevoegdheden van de bevoegdverklaring of het certificaat voor een nader bepaalde periode worden verlengd, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.

    „Verlenging” (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat) : de administratieve handeling verricht binnen de geldigheidsperiode van een bevoegdverklaring of certificaat die de houder toestaat de bevoegdheden van een bevoegdverklaring of certificaat voor een nader bepaalde periode uit te oefenen, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.

    ▼M5

    „RNP APCH” : een PBN-specificatie die wordt gebruikt voor instrumentnaderingen.

    „RNP APCH-operatie tot op LNAV-minima” : een 2D-instrumentnadering waarbij de laterale geleiding is gebaseerd op GNSS-plaatsbepaling.

    „RNP APCH-operatie tot op LNAV/VNAV-minima” : een 3D-instrumentnadering waarbij de laterale geleiding is gebaseerd op GNSS-plaatsbepaling en de verticale geleiding, hetzij op de BaroVNAV-functie, hetzij op GNSS-plaatsbepaling met SBAS.

    „RNP APCH-operatie tot op LPV-minima” : een 3D-instrumentnadering waarbij zowel de laterale als verticale geleiding is gebaseerd op GNSS-plaatsbepaling met SBAS.

    „RNP AR APCH” : een navigatiespecificatie die wordt gebruikt bij instrumentnaderingen waarvoor een specifieke goedkeuring nodig is.

    ▼B

    „Routesector” : een vlucht die een start-, vertrek- en kruisfase van ten minste 15 minuten omvat, alsmede een aankomst-, naderings- en landingsfase.

    „Zweefvliegtuig” : een luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat in de lucht wordt gedragen door de aerodynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor.

    „Eénpiloot-gecertificeerd luchtvaartuig” : een luchtvaartuig gecertificeerd voor bediening door één bestuurder.

    „Vaardigheidstest” : demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voor zover de examinator dit verlangt.

    „Solovliegtijd” : de vliegtijd gedurende welke een leerling-piloot de enige inzittende is aan boord van een luchtvaartuig.

    „Leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder (Student pilot in command — SPIC)” : een leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder op een vlucht met een vlieginstructeur, waarbij voornoemde instructeur de leerling-piloot uitsluitend zal observeren en de vlucht van het vliegtuig niet zal beïnvloeden of beheersen.

    „Dreiging” : gebeurtenissen of fouten die zich voordoen buiten de invloedssfeer van het cockpitpersoneel, welke de operationele complexiteit vergroten en die onder controle moeten worden gehouden om de veiligheidsmarge te behouden.

    „Dreigingsmanagement” : het proces van het ontdekken van en het reageren op de dreigingen door middel van tegenmaatregelen die de gevolgen van dreigingen verminderen of elimineren, en de kans op fouten of ongewenste vliegtuigtoestanden kleiner maken.

    ▼M5

    „Driedimensionale (3D-)instrumentnadering” : een instrumentnadering waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel laterale als verticale navigatiegeleiding.

    ▼M12

    „Zelfstartend gemotoriseerd zweefvliegtuig (Touring motor glider — TMG)” : tenzij anders bepaald volgens het certificeringsproces overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, een specifieke klasse van gemotoriseerde zweefvliegtuigen met een als één geheel gemonteerde, niet-intrekbare motor en een niet-intrekbare propeller. Het moet in staat zijn om met zijn motorvermogen te starten en te klimmen overeenkomstig het betreffende vlieghandboek.

    ▼M5

    „Tweedimensionale (2D-)instrumentnadering” : een instrumentnadering waarbij alleen laterale navigatiegeleiding wordt gebruikt.

    ▼B

    „Type luchtvaartuig” : een indeling van luchtvaartuigen waarvoor eenzelfde typebevoegdverklaring nodig is zoals bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid vastgelegd in overeenstemming met deel 21, en met inbegrip van alle luchtvaartuigen met hetzelfde basisontwerp, daarbij inbegrepen alle wijzigingen daarvan, behalve wijzigingen die een verandering in het vlieggedrag of in de vliegkenmerken tot gevolg hebben.

    ▼M11

    „Lijst van typebevoegdverklaringen en aantekeningen op het bewijs van bevoegdheid” : een lijst die door het Agentschap wordt gepubliceerde lijst op basis van het resultaat van de OSD-beoordeling, en die de vliegtuigklassen en luchtvaartuigtypes bevat met het oog op de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan cockpitpersoneel.

    ▼M5

    „VNAV” : verticale navigatie.

    ▼M14

    „Operatur ta’ taħriġ ibbażat fuq l-evidenza (EBT)” : tfisser organizzazzjoni li għandha ċertifikat tal-operatur tal-ajru (AOC) skont l-Anness III (il-Parti-ORO) tar-Regolament (UE) Nru 965/2012 u li implimentat programm tal-EBT approvat mill-awtorità kompetenti, skont id-dispożizzjonijiet ta’ dak ir-Regolament.

    „Valutazzjoni prattika tal-EBT” : tfisser metodu għall-valutazzjoni tal-prestazzjoni li jservi biex tiġi vverifikata l-prestazzjoni integrata tal-kompetenzi. Dan iseħħ jew f’ambjent simulat jew f’ambjent operattiv.

    „Programm tal-EBT” : tfisser programm ta’ valutazzjoni u taħriġ tal-bdot skont il-punt ORO.FC.231 tal-Anness III (il-Parti-ORO) tar-Regolament (UE) Nru 965/2012.

    „Programm tal-EBT imħallat” : tfisser programm ta’ taħriġ rikorrenti u kontrolli regolari ta’ operatur previst fil-punt ORO.FC.230 tal-Anness III (il-Parti-ORO) tar-Regolament (UE) Nru 965/2012, li porzjon minnu huwa ddedikat għall-applikazzjoni tal-EBT iżda li ma jiħux post il-kontrolli tal-profiċjenza previsti fl-Appendiċi 9 ta’ dan l-Anness.

    ▼M3

    FCL.015    Aanvraag en afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van bevoegdheidsbewijzen, bevoegdverklaringen en certificaten

    ▼M12

    a)

    Aanvragen voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van luchtvaartuigen en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten en alle wijzigingen daarin moeten worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in een vorm en op een wijze die door die autoriteit zijn vastgesteld. Bij de aanvraag moet een bewijs worden gevoegd dat de kandidaten voldoen aan de eisen voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van het bewijs van bevoegdheid of certificaat, evenals bijbehorende bevoegdverklaringen of aantekeningen, vastgesteld in deze bijlage (deel FCL) en in bijlage IV (deel MED).

    b)

    Tenzij anders vermeld in deze bijlage, moet elke vorm van beperking of uitbreiding van de bevoegdheden die worden toegekend door een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat worden bekrachtigd op het bewijs van bevoegdheid of het certificaat door de bevoegde autoriteit.

    ▼B

    c)

    Een persoon mag op geen enkel moment houder zijn van meer dan één bewijs van bevoegdheid per categorie luchtvaartuig afgegeven in overeenstemming met dit deel.

    ▼M12

    d)

    Een houder van een bewijs van bevoegdheid dient aanvragen overeenkomstig punt a) in te dienen bij de bevoegde autoriteit die aangewezen is door de lidstaat waarin zijn of haar bewijs van bevoegdheid is afgegeven, naargelang het geval overeenkomstig deze bijlage (deel FCL), bijlage III (deel BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.

    ▼M12

    e)

    De houder van een bewijs van bevoegdheid dat overeenkomstig deze bijlage (deel FCL) is afgegeven, mag bij de bevoegde autoriteit die door een andere lidstaat is aangewezen een wijziging van bevoegde autoriteit aanvragen met betrekking tot alle bewijzen van bevoegdheid in zijn bezit, zoals gespecificeerd onder d).

    f)

    Voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat moet de kandidaat uiterlijk zes maanden nadat hij de vaardigheidstest of vakbekwaamheidsbeoordeling heeft gehaald een aanvraag hebben ingediend.

    ▼M14

    g)

    Voor de in deze bijlage (deel-FCL) vastgestelde eisen inzake ervaring en verlenging wordt rekening gehouden met de opleiding die is voltooid in luchtvaartuigen of in FSTD’s, overeenkomstig bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012.

    ▼M3

    FCL.020    Leerling-piloot

    a) 

    Een leerling-piloot mag niet solo vliegen, tenzij toegestaan door en onder toezicht van een vlieginstructeur.

    ▼M12

    b) 

    Voor zijn of haar eerste solovlucht moet een leerling-piloot ten minste 16 jaar oud zijn.

    ▼M3

    FCL.025    Theorie-examens voor afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

    ▼B

    a)    Verantwoordelijkheden van de kandidaat

    ▼M11

    1) Kandidaten moeten de volledige theorie-examenreeks voor een specifiek bewijs van bevoegdheid of specifieke bevoegdverklaring afleggen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van dezelfde lidstaat.

    ▼M7

    2) Kandidaten mogen het theorie-examen pas afleggen wanneer ze worden voorgedragen door de gedeclareerde opleidingsorganisatie (DTO) of erkende opleidingsorganisatie (ATO) die verantwoordelijk is voor hun opleiding, nadat ze de toepasselijke onderdelen van de theorieopleiding hebben voltooid op een bevredigend niveau.

    3) De voordracht door een DTO of ATO blijft twaalf maanden geldig. Als de kandidaat er niet in slaagt om ten minste één theorie-examen af te leggen binnen de voornoemde geldigheidsperiode, wordt de behoefte aan verdere opleiding bepaald door de DTO of ATO op basis van de behoeften van de kandidaat.

    ▼M11

    b)    Normen om te slagen

    1) 

    Een kandidaat slaagt voor een schriftelijk theorie-examenonderdeel wanneer hij ten minste 75 % scoort van de punten die voor dat examenonderdeel kunnen worden behaald. Er worden geen strafpunten gegeven.

    2) 

    Tenzij anders bepaald in dit deel, wordt een kandidaat geacht het vereiste theorie-examen voor het betreffende bewijs van bevoegdheid als bestuurder of de bevoegdverklaring met succes te hebben afgelegd als hij of zij voor alle vereiste theorie-examens is geslaagd binnen een periode van 18 maanden, gerekend vanaf het eind van de kalendermaand waarin de kandidaat voor het eerst deelnam aan een examen.

    3) 

    Als een kandidaat voor het ATPL-theorie-examen of voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot (CPL), een instrumentbevoegdverklaring (IR) of een en-route-instrumentbevoegdverklaring (EIR) na vier pogingen nog steeds niet geslaagd is voor een van de theorie-examens of niet voor alle examens geslaagd is in zes zittingen of binnen de in punt b), onder 2), vermelde periode, moet hij of zij alle theorie-examens opnieuw afleggen.

    ▼M14

    4) 

    Als kandidaten voor de afgifte van een bevoegdheidsbewijs voor het besturen van lichte vliegtuigen (LAPL) of een bevoegdheidsbewijs als privépiloot (PPL) na vier pogingen niet geslaagd zijn voor een van de theorie-examens of niet voor alle examens geslaagd zijn binnen de in punt b), 2, vermelde periode, moeten zij alle theorie-examens opnieuw afleggen.

    ▼M11

    5) 

    Alvorens opnieuw aan de theorie-examens deel te nemen, moeten de kandidaten verdere opleiding volgen bij een DTO of ATO. De omvang en reikwijdte van de vereiste opleiding worden bepaald door de DTO of ATO op basis van de behoeften van de kandidaten.

    ▼B

    c)    Geldigheidsperiode

    1) Een voldoende voor de theorie-examens blijft geldig:

    ▼M12

    i) 

    gedurende een periode van 24 maanden voor de afgifte van een LAPL of een bewijs van bevoegdheid voor privépiloten;

    ▼M3

    ii) 

    gedurende een periode van 36 maanden voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot, een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen (IR) of een bevoegdverklaring voor „en route”-instrumentvliegen (EIR);

    ▼B

    iii) 

    de perioden in i) en ii) worden geteld vanaf de dag waarop de kandidaat slaagt voor het theorie-examen in overeenstemming met punt b), 2).

    2) De voltooiing van het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als verkeerspiloot (ATPL) blijft geldig voor de afgifte van een ATPL gedurende een periode van 7 jaar, gerekend vanaf de meest recente geldigheidsdatum van:

    i) 

    een IR aangeduid op het bewijs van bevoegdheid; of

    ii) 

    voor helikopters, een typebevoegdverklaring voor een helikopter aangeduid op het bewijs van bevoegdheid

    FCL.030    Praktische vaardigheidstest

    a)

    Voordat een vaardigheidstest wordt afgenomen ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring, moet de kandidaat het vereiste theorie-examen met succes hebben voltooid, tenzij de kandidaat een geïntegreerde vliegopleiding volgt.

    Het theorieonderwijs moet in elk geval voltooid zijn voordat de vaardigheidstests worden afgenomen.

    b)

    Behalve voor afgifte van een bewijs van bevoegdheid als verkeersvlieger, moet de kandidaat voor een vaardigheidstest worden voorgedragen voor deze test door de voor de opleiding verantwoordelijke organisatie/persoon na het voltooien van de opleiding. De opleidingsgegevens moeten ter beschikking worden gesteld van de examinator.

    FCL.035    Vrijstelling van vliegtijd en theoriekennis

    a)    Vrijstelling van vliegtijd

    ▼M3

    1) Tenzij anders bepaald in dit deel, moet de vliegtijd, die ten behoeve van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat wordt toegekend, in een luchtvaartuig van dezelfde categorie zijn doorgebracht als die waarvoor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat wordt verlangd.

    2) PIC of PIC in opleiding.

    ▼B

    i) 

    Een kandidaat voor een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat wordt volledig vrijgesteld van alle vliegtijd tijdens solovluchten, dubbelbesturingsonderricht of als PIC ten behoeve van de totale vereiste vliegtijd voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat.

    ii) 

    Een afgestudeerde aan een geïntegreerde vliegopleiding voor ATP heeft recht op toekenning van maximaal 50 uur instrumentvliegtijd als leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder ten behoeve van de vereiste tijd als PIC voor afgifte van het bewijs van bevoegdheid als verkeers- of beroepspiloot en een meermotorige type- of klassebevoegdverklaring.

    iii) 

    Een afgestudeerde aan een geïntegreerde vliegopleiding voor CPL/IR heeft recht op toekenning van maximaal 50 uur instrumentvliegtijd als leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder ten behoeve van de vereiste tijd als PIC voor afgifte van het bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot en een meermotorige type- of klassebevoegdverklaring.

    ▼M3

    3) Vliegtijd als tweede bestuurder of tweede bestuurder onder toezicht. Tenzij anders is bepaald in dit deel, heeft de houder van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder, wanneer hij als tweede bestuurder of als tweede bestuurder onder toezicht dienst doet, recht op toekenning van alle tijd als tweede bestuurder ten behoeve van de totale vliegtijd die nodig is voor een bewijs van bevoegdheid van een hogere categorie.

    ▼M14

    4) Alle uren die worden gevlogen in vleugelvliegtuigen of TMG’s waarvoor een besluit van een lidstaat is genomen overeenkomstig artikel 2, lid 8, punt a) of c), van Verordening (EU) 2018/1139 of die binnen het toepassingsgebied van bijlage I bij die verordening vallen, worden volledig meegerekend om te voldoen aan de vliegtijdvereisten van FCL.140.A, punt a), 1), en FCL.740.A, punt b), 1), ii), van deze bijlage, voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    i) 

    het vleugelvliegtuig of de TMG in kwestie is van dezelfde categorie en klasse als het deel-FCL-luchtvaartuig waarvoor de gevlogen uren worden meegerekend;

    ii) 

    in het geval van opleidingsvluchten met een instructeur, is het gebruikte vleugelvliegtuig of TMG onderworpen aan een in ORA.ATO.135 van bijlage VII (deel-ORA) of DTO.GEN.240 van bijlage VIII (deel-DTO) gespecificeerde vergunning.

    ▼B

    b)    Vrijstelling voor theoriekennis

    ▼M3

    1) Een kandidaat die is geslaagd voor het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als verkeerspiloot heeft recht op vrijstelling van de vereiste theoriekennis voor een LAPL, het bewijs van bevoegdheid als privépiloot, het bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot en, behalve wat betreft helikopters, de IR en de EIR voor dezelfde categorie luchtvaartuigen.

    ▼B

    2) Een kandidaat die is geslaagd voor het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot heeft recht op vrijstelling van de vereiste theoriekennis voor een LAPL of een bewijs van bevoegdheid als privépiloot in dezelfde categorie luchtvaartuigen.

    3) De houder van een IR of een kandidaat die is geslaagd voor het theorie-examen voor instrumentkennis voor een categorie van luchtvaartuigen heeft recht op vrijstelling ten behoeve van de vereisten voor het theorieonderwijs en het bijbehorende examen voor een IR in een andere categorie luchtvaartuigen.

    4) De houder ven een bewijs van bevoegdheid als piloot heeft recht op vrijstelling ten behoeve van de vereisten voor het theorieonderwijs en het bijbehorende examen voor een bewijs van bevoegdheid in een andere categorie van luchtvaartuigen in overeenstemming met aanhangsel 1 van dit deel.

    ▼M3

    5) Niettegenstaande punt b), 3), heeft de houder van een IR(A) die een op vakbekwaamheid gebaseerde modulaire IR(A)-cursus heeft gevolgd of de houder van een EIR enkel recht op volledige vrijstelling van het vereiste theorieonderwijs en -examen voor een IR voor een andere categorie luchtvaartuigen wanneer hij tevens is geslaagd voor het theorieonderwijs en -examen voor het IFR-deel van de in ►M14  FCL.720.A.(a)(2)(ii)(A) ◄ voorgeschreven cursus.

    ▼B

    De vrijstelling is ook van toepassing op kandidaten voor een bewijs van bevoegdheid als piloot die al met succes de theorie-examens hebben afgelegd voor de afgifte van dat bewijs van bevoegdheid als piloot in een andere categorie van luchtvaartuigen, op voorwaarde dat het binnen de geldigheidsperiode van FCL.025, punt c), valt.

    ▼M11

    FCL.040    Uitoefenen van de bevoegdheden van bewijzen van bevoegdheid

    De uitoefening van de bevoegdheden van een bewijs van bevoegdheid hangt af van de geldigheid van de bijbehorende bevoegdverklaringen, voor zover van toepassing, en van het passende medische certificaat voor de uitgeoefende bevoegdheden.

    ▼B

    FCL.045    Verplichting om documenten bij zich te hebben en te tonen

    a)

    Een bestuurder moet steeds een geldig bewijs van bevoegdheid en een geldig medisch certificaat bij zich dragen wanneer hij de bevoegdheden van het bewijs van bevoegdheid uitoefent.

    b)

    De bestuurder moet tevens een persoonlijk identificatiedocument met een foto bij zich dragen.

    c)

    Een bestuurder of een leerling-piloot moet op verzoek van een bevoegd vertegenwoordiger van een bevoegde autoriteit zonder onnodig uitstel zijn vastgelegde vliegtijdgegevens ter inspectie overhandigen.

    d)

    Een leerling-piloot moet op alle solo-overlandvluchten een bewijs van de vereiste autorisaties volgens FCL.020, punt a), bij zich hebben.

    ▼M6

    e)

    Een piloot die voornemens is om buiten het grondgebied van de Unie te vliegen met een luchtvaartuig dat is geregistreerd in een andere lidstaat dan die waar zijn bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning is afgegeven, is in het bezit van een gedrukte of elektronische versie van de laatste uitgave van de ICAO-bijlage, waarin een verwijzing is opgenomen naar het ICAO-registratienummer van de overeenkomst waarin de automatische validatie van bevoegdheidsbewijzen is erkend, evenals een lijst van landen die partij zijn bij die overeenkomst.

    ▼B

    FCL.050    Vastleggen van vliegtijd

    De bestuurder moet in een betrouwbaar document de details van alle gevlogen vluchten vastleggen op een manier die door de bevoegde autoriteit is bepaald.

    ▼M11

    FCL.055    Taalvaardigheid

    a) 

    Algemeen. Piloten van vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen die gebruik moeten maken van de radiotelefoon, mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen niet uitoefenen, tenzij ze een taalvaardigheidaantekening hebben op hun bewijs van bevoegdheid waaruit beheersing van de Engelse taal blijkt of de taal gebruikt voor radiocommunicatie tijdens de vlucht. Op het bewijs van bevoegdheid moeten de taal, het vaardigheidsniveau en de geldigheidsdatum worden vermeld, en het moet worden verkregen overeenkomstig een door de bevoegde autoriteit vastgestelde procedure. De taalvaardigheid moet minstens van operationeel niveau (niveau 4) zijn, overeenkomstig aanhangsel 2 van deze bijlage.

    b) 

    De kandidaat voor een taalvaardigheidaantekening moet, in overeenstemming met aanhangsel 2 van deze bijlage, ten minste een operationeel niveau van taalvaardigheid aantonen voor zowel het gebruik van fraseologie als gewone taal, ten overstaan van een door een bevoegde autoriteit gecertificeerde beoordelaar of een door een bevoegde autoriteit goedgekeurd orgaan voor het beoordelen van de taalvaardigheid, al naargelang van toepassing. Daartoe moet de kandidaat zijn bekwaamheid aantonen om:

    1) 

    effectief te communiceren met alleen maar de stem en in situaties van persoon tot persoon;

    2) 

    over algemene en werkgerelateerde onderwerpen nauwgezet en duidelijk te kunnen communiceren;

    3) 

    geschikte communicatiestrategieën te gebruiken voor het uitwisselen van berichten en voor het herkennen en oplossen van misverstanden in een algemene of werkgerelateerde context;

    4) 

    met succes om te kunnen gaan met de taalkundige uitdagingen die ontstaan door een complicatie of onverwachte wending van gebeurtenissen die voorkomen binnen de context van een routinematige werksituatie of communicatietaak, waarmee hij voor het overige bekend is, en

    5) 

    een dialect of accent te gebruiken dat voor de luchtvaartgemeenschap begrijpelijk is.

    c) 

    Uitgezonderd voor piloten die hebben aangetoond te beschikken over een taalvaardigheid op expertniveau (niveau 6), in overeenstemming met aanhangsel 2 van deze bijlage, zal de taalvaardigheidaantekening worden onderworpen aan een herbeoordeling elke:

    1) 

    4 jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „operationeel” (niveau 4), of

    2) 

    6 jaar, indien het aangetoonde niveau gelijk is aan niveau „zeer goed” (niveau 5).

    d) 

    Specifieke eisen voor houders van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) of een bevoegdverklaring voor „en route”-instrumentvliegen (EIR). Onverminderd de bovenstaande punten, moeten houders van een IR of EIR aantonen bekwaam te zijn de Engelse taal te gebruiken op een passend taalvaardigheidsniveau, zoals gedefinieerd in aanhangsel 2 van deze bijlage.

    e) 

    Het aantonen van de taalvaardigheid en de bekwaamheid om de Engelse taal te gebruiken voor IR- of EIR-houders moet gebeuren aan de hand van een beoordelingsmethode vastgelegd door een bevoegde autoriteit.

    ▼B

    FCL.060    Recente ervaring

    b)

    ▼M12

    Vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen. Een bestuurder mag geen luchtvaartuig besturen voor commercieel luchttransport of het vervoer van passagiers:

    ▼B

    1) 

    als PIC of tweede bestuurder tenzij hij in de voorafgaande 90 dagen ten minste 3 starts, naderingen en landingen heeft uitgevoerd in een luchtvaartuig van hetzelfde type of dezelfde klasse of in een FFS die representatief is voor dat type of die klasse. De 3 starts en landingen moeten worden uitgevoerd met éénpiloot- of meerpilootbediening, naargelang van de bevoegdheden waarover de bestuurder beschikt; en

    2) 

    als PIC 's nachts tenzij hij:

    i) 

    in de voorafgaande 90 dagen ten minste 1 start, nadering en landing heeft uitgevoerd 's nachts als eerste bestuurder van een luchtvaartuig van hetzelfde type of dezelfde klasse of in een FFS die representatief is voor dat type of die klasse; of

    ii) 

    houder is van een IR;

    ▼M3

    3) 

    als tweede bestuurder voor aflossing tijdens de kruisvlucht tenzij hij:

    i) 

    voldoet aan de eisen in punt b), 1); of

    ii) 

    in de voorafgaande 90 dagen ten minste 3 sectoren heeft gevlogen als bestuurder voor aflossing tijdens de kruisvlucht van een luchtvaartuig van hetzelfde type of dezelfde klasse; of

    iii) 

    recente opleiding en herhalingstraining voor vliegvaardigheid heeft gevolgd in een FFS met een interval van maximaal 90 dagen. De herhalingstraining mag worden gecombineerd met de herhalingstraining van de exploitant beschreven in de desbetreffende eisen van deel ORO.

    ▼B

    4) 

    Wanneer een bestuurder bevoegd is om met meer dan één type luchtvaartuig met soortgelijk vlieggedrag en soortgelijke exploitatiekenmerken te vliegen, mogen de 3 onder 1) vereiste starts, naderingen en landingen worden uitgevoerd zoals gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn bepaald in overeenstemming met deel 21.

    5) 

    Wanneer een bestuurder bevoegd is om met meer dan één type niet-complexe helikopter met soortgelijk vlieggedrag en soortgelijke exploitatiekenmerken te vliegen, zoals gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn bepaald in overeenstemming met deel 21, mogen de 3 starts, naderingen en landingen vereist in punt 1) worden uitgevoerd in slechts één van de types, op voorwaarde dat de piloot ten minste 2 uur heeft gevlogen in elk van de helikoptertypes in de voorafgaande zes maanden.

    c)

    Specifieke eisen voor commercieel luchtvervoer

    1) 

    Voor commercieel luchtvervoer kan de periode van 90 dagen beschreven in het bovenstaande punt b), onder 1) en 2), worden verlengd tot maximaal 120 dagen zolang de bestuurder lijnvluchten uitvoert onder toezicht van een instructeur of examinator voor typebevoegdverklaring.

    ▼M11

    2) 

    Indien de piloot niet voldoet aan de eis onder 1), moet hij een trainingsvlucht uitvoeren met een instructeur die overeenkomstig subdeel J gekwalificeerd is om als instructeur op te treden voor dat type luchtvaartuig. De trainingsvlucht wordt uitgevoerd in het luchtvaartuig of een FFS van het te gebruiken type luchtvaartuig en heeft minstens betrekking op de eisen van punt b), onder 1) en 2).

    ▼M4

    FCL.065    Beperking van de bevoegdheden van houders van een bewijs van bevoegdheid die 60 jaar of ouder zijn in commercieel luchtvervoer

    a)

    60-64 jaar. Vleugelvliegtuigen en helikopters. De houder van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, mag niet optreden als bestuurder van een luchtvaartuig dat betrokken is bij commercieel luchtvervoer, uitgezonderd als lid van een bemanning bestaande uit meerdere bestuurders.

    ▼M12

    b)

    65 jaar. Houders van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, mogen niet fungeren als bestuurder van een luchtvaartuig dat betrokken is bij commercieel luchtvervoer.

    ▼M12 —————

    ▼B

    FCL.070    Intrekking, schorsing en beperking van bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en certificaten

    a)

    Bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en certificaten afgegeven in overeenstemming met dit deel kunnen worden beperkt, geschorst of ingetrokken door de bevoegde autoriteit wanneer de bestuurder niet voldoet aan de eisen van dit deel, deel Medisch of de toepasselijke operationele eisen, in overeenstemming met de voorwaarden en procedures vastgelegd in het deel ARA.

    b)

    Wanneer een bewijs van bevoegdheid wordt geschorst of ingetrokken, zal de bestuurder het bewijs van bevoegdheid of certificaat onmiddellijk teruggeven aan de bevoegde autoriteit.

    SUBDEEL B

    BEVOEGDHEIDSBEWIJS ALS RECREATIEF PILOOT — LAPL

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    ▼M12

    FCL.100    LAPL — Minimumleeftijd

    Kandidaten voor een LAPL voor vleugelvliegtuigen en helikopters moeten ten minste 17 jaar oud zijn.

    ▼B

    FCL.105    LAPL — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    Algemeen. De houder van een LAPL is bevoegd om op te treden als PIC in de toepasselijke categorie van luchtvaartuigen tijdens niet-commerciële vluchten zonder financiële tegenprestatie.

    b)

    Voorwaarden. Een kandidaat voor een LAPL moet voldoen aan de eisen voor de relevante categorie van luchtvaartuigen en, indien van toepassing, voor de klasse of het type van luchtvaartuig dat bij de vaardigheidstest wordt gebruikt.

    FCL.110    LAPL — Vrijstelling voor dezelfde luchtvaartuigcategorie

    a)

    Een kandidaat voor een LAPL die houder is geweest van een ander bewijs van bevoegdheid voor dezelfde luchtvaartuigcategorie krijgt volledige vrijstelling ten behoeve van de eisen van de LAPL in die luchtvaartuigcategorie.

    b)

    Onverminderd de bovenstaande alinea moet de kandidaat, als het bewijs van bevoegdheid is verlopen, slagen voor een vaardigheidstest in overeenstemming met FCL.125 voor de afgifte van een LAPL in de betreffende luchtvaartuigcategorie.

    ▼M7

    FCL.115    LAPL — Opleiding

    a) 

    Een kandidaat voor een LAPL moet een opleiding afronden aan een DTO of ATO.

    b) 

    De opleiding moet theoriekennis en vlieginstructie bevatten die toepasselijk zijn voor de bevoegdheden van de aangevraagde LAPL.

    c) 

    Het theorieonderwijs en de vlieginstructie kunnen worden voltooid aan een andere DTO of ATO dan die waar de kandidaten hun opleiding zijn begonnen.

    ▼M11

    d) 

    Voor de opleiding voor de klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (zee), moet rekening worden gehouden met de elementen van aanhangsel 9 van deze bijlage, punt 7 (klassebevoegdverklaringen — zee) van sectie B (Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen).

    ▼M12

    FCL.120    LAPL — Theorie-examen

    Kandidaten voor een LAPL moeten blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

    a) 

    algemene onderwerpen:

    — 
    luchtvaartwetgeving,
    — 
    menselijke prestaties,
    — 
    meteorologie,
    — 
    communicatie, en
    — 
    navigatie;
    b) 

    specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

    — 
    beginselen van het vliegen,
    — 
    operationele procedures,
    — 
    vluchtprestaties en planning, en
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig.

    ▼B

    FCL.125    LAPL — Vaardigheidstest

    a)

    Aan de hand van een vaardigheidstest moet een kandidaat voor een LAPL blijk geven van de vaardigheid om, als PIC in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, de relevante procedures en manoeuvres uit te voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    b)

    Kandidaten voor de vaardigheidstest moeten vlieginstructie hebben gekregen in dezelfde klasse of hetzelfde type luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest. De bevoegdheden worden beperkt tot de klasse of het type dat wordt gebruikt voor de vaardigheidstest totdat verdere uitbreidingen in het bewijs van bevoegdheid worden aangetekend, in overeenstemming met onderhavig subdeel.

    c)

    Slagingscriteria

    1) De vaardigheidstest bestaat uit verschillende secties die de verschillende fasen van een vlucht voorstellen in overeenstemming met de luchtvaartuigcategorie waarmee wordt gevlogen.

    2) Wanneer een kandidaat zakt voor een item van een sectie is hij niet geslaagd voor de volledige sectie. Als een kandidaat zakt voor slechts 1 sectie, moet hij enkel die sectie opnieuw afleggen. Wanneer een kandidaat zakt voor meer dan 1 sectie is hij niet geslaagd voor de volledige test.

    3) Als de test moet worden herhaald in overeenstemming met punt 2, zal een onvoldoende voor een sectie, met inbegrip van de secties waarvoor een voldoende werd behaald tijdens een vorige poging, leiden tot een onvoldoende voor de volledige test.

    4) Kandidaten die na 2 pogingen niet slagen voor alle secties van de test, moeten verdere praktijkopleiding volgen.

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de LAPL voor vleugelvliegtuigen — LAPL(A)

    ▼M11

    FCL.105.A    LAPL(A) — Bevoegdheden en voorwaarden

    a) Bevoegdheden

    Houders van een LAPL voor vleugelvliegtuigen zijn bevoegd om op te treden als PIC op éénmotorige zuigervliegtuigen — land (SEP(land)), éénmotorige zuigervliegtuigen — zee (SEP(zee)) of TMG’s met een maximale startmassa van 2000 kg of lichter, en het vervoeren van maximaal 3 passagiers, zodat er altijd maximaal 4 personen aan boord van het luchtvaartuig zijn.

    b) Voorwaarden

    1) 

    Houders van een LAPL(A) mogen enkel passagiers vervoeren zodra ze 10 uur vliegtijd als PIC op vleugelvliegtuigen of TMG’s hebben uitgevoerd na afgifte van het bewijs van bevoegdheid.

    2) 

    Houders van een LAPL(A) die voorheen houder waren van een ATPL(A), een MPL(A), een CPL(A) of een PPL(A) worden vrijgesteld van de eisen van punt b), onder 1).

    ▼B

    FCL.110.A    LAPL(A) — Ervaringseisen en vrijstellingen

    a)

    Kandidaten voor een LAPL(A) moeten ten minste 30 uur vlieginstructie hebben ontvangen in vleugelvliegtuigen of TMG's, met inbegrip van ten minste:

    1) 

    15 uur dubbelbesturingsonderricht in de klasse waarmee de vaardigheidstest wordt afgelegd;

    2) 

    6 uur solovliegtijd onder toezicht, met inbegrip van ten minste 3 uur solo-overlandvluchten met ten minste 1 overlandvlucht van ten minste 150 km (80 NM), gedurende welke 1 landing met volledige stilstand moet worden uitgevoerd op een ander luchtvaartterrein dan het luchtvaartterrein van vertrek.

    ▼M12

    b)

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een SPL die is afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen. Kandidaten voor een LAPL(A) die houder zijn van een SPL met de bevoegdheden om TMG’s te vliegen, moeten ten minste 21 uur op TMG’s hebben gevlogen na de aantekening van de TMG-bevoegdheden en moeten voldoen aan de eisen van FCL.135.A, onder a), voor vleugelvliegtuigen.

    ▼M7

    c)

    Vrijstelling. Kandidaten met voorafgaande ervaring als PIC kunnen vrijstelling krijgen ten behoeve van de eisen onder a).

    De omvang van de vrijstelling wordt bepaald door de DTO of ATO waar de bestuurder de opleidingscursus volgt, op basis van een toelatingsvliegtest, maar mag in geen geval:

    1) 

    de totale vliegtijd als PIC overschrijden;

    2) 

    50 % van de uren opgelegd in punt a) overschrijden;

    3) 

    de eisen onder a), 2) omvatten.

    ▼B

    FCL.135.A    LAPL(A) — Uitbreiding van bevoegdheden naar een andere klasse of variant van vleugelvliegtuigen

    a)

    De bevoegdheden van een LAPL(A) zijn beperkt tot de klasse en variant van vleugelvliegtuigen of TMG's die bij de vaardigheidstest werden gebruikt. Deze beperking kan worden opgeheven als de bestuurder het volgende heeft voltooid in een andere klasse:

    1) 

    3 uur vlieginstructie, met inbegrip van:

    i) 

    10 starts en landingen onder dubbelbesturing, en

    ii) 

    10 solostarts en -landingen onder toezicht;

    2) 

    een vaardigheidstest om bewijs te leveren van een adequaat niveau van praktische vaardigheden voor de nieuwe klasse. Tijdens deze vaardigheidstest moet de kandidaat ook aantonen aan de examinator dat hij over een adequaat niveau van theoriekennis beschikt met betrekking tot de nieuwe klasse wat betreft de volgende onderwerpen:

    i) 

    operationele procedures,

    ii) 

    vluchtprestaties en -planning,

    iii) 

    algemene kennis van het luchtvaartuig.

    ▼M11

    b)

    Om zijn bevoegdheden uit te breiden naar een andere variant in een klasse, moet een piloot een verschillen- of familiarisatietraining volgen. De verschillentraining moet worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en ondertekend door de instructeur.

    ▼M12

    c)

    Kandidaten voor de uitbreiding van bevoegdheden van de LAPL(A) naar TMG die ook houder zijn van een SPL in overeenstemming met bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder a).

    ▼M11

    FCL.140.A    LAPL(A) — Eisen inzake recentheid

    a) Houders van een LAPL(A) mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid alleen uitoefenen als ze in de voorbije 2 jaar aan de volgende voorwaarden hebben voldaan als piloot van vleugelvliegtuigen of TMG’s:

    1) 

    ze hebben ten minste 12 uur vliegtijd als PIC of vliegervaring met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een instructeur, waaronder:

    — 
    12 starts en landingen;
    — 
    herhalingstraining van ten minste 1 uur totale vliegtijd met een instructeur;
    2) 

    ze zijn geslaagd in een LAPL(A)-vaardigheidstest met een examinator. Het programma van de vaardigheidstest moet gebaseerd zijn op de vaardigheidstest voor de LAPL(A);

    b) Als houders van een LAPL (A) houder zijn van zowel een SEP(land)- als een SEP(zee)-klassebevoegdverklaring, mogen zij aan de eisen van punt a), onder 1), voldoen in om het even welke klasse of combinatie van klassen die geldig is voor beide klassebevoegdverklaringen. Daartoe moet ten minste 1 uur van de vereiste tijd als PIC en 6 van de vereiste 12 starts en landingen worden uitgevoerd in elke klasse.

    ▼B

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de LAPL voor helikopters — LAPL(H)

    FCL.105.H    LAPL(H) — Bevoegdheden

    Houders van een LAPL voor helikopters zijn bevoegd om op te treden als PIC op éénmotorige helikopters met een maximale startmassa van 2 000  kg of lichter, en het vervoeren van maximaal 3 passagiers, zodat er nooit meer dan 4 personen aan boord zijn.

    FCL.110.H    LAPL(H) — Ervaringseisen en vrijstellingen

    a)

    Kandidaten voor een LAPL(H) moeten 40 uur vlieginstructie hebben ontvangen in helikopters. Ten minste 35 uur daarvan moet worden gevlogen in het type helikopter dat zal worden gebruikt voor de vaardigheidstest. De vlieginstructie moet ten minste het volgende omvatten:

    1) 

    20 uur dubbelbesturingsonderricht; en

    2) 

    10 uur solovliegtijd onder toezicht, met inbegrip van ten minste 5 uur solo-overlandvluchten met ten minste 1 overlandvlucht van ten minste 150 km (80 NM), gedurende welke 1 landing met volledige stilstand moet worden uitgevoerd op een ander luchtvaartterrein dan het luchtvaartterrein van vertrek.

    ▼M7

    b)

    Vrijstelling. Kandidaten met voorafgaande ervaring als PIC kunnen vrijstelling krijgen ten behoeve van de eisen onder a).

    De omvang van de vrijstelling wordt bepaald door de DTO of ATO waar de bestuurder de opleidingscursus volgt, op basis van een toelatingsvliegtest, maar mag in geen geval:

    1) 

    de totale vliegtijd als PIC overschrijden;

    2) 

    50 % van de uren opgelegd in punt a) overschrijden;

    3) 

    de eisen onder a), 2) omvatten.

    ▼B

    FCL.135.H    LAPL(H) — Uitbreiding van bevoegdheden naar een andere klasse of variant van helikopter

    a)

    De bevoegdheden van een LAPL(H) zijn beperkt tot het specifieke type en de specifieke variant van helikopter die bij de vaardigheidstest werd gebruikt. Deze beperking kan worden opgeheven als de bestuurder het volgende heeft voltooid:

    1) 

    5 uur vlieginstructie, met inbegrip van:

    i) 

    15 starts, naderingen en landingen onder dubbelbesturing;

    ii) 

    15 solostarts, -naderingen en -landingen onder toezicht;

    2) 

    een vaardigheidstest om bewijs te leveren van een adequaat niveau van praktische vaardigheden voor het nieuwe type. Tijdens deze vaardigheidstest moet de kandidaat ook aantonen aan de examinator dat hij over een adequaat niveau van theoriekennis beschikt met betrekking tot het nieuwe type wat betreft de volgende onderwerpen:

    — 
    operationele procedures,
    — 
    vluchtprestaties en -planning,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig.

    b)

    Vooraleer de houder van een LAPL(H) de bevoegdheden van het bewijs van bevoegdheid kan uitoefenen op een andere variant van helikopter dan werd gebruikt voor de vaardigheidstest, moet de bestuurder een verschillen- en familiarisatietraining volgen, zoals bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid volgens deel 21. De verschillentraining moet worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en ondertekend door de instructeur.

    ▼M11

    FCL.140.H    LAPL(H) — Eisen inzake recentheid

    Houders van een LAPL(H) mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid enkel uitoefenen in een specifiek type wanneer ze gedurende de afgelopen twaalf maanden:

    a) 

    minstens zes uren vliegtijd hebben gehad als PIC of vliegervaring met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een instructeur, waaronder zes starts, naderingen en landingen, en een herhalingstraining van ten minste 1 uur totale vliegtijd hebben gevolgd met een instructeur;

    b) 

    met succes een bekwaamheidsproef hebben afgelegd met een examinator in het specifiek type alvorens de uitoefening van de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid te hervatten. Het programma van de vaardigheidstest moet gebaseerd zijn op de vaardigheidstest voor de LAPL(H).

    ▼M12 —————

    ▼B

    SUBDEEL C

    ▼M12

    BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS PRIVÉPILOOT (PPL)

    ▼B

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    ▼M12

    FCL.200    Minimumleeftijd

    Kandidaten voor een PPL moeten ten minste 17 jaar oud zijn.

    ▼B

    FCL.205    Voorwaarden

    Kandidaten voor de afgifte van een PPL moeten voldoen aan de eisen voor de klasse- of typebevoegdverklaring van het luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest, zoals bepaald in subdeel H.

    ▼M7

    FCL.210    Opleidingscursus

    ▼M12

    a) 

    Kandidaten voor een PPL moeten een opleidingscursus voltooien aan een ATO of DTO.

    b) 

    De cursus moet theoriekennis en vlieginstructie bevatten die toepasselijk zijn voor de bevoegdheden van de aangevraagde PPL.

    ▼M7

    c) 

    Het theorieonderwijs en de vlieginstructie kunnen worden voltooid aan een andere DTO of ATO dan die waar de kandidaten hun opleiding zijn begonnen.

    ▼M12

    FCL.215    Theorie-examen

    Kandidaten voor een PPL moeten blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

    a) 

    algemene onderwerpen:

    — 
    luchtvaartwetgeving,
    — 
    menselijke prestaties,
    — 
    meteorologie,
    — 
    communicatie, en
    — 
    navigatie;
    b) 

    specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

    — 
    beginselen van het vliegen,
    — 
    operationele procedures,
    — 
    vluchtprestaties en planning, en
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig.

    ▼B

    FCL.235    Vaardigheidstest

    ▼M14

    a)

    Aan de hand van een vaardigheidstest moeten kandidaten voor een PPL blijk geven van de vaardigheid om als PIC in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie de relevante procedures en manoeuvres uit te voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    ▼M12

    b)

    Kandidaten voor de vaardigheidstest moeten vlieginstructie hebben gekregen in dezelfde klasse of hetzelfde type luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest.

    ▼B

    c)

    Slagingscriteria

    1) De vaardigheidstest bestaat uit verschillende secties die de verschillende fasen van een vlucht voorstellen in overeenstemming met de luchtvaartuigcategorie waarmee wordt gevlogen.

    ▼M3

    2) Wanneer een kandidaat zakt voor een item van een sectie, zakt hij voor de volledige sectie. Als een kandidaat zakt voor slechts 1 sectie, moet hij enkel die sectie opnieuw afleggen. Wanneer een kandidaat zakt voor meer dan 1 sectie, zakt hij voor de volledige test.

    ▼B

    3) Als de test moet worden herhaald in overeenstemming met punt 2), zal een onvoldoende voor een sectie, met inbegrip van de delen waarvoor een voldoende werd behaald tijdens een vorige poging, leiden tot een onvoldoende voor de volledige test.

    4) Kandidaten die na 2 pogingen niet slagen voor alle secties van de test, moeten verdere opleiding volgen.

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de PPL voor vleugelvliegtuigen — PPL(A)

    FCL.205.A    PPL(A) — Bevoegdheden

    ▼M11

    a)

    Houders van een PPL(A) zijn bevoegd om, zonder financiële tegenprestatie, op te treden als PIC of tweede piloot van luchtvaartuigen of TMG’s tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen en om alle bevoegdheden van houders van een LAPL(A) uit te oefenen.

    ▼B

    b)

    Niettegenstaande de bovenstaande alinea, mag de houder van een PPL(A) met bevoegdheden als instructeur of examinator een financiële tegenprestatie ontvangen voor:

    1) 

    het geven van vlieginstructie voor de LAPL(A) of PPL(A);

    2) 

    het afnemen van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor deze bewijzen van bevoegdheid;

    ▼M3

    3) 

    de opleiding, toetsing en bekwaamheidsbeoordeling met betrekking tot de bevoegdverklaringen of certificaten die horen bij deze bewijzen van bevoegdheid.

    ▼B

    FCL.210.A    PPL(A) — Ervaringseisen en vrijstellingen

    ▼M4

    a)

    Kandidaten voor een PPL(A) moeten ten minste 45 uur vlieginstructie hebben ontvangen in vleugelvliegtuigen of TMG's, waarvan er 5 voltooid mogen zijn in een FSTD, met inbegrip van ten minste:

    1) 

    25 uur dubbelbesturingsonderricht, en

    2) 

    10 uur solovliegtijd onder toezicht, met inbegrip van ten minste 5 uur solo-overlandvluchten met ten minste 1 overlandvlucht van ten minste 270 km (150 NM), gedurende welke landingen met volledige stilstand moeten worden uitgevoerd op 2 luchtvaartterreinen die verschillen van het luchtvaartterrein van vertrek.

    ▼M7

    b)

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een LAPL(A). Kandidaten voor een PPL(A) die houder zijn van een LAPL(A) moeten ten minste 15 uur hebben gevlogen op vleugelvliegtuigen na de afgifte van de LAPL(A), waarvan ten minste 10 uur vlieginstructie in een opleidingscursus aan een DTO of ATO. Deze opleidingscursus moet ten minste 4 uur solovliegtijd onder toezicht bevatten, met inbegrip van ten minste 2 uur solo-overlandvluchten met ten minste 1 overlandvlucht van ten minste 270 km (150 NM), gedurende welke landingen met volledige stilstand moeten worden uitgevoerd op 2 luchtvaartterreinen die verschillen van het luchtvaartterrein van vertrek.

    c)

    ▼M12

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een SPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen. Kandidaten voor een PPL(A) die houders zijn van een SPL met de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, moeten het onderstaande hebben voltooid:

    1) 

    ten minste 24 uur vliegtijd in een TMG na aantekening van de TMG-bevoegdheden; en

    ▼M7

    2) 

    ten minste 15 uur vlieginstructie in vleugelvliegtuigen in een opleidingscursus aan een DTO of ATO, met inbegrip van ten minste de eisen onder a), 2).

    ▼B

    d)

    Vrijstelling. Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid voor een andere categorie luchtvaartuig, behalve luchtballonnen, krijgen een vrijstelling van 10 % van hun totale vliegtijd als PIC op dergelijke luchtvaartuigen begrensd tot een maximum van 10 uur. De omvang van de vrijstelling mag in geen geval dienen ten behoeve van de eisen onder a), 2).

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de PPL voor helikopters — PPL(H)

    FCL.205.H    PPL(H) — Bevoegdheden

    ▼M11

    a)

    Houders van een PPL(H) zijn bevoegd om, zonder financiële tegenprestatie, op te treden als PIC of tweede piloot van helikopters tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen en om alle bevoegdheden uit te oefenen van houders van een LAPL(H).

    ▼B

    b)

    Niettegenstaande de bovenstaande paragraaf, mag de houder van een PPL(H) met bevoegdheden als instructeur of examinator een financiële tegenprestatie ontvangen voor:

    1) 

    het geven van vlieginstructie voor de LAPL(H) of PPL(H);

    2) 

    het afnemen van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor deze bewijzen van bevoegdheid;

    ▼M3

    3) 

    de opleiding, toetsing en bekwaamheidsbeoordeling met betrekking tot de bevoegdverklaringen en certificaten die horen bij dit bewijs van bevoegdheid.

    ▼B

    FCL.210.H    PPL(H) — Ervaringseisen en vrijstellingen

    a)

    Kandidaten voor een PPL(H) moeten ten minste 45 uur vlieginstructie hebben ontvangen in helikopters, waarvan er 5 voltooid mogen zijn in een FNPT of FFS, met inbegrip van ten minste:

    1) 

    25 uur dubbelbesturingsonderricht; en

    2) 

    10 uur solovliegtijd onder toezicht, met inbegrip van ten minste 5 uur solo-overlandvluchten met ten minste 1 overlandvlucht van ten minste 185 km (100 NM), met landingen met volledige stilstand op 2 luchtvaartterreinen die verschillen van het luchtvaartterrein van vertrek.

    3) 

    35 van de 45 uur vlieginstructie moeten zijn ontvangen in hetzelfde type helikopter dat gebruikt wordt tijdens de vaardigheidstest.

    ▼M7

    b)

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een LAPL(H). Een kandidaat voor een PPL(H) die houder is van een LAPL(H), moet een opleidingscursus voltooien aan een DTO of ATO. Deze opleidingscursus moet ten minste 5 uur dubbelbesturingsonderricht bevatten en ten minste 1 solo-overlandvlucht onder toezicht van ten minste 185 km (100 NM), met landingen met volledige stilstand op 2 luchtvaartterreinen die verschillen van het luchtvaartterrein van vertrek.

    ▼B

    c)

    Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheidvoor een andere categorie luchtvaartuig, behalve luchtballonnen, krijgen een vrijstelling van 10 % van hun totale vliegtijd als PIC op dergelijke luchtvaartuigen begrensd tot een maximum van 6 uur. De omvang van de vrijstelling mag in geen geval dienen ten behoeve van de eisen onder a), 2).

    SECTIE 4

    Specifieke eisen voor de PPL voor luchtschepen — PPL(As)

    FCL.205.As    PPL(As) — Bevoegdheden

    a)

    De houder van een PPL(As) is bevoegd om op te treden als PIC of tweede bestuurder van luchtschepen tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen zonder financiële tegenprestatie.

    b)

    Niettegenstaande de bovenstaande paragraaf, mag de houder van een PPL(As) met bevoegdheden als instructeur of examinator een financiële tegenprestatie ontvangen voor:

    1) 

    het geven van vlieginstructie voor de PPL(As);

    2) 

    het afnemen van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor deze bewijzen van bevoegdheid;

    ▼M3

    3) 

    de opleiding, toetsing en bekwaamheidsbeoordeling met betrekking tot de bevoegdverklaringen of certificaten die horen bij dit bewijs van bevoegdheid.

    ▼B

    FCL.210.As    PPL(As) — Ervaringseisen en vrijstellingen

    a)

    Kandidaten voor een PPL(As) moeten ten minste 35 uur vlieginstructie hebben ontvangen in luchtschepen, waarvan er 5 voltooid mogen zijn in een FSTD, met inbegrip van ten minste:

    1) 

    25 uur dubbelbesturingsonderricht, met inbegrip van:

    i) 

    3 uur vliegopleiding in overlandvluchten, waaronder 1 overlandvlucht van ten minste 65 km (35 NM);

    ii) 

    3 uur instrumentinstructie;

    2) 

    8 starts en landingen op een luchtvaartterrein, met inbegrip van aan- en afmeerprocedures;

    3) 

    8 uur solovliegtijd onder toezicht.

    ▼M12

    b)

    Kandidaten die houder zijn van een BPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en die gekwalificeerd zijn om met luchtschepen met hete lucht te vliegen, krijgen een vrijstelling van 10 % van hun totale vliegtijd als PIC op dergelijke luchtschepen begrensd tot een maximum van 5 uur.

    ▼M12 —————

    ▼B

    SUBDEEL D

    BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS BEROEPSPILOOT — CPL

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    FCL.300    CPL — Minimumleeftijd

    Een kandidaat voor een CPL moet ten minste 18 jaar oud zijn.

    FCL.305    CPL — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    Bevoegdheden. De bevoegdheden van de houder van een CPL bestaan, binnen de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, uit:

    1) 

    het uitoefenen van alle bevoegdheden van de houder van een LAPL en een PPL;

    2) 

    het optreden als PIC of tweede bestuurder op een luchtvaartuig dat betrokken is bij vluchtuitvoeringen behalve commercieel luchtvervoer;

    3) 

    het optreden als PIC tijdens commercieel luchtvervoer van éénpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen, rekening houdend met de beperkingen in FCL.060 en in dit subdeel;

    4) 

    het optreden als tweede bestuurder bij commercieel vervoer door de lucht, rekening houdend met de beperkingen in FCL.060.

    b)

    Voorwaarden. Kandidaten voor de afgifte van een CPL moeten voldoen aan de eisen voor de klasse- of typebevoegdverklaring van het luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest.

    FCL.310    CPL — Theorie-examens

    Een kandidaat voor een CPL moet blijk geven van een niveau van kennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden over de volgende onderwerpen:

    — 
    luchtvaartwetgeving,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig — vliegtuigconstructie/systemen/voortstuwingsinrichting,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig — instrumenten,
    — 
    massa en zwaartepuntsligging,
    — 
    vliegtuigprestaties,
    — 
    vluchtplanning en vluchtvoortgangscontrole,
    — 
    menselijke prestaties,
    — 
    meteorologie,
    — 
    algemene navigatie,
    — 
    radionavigatie,
    — 
    operationele procedures,
    — 
    beginselen van het vliegen,
    — 
    VFR-communicatie (Visual Flight Rules).

    FCL.315    CPL — Opleidingscursus

    Een kandidaat voor een CPL moet theorieonderwijs en vlieginstructie hebben gevolgd aan een ATO in overeenstemming met aanhangsel 3 van dit deel.

    FCL.320    CPL — Vaardigheidstest

    Aan de hand van een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 4 van dit deel, moet een kandidaat voor een CPL blijk geven van de vaardigheid om, als PIC van de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, de relevante procedures en manoeuvres uit te kunnen voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen — CPL(A)

    ▼M4

    FCL.315.A    CPL — Opleidingscursus

    De theoriekennis en vlieginstructie voor de afgifte van een CPL(A) omvatten opleiding voor het voorkomen en herstellen van storingen.

    ▼B

    FCL.325.A    CPL(A) — Specifieke eisen voor houders van een MPL

    Vóór het uitoefenen van de bevoegdheden van een CPL(A) moet de houder van een MPL het onderstaande hebben voltooid met vleugelvliegtuigen:

    a) 

    70 uur vliegtijd:

    1) 

    als PIC; of

    2) 

    waarvan ten minste 10 uur als PIC en de resterende vliegtijd als PIC onder toezicht (PICUS).

    Van deze 70 uur moet 20 uur VFR-overlandvliegtijd zijn als PIC, of overlandvliegtijd bestaande uit ten minste 10 uur als PIC en 10 uur als PICUS. Daarin begrepen is een VFR-overlandvlucht van ten minste 540 km (300 NM) gedurende welke op twee verschillende luchtvaartterreinen wordt geland met volledige stilstand, gevlogen als PIC;

    b) 

    de elementen van de modulaire cursus voor CPL(A) zoals bepaald in paragrafen 10, onder a), en 11 van aanhangsel 3, E van dit deel, en

    c) 

    de vaardigheidstest voor CPL(A) in overeenstemming met FCL.320.

    SUBDEEL E

    MEERPILOOT BEWIJS VAN BEVOEGDHEID — MPL

    FCL.400.A    MPL — Minimumleeftijd

    Een kandidaat voor een MPL moet ten minste 18 jaar oud zijn.

    FCL.405.A    MPL — Bevoegdheden

    a)

    De houder van een MPL is bevoegd om op te treden als tweede bestuurder in een met een tweede bestuurder te bedienen vliegtuig.

    b)

    De houder van een MPL kan de extra bevoegdheden verwerven van:

    1) 

    de houder van een PPL(A) op voorwaarde dat aan de vereisten voor de PPL(A), gespecificeerd in subdeel C, is voldaan;

    2) 

    een CPL(A), op voorwaarde dat aan de vereisten gespecificeerd in FCL.325.A is voldaan.

    c)

    De bevoegdheden van de IR(A) van de houder van een MPL zijn beperkt tot vleugelvliegtuigen die moeten worden bediend met een tweede bestuurder. De bevoegdheden van de IR(A) kunnen worden uitgebreid naar éénpilootoperaties met vleugelvliegtuigen, op voorwaarde dat de houder van het bewijs van bevoegdheid de vereiste opleiding heeft voltooid om te fungeren als PIC in éénpilootoperaties die uitsluitend aan de hand van instrumenten worden uitgevoerd en geslaagd is voor de vaardigheidstest van de IR(A) als éénpiloot.

    ▼M8

    FCL.410.A    MPL — Opleidingscursus en theorie-examens

    a)   Cursus

    Kandidaat voor een MPL moeten een opleidingscursus voor theoriekennis en vlieginstructie hebben gevolgd bij een ATO in overeenstemming met aanhangsel 5 bij deze bijlage (Deel-FCL).

    b)   Examen

    Kandidaten voor een MPL moeten aantonen dat zij beschikken over een niveau van theoretische kennis dat passend is voor houders van een ATPL(A), in overeenstemming met FCL.515, en voor een meerpiloot-typebevoegdverklaring.

    ▼B

    FCL.415.A    MPL — Praktische vaardigheden

    a)

    De kandidaat voor een MPL moet, aan de hand van een doorlopende beoordeling, de vereiste vaardigheden hebben aangetoond ter voldoening aan de vakbekwaamheidsonderdelen zoals gespecificeerd in aanhangsel 5 van dit deel, als sturende piloot en als niet-sturende piloot, in een meermotorig vleugelvliegtuig met turbinemotoren, gecertificeerd voor bediening door een minimale bemanning van ten minste twee bestuurders, onder VFR en IFR.

    b)

    Na voltooiing van de opleidingscursus moet de kandidaat slagen voor een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel, teneinde blijk te geven van de vaardigheid om de relevante procedures en manoeuvres uit te voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend. De vaardigheidstest moet worden afgelegd in het type vleugelvliegtuig dat wordt gebruik in de voortgezette fase van de geïntegreerde opleidingscursus voor MPL of in een FFS die representatief is voor hetzelfde type.

    SUBDEEL F

    BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS VERKEERSPILOOT — ATPL

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    FCL.500    ATPL — Minimumleeftijd

    Een kandidaat voor een ATPL moet ten minste 21 jaar oud zijn.

    FCL.505    ATPL — Bevoegdheden

    a)

    De bevoegdheden van de houder van een ATPL bestaan, binnen de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, uit:

    1) 

    het uitoefenen van alle bevoegdheden van de houder van een LAPL, een PPL en een CPL;

    2) 

    het optreden als PIC in luchtvaartuigen betrokken bij commercieel luchtvervoer.

    b)

    Kandidaten voor de afgifte van een ATPL moeten voldoen aan de eisen voor de typebevoegdverklaring van het luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest.

    FCL.515    ATPL — Opleidingscursus en theorie-examens

    a)

    Cursus. Een kandidaat voor een ATPL moet een opleidingscursus hebben gevolgd aan een ATO. De cursus moet ofwel een geïntegreerde opleidingscursus of een modulaire cursus zijn, in overeenstemming met aanhangsel 3 van dit deel.

    b)

    Examen. Een kandidaat voor een ATPL moet blijk geven van een niveau van kennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden over de volgende onderwerpen:

    — 
    luchtvaartwetgeving,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig — vliegtuigconstructie/systemen/voortstuwingsinrichting,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig — instrumenten,
    — 
    massa en zwaartepuntsligging,
    — 
    vliegtuigprestaties,
    — 
    vluchtplanning en vluchtvoortgangscontrole,
    — 
    menselijke prestaties,
    — 
    meteorologie,
    — 
    algemene navigatie,
    — 
    radionavigatie,
    — 
    operationele procedures,
    — 
    beginselen van het vliegen,
    — 
    VFR-communicatie,
    — 
    IFR-communicatie.

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen — ATPL(A)

    FCL.505.A    ATPL(A) — Beperking van bevoegdheden voor bestuurders die voordien houder waren van een MPL

    Als de houder van een ATPL(A) voordien enkel houder was van een MPL, worden de bevoegdheden van het bewijs van bevoegdheid beperkt tot meerpilootbediening, tenzij de houder voldoet aan FCL.405.A, punt b), 2) en punt c), voor éénpilootoperaties.

    FCL.510.A    ATPL(A) — Toelatingseisen, ervaring en vrijstellingen

    a)

    Toelatingseisen. Een kandidaat voor een ATPL(A) moet houder zijn van:

    1) 

    een MPL; of

    2) 

    een CPL(A) en een meermotorige IR voor vleugelvliegtuigen. In dit geval moet de kandidaat ook MCC instructie hebben gekregen.

    b)

    Ervaring. Kandidaten voor een ATPL(A) moeten ten minste 1 500 uur hebben gevlogen in vleugelvliegtuigen, met inbegrip van ten minste:

    1) 

    500 uur als meerpilootbediening in vleugelvliegtuigen;

    2) 
    i) 

    500 uur als PIC onder toezicht; of

    ii) 

    250 uur als PIC; of

    iii) 

    250 uur, met inbegrip van ten minste 70 uur als PIC, en de resterende vliegtijd als PIC onder toezicht;

    3) 

    200 uur overlandvliegtijd waarvan ten minste 100 uur als PIC of PIC onder toezicht;

    4) 

    75 uur instrumenttijd waarvan maximaal 30 uur simulatortijd; en

    5) 

    100 uur nachtvluchten als PIC of tweede bestuurder.

    Van de 1 500 uur vliegtijd mag een maximum van 100 uur zijn volbracht in een FFS en FNPT. Van die 100 uur mag ten hoogste 25 uur zijn gedaan in een FNPT.

    c)

    Vrijstelling.

    1) 

    Houders van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder van andere categorieën van luchtvaartuigen krijgen vrijstelling voor vliegtijd met een maximum van:

    i) 

    voor TMG's of zweefvliegtuigen, 30 uur gevlogen als PIC;

    ii) 

    voor helikopters, 50 % van alle vliegtijd eisen onder punt b).

    ▼M3

    2) 

    Houders van een bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige, afgegeven volgens toepasselijke nationale regels, krijgen 50 % van de vliegtijd als boordwerktuigkundige toegekend tot een maximum van 250 uur. Deze 250 uur mag worden toegekend ten behoeve van de eis van 1 500 uur in punt b), en de eis van 500 uur in punt b), 1), mits de totale vrijstelling ten behoeve van een van deze punten de 250 uur niet te boven gaat.

    ▼B

    d)

    Alvorens de vaardigheidstest voor de ATPL(A) wordt afgelegd, moet de ervaring die wordt vereist volgens punt b) zijn opgedaan.

    FCL.520.A    ATPL(A) — Vaardigheidstest

    Aan de hand van een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel, moet een kandidaat voor een ATPL(A) blijk geven van de vaardigheid om, als PIC van een meerpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig onder IFR, de relevante procedures en manoeuvres uit te kunnen voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    De vaardigheidstest moet worden afgelegd in het vleugelvliegtuig of een naar behoren gekwalificeerde FFS die representatief is voor hetzelfde type.

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de categorie helikopters — ATPL(H)

    FCL.510.H    ATPL(H) — Toelatingseisen, ervaring en vrijstellingen

    Een kandidaat voor een ATPL(H) moet:

    a) 

    houder zijn van een CPL(H) en een typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters en MCC instructie hebben gekregen;

    b) 

    ten minste 1 000 uur hebben gevlogen als bestuurder van helikopters waaronder ten minste:

    1) 

    350 uur in meerpiloot-gecertificeerde helikopters;

    2) 
    i) 

    250 uur als PIC; of

    ii) 

    100 uur als PIC en 150 uur als PIC onder toezicht; of

    iii) 

    250 uur als PIC onder toezicht in meerpiloot-gecertificeerde helikopters. In dit geval worden de bevoegdheden van de ATPL(H) beperkt tot meerpilootbediening, tot er 100 uur als PIC zijn gevlogen;

    3) 

    200 uur overlandvliegtijd waarvan ten minste 100 uur als PIC of PIC onder toezicht;

    4) 

    30 uur instrumenttijd waarvan maximaal 10 uur simulatortijd; en

    5) 

    100 uur nachtvluchten als PIC of als tweede bestuurder.

    Van de 1 000 uur, mag ten hoogste 100 uur gedaan zijn in een FSTD, waarvan niet meer dan 25 uur in een FNPT.

    c) 

    Vliegtijd in vleugelvliegtuigen wordt vrijgesteld tot een maximum van 50 % ten behoeve van de vliegtijdeisen van punt b).

    d) 

    Alvorens de vaardigheidstest voor de ATPL(H) wordt afgelegd, moet de ervaring die wordt vereist volgens punt b) zijn opgedaan.

    FCL.520.H    ATPL(H) — Vaardigheidstest

    Aan de hand van een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel, moet een kandidaat voor een ATPL(H) blijk geven van de vaardigheid om, als PIC van een meerpiloot-gecertificeerde helikopter, de relevante procedures en manoeuvres uit te kunnen voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    De vaardigheidstest moet worden afgelegd in een helikopter of een naar behoren gekwalificeerde FFS die representatief is voor hetzelfde type.

    SUBDEEL G

    BEVOEGDVERKLARING INSTRUMENTVLIEGEN — IR

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    ▼M12

    FCL.600    IR — Algemeen

    Behalve als voorzien in FCL.835 mogen vliegbewegingen onder IFR op een vleugelvliegtuig, helikopter, luchtschip of powered-lift luchtvaartuig enkel worden uitgevoerd door houders van een PPL, CPL, MPL en ATPL met een IR die toepasselijk is voor de luchtvaartuigcategorie of, indien de toepasselijke IR voor de luchtvaartuigcategorie niet beschikbaar is, enkel tijdens vaardigheidstests of dubbelbesturingsonderricht.

    ▼B

    FCL.605    IR — Bevoegdheden

    ▼M5

    a)

    Tot de bevoegdheden van een houder van een IR behoort het besturen van een luchtvaartuig onder IFR, met inbegrip van PBN-operaties, met een minimumbeslissingshoogte van 200 voet (60 m).

    ▼B

    b)

    In het geval van een meermotorige IR kunnen deze bevoegdheden worden uitgebreid naar beslissingshoogten lager dan 200 voet (60 m) wanneer de kandidaat specifieke opleiding aan een ATO heeft gevolgd en is geslaagd voor sectie 6 van de vaardigheidstest beschreven in aanhangsel 9 van dit deel in meerpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen.

    c)

    Houders van een IR moeten hun bevoegdheden uitoefenen in overeenstemming met de voorwaarden vastgesteld in aanahangsel 8 van dit deel.

    d)

    Enkel voor helikopters. Om bevoegdheden als PIC uit te oefenen onder IFR in meerpiloot-gecertificeerde helikopters, moet de houder van een IR(H) ten minste 70 uur instrumenttijd hebben gevlogen waarvan ten hoogste 30 uur simulatortijd mag zijn.

    FCL.610    IR — Toelatingseisen en vrijstellingen

    Een kandidaat voor een IR moet:

    a) 

    houder zijn van:

    1) 

    ten minste een PPL in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, en:

    ▼M3

    i) 

    de bevoegdheden om 's nachts te vliegen in overeenstemming met FCL.810, indien de IR-bevoegdheden 's nachts zullen worden gebruikt; of

    ▼B

    ii) 

    een ATPL in een andere luchtvaartuigcategorie; of

    2) 

    een CPL, in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie.

    ▼M3

    b) 

    ten minste 50 uur overlandvliegtijd als PIC hebben gevlogen in vleugelvliegtuigen, TMG's, helikopters of luchtschepen, waarvan ten minste 10 of, in het geval van luchtschepen, 20 uur in de relevante luchtvaartuigcategorie.

    ▼B

    c) 

    Enkel voor helikopters. Kandidaten die een geïntegreerde opleidingscursus hebben gevolgd voor een ATP(H)/IR, ATP(H), CPL(H)/IR of CPL(H) zijn vrijgesteld van de eis onder b).

    FCL.615    IR — Theoriekennis en vlieginstructie

    a)

    Cursus. Kandidaten voor een IR moeten een theorieopleiding en vlieginstructie hebben gekregen aan een ATO. Deze cursus moet:

    1) 

    een geïntegreerde opleidingscursus zijn met inbegrip van opleiding voor de IR in overeenstemming met aanhangsel 3 van dit deel; of

    2) 

    een modulaire cursus zijn in overeenstemming met aanhangsel 6 van dit deel.

    ▼M3

    b)

    Examen. Een kandidaat moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden over de volgende onderwerpen:

    — 
    luchtvaartwetgeving,
    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig — instrumenten,
    — 
    vluchtplanning en vluchtvoortgangscontrole,
    — 
    menselijke prestaties,
    — 
    meteorologie,
    — 
    radionavigatie,
    — 
    IFR-communicatie.

    ▼B

    FCL.620    IR — Vaardigheidstest

    a)

    Een kandidaat voor een IR moet slagen voor een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 7 van dit deel, om blijk te geven van de vaardigheid om de relevante procedures en manoeuvres uit te kunnen voeren met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.

    b)

    Voor een meermotorige IR moet de vaardigheidstest worden afgelegd in een meermotorig luchtvaartuig. Voor een éénmotorige IR moet de test worden afgelegd in een éénmotorig luchtvaartuig. Een meermotorig vleugelvliegtuig met stuwkracht op de hartlijn zal worden beschouwd als een éénmotorig vleugelvliegtuig ten behoeve van deze alinea.

    ▼M12

    c)

    Kandidaten die een vaardigheidstest voor een meermotorige IR hebben voltooid in een éénpiloot-gecertificeerd meermotorig vleugelvliegtuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is vereist, ontvangen ook een eenmotorige IR voor de klasse- of typebevoegdverklaringen voor eenmotorige vleugelvliegtuigen waarover zij beschikken.

    ▼M11

    FCL.625    IR — Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte

    a) Geldigheid

    Een IR is één jaar geldig.

    b) Verlenging

    1) 

    Een IR kan binnen de drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum worden verlengd door te voldoen aan verlengingscriteria voor de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.

    2) 

    Als de aanvragers ervoor kiezen vroeger dan bepaald in punt 1) te voldoen aan de eis tot verlenging, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.

    3) 

    Kandidaten die niet slagen voor de relevante sectie van een IR-bekwaamheidsproef voor de vervaldatum van de IR, mogen de bevoegdheden van de IR niet uitoefenen tot ze zijn geslaagd voor de bekwaamheidsproef.

    ▼M14

    4) 

    Aanvragers voor de verlenging van een IR moeten volledige vrijstelling krijgen van de bij dit subdeel vereiste bekwaamheidsproef wanneer zij overeenkomstig aanhangsel 10 bij een EBT-exploitant een EBT-praktijkbeoordeling voltooien met betrekking tot de IR.

    ▼M14

    c) Hernieuwing

    Indien een IR is verstreken, moeten kandidaten aan al het onderstaande voldoen om hun bevoegdheden te hernieuwen:

    1) 

    om te bepalen of de kandidaat een herhalingsopleiding nodig heeft om het bekwaamheidsniveau te bereiken dat nodig is om te slagen voor het instrumentonderdeel van de vaardigheidstest overeenkomstig aanhangsel 9, een beoordeling ondergaan bij een van de volgende organisaties:

    i) 

    bij een ATO;

    ii) 

    bij een EBT-exploitant die specifiek is goedgekeurd voor dergelijke herhalingsopleidingen;

    2) 

    indien dit noodzakelijk wordt geacht door de organisatie die de beoordeling overeenkomstig punt 1) uitvoert, de herhalingsopleiding bij die organisatie volgen;

    3) 

    na te hebben voldaan aan punt 1) en, indien van toepassing, punt 2), slagen in een bekwaamheidsbeoordeling overeenkomstig aanhangsel 9 of een EBT-praktijkbeoordeling voltooien overeenkomstig aanhangsel 10, in de relevante luchtvaartuigcategorie. Die EBT-praktijkbeoordeling kan worden gecombineerd met de in punt 2) gespecificeerde herhalingsopleiding;

    4) 

    houder zijn van de desbetreffende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij anders bepaald in deze bijlage.

    ▼M11

    d) Als de IR in de afgelopen 7 jaar niet werd verlengd of hernieuwd, moeten aanvragers van een IR opnieuw slagen voor het theorie-examen en de vaardigheidstest.

    ▼M14

    e) Houders van een geldige IR op een bevoegdheidsbewijs als piloot dat door een derde land is afgegeven overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago zijn vrijgesteld van de eisen van punt c), 1) en 2), en punt d), wanneer zij de op het bevoegdheidsbewijs vermelde IR-bevoegdheden willen hernieuwen overeenkomstig deze bijlage.

    f) De in punt c), 3), vermelde bekwaamheidsproef mag worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de hernieuwing van de relevante klasse- of typebevoegdverklaring.

    ▼B

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen

    FCL.625.A    IR(A) — Verlenging

    ▼M11

    a)

    Verlenging.

    Om een IR(A) te verlengen, moeten aanvragers:

    1) 

    houder zijn van de desbetreffende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij de verlenging van de IR wordt gecombineerde met de hernieuwing van de relevante klasse- of typebevoegdverklaring;

    ▼M14

    2) 

    slagen in een bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9, of een EBT-praktijkbeoordeling voltooien overeenkomstig aanhangsel 10, als de verlenging van de IR wordt gecombineerd met de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring;

    ▼M11

    3) 

    als de verlenging van de IR niet wordt gecombineerd met de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring:

    i) 

    voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, sectie 3b en de voor de beoogde vlucht relevante delen van sectie 1 van de bekwaamheidsproef afleggen, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage;

    ii) 

    voor meermotorige vleugelvliegtuigen, sectie 6 van de bekwaamheidsproef voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen afleggen, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage, uitsluitend op instrumenten.

    ▼M14

    4) 

    Een FNPT II of een FFS die representatief is voor de relevante klasse of het relevante type van vleugelvliegtuig mag worden gebruikt voor de verlenging overeenkomstig punt 3), voor zover minstens elke alternatieve bekwaamheidsproef voor de verlenging van een IR(A) wordt uitgevoerd in een vleugelvliegtuig.

    ▼B

    b)

    Wederzijdse vrijstelling zal worden toegekend in overeenstemming met aanhangsel 8 van dit deel.

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de categorie helikopters

    ▼M11

    FCL.625.H    IR(H) — Verlenging

    a) Om een IR(H) te verlengen, moeten aanvragers:

    1) 

    houder zijn van de desbetreffende typebevoegdverklaring, tenzij de verlenging van de IR wordt gecombineerde met de hernieuwing van de relevante typebevoegdverklaring;

    2) 

    slagen in een bekwaamheidsproef, overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage, voor het desbetreffende type helikopter, als de verlenging van de IR wordt gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring;

    3) 

    wanneer de IR-verlenging niet wordt gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring, moeten sectie 5 en de relevante punten van sectie 1 van de in aanhangsel 9 van deze bijlage vastgestelde bekwaamheidsproef worden afgelegd voor het relevante type helikopter.

    b) Een FTD 2/3 of een FFS die representatief zijn voor het relevante type helikopter mag worden gebruikt voor de bekwaamheidsproef, overeenkomstig punt a), onder 3), voor zover minstens één alternatieve bekwaamheidsproef voor de verlenging van een IR(H) wordt uitgevoerd in een helikopter.

    c) Wederzijdse vrijstelling zal worden toegekend in overeenstemming met aanhangsel 8 van deze bijlage.

    ▼B

    FCL.630.H    IR(H) — Uitbreiding van bevoegdheden van éénmotorige naar meermotorige helikopters

    Houders van een IR(H) die geldig is voor éénmotorige helikopters die voor het eerst hun IR(H) willen uitbreiden naar meermotorige helikopters, moeten:

    a) 

    een opleidingscursus volgen aan een ATO met inbegrip van ten minste 5 uur instrumentinstructietijd met dubbele besturing, waarvan 3 uur mogen worden afgelegd in een FFS of FTD 2/3 of FNPT II/III; en

    b) 

    sectie 5 van de vaardigheidstest afleggen in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel inzake meermotorige helikopters.

    SECTIE 4

    Specifieke eisen voor de categorie luchtschepen

    FCL.625.As    IR(As) — Verlenging

    Kandidaten voor de verlenging van een IR(As):

    a) 

    moeten, indien gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring, een bekwaamheidsproef afleggen in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel, voor het relevante type van luchtschip;

    b) 

    Moeten, indien niet gecombineerd met de verlenging van een typebevoegdverklaring, sectie 5 en die punten van sectie 1 voltooien die relevant zijn voor de beoogde vlucht van de bekwaamheidsproef voor luchtschepen in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel. In dit geval mag een FTD 2/3 of een FFS worden gebruikt die representatief is voor het relevante type, maar de bekwaamheidsproef voor de verlenging van een IR(As) onder deze omstandigheden moet ten minste beurtelings worden uitgevoerd in een luchtschip.

    SUBDEEL H

    KLASSE- EN TYPEBEVOEGDVERKLARINGEN

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    FCL.700    Omstandigheden waarin klasse- of typebevoegdverklaringen zijn vereist

    ▼M12

    a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid mogen enkel als bestuurder van een luchtvaartuig optreden wanneer zij in het bezit zijn van een geldige en passende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij een van de volgende situaties van toepassing is:

    1) 

    wanneer zij de bevoegdheden van een LAPL uitoefenen;

    2) 

    wanneer zij een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef afleggen voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring;

    3) 

    wanneer zij vlieginstructie krijgen;

    4) 

    wanneer zij houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvliegen afgegeven overeenkomstig FCL.820.

    ▼B

    b)

    Niettegenstaande punt a) mogen bestuurders, in het geval van vluchten gerelateerd aan de introductie of wijziging van luchtvaartuigtypes, houder zijn van een speciaal certificaat uitgereikt door de bevoegde autoriteit dat hen toestemming geeft om de vluchten uit te voeren. De geldigheid van deze toestemming is beperkt tot de desbetreffende vluchten.

    ▼M5 —————

    ▼B

    FCL.705    Bevoegdheden van de houder van een klasse- of typebevoegdverklaring

    De bevoegdheden van de houder van een klasse- of typebevoegdverklaring bestaan uit het optreden als bestuurder in de klasse of het type van luchtvaartuig zoals gespecificeerd in de bevoegdverklaring.

    ▼M11

    FCL.710    Klasse- en typebevoegdverklaringen — varianten

    a) Om hun bevoegdheden uit te breiden naar een andere variant van luchtvaartuig binnen dezelfde klasse- of typebevoegdverklaring, moet een piloot een verschillen- of familiarisatietraining volgen. Indien het gaat om varianten binnen eenzelfde klasse- of typebevoegdverklaring, moet de verschillen- of familiarisatietraining de relevante elementen bevatten die zijn gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid, voor zover van toepassing.

    b) De verschillentraining moet plaatsvinden in:

    1) 

    een ATO, of

    2) 

    een DTO, in het geval van de in punt a), onder 1), punt c) en punt a), onder 2), punt c) van DTO.GEN.110 van bijlage VIII bedoelde luchtvaartuigen, of

    3) 

    een AOC-houder met een goedgekeurd verschillenopleidingsprogramma voor de desbetreffende klasse of het desbetreffende type.

    c) Onverminderd het vereiste onder b) mag verschillentraining voor TMG, éénmotorige zuigervliegtuigen (SEP), éénmotorige turbinevliegtuigen (SET) en meermotorige zuigervliegtuigen (MEP) worden gegeven door een voldoende gekwalificeerde instructeur, tenzij anders bepaald in de OSD.

    d) Indien piloten binnen 2 jaar na de in punt b) bedoelde training niet met de variant hebben gevlogen, is een verdere verschillentraining of bekwaamheidsproef voor die variant vereist, behalve voor types en varianten binnen de klassebevoegdverklaringen voor SEP’S en TMG’s.

    e) De verschillentraining of de bekwaamheidsproef met die variant moet worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en worden ondertekend door de desbetreffende instructeur of examinator, al naargelang van toepassing.

    ▼B

    FCL.725    Eisen voor de afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen

    ▼M7

    a)

    Opleidingscursus. Een kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring moet een opleidingscursus voltooien aan een ATO. Een kandidaat voor een klassebevoegdverklaring voor eenmotorige zuigervliegtuigen zonder groot prestatievermogen, een klassebevoegdverklaring voor TMG's of een typebevoegdverklaring voor eenmotorige helikopers als bedoeld in DTO.GEN.110, onder a), 2), c), van bijlage VIII (Deel-DTO), mag de opleiding aan een DTO voltooien. De opleidingscursus voor een typebevoegdverklaring moet de verplichte opleidingselementen bevatten voor het relevante type zoals gedefinieerd in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn bepaald in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

    ▼B

    b)

    Theorie-examen. De kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring moet slagen voor een theorie-examen georganiseerd door de ATO om aan te tonen dat hij over de theoriekennis beschikt, vereist voor de veilige bediening van het toepasselijke type of de toepasselijke klasse van luchtvaartuig.

    1) 

    Voor meerpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen moet het theorie-examen ten minste 100 meerkeuzevragen bevatten, naar behoren verdeeld over de hoofdonderwerpen van de syllabus.

    2) 

    Voor meermotorige, voor één piloot gecertificeerde luchtvaartuigen moet het theorie-examen schriftelijk zijn en het aantal meerkeuzevragen afhangen van de complexiteit van het luchtvaartuig.

    3) 

    Voor éénmotorige luchtvaartuigen wordt het theorie-examen mondeling afgelegd ten overstaan van de examinator tijdens de vaardigheidstest om te bepalen of men al dan niet voldoende kennisniveau heeft verworven.

    ▼M3

    4) 

    Voor éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen die zijn geclassificeerd als vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen moet het theorie-examen schriftelijk zijn en ten minste 100 meerkeuzevragen bevatten, naar behoren verdeeld over de onderwerpen van de syllabus.

    ▼M11

    5) 

    Voor éénpilootgecertificeerde éénmotorige en éénpilootgecertificeerde meermotorige luchtvaartuigen (zee), betreft het een schriftelijk examen dat uit minstens 30 meerkeuzevragen bestaat.

    ▼B

    c)

    Vaardigheidstest. Een kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring moet slagen voor een vaardigheidstest in overeenstemming met aanhangsel 9 van onderhavig deel om aan te tonen dat hij over het vereiste vaardigheidsniveau beschikt voor een veilige vluchtuitvoering in de toepasselijke klasse of het toepasselijke type luchtvaartuig.

    De kandidaat moet een voldoende halen voor de vaardigheidstest binnen een periode van zes maanden na het begin van de opleidingscursus voor klasse- of typebevoegdverklaring en binnen een periode van zes maanden voorafgaand aan de aanvraag voor de afgifte van de klasse- of typebevoegdverklaring.

    ▼M8

    d)

    Een kandidaat die al houder is van een typebevoegdverklaring voor een luchtvaartuigtype en die bevoegd is voor vluchtuitvoeringen met één of meerdere piloten, worden geacht reeds te hebben voldaan aan de theorie-eisen wanneer hij een aanvraag indient om de bevoegdheden voor de andere vorm van vluchtuitvoering op hetzelfde luchtvaartuigtype toe te voegen aan hun bevoegdheden. Een dergelijke kandidaat moet voor de andere vluchtuitvoeringen een aanvullende vliegopleiding voltooien bij een ATO of een AOC-houder die door de bevoegde autoriteit specifiek is gemachtigd om dergelijke opleidingen te verstrekken. De vluchtuitvoering moet op het bevoegdheidsbewijs worden ingeschreven.

    ▼B

    e)

    Niettegenstaande de bovenstaande paragrafen hebben bestuurders die houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvluchten, afgegeven in overeenstemming met FCL.820, die betrokken waren bij de ontwikkeling, certificering of productietestvluchten van een luchtvaarttype en ofwel 50 uur totale vliegtijd of 10 uur vliegtijd als PIC tijdens testvluchten hebben gevlogen in dat type, het recht om een aanvraag in te dienen voor de afgifte van de relevante typebevoegdverklaring, op voorwaarde dat ze voldoen aan de ervaringseisen en de toelatingseisen voor de afgifte van die typebevoegdverklaring zoals bepaald in dit subdeel voor de relevante luchtvaartuigcategorie.

    ▼M12

    f)

    Kandidaten voor een klassebevoegdverklaring voor TMG’s die ook houder zijn van een SPL in overeenstemming met bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder a), b) en c).

    ▼M14

    FCL.740    Geldigheid en hernieuwde afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen

    a) 

    Geldigheid

    1) 

    De geldigheidsperiode voor klasse- en typebevoegdverklaringen bedraagt één jaar, behalve voor klassebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde éénmotorige luchtvaartuigen, waarvoor de geldigheidsperiode 2 jaar bedraagt, tenzij anders bepaald in de OSD. Als de piloten ervoor kiezen vroeger dan bepaald in FCL.740.A, FCL.740.H, FCL.740.PL en FCL.740.As te voldoen aan de eis tot verlenging, begint de nieuwe geldigheidsperiode te lopen vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.

    2) 

    Aanvragers voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring moeten volledige vrijstelling krijgen van de bij dit subdeel vereiste bekwaamheidsproef wanneer zij overeenkomstig aanhangsel 10 een EBT-praktijkbeoordeling voltooien bij een exploitant die EBT heeft toegepast voor de desbetreffende klasse- of typebevoegdverklaring.

    b) 

    Hernieuwing

    Voor de hernieuwde afgifte van een klasse- of typebevoegdverklaring moet de aanvrager voldoen aan alle volgende eisen:

    1) 

    om te bepalen of de kandidaat een herhalingsopleiding nodig heeft om het bekwaamheidsniveau te bereiken dat nodig is om veilig vluchten uit te voeren met het luchtvaartuig, moet hij een beoordeling ondergaan bij een van de volgende:

    i) 

    bij een ATO;

    ii) 

    bij een DTO of een ATO als de verlopen bevoegdverklaring betrekking had op een klassebevoegdverklaring voor eenmotorige zuigervliegtuigen zonder groot prestatievermogen, een klassebevoegdverklaring voor TMG’s of een typebevoegdverklaring voor eenmotorige helikopers als bedoeld in DTO.GEN.110, punt a), 2), c), van bijlage VIII;

    iii) 

    bij een DTO of ATO of met een instructeur als de bevoegdverklaring niet meer dan 3 jaar geleden verlopen is en het om een klassebevoegdverklaring voor eenmotorige zuigervliegtuigen zonder groot prestatievermogen of voor TMG’s ging;

    iv) 

    bij een EBT-exploitant die specifiek is goedgekeurd voor dergelijke herhalingsopleidingen;

    2) 

    indien dit noodzakelijk wordt geacht door de organisatie of de instructeur die de beoordeling overeenkomstig punt 1) uitvoert, moet hij de herhalingsopleiding bij die organisatie of instructeur volgen;

    3) 

    na te hebben voldaan aan punt 1) en, indien van toepassing, punt 2), moet hij slagen in een bekwaamheidsbeoordeling overeenkomstig aanhangsel 9 of een EBT-praktijkbeoordeling voltooien overeenkomstig aanhangsel 10. Die EBT-praktijkbeoordeling kan worden gecombineerd met de in punt 2) gespecificeerde herhalingsopleiding.

    Bij wijze van afwijking van het bepaalde in punt b), 1), 2) en 3), hebben piloten die houder zijn van een overeenkomstig FCL.820 afgegeven bevoegdverklaring voor vliegproeven en die betrokken waren bij de ontwikkelings-, certificerings- of productievliegproeven voor een luchtvaartuigtype en ofwel 50 uur totale vliegtijd of 10 uur vliegtijd als PIC tijdens testvluchten in dat type hebben volbracht gedurende het jaar voorafgaand aan de datum van hun aanvraag, het recht om de verlenging of hernieuwde afgifte van de desbetreffende typebevoegdverklaring aan te vragen.

    Aanvragers worden vrijgesteld van de eis van punt b), 1) en 2), als zij houder zijn van een geldige bevoegdverklaring voor dezelfde klasse of hetzelfde type luchtvaartuig op een bevoegdheidsbewijs dat, overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, door een derde land is afgegeven en als zij gerechtigd zijn de bevoegdheden van die bevoegdverklaring uit te oefenen.

    c) 

    Piloten die het EBT-programma van een exploitant verlaten zonder te hebben aangetoond dat zij beschikken over een aanvaardbaar bekwaamheidsniveau overeenkomstig dat EBT-programma, mogen de bevoegdheden van die typebevoegdverklaring niet uitoefenen totdat zij hebben voldaan aan een van de volgende:

    1) 

    zij hebben een EBT-praktijkbeoordeling voltooid overeenkomstig aanhangsel 10;

    2) 

    zij zijn geslaagd in een bekwaamheidsproef overeenkomstig FCL.625, punt c), 3, of FCL.740, punt b), 3, al naargelang het geval. In dat geval zijn FCL.625, punt b), 4, en FCL.740, punt a), 2, niet van toepassing.

    ▼B

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de categorie vleugelvliegtuigen

    ▼M8

    FCL.720.A    Ervaringseisen- en voorwaarden voor de afgifte van een klasse- of typebevoegdverklaring — Vleugelvliegtuigen

    Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid vastgesteld in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, moeten kandidaten voor een klasse- of typebevoegdverklaring voldoen aan de volgende ervaringseisen en voorwaarden voor de afgifte van de relevante bevoegdverklaring:

    a)   Eénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen

    ▼M14

    Aanvragers voor de eerste afgifte van bevoegdheden om een éénpilootgecertificeerd vleugelvliegtuig te besturen bij meerpilootbediening, hetzij wanneer zij de afgifte van een klasse- of typebevoegdverklaring aanvragen, hetzij wanneer zij een klasse- of typebevoegdverklaring voor meerpilootbediening, waarvan zij reeds houder zijn, willen verlengen, moeten voldoen aan de eisen van punt b), 4), en, alvorens de desbetreffende opleidingscursus te starten, punt b), 5).

    ▼M8

    Voorts geldt voor:

    (1)   Eénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen

    Kandidaten voor een eerste klasse- of typebevoegdverklaring op een éénpiloot-gecertificeerd meermotorig vleugelvliegtuig moeten ten minste 70 uur hebben gevlogen als PIC in vleugelvliegtuigen.

    (2)   Eénpiloot-gecertificeerde niet-complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen

    Vóór aanvang van de vliegopleiding moeten kandidaten voor een eerste klasse- of typebevoegdverklaring voor een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig dat is geclassificeerd als vleugelvliegtuig met groot prestatievermogen:

    i) 

    in totaal ten minste 200 uur vliegervaring hebben, waarvan 70 uur als PIC in vleugelvliegtuigen; en

    ii) 

    voldoen aan een van de volgende eisen:

    A) 

    houder zijn van een certificaat waaruit blijkt dat zij met succes een cursus voor extra theoriekennis bij een ATO hebben voltooid; of

    B) 

    geslaagd zijn voor de theorie-examens voor ATPL(A) in overeenstemming met deze bijlage (Deel-FCL); of

    C) 

    naast een overeenkomstig deze bijlage (Deel-FCL) afgegeven bevoegdheidsbewijs houder zijn vaneen ATPL(A) of CPL(A)/IR met vrijstelling voor theoriekennis voor ATPL(A), uitgereikt in overeenstemming met bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago.

    ▼M14

    3)

    Eénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen.

    Aanvragers voor de afgifte van een typebevoegdverklaring voor een complex éénpilootgecertificeerd vleugelvliegtuig, dat geclassificeerd is als vleugelvliegtuig met groot prestatievermogen, moeten, naast de eisen van punt 2), ook aan alle volgende eisen voldoen:

    i) 

    zij moeten houder zijn of zijn geweest van een één- of meermotorige IR(A), al naargelang het geval en zoals vastgesteld in subdeel G;

    ii) 

    voor de afgifte van de eerste typebevoegdverklaring moeten zij, alvorens te starten met de opleiding voor de typebevoegdverklaring, voldoen aan de eisen van punt b), 5).

    ▼M8

    b)   Meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen

    ▼M14

    Aanvragers van de eerste typebevoegdverklaring voor een meerpilootgecertificeerd vleugelvliegtuig moeten leerlingpiloten zijn die momenteel een MPL-opleiding volgen of moeten aan de volgende eisen voldoen alvorens van start te gaan met de opleiding voor een typebevoegdverklaring:

    ▼M8

    (1) 

    ten minste 70 uur vliegervaring hebben als PIC in vleugelvliegtuigen;

    (2) 

    houder zijn of zijn geweest van een bevoegdverklaring voor meermotorige IR(A);

    (3) 

    geslaagd zijn voor de theorie-examens voor ATPL(A) in overeenstemming met deze bijlage (Deel-FCL);

    (4) 

    behalve wanneer de typebevoegdverklaringsopleiding wordt gecombineerd met een MCC-cursus:

    i) 

    houder zijn van een certificaat van voltooiing van een MCC-cursus inzake vleugelvliegtuigen; of

    ii) 

    houder zijn van een certificaat van voltooiing van MCC in helikopters en meer dan 100 uur vliegervaring hebben als piloot in meerpiloot-gecertificeerde helikopters; of

    iii) 

    ten minste 500 uur vliegervaring hebben als piloot in meerpiloot-gecertificeerde helikopters; of

    iv) 

    ten minste 500 uur vliegervaring hebben als piloot tijdens meerpiloot-vluchtuitvoeringen met éénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen, in commercieel luchtvervoer in overeenstemming met de toepasselijke eisen inzake vluchtuitvoeringen; en

    ▼M14

    5) 

    de in FCL.745.A gespecificeerde opleiding hebben voltooid, tenzij ze aan een van de volgende eisen voldoen:

    i) 

    ze hebben in de voorgaande 3 jaar de opleiding en toetsing voltooid overeenkomstig ORO.FC.220 en ORO.FC.230 van bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012;

    ii) 

    ze hebben de in FCL.915, punt e), 1), ii), gespecificeerde opleiding voltooid.

    ▼M8

    c)

    Onverminderd punt b) mag een lidstaat een typebevoegdverklaring afgegeven met beperkte bevoegdheden voor meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen die de houders het recht verleent op te treden als tweede piloot voor aflossing tijdens de kruisvlucht boven vluchtniveau 200, voor zover twee andere bemanningsleden over een typebevoegdverklaring overeenkomstig punt b) beschikken.

    d)

    Indien bepaald in de OSD, kan het uitoefenen van de bevoegdheden van een typebevoegdverklaring aanvankelijk worden beperkt tot vluchten onder toezicht van een instructeur. De vlieguren onder toezicht moeten worden aangetekend in het logboek van de piloot of in een gelijkwaardig document en ondertekend door de instructeur. De beperking wordt opgeheven wanneer de piloten aantonen dat de in de OSD vereiste vlieguren onder toezicht zijn voltooid.

    FCL.725.A    Theoriekennis en vlieginstructie voor de afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen — vleugelvliegtuigen

    Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn vastgelegd in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012:

    a) 

    voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen:

    (1) 

    moet de theorieopleiding voor een klassebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen ten minste 7 uur onderricht bevatten over vluchtuitvoeringen met meermotorige vleugelvliegtuigen; en

    (2) 

    moet de cursus vliegopleiding voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige vleugelvliegtuigen ten minste 2 uur en 30 minuten dubbelbesturingsonderricht onder normale omstandigheden met meermotorige vleugelvliegtuigen bevatten, en niet minder dan 3 uur en 30 minuten dubbelbesturingsonderricht met procedures bij motorstoringen en asymmetrische vliegtechnieken.

    b) 

    voor éénpiloot-gecertificeerde watervliegtuigen (zee):

    (1) 

    moet de opleidingscursus voor de bevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde watervliegtuigen (zee) theoriekennis en vlieginstructie bevatten; en

    (2) 

    moet de vliegopleiding voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde watervliegtuigen (zee) ten minste 8 uur dubbelbesturingsonderricht bevatten als de kandidaten houder zijn van de landversie van de relevante klasse- of typebevoegdverklaring, of 10 uur als de kandidaten geen houder zijn van dergelijke bevoegdverklaring; en

    c) 

    voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen zonder grote prestatievermogen, éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen en meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen moeten de opleidingen theoretische kennis over UPRT en vliegonderricht met betrekking tot de specifieke kenmerken van de relevante klasse of het relevante type omvatten.

    ▼B

    FCL.730.A    Specifieke eisen voor bestuurders die een opleiding voor typebevoegdverklaring zonder actuele vliegtijd (Zero Flight Type Rating, ZFTT) volgen — Vleugelvliegtuigen

    a)

    Een bestuurder van een luchtvaartuig die een ZFTT-opleiding volgt, moet op een meerpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig met turbojetmotoren conform de norm van CS-25 of een gelijkwaardig luchtwaardigheidsvoorschrift of op een meerpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig met turbopropmotoren met een MTOM van niet minder dan 10 t of een goedgekeurde passagiersconfiguratie van meer dan 19 passagiers, ten minste:

    1) 

    1 500 vlieguren of 250 routesectoren hebben voltooid, indien gedurende de opleiding een voor niveau CG, C of interim-C geschikte FFS wordt gebruikt;

    2) 

    500 vlieguren of 100 routesectoren hebben voltooid, indien gedurende de opleiding een voor niveau DG of D geschikte FFS wordt gebruikt.

    b)

    Wanneer een bestuurder van een luchtvaartuig overschakelt van een vleugelvliegtuig met turbopropmotoren naar een vliegtuig met turbojetmotoren of omgekeerd, is aanvullende vluchtsimulatortraining vereist.

    FCL.735.A    Opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC) — Vleugelvliegtuigen

    a)

    De MCC-opleidingscursus moet ten minste het onderstaande bevatten:

    1) 

    25 uur theorieonderwijs en oefeningen; en

    2) 

    20 uur praktische MCC-opleiding, of 15 uur in het geval van leerling-piloten die een geïntegreerde ATP-cursus volgen.

    Er moet gebruik worden gemaakt van een FNPT II MCC of een FFS. Indien de MCC-opleiding wordt gecombineerd met initiële opleiding voor typebevoegdverklaring, mag de praktische MCC-opleiding worden beperkt tot niet minder dan 10 uur als dezelfde FFS wordt gebruikt voor zowel de opleiding voor MCC als die voor de typebevoegdverklaring.

    b)

    De MCC-opleiding moet binnen de zes maanden worden voltooid aan een ATO.

    c)

    Tenzij de MCC-cursus werd gecombineerd met een cursus voor een typebevoegdverklaring, ontvangt de kandidaat bij het voltooien van de MCC-opleidingscursus een certificaat van voltooiing.

    d)

    Een kandidaat die een MCC-opleiding heeft voltooid voor een andere luchtvaartuigcategorie is vrijgesteld van de eisen onder a), 1).

    FCL.740.A    Verlenging van klasse- en typebevoegdverklaringen — Vleugelvliegtuigen

    a)

    Verlenging van meermotorige klassebevoegdverklaringen en typebevoegdverklaringen. Voor de verlenging van meermotorige klassebevoegdverklaringen en typebevoegdverklaringen moet de kandidaat:

    ▼M14

    1) 

    binnen de drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 of een EBT-praktijkbeoordeling overeenkomstig aanhangsel 10 in de desbetreffende klasse of het desbetreffende type vleugelvliegtuig of in een FSTD die representatief is voor die klasse of dat type, en

    ▼B

    2) 

    tijdens de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring ten minste het onderstaande hebben voltooid:

    i) 

    10 routesectoren als bestuurder van de betreffende klasse of het betreffende type van vleugelvliegtuig; of

    ii) 

    1 routesector als bestuurder van de betreffende klasse of het betreffende type van vleugelvliegtuig of FFS, gevlogen met een examinator. Deze routesector mag worden gevlogen tijdens de bekwaamheidsproef.

    3) 

    Een bestuurder die werkt voor een exploitant van commercieel luchtvervoer, die is goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen en die is geslaagd voor de bekwaamheidsproef van de exploitant in combinatie met de bekwaamheidsproef voor de verlenging van de klasse- of typebevoegdverklaring, krijgt vrijstelling van de eisen onder 2).

    ▼M12

    4) 

    De verlenging van een BIR of een IR(A), indien men daar houder van is, kan worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring.

    ▼M4

    b)

    Verlenging van klassebevoegdverklaringen voor éénvlieger-gecertificeerde éénmotorige vleugelvliegtuigen.

    1) 

    ▼M12

    Klassebevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen met enkele zuigermotoren en klassebevoegdverklaringen voor TMG’s. Voor de verlenging van een klassebevoegdverklaring voor een éénvlieger-gecertificeerd vleugelvliegtuig met enkele zuigermotor of TMG moeten de kandidaten:

    ▼M4

    i) 

    binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef in de desbetreffende klasse, in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel, met een examinator, of

    ii) 

    binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring 12 uur vliegtijd hebben voltooid in de desbetreffende klasse, waaronder:

    — 
    6 uur als PIC;
    — 
    12 starts en 12 landingen, en
    — 
    een herhalingstraining van ten minste 1 uur totale vliegtijd hebben gevolgd met een vlieginstructeur (FI) of een instructeur voor klassebevoegdverklaring (CRI). Kandidaten hebben recht op vrijstelling van deze herhalingstraining indien ze zijn geslaagd voor een bekwaamheidsproef voor een klasse- of typebevoegdverklaring, een vaardigheidstest of een vakbekwaamheidsbeoordeling in een andere klasse of een ander type van vleugelvliegtuigen.
    2) 

    Wanneer de kandidaat houder is van zowel een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (land) als een TMG-bevoegdverklaring, mag hij aan de eisen genoemd in punt 1) voldoen in een van beide klassen of een combinatie daarvan en daarmee verlenging van beide bevoegdverklaringen verkrijgen.

    3) 

    Eénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen met éénmotorige turboprop. Ten behoeve van de verlenging van klassebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen met eenmotorige turboprop moet de kandidaat binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring een bekwaamheidsproef afleggen op een vleugelvliegtuig van de betreffende klasse in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel.

    4) 

    Wanneer kandidaten houder zijn van zowel een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (land) als een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (zee), mogen zij aan de eisen van punt 1, onder ii), voldoen in een van beide klassen of een combinatie daarvan en daarmee voldoen aan de eisen voor beide bevoegdverklaringen. Ten minste 1 uur van de vereiste tijd als PIC en 6 van de vereiste 12 starts en landingen moeten worden volbracht in elke klasse.

    ▼M12

    5) 

    De bekwaamheidsproef voor de verlenging van een klassebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde eenmotorige vleugelvliegtuigen kan worden gecombineerd met de bekwaamheidsproef voor de verlenging van een BIR overeenkomstig FCL.835, onder g), punt 8.

    ▼B

    c)

    Een kandidaat die er voor de vervaldatum van een type- of klassebevoegdverklaring niet in slaagt op alle secties van een bekwaamheidsproef een voldoende te behalen, mag de bevoegdheden van die bevoegdverklaring niet uitoefenen totdat de bekwaamheidsproef met succes is afgelegd.

    ▼M8

    FCL.745.A Geavanceerde UPRT-opleiding — vleugelvliegtuigen

    a) 

    De geavanceerde UPRT-opleiding moet worden voltooid bij een ATO en moet minstens het volgende omvatten:

    (1) 

    5 uur onderricht in theoretische kennis;

    (2) 

    briefings vóór en na de vlucht; en

    (3) 

    3 uur dubbelbesturingsonderricht met een vlieginstructeur voor vleugelvliegtuigen FI(A) die gekwalificeerd is overeenkomstig punt FCL.915, onder e), bestaande uit geavanceerde UPRT in een vleugelvliegtuig dat gekwalificeerd is voor de opleidingstaken.

    b) 

    Na voltooiing van de UPRT-opleiding krijgen de kandidaten een certificaat van de ATO.

    ▼B

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de categorie helikopters

    FCL.720.H    Ervarings- en toelatingseisen voor de afgifte van typebevoegdverklaringen — Helikopters

    Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid vastgesteld in overeenstemming met deel 21, moet een kandidaat voor de afgifte van de eerste typebevoegdverklaring voor helikopters voldoen aan de volgende ervarings- en toelatingseisen voor de afgifte van de betreffende bevoegdverklaring:

    a) 

    Meerpiloot-gecertificeerde helikopters. Een kandidaat voor de eerste typebevoegdverklaringsopleiding voor een meerpiloot-gecertificeerde helikopter moet:

    1) 

    ten minste 70 uur vliegervaring hebben als PIC op helikopters;

    2) 

    behalve wanneer de typebevoegdverklaringsopleiding wordt gecombineerd met een MCC-cursus:

    i) 

    houder zijn van een certificaat van voltooiing van een MCC-cursus inzake helikopters; of

    ii) 

    ten minste 500 uur vliegervaring hebben als bestuurder in meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen; of

    iii) 

    ten minste 500 uur vliegervaring hebben als bestuurder bij meerpilootbediening in meermotorige helikopters;

    3) 

    geslaagd zijn voor de theorie-examens voor een ATPL(H).

    b) 

    Een kandidaat voor de eerste typebevoegdverklaringsopleiding voor een meerpiloot-gecertificeerde helikopter die met succes een geïntegreerde cursus voor ATP(H)/IR, ATP(H), CPL(H)/IR of CPL(H) heeft voltooid en niet voldoet aan de eisen onder a), 1), heeft recht op de typebevoegdverklaring, maar met een beperking van de bevoegdheden tot het uitoefenen van enkel de functie van tweede bestuurder. Deze beperking wordt opgeheven als de bestuurder:

    1) 

    70 uur heeft gevlogen als PIC of PIC onder toezicht in helikopters;

    2) 

    geslaagd is voor de test voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters op het betreffende helikoptertype als PIC.

    c) 

    Eénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters. Een kandidaat voor de afgifte van een eerste typebevoegdverklaring voor een éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopter moet:

    1) 

    vóór aanvang van de vliegopleiding:

    i) 

    geslaagd zijn voor de theorie-examens voor een ATPL(H); of

    ii) 

    houder zijn van een certificaat van het met goed gevolg afronden van een toelatingscursus bij een ATO. Die cursus moet de volgende onderwerpen van de theoriekennis over de ATPL(H) hebben behandeld:

    — 
    algemene kennis van het luchtvaartuig: vliegtuigconstructie/systemen/voortstuwingsinrichting, en instrumenten/elektronica,
    — 
    vluchtprestaties en -planning: massa en zwaartepuntsligging, prestatie;
    2) 

    indien de kandidaat geen geïntegreerde opleiding voor ATP(H)/IR, ATP(H) of CPL(H)/IR heeft afgelegd, ten minste 70 uur als PIC op helikopters hebben gevlogen.

    FCL.735.H    Opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning — Helikopters

    a)

    De MCC-opleidingscursus moet ten minste het onderstaande bevatten:

    1) 

    voor MCC/IR:

    i) 

    25 uur theorieonderwijs en oefeningen; en

    ii) 

    20 uur praktische MCC-opleiding, of 15 uur in het geval van leerling-piloten die een geïntegreerde ATP(H)/IR-cursus bijwonen. Indien de MCC-opleiding wordt gecombineerd met initiële opleiding voor typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters, mag de praktische MCC-opleiding worden beperkt tot niet minder dan 10 uur als dezelfde FSTD wordt gebruikt voor zowel de MCC als de typebevoegdverklaring;

    2) 

    voor MCC/VFR:

    i) 

    25 uur theorieonderwijs en oefeningen; en

    ii) 

    15 uur praktische MCC-opleiding, of 10 uur in het geval van leerling-piloten die een geïntegreerde ATP(H)/IR-cursus bijwonen. Indien de MCC-opleiding wordt gecombineerd met initiële opleiding voor typebevoegdverklaring voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters, mag de praktische MCC-opleiding worden beperkt tot niet minder dan 7 uur als dezelfde FSTD wordt gebruikt voor zowel de MCC als de typebevoegdverklaring.

    b)

    De MCC-opleiding moet binnen de zes maanden worden voltooid aan een ATO.

    Er moet gebruik worden gemaakt van een FNPT II of III gekwalificeerd voor MCC, een FTD 2/3 of een FFS.

    c)

    Tenzij de MCC-cursus werd gecombineerd met een cursus voor een typebevoegdverklaring voor meerpiloten, ontvangt de kandidaat bij het voltooien van de MCC-opleidingscursus een certificaat van voltooiing.

    d)

    Een kandidaat die een MCC-opleiding heeft gevolgd voor een andere luchtvaartuigcategorie is vrijgesteld van de eisen onder a), punt 1), i) of onder a), punt 2), i), naargelang van het geval.

    e)

    Een kandidaat voor MCC/IR-opleiding die MCC/VFR-opleiding heeft gevolgd, heeft recht op vrijstelling ten behoeve van de eisen onder a), punt 1), i) en moet 5 uur praktische MCC/IR-training afleggen.

    FCL.740.H    Verlenging van typebevoegdverklaringen — Helikopters

    a)

    Verlenging. Voor de verlenging van typebevoegdverklaringen voor helikopters moet de kandidaat:

    1) 

    binnen de 3 maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef conform aanhangsel 9 van het onderhavige deel in het betreffende type helikopter of in een FSTD die representatief is voor dat type; en

    2) 

    ten minste 2 uur hebben gevlogen als bestuurder van het betreffende helikoptertype binnen de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring. De duur van de bekwaamheidsproef mag in rekening worden genomen voor deze 2 uur.

    3) 

    Indien kandidaten houder zijn van meer dan 1 typebevoegdverklaring voor helikopters met enkel een zuigermotor, kunnen ze een verlenging verkrijgen van alle betreffende typebevoegdverklaringen door een bekwaamheidsproef af te leggen in slechts 1 van de betreffende types waarvan ze houder zijn, op voorwaarde dat ze ten minste 2 uur hebben gevlogen als PIC op de andere types tijdens de geldigheidsperiode.

    De bekwaamheidsproef moet elke keer op een ander type worden afgelegd;

    4) 

    Indien kandidaten houder zijn van meer dan 1 typebevoegdverklaring voor helikopters met enkel een turbinemotor met een maximale startmassa van 3 175  kg, kunnen ze een verlenging verkrijgen van alle betreffende typebevoegdverklaringen door een bekwaamheidsproef af te leggen in slechts 1 van de betreffende types waarvan ze houder zijn, op voorwaarde dat ze het onderstaande hebben voltooid:

    i) 

    300 uur als PIC op helikopters;

    ii) 

    15 uur op elk van de types waarvan ze houder zijn; en

    iii) 

    ten minste 2 uur vliegtijd als PIC op elk van de andere types tijdens de geldigheidsperiode.

    De bekwaamheidsproef moet elke keer op een ander type worden afgelegd.

    5) 

    Een bestuurder die slaagt voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een extra typebevoegdverklaring heeft recht op verlenging van de desbetreffende typebevoegdverklaringen in de gemeenschappelijke groepen, in overeenstemming met punt 3) en 4).

    6) 

    De verlenging van een IR(H), indien men daar houder van is, kan worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor een typebevoegdverklaring.

    b)

    Een kandidaat die er voor de vervaldatum van een typebevoegdverklaring niet in slaagt op alle secties van een bekwaamheidsproef een voldoende te behalen, mag de bevoegdheden van die bevoegdverklaring niet uitoefenen totdat de bekwaamheidsproef met succes is afgelegd. In het geval van punt a), 3) en 4) mag de kandidaat zijn bevoegdheden in eender welk van de types niet uitoefenen.

    SECTIE 4

    Specifieke eisen voor de categorie powered-lift luchtvaartuigen

    FCL.720.PL    Ervarings- en toelatingseisen voor de afgifte van typebevoegdverklaringen — Powered-lift luchtvaartuigen

    Tenzij anders bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid die zijn vastgesteld in overeenstemming met deel 21, moet een kandidaat voor de eerste afgifte van een typebevoegdverklaring voor powered-lift luchtvaartuigen voldoen aan de volgende ervarings- en toelatingseisen:

    a) 

    voor bestuurders van vleugelvliegtuigen:

    1) 

    houder zijn van een CPL/IR(A) met theoriekennis inzake ATPL of een ATPL(A);

    2) 

    houder zijn van een certificaat van het met goed gevolg afronden van een MCC-cursus;

    3) 

    meer dan 100 uur hebben gevlogen als bestuurder op meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    4) 

    40 uur vlieginstructie hebben gehad in helikopters;

    b) 

    voor bestuurders van helikopters:

    1) 

    houder zijn van een CPL/IR(H) met theoriekennis inzake ATPL of een ATPL/IR(H);

    2) 

    houder zijn van een certificaat van het met goed gevolg afronden van een MCC-cursus;

    3) 

    meer dan 100 uur hebben gevlogen als bestuurder op meerpiloot-gecertificeerde helikopters;

    4) 

    40 uur vlieginstructie hebben gehad in vleugelvliegtuigen;

    c) 

    voor bestuurders die gekwalificeerd zijn om te vliegen met zowel vleugelvliegtuigen als helikopters:

    1) 

    houder zijn van ten minste een CPL(H);

    2) 

    houder zijn van een IR met theoriekennis inzake ATPL of een ATPL voor ofwel vleugelvliegtuigen of helikopters;

    3) 

    houder zijn van een certificaat van het met goed gevolg afleggen van een MCC-cursus voor ofwel helikopters of vleugelvliegtuigen;

    4) 

    ten minste 100 uur vliegervaring hebben als bestuurder in meerpiloot-gecertificeerde helikopters of vleugelvliegtuigen;

    5) 

    ten minste 40 uur vlieginstructie hebben gehad in vleugelvliegtuigen of helikopters, naargelang het geval, als de bestuurder geen ervaring heeft als ATPL of op meerpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen.

    FCL.725.PL    Vlieginstructie voor de afgifte van typebevoegdverklaringen — Powered-lift luchtvaartuigen

    Het gedeelte vlieginstructie van de opleidingscursus voor een typebevoegdverklaring voor powered-lift luchtvaartuigen moet worden voltooid in zowel het luchtvaartuig als een FSTD die representatief is voor het luchtvaartuig en naar behoren is gekwalificeerd voor dit doel.

    FCL.740.PL    Verlenging van typebevoegdverklaringen — Powered-lift luchtvaartuigen

    a)

    Verlenging. Voor de verlenging van klassebevoegdverklaringen voor powered-lift luchtvaartuigen moet de kandidaat:

    1) 

    binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef conform aanhangsel 9 van het onderhavige deel in het betreffende type powered-lift luchtvaartuig;

    2) 

    tijdens de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring ten minste het onderstaande hebben voltooid:

    i) 

    10 routesectoren als bestuurder van het desbetreffende type van powered-lift luchtvaartuig; of

    ii) 

    1 routesector als bestuurder van het desbetreffende type van powered-lift luchtvaartuig of FFS, gevlogen met een examinator. Deze routesector mag worden gevlogen tijdens de bekwaamheidsproef.

    3) 

    Een bestuurder die werkt voor een exploitant van commercieel luchtvervoer, die is goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen en is geslaagd voor de bekwaamheidsproef van exploitant in combinatie met de bekwaamheidsproef voor de verlenging van de typebevoegdverklaring, krijgt vrijstelling van de eisen in punt 2).

    b)

    Een kandidaat die er vóór de vervaldatum van een typebevoegdverklaring niet in slaagt op alle secties van een bekwaamheidsproef een voldoende te behalen, mag de bevoegdheden van die bevoegdverklaring niet uitoefenen totdat de bekwaamheidsproef met succes is afgelegd.

    SECTIE 5

    Specifieke eisen voor de categorie luchtschepen

    FCL.720.As    Toelatingseisen voor de afgifte van typebevoegdverklaringen — Luchtschepen

    Tenzij anders is bepaald in de gegevens voor operationele geschiktheid vastgesteld in overeenstemming met deel 21, moet een kandidaat voor de eerste afgifte van een typebevoegdverklaring voor luchtschepen voldoen aan de volgende ervarings- en toelatingseisen:

    a) 

    voor meerpiloot-gecertificeerde luchtschepen:

    1) 

    70 vlieguren hebben als PIC op luchtschepen;

    2) 

    houder zijn van een certificaat van het met goed gevolg afleggen van een MCC-cursus voor luchtschepen.

    3) 

    Een kandidaat die niet voldoet aan de eisen in punt 2) heeft recht op afgifte van de typebevoegdverklaring, maar met een beperking van de bevoegdheden tot het uitoefenen van enkel de functies van tweede bestuurder. Deze beperking kan worden opgeheven als de bestuurder 100 uur vliegtijd heeft als PIC of PIC onder toezicht op luchtschepen.

    FCL.735.As    Opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning — Luchtschepen

    ▼M3

    a)

    De MCC-opleidingscursus moet ten minste het onderstaande bevatten:

    1) 

    12 uur theorieonderwijs en oefeningen; en

    2) 

    5 uur praktische opleiding inzake MCC.

    Er moet gebruik worden gemaakt van een FNPT II of III gekwalificeerd voor MCC, een FTD 2/3 of een FFS.

    ▼B

    b)

    De MCC-opleiding moet binnen de zes maanden worden afgerond aan een ATO.

    c)

    Tenzij de MCC-cursus werd gecombineerd met een cursus voor een typebevoegdverklaring voor meerpiloten, ontvangt de kandidaat bij het afronden van de MCC-opleidingscursus een certificaat.

    d)

    Een kandidaat die een MCC-opleiding heeft afgerond voor een andere luchtvaartuigcategorie is vrijgesteld van de eisen onder a).

    FCL.740.As    Verlenging van typebevoegdverklaringen — Luchtschepen

    a)

    Verlenging. Voor de verlenging van typebevoegdverklaringen voor luchtschepen moet de kandidaat:

    1) 

    binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef conform aanhangsel 9 van het onderhavige deel in het betreffende type luchtschip; en

    2) 

    ten minste 2 uur hebben gevlogen als bestuurder van het betreffende type luchtschip binnen de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring. De duur van de bekwaamheidsproef mag in rekening worden genomen voor deze 2 uur.

    3) 

    De verlenging van een IR(As), indien men daar houder van is, kan worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring.

    b)

    Een kandidaat die er voor de vervaldatum van een typebevoegdverklaring niet in slaagt op alle secties van een bekwaamheidsproef een voldoende te behalen, mag de bevoegdheden van die bevoegdverklaring niet uitoefenen totdat de bekwaamheidsproef met succes is afgelegd.

    SUBDEEL I

    EXTRA BEVOEGDVERKLARINGEN

    FCL.800    Bevoegdverklaring voor stuntvliegen

    ▼M12

    a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid met de bevoegdheid om met vleugelvliegtuigen of TMG’s te vliegen mogen enkel stuntvluchten uitvoeren als ze houder zijn van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen in overeenstemming met dit punt.

    ▼B

    b)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor stuntvliegen moeten aan het onderstaande hebben voldaan:

    ▼M12

    1) 

    ten minste 30 uur vliegtijd als PIC in vleugelvliegtuigen of TMG’s na afgifte van het bewijs van bevoegdheid;

    2) 

    ▼M7

    een opleidingscursus aan een DTO of ATO, met inbegrip van:

    ▼B

    i) 

    voor de bevoegdverklaring toepasselijk theorieonderwijs;

    ▼M12

    ii) 

    ten minste 5 uur instructie in stuntvliegen in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen.

    c)

    De bevoegdheden van de bevoegdverklaring voor stuntvliegen zijn beperkt tot stuntvliegen in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen, afhankelijk van in welk luchtvaartuig is voldaan aan de vereisten onder b), punt 1 en punt 2, ii). Deze beperking wordt op aanvraag opgeheven indien een bestuurder met goed gevolg ten minste drie instructievluchten met dubbele besturing in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen, naargelang het geval, heeft uitgevoerd over de volledige syllabus stuntvliegen.

    ▼M12

    d)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor stuntvliegen die ook houder zijn van een klassebevoegdverklaring voor TMG’s en geavanceerde bevoegdheden hebben voor stuntvliegen in zweefvliegtuigen met bevoegdheden als gespecificeerd in SFCL.200, onder d), van bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie:

    1) 

    worden vrijgesteld van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen die beperkt is tot vleugelvliegtuigen, als bepaald onder c), indien zij in vleugelvliegtuigen hebben voldaan aan de eisen onder b), punt 1 en punt 2, ii), of

    2) 

    worden volledig vrijgesteld van de vereisten onder b) voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen beperkt tot TMG’s met motorvermogen. Deze beperking wordt op aanvraag opgeheven indien de bestuurder de onder c) gespecificeerde opleiding heeft voltooid.

    ▼B

    FCL.805    Bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners

    a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid met de bevoegdheid om te vliegen met vleugelvliegtuigen of TMG's mogen enkel zweefvliegtuigen of banners slepen wanneer ze houder zijn van de betreffende bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners.

    b)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuig moeten het onderstaande hebben uitgevoerd:

    1) 

    ten minste 30 uur vliegtijd als PIC en 60 starts en landingen in vleugelvliegtuigen indien de activiteit zal worden uitgevoerd in vleugelvliegtuigen, of in TMG's indien de activiteit zal worden uitgevoerd in TMG's, uitgevoerd na de afgifte van het bewijs van bevoegdheid;

    2) 

    ▼M7

    een opleidingscursus aan een DTO of ATO, met inbegrip van:

    ▼B

    i) 

    theorieonderwijs over sleepoperaties en -procedures;

    ii) 

    ten minste 10 instructievluchten waarbij een zweefvliegtuig wordt gesleept, waaronder 5 instructievluchten met dubbele besturing, en

    ▼M12

    iii) 

    uitgezonderd voor houders van een SPL overeenkomstig bijlage III (deel SFCL) bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, vijf familiarisatievluchten in een zweefvliegtuig dat wordt gelanceerd door een luchtvaartuig.

    ▼B

    c)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van banners moeten het onderstaande hebben uitgevoerd:

    1) 

    ten minste 100 vlieguren en 200 starts en landingen als PIC op vleugelvliegtuigen of TMG's, na afgifte van het bewijs van bevoegdheid. Ten minste 30 van die uren moeten worden gevlogen in vleugelvliegtuigen indien de activiteit zal worden uitgevoerd in vleugelvliegtuigen, of in TMG's indien de activiteit zal worden uitgevoerd in TMG's;

    2) 

    ▼M7

    een opleidingscursus aan een DTO of ATO, met inbegrip van:

    ▼B

    i) 

    theorieonderwijs over sleepoperaties en -procedures;

    ii) 

    ten minste 10 instructievluchten waarbij een banner wordt gesleept, waaronder 5 vluchten met dubbele besturing.

    ▼M11

    d)

    De bevoegdheden van de bevoegdverklaringen voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners zijn beperkt tot vleugelvliegtuigen of TMG’s, afhankelijk van welk luchtvaartuig werd gebruikt tijdens de instructie. Voor het slepen van banners zijn de bevoegdheden beperkt tot de sleepmethode die tijdens de vlieginstructie werd gebruikt. De bevoegdheden worden uitgebreid als de piloten met succes minstens drie instructievluchten met dubbele besturing hebben uitgevoerd, tijdens dewelke de volledige opleidingssyllabus aan bod kwam, zowel wat de gebruikte luchtvaartuigen als de methoden voor het slepen van banners betreft.

    ▼B

    e)

    Om de bevoegdheden van de bevoegdverklaringen voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners uit te oefenen, moet de houder van de bevoegdverklaring ten minste 5 sleepvluchten hebben uitgevoerd gedurende de afgelopen 24 maanden.

    f)

    Bestuurders die niet voldoen aan de eisen onder e) moeten, voordat ze de uitoefening van hun bevoegdheden hervatten, de ontbrekende sleepvluchten uitvoeren onder toezicht van een instructeur.

    ▼M12

    g)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners met TMG’s overeenkomstig dit punt krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder b) of c), naargelang het geval, indien zij houder zijn van een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners overeenkomstig SFCL.205 van bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, indien van toepassing, of indien zij aan alle vereisten voor de afgifte van die bevoegdverklaring hebben voldaan.

    ▼B

    FCL.810    Bevoegdverklaring voor nachtvliegen

    a)

    Vleugelvliegtuigen, TMG's, luchtschepen.

    1) 

    ▼M12

    Aanvragers moeten binnen een periode van maximaal zes maanden een opleidingscursus hebben voltooid bij een DTO of een ATO om de bevoegdheden van een LAPL of een PPL voor vleugelvliegtuigen, TMG’s of luchtschepen in VFR-omstandigheden tijdens de nacht uit te oefenen. De cursus moet het volgende omvatten:

    ▼B

    i) 

    theorieonderwijs;

    ▼M3

    ii) 

    ten minste 5 uur vliegtijd 's nachts in de betreffende luchtvaartuigcategorie, waaronder ten minste 3 uur dubbelbesturingsonderricht met inbegrip van ten minste 1 uur overlandnavigatie met ten minste één overlandvlucht met dubbele besturing van ten minste 50 km (27 zeemijl) en 5 solostarts en 5 sololandingen tot volledige stilstand.

    ▼B

    2) 

    Voor het voltooien van de opleiding 's nachts moeten LAPL-houders de basisopleiding instrumentvliegen afronden die vereist is voor de afgifte van de PPL.

    3) 

    Indien kandidaten houder zijn van een klassebevoegdverklaring voor zowel éénmotorige zuigervliegtuigen (land) en TMG's, mogen ze de vereisten in punt 1) in één van beide klassen of in beide klassen vervullen.

    ▼M12

    4) 

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor nachtvliegen voor vleugelvliegtuigen of TMG’s overeenkomstig dit punt krijgen volledige vrijstelling van de vereisten in punten 1 en 2, indien zij houder zijn van bevoegdverklaring voor nachtvliegen voor TMG’s overeenkomstig SFCL.210 van bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie of indien zij aan alle vereisten voor de afgifte van die bevoegdverklaring hebben voldaan.

    ▼B

    b)

    Helikopters. Als de bevoegdheden van een PPL voor helikopters moeten worden uitgeoefend in VFR-omstandigheden 's nachts, moet de kandidaat:

    1) 

    ten minste 100 vlieguren hebben uitgevoerd als bestuurder in helikopters na de afgifte van het bewijs van bevoegdheid, waaronder ten minste 60 uur als PIC in helikopters en 20 uur overlandvluchten;

    2) 

    ▼M7

    een opleidingscursus aan een DTO of ATO hebben voltooid. De cursus moet worden afgerond binnen een periode van zes maanden en moet het volgende omvatten:

    ▼B

    i) 

    5 uur theorieonderwijs;

    ii) 

    10 uur instrumentinstructie met dubbele besturing voor helikopters; en

    iii) 

    5 uur vliegtijd 's nachts, waaronder ten minste 3 uur dubbelbesturingsonderricht, met inbegrip van ten minste 1 uur overlandnavigatie en 5 solonachtcircuits. Elk circuit moet een start en een landing bevatten.

    3) 

    Een kandidaat die houder is of is geweest van een IR voor een vleugelvliegtuig of TMG, heeft recht op 5 uur vrijstelling van de eisen in punt 2), ii) hierboven.

    ▼M12 —————

    ▼B

    FCL.815    Bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden

    a)

    ▼M12

    Bevoegdheden. Houders van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden zijn bevoegd om met vleugelvliegtuigen of TMG’s naar en van oppervlakken te vliegen waarvoor een dergelijke bevoegdverklaring vereist is door de bevoegde autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen.

    Houders van een LAPL of een PPL met bevoegdheden om te vliegen met vleugelvliegtuigen of TMG’s kunnen de initiële bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden verkrijgen op:

    ▼B

    1) 

    wielen om de bevoegdheid toe te kennen om te vliegen naar en van oppervlakken wanneer ze niet bedekt zijn met sneeuw; of

    2) 

    ski's om de bevoegdheid toe te kennen om te vliegen naar en van oppervlakken wanneer ze bedekt zijn met sneeuw.

    3) 

    De bevoegdheden van de initiële bevoegdverklaring kunnen worden uitgebreid naar de bevoegdheid voor ofwel wielen of ski's indien de bestuurder een geschikte extra familiarisatiecursus heeft gevolgd, met inbegrip van theorieonderwijs en vliegopleiding, met een bergvlieginstructeur.

    ▼M7

    b)

    Opleidingscursus. Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden moeten binnen een periode van 24 maanden een cursus theorieonderwijs en vlieginstructie hebben voltooid aan een DTO of ATO. De inhoud van de cursus moet zijn afgestemd op de bevoegdheden van de aangevraagde bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden.

    ▼B

    c)

    Vaardigheidstest. Na het voltooien van de opleiding moet de kandidaat slagen voor een vaardigheidstest met een voor dit doel gekwalificeerde FE. De vaardigheidstest moet het volgende bevatten:

    1) 

    een mondeling theorie-examen;

    2) 

    6 landingen op ten minste 2 verschillende oppervlakken waarvoor een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden is vereist, en verschillend van het oppervlak van vertrek.

    d)

    Geldigheid. Een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden is 24 maanden geldig.

    ▼M11

    e)

    Verlenging

    Voor de verlenging van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden moeten de aanvragers:

    1) 

    in de voorgaande twee jaar minstens zes landingen hebben uitgevoerd op een oppervlak waarvoor een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden nodig is;

    2) 

    slagen voor een bekwaamheidsproef die voldoet aan de eisen onder c).

    ▼B

    f)

    Hernieuwde afgifte. Als de bevoegdverklaring is verlopen, moet de kandidaat voldoen aan de eisen onder e), 2).

    FCL.820    Bevoegdverklaring voor testvliegen

    a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder van vleugelvliegtuigen of helikopters mogen enkel optreden als PIC tijdens testvluchten van categorie 1 of 2 zoals gedefinieerd in deel 21 wanneer ze houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvliegen.

    b)

    De verplichting om houder te zijn van een onder a) vastgestelde bevoegdverklaring voor testvliegen geldt enkel voor testvluchten uitgevoerd met:

    1) 

    helikopters gecertificeerd of te certificeren in overeenstemming met de normen van CS-27 of CS-29 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften; of

    2) 

    vleugelvliegtuigen gecertificeerd of te certificeren in overeenstemming met:

    i) 

    de normen van CS-25 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften; of

    ii) 

    de normen van CS-23 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften, behalve voor vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa van minder dan 2 000  kg.

    c)

    De bevoegdheden van de houder van een bevoegdverklaring voor testvliegen bestaan, binnen de betreffende luchtvaartuigcategorie, uit:

    1) 

    in het geval van een bevoegdverklaring voor testvluchten van categorie 1, het uitvoeren van alle categorieën van testvluchten zoals gedefinieerd in deel 21, hetzij als PIC of als tweede bestuurder;

    2) 

    in het geval van een bevoegdverklaring voor testvluchten van categorie 2:

    i) 

    het uitvoeren van testvluchten uit categorie 1, zoals gedefinieerd in deel 21:

    — 
    als tweede bestuurder; of
    — 
    als PIC in het geval van vleugelvliegtuigen zoals beschreven in punt b), onder 2), ii), behalve voor die binnen de commutercategorie of met een duiksnelheid hoger dan 0,6 mach of een maximale hoogte boven 25 000 voet;
    ii) 

    het uitvoeren van alle andere categorieën testvluchten, zoals gedefinieerd in deel 21, ofwel als PIC of als tweede bestuurder;

    ▼M5

    3) 

    het uitvoeren van vluchten zonder een type- of klassebevoegdverklaring zoals gedefinieerd in subdeel H, behalve dat de bevoegdverklaring voor testvliegen niet mag worden gebruikt voor commerciële luchtvervoersactiviteiten.

    ▼B

    d)

    Kandidaten voor de eerste afgifte van een bevoegdverklaring voor testvliegen moeten:

    1) 

    houder zijn van ten minste een CPL en een IR in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie;

    2) 

    ten minste 1 000 uur hebben gevlogen in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, waarvan ten minste 400 uur als PIC;

    3) 

    een opleidingscursus hebben afgerond aan een ATO geschikt voor het beoogde luchtvaartuig en de beoogde categorie van vluchten. De opleiding moet ten minste de volgende onderwerpen bevatten:

    — 
    prestatie;
    — 
    stabiliteit en besturing/vlieggedrag;
    — 
    systemen;
    — 
    testbeheer;
    — 
    risico-/veiligheidsbeheer.

    e)

    De bevoegdheden van houders van een bevoegdverklaring voor testvliegen kunnen worden uitgebreid naar een andere categorie van testvluchten en een andere categorie van luchtvaartuigen wanneer ze een extra opleidingscursus aan een ATO hebben afgerond.

    ▼M3

    FCL.825    Bevoegdverklaring voor „en route”-instrumentvliegen (EIR)

    a) 

    Bevoegdheden en voorwaarden

    1) 

    De bevoegdheden van een houder van een bevoegdverklaring voor „en route”-instrumentvliegen (EIR) bestaan uit het uitvoeren van vluchten onder IFR overdag tijdens de „en route”-fase van de vlucht met een vleugelvliegtuig waarvoor een klasse- of typebevoegdheid verkregen is. Deze bevoegdheid kan worden uitgebreid tot het uitvoeren van vluchten onder IFR 's nachts tijdens de „en route”-fase van de vlucht indien de piloot houder is van een bevoegdverklaring voor nachtvliegen overeenkomstig FCL.810.

    2) 

    De houder van de EIR mag een vlucht waarvoor hij de bevoegdheden van zijn bevoegdverklaring wenst uit te oefenen enkel aanvangen of voortzetten indien de meest recente beschikbare meteorologische informatie aangeeft dat:

    i) 

    de weersomstandigheden bij vertrek zodanig zijn dat het segment van de vlucht vanaf de start tot een geplande overgang van VFR naar IFR volgens zichtvliegvoorschriften kan worden uitgevoerd; en

    ii) 

    de weersomstandigheden op het geplande luchtvaartterrein van bestemming op de verwachte aankomsttijd zodanig zullen zijn dat het segment van de vlucht vanaf een overgang van IFR naar VFR tot de landing volgens zichtvliegvoorschriften kan worden uitgevoerd.

    b) 

    Toelatingseisen. Een kandidaat voor een EIR moet houder zijn van ten minste een PPL(A) en moet ten minste 20 uur overlandvliegtijd als PIC in vleugelvliegtuigen hebben voltooid.

    c) 

    Opleidingscursus. Een kandidaat voor een EIR moet binnen een periode van 36 maanden het volgende aan een ATO hebben voltooid:

    1) 

    ten minste 80 uur theorieonderwijs overeenkomstig FCL.615; en

    2) 

    instructie in instrumentvliegen, waarbij:

    i) 

    de vliegopleiding voor een éénmotorige EIR ten minste 15 uur instrumentvliegtijd in opleiding omvat; en

    ii) 

    de vliegopleiding voor een meermotorige EIR ten minste 16 uur instrumentvliegtijd in opleiding omvat, waarvan ten minste 4 uur in meermotorige vliegtuigen.

    d) 

    Theoriekennis. Alvorens de vaardigheidstest wordt afgenomen, moet de kandidaat blijk geven van een voor de toegekende bevoegdheden toepasselijk niveau van theoriekennis over de in FCL.615(b) genoemde onderwerpen.

    e) 

    Vaardigheidstest. Na afronding van de opleiding moet de kandidaat slagen voor een door een examinator instrumentvliegen (IRE) afgenomen vaardigheidstest. Voor een meermotorige EIR wordt de vaardigheidstest afgenomen in een meermotorig vleugelvliegtuig. Voor een éénmotorige EIR wordt de test afgenomen in een éénmotorig vleugelvliegtuig.

    f) 

    In afwijking van het bepaalde onder punt c) en d) moet de houder van een éénmotorige EIR die tevens houder is van een meermotorige klasse- of typebevoegdverklaring en die voor het eerst een meermotorige EIR wenst te verkrijgen, een opleiding aan een ATO afronden die ten minste 2 uur instrumentvliegtijd in opleiding tijdens de „en route”-fase van de vlucht in meermotorige vleugelvliegtuigen omvat, en slagen voor de onder punt e) bedoelde vaardigheidstest.

    g) 

    Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte.

    1) 

    Een EIR is 1 jaar geldig.

    2) 

    Kandidaten voor verlenging van een EIR moeten:

    i) 

    binnen een periode van 3 maanden die onmiddellijk voorafgaan aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef in een vleugelvliegtuig; of

    ii) 

    binnen 12 maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring 6 uur vliegtijd onder IFR als PIC en een trainingsvlucht van ten minste 1 uur met een voor het verzorgen van de IR(A)- of EIR-opleiding bevoegde instructeur volbrengen.

    3) 

    Voor elke tweede verlenging die daarop volgt, moet de houder van een EIR slagen voor een bekwaamheidsproef overeenkomstig punt g), 2), i).

    4) 

    Indien een EIR is verlopen, moeten kandidaten om hun bevoegdheden te hernieuwen:

    i) 

    een herhalingstraining voltooien bij een voor het verzorgen van de IR(A)- of EIR-opleiding bevoegde instructeur om het vereiste bekwaamheidsniveau te behalen; en

    ii) 

    een bekwaamheidsproef afleggen.

    5) 

    Indien de EIR binnen 7 jaar na de laatste vervaldatum niet verlengd of hernieuwd afgegeven werd, moet de houder tevens opnieuw slagen voor de theorie-examens inzake EIR overeenkomstig FCL.615(b).

    ▼M4

    6) 

    Voor een meermotorige EIR moeten de bekwaamheidsproef voor verlenging of hernieuwde afgifte en de in punt g), 2), ii) voorgeschreven trainingsvlucht in een meermotorig vleugelvliegtuig worden uitgevoerd. Indien de piloot tevens houder is van een éénmotorige EIR, wordt met deze bekwaamheidsproef tevens verlenging of hernieuwde afgifte voor de éénmotorige EIR verkregen. Wanneer de trainingsvlucht is afgelegd in een meermotorig vleugelvliegtuig, is ook voldaan aan de eisen inzake trainingsvluchten voor de éénmotorige EIR.

    ▼M3

    h) 

    Wanneer een kandidaat voor een EIR instrumentvliegtijd in opleiding heeft voltooid bij een IRI(A) of een FI(A) die voor het verzorgen van de IR- of EIR-opleiding bevoegd is, kunnen deze uren worden meegerekend voor de in punt c), 2), i) en ii) voorgeschreven uren tot maximaal 5 respectievelijk 6 uur. Voor de in punt c), 2), ii) voorgeschreven 4 uur instrumentvlieginstructie in meermotorige vleugelvliegtuigen mag deze vrijstelling niet worden toegepast.

    1) 

    Om het aantal mee te rekenen uren te bepalen en de opleidingsbehoeften vast te stellen, moet de kandidaat aan de ATO een toelatingsbeoordeling ondergaan.

    2) 

    Voltooiing van de door een IRI(A) of FI(A) gegeven instrumentvlieginstructie moet in een speciaal opleidingsdossier worden opgetekend, met accordering door de instructeur.

    i) 

    Een kandidaat voor een EIR die houder is van een PPL of CPL conform deel FCL en van een geldige IR(A) die overeenkomstig de eisen van bijlage I bij het Verdrag van Chicago door een derde land afgegeven is, kan volledig worden vrijgesteld van de onder punt c) genoemde opleidingseisen. Voor het verkrijgen van de EIR moet de kandidaat:

    1) 

    slagen voor de vaardigheidstest voor de EIR;

    2) 

    in afwijking van het bepaalde punt d), tijdens de vaardigheidstest ten overstaan van de examinator aantonen een adequaat niveau van theoriekennis omtrent luchtvaartwetgeving, meteorologie en vluchtplanning en -prestaties te hebben verworven (IR);

    3) 

    een minimale ervaring hebben van ten minste 25 uur vliegtijd onder IFR als PIC op vleugelvliegtuigen.

    ▼M12 —————

    ▼B

    SUBDEEL J

    INSTRUCTEURS

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    FCL.900    Certificaten als instructeur

    a)

    Algemeen. Een persoon mag uitsluitend:

    1) 

    vlieginstructie geven voor luchtvaartuigen waarvoor hij houder is van:

    i) 

    een bewijs van bevoegdheid als bestuurder afgegeven of aanvaard in overeenstemming met de onderhavige verordening;

    ii) 

    een certificaat van instructeur geschikt voor de uit te voeren instructie, afgegeven in overeenstemming met dit subdeel;

    2) 

    vlieginstructie in vluchtsimulatoren of MCC-instructie geven wanneer hij houder is van een certificaat voor instructeur geschikt voor de uit te voeren instructie, afgegeven in overeenstemming met dit subdeel.

    b)

    Speciale voorwaarden:

    ▼M8

    1) 

    De bevoegde autoriteit mag een specifiek certificaat voor het verstrekken van vliegonderricht afgeven wanneer de naleving van de eisen van dit subdeel niet mogelijk is door de introductie van:

    i) 

    nieuwe luchtvaartuigen in de lidstaat of in de vloot van de exploitant; of

    ii) 

    nieuwe opleidingen in deze bijlage (Deel-FCL).

    Een dergelijk certificaat geldt alleen voor de opleidingsvluchten die nodig zijn voor de introductie van het nieuwe type luchtvaartuig; het mag in geen geval langer dan één jaar geldig zijn.

    ▼B

    2) 

    Houders van een certificaat dat is afgegeven in overeenstemming met punt b), 1) die een aanvraag willen indienen voor een certificaat als instructeur, moeten voldoen aan de toelatings- en verlengingseisen vastgelegd voor die categorie als instructeur. Onverminderd FCL.905.TRI, punt b), omvat een TRI-certificaat dat overeenkomstig deze alinea is afgegeven het recht om instructie te geven voor de afgifte van een TRI- of SFI-certificaat voor het relevante type.

    ▼M11

    c)

    Instructie buiten het grondgebied van de lidstaten

    1) 

    In het geval van vlieginstructie die wordt verstrekt tijdens een overeenkomstig deze bijlage goedgekeurde trainingscursus buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, mag de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), een instructeurscertificaat afgeven aan aanvragers die:

    i) 

    houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als piloot dat aan alle onderstaande criteria voldoet:

    A) 

    het voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago;

    B) 

    het is in elk geval minstens een CPL in de relevante luchtvaartuigcategorie, met een relevante bevoegdverklaring of een relevant certificaat;

    ii) 

    voldoen aan de eisen vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het relevante certificaat voor instructeurs;

    iii) 

    aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over passende kennis van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid beschikken, teneinde de bevoegdheden van instructeur te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

    2) 

    Het certificaat wordt beperkt tot het geven van vlieginstructie tijdens een overeenkomstig deze bijlage goedgekeurde trainingscursus die aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    i) 

    ze wordt gegeven buiten het gebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago;

    ii) 

    ze wordt gegeven aan leerling-piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de vlieginstructie wordt verstrekt.

    ▼M8

    FCL.915    Algemene toelatingseisen en vereisten voor instructeurs

    a)   Algemeen

    Kandidaten voor een instructeurscertificaat moeten ten minste 18 jaar oud zijn.

    b)   Extra eisen voor instructeurs die vliegonderricht geven in luchtvaartuigen

    Kandidaten voor of houders van een instructeurcertificaat met bevoegdheden om vliegonderricht te geven in luchtvaartuigen moeten:

    (1) 

    voor opleidingen voor bevoegdheidsbewijzen minstens houder zijn van het bevoegdheidsbewijs of, in het geval van punt FCL.900, onder c), van het gelijkwaardig bevoegdheidsbewijs, waarvoor vliegonderricht wordt gegeven;

    (2) 

    voor opleidingen voor bevoegdverklaringen, houder zijn van de relevante bevoegdverklaring of, in het geval van punt FCL.900, onder c), van de gelijkwaardige bevoegdverklaring, waarvoor vliegonderricht wordt gegeven;

    (3) 

    behalve in het geval van instructeurs voor testvluchten (FTI):

    i) 

    ten minste 15 uren hebben gevlogen als piloot van de klasse of het type luchtvaartuig waarmee de vlieginstructie zal worden gegeven, waarvan maximaal 7 uur in een FSTD die representatief is voor de klasse of het type luchtvaartuig, indien van toepassing; of

    ii) 

    geslaagd zijn voor een vakbekwaamheidsbeoordeling voor de relevante categorie van instructeur op die klasse of dat type luchtvaartuig; en

    (4) 

    bevoegd zijn om op te treden als PIC in het luchtvaartuig tijdens dergelijk vliegonderricht.

    ▼M12

    c)   Vrijstelling ten behoeve van verdere certificaten als instructeur en verlenging

    (1) 

    Volledige vrijstelling van de instructietechnieken kan worden verleend aan:

    i) 

    houders van een certificaat als instructeur die verdere certificaten als instructeur aanvragen, alsmede

    ii) 

    kandidaten voor een certificaat als instructeur die reeds houder zijn van een certificaat van instructeur overeenkomstig bijlage III (deel BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.

    ▼M8

    (2) 

    Gevlogen uren als examinator tijdens vaardigheidstests of bekwaamheidsproeven mogen volledig worden meegerekend voor de verlenging van alle instructeurcertificaten waarvan de kandidaat reeds houder is.

    d)

    Met het oog op vrijstellingen voor de verlenging van andere types wordt rekening gehouden met de relevante elementen die gedefinieerd zijn in de gegevens voor operationele geschiktheid (OSD) die zijn vastgelegd in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

    e)

    Aanvullende eisen voor het geven van onderricht in een opleiding overeenkomstig FCL.45.A:

    (1) 

    Naast het bepaalde onder b) moeten houders van een instructeurscertificaat, alvorens als instructeur op te treden in het kader van een opleiding overeenkomstig FCL.745.A:

    i) 

    minstens 500 uur gevlogen hebben als piloot van vleugelvliegtuigen, waarvan ten minste 200 uur vlieginstructie;

    ii) 

    na te hebben voldaan aan de ervaringsvereisten van punt e), onder 1), punt i), een UPRT-instructeursopleiding hebben voltooid bij een ATO, gedurende dewelke de bekwaamheid van de kandidaten permanent werd beoordeeld; en

    iii) 

    na voltooiing van de opleiding, een certificaat hebben gekregen van de ATO; het opleidingshoofd van de ATO moet de in punt e), onder 1), vermelden rechten in het logboek van de kandidaten vermelden.

    (2) 

    De in punt e), onder 1), vermelde rechten mogen alleen worden uitgeoefend als de instructeurs in het voorbije jaar een opfriscursus hebben gevolgd bij een ATO, gedurende dewelke de vaardigheden die vereist zijn om onderricht te geven in het kader van een opleiding overeenkomstig punt FCL.745.A tot tevredenheid van het opleidingshoofd zijn beoordeeld.

    (3) 

    Instructeurs die houder zijn van de in punt e), onder 1), vermelde rechten mogen als instructeur optreden in het kader van een in punt e), onder 1), punt ii), bedoelde cursus als zij:

    i) 

    25 uur vliegonderricht hebben gegeven in het kader van opleidingen overeenkomstig FCL.745.A;

    ii) 

    een bekwaamheidsproef voor het verkrijgen van dit recht hebben afgelegd; en

    iii) 

    voldoen aan de eisen van punt e), onder 2), met betrekking tot recente opleidingen.

    (4) 

    Deze rechten worden ingeschreven in het logboek van de instructeurs en ondertekend door de examinator.

    ▼B

    FCL.920    Vakbekwaamheid en beoordeling van instructeurs

    Alle instructeurs moeten worden opgeleid om de volgende vakbekwaamheid te verwerven:

    — 
    het voorbereiden van voor de instructie benodigde middelen,
    — 
    het creëren van een bevorderlijk leerklimaat,
    — 
    het overdragen van kennis,
    — 
    het integreren van dreigings- en onjuist beoordelingsmanagement (Threat and Error Management — TEM) met CRM,
    — 
    het indelen van tijd (timemanagement) om de opleidingsdoelstellingen te bereiken,
    — 
    het leerproces bevorderen,
    — 
    het beoordelen van de prestaties van de leerling,
    — 
    het toezicht houden op en beoordelen van de vorderingen,
    — 
    het evalueren van opleidingssessies,
    — 
    het rapporteren van het resultaat.

    FCL.925    Extra eisen voor instructeurs voor de MPL

    a)

    Instructeurs die opleiding geven voor de MPL moeten:

    1) 

    met succes een MPL-instructeursopleiding hebben voltooid aan een ATO; en

    2) 

    tevens voor de elementaire fase, voortgezette fase en fase voor vergevorderden van de geïntegreerde MPL-opleidingscursus:

    i) 

    ervaring hebben met meerpilootbediening; en

    ii) 

    de initiële CRM-opleiding hebben voltooid bij een exploitant van commercieel luchtvervoer, goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen.

    b)

    Opleidingscursus voor MPL-instructeurs

    1) De opleidingscursus voor MPL-instructeurs moet uit minimaal 14 uur opleiding bestaan.

    Na voltooiing van de opleidingscursus wordt de vakbekwaamheid als instructeur en de kennis over de op vakbekwaamheid gebaseerde opleidingsbenadering beoordeeld.

    2) Die beoordeling bestaat uit een praktijkdemonstratie van vlieginstructie in de betreffende fase van de MPL-opleidingscursus. De beoordeling wordt uitgevoerd door een examinator die is gekwalificeerd in overeenstemming met subdeel K.

    3) Na bevredigende afronding van de MPL-opleidingscursus reikt de ATO een certificaat van kwalificatie als MPL-instructeur uit aan de kandidaat.

    c)

    Om de bevoegdheden te behouden, moet de instructeur gedurende de 12 voorafgaande maanden, binnen een MPL-opleidingscursus het onderstaande hebben uitgevoerd:

    1) 

    1 vluchtsimulatorsessie van ten minste 3 uur; of

    2) 

    1 vliegoefening van ten minste 1 uur met inbegrip van ten minste 2 starts en landingen.

    d)

    Indien de instructeur niet voldoet aan de eisen onder c), moet hij vóór het uitoefenen van de bevoegdheden om vlieginstructie te geven voor de MPL:

    1) 

    een herhalingsopleiding volgen aan een ATO om het noodzakelijke vakbekwaamheidsniveau te bereiken.

    2) 

    slagen voor de beoordeling van de vakbekwaamheid als instructeur zoals bepaald in punt b), 2).

    ▼M7

    FCL.930    Opleidingscursus

    a) 

    Kandidaten voor een certificaat als instructeur moeten een theorieopleiding en vlieginstructie hebben afgerond aan een ATO. Kandidaten voor een certificaat als instructeur voor zweefvliegtuigen of luchtballonnen mogen een theorieopleiding en vlieginstructie hebben afgerond aan een DTO.

    b) 

    Naast de specifieke in Deel-FCL van deze bijlage beschreven elementen voor elke categorie van instructeur, moet de opleidingscursus de elementen bevatten die zijn vereist in FCL.920.

    ▼B

    FCL.935    Beoordeling van vakbekwaamheid

    ▼M11

    a)

    Behalve voor de instructeur „in onderlinge samenwerking van de bemanning” (MCCI), de instructeur vluchtsimulator (STI), de instructeur voor bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden (MI) en de instructeur voor testvluchten (FTI), moet een kandidaat voor een instructeurscertificaat ten overstaan van een examinator die daartoe is gekwalificeerd in overeenstemming met subdeel K van deze bijlage zijn vakbekwaamheid in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie aantonen, in de relevante klasse of het relevante type of in de passende FSTD, in die zin dat hij in staat is om een leerlingpiloot te onderrichten tot het niveau dat is vereist voor de afgifte van het betreffende bewijs van bevoegdheid, de betreffende bevoegdverklaring of het betreffende certificaat.

    ▼B

    b)

    Die beoordeling moet het volgende omvatten:

    1) 

    het aantonen van de vakbekwaamheid beschreven in FCL.920 voor en na de vlucht en tijdens theorieonderwijs;

    2) 

    mondelinge theorie-examens aan de grond, briefings voor en na de vlucht en demonstraties tijdens de vlucht gedurende vaardigheidstests in de betreffende klasse of type luchtvaartuig of FSTD;

    3) 

    oefeningen die adequaat zijn om de vakbekwaamheid van de instructeur te beoordelen.

    c)

    De beoordeling moet worden uitgevoerd met hetzelfde type of dezelfde klasse luchtvaartuig of FSTD gebruikt voor de vlieginstructie.

    d)

    Als een beoordeling van de vakbekwaamheid nodig is voor de verlenging van een certificaat als instructeur, mogen kandidaten die geen voldoende halen voor de beoordeling vóór de vervaldatum van een certificaat als instructeur de bevoegdheden van dat certificaat niet uitoefenen tot de beoordeling met succes is voltooid.

    ▼M11

    FCL.940    Geldigheid van instructeurscertificaten

    Met uitzondering van de MI en onverminderd FCL.900, punt b), onder 1), en FCL.915, punt e), onder 2), zijn certificaten als instructeur geldig voor een periode van 3 jaar.

    ▼M4

    FCL.945    Verplichtingen voor instructeurs

    Na voltooiing van de trainingsvlucht met het oog op de verlenging van een bevoegdverklaring SEP of TMG in overeenstemming met FCL.740.A, punt b), onder 1), en alleen wanneer alle andere uit hoofde van FCL.740.A, punt b), onder 1), vereiste verlengingscriteria zijn vervuld, viseert de instructeur het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat met de nieuwe vervaldatum van de bevoegdverklaring of het certificaat, indien hij daartoe specifiek is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat.

    ▼B

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de vlieginstructeur — FI

    ▼M11

    FCL.905.FI    FI — B evoegdheden en voorwaarden

    De bevoegdheden van FI’s zijn vlieginstructie te verstrekken met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van:

    ▼M12

    a) 

    een PPL en een LAPL in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie;

    b) 

    klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen, uitgezonderd éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;

    ▼M11

    c) 

    klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, bij meerpilootbediening, voor zover de FI’s aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

    1) 

    houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

    2) 

    al het onderstaande hebben volbracht:

    i) 

    minstens 500 uur als piloot bij meerpilootbediening in vleugelvliegtuigen;

    ii) 

    de trainingscursus voor een MCCI, overeenkomstig FCL.930.MCCI;

    d) 

    typebevoegdverklaringen voor éénpiloot- of meerpilootgecertificeerde luchtschepen;

    e) 

    een CPL in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie, voor zover de FI’s minstens 200 uur vlieginstructie hebben voltooid in die luchtvaartuigcategorie;

    f) 

    de bevoegdverklaring voor nachtvliegen, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    1) 

    gekwalificeerd zijn om’s nachts te vliegen in de betreffende luchtvaartuigcategorie;

    2) 

    de bekwaamheid tot het geven van nachtvlieginstructie hebben aangetoond ten overstaan van een FI die is gekwalificeerd overeenkomstig punt j);

    3) 

    voldoen aan de ervaringseisen voor nachtvliegen van FCL.060, punt b), onder 2);

    ▼M12

    g) 

    een bevoegdverklaring voor slepen of stuntvliegen, op voorwaarde dat de FI houder is van dergelijke bevoegdheden en de bekwaamheid tot het geven van instructie voor die bevoegdverklaring heeft aangetoond ten overstaan van een FI die is gekwalificeerd conform punt j);

    ▼M11

    h) 

    een EIR of IR in de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    1) 

    ten minste 200 uren vliegtijd hebben onder IFR, waaronder ten hoogste 50 uur simulatortijd in een FFS, een FTD 2/3 of FNPT II;

    2) 

    als leerling-piloot de IRI-opleidingscursus hebben afgerond en geslaagd zijn voor de beoordeling van vakbekwaamheid voor het IRI-certificaat;

    3) 

    voldoen aan FCL.915.CRI, punt a), FCL.930.CRI en FCL.935 in het geval van meermotorige vleugelvliegtuigen, en aan FCL.910.TRI, punt c), onder 1), en FCL.915.TRI, punt d), onder 2), in het geval van meermotorige helikopters;

    i) 

    klasse- of typebevoegdverklaringen voor één piloot gecertificeerde meermotorige luchtvaartuigen, behalve voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, op voorwaarde dat zij aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

    1) 

    in het geval van vleugelvliegtuigen, voldoen aan FCL.915.CRI, onder a), FCL.930.CRI en FCL.935;

    2) 

    in het geval van helikopters, voldoen aan FCL.910.TRI, onder c), punt 1), en FCL.915.TRI, onder d), punt 2);

    j) 

    een FI-, IRI-, CRI-, STI- of MI-certificaat, voor zover zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    ▼M12

    1) 

    zij ten minste 500 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie hebben volbracht;

    ▼M11

    2) 

    geslaagd zijn voor een beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 in de betreffende luchtvaartuigcategorie in die zin dat ten overstaan van een examinator vlieginstructeur (FIE) de bekwaamheid is aangetoond om instructie te geven voor het desbetreffende certificaat;

    k) 

    een MPL, voor zover de FI’s aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    1) 

    voor de essentiële vliegfase van de opleiding ten minste 500 uur vliegtijd hebben als piloot van vleugelvliegtuigen, waarvan ten minste 200 uur vlieginstructie;

    2) 

    voor de elementaire fase van de opleiding:

    i) 

    houder zijn van een IR voor meermotorige vleugelvliegtuigen en de bevoegdheid om instructie te geven voor een IR;

    ii) 

    ten minste 1 500 uur vliegtijd hebben bij meerpilootbediening;

    3) 

    in het geval van FI’s die reeds zijn gekwalificeerd om geïntegreerde cursussen voor ATP(A) of CPL(A)/IR te geven, mag de eis onder 2), punt ii), worden vervangen door het voltooien van een gestructureerde opleidingscursus, bestaande uit:

    i) 

    MCC-kwalificatie;

    ii) 

    het observeren van 5 vlieginstructiesessies in fase 3 van een MPL-opleiding;

    iii) 

    het observeren van 5 vlieginstructiesessies in fase 4 van een MPL-opleiding;

    iv) 

    het observeren van 5 periodieke LOFT-sessies van een exploitant;

    v) 

    de inhoud van de MCCI-opleiding.

    In dit geval moeten de FI’s de eerste 5 instructeursessies uitvoeren onder toezicht van een TRI(A), MCCI(A) of SFI(A) die bevoegd is voor MPL-vlieginstructie.

    ▼B

    FCL.910.FI    FI — Beperkte bevoegdheden

    a)

    ▼M7

    De bevoegdheden van een FI worden beperkt tot het uitvoeren van vlieginstructie onder toezicht van een FI voor dezelfde luchtvaartuigcategorie die voor dit doel door de DTO of ATO is aangeduid, in de volgende gevallen:

    ▼M12

    1) 

    afgifte van de PPL en LAPL;

    ▼B

    2) 

    bij alle geïntegreerde cursussen op PPL-niveau, in het geval van vleugelvliegtuigen en helikopters;

    ▼M12

    3) 

    voor klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde eenmotorige luchtvaartuigen, uitgezonderd éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;

    ▼B

    4) 

    voor bevoegdverklaringen voor nachtvliegen, slepen of stuntvliegen.

    b)

    Tijdens het uitvoeren van opleiding onder toezicht, in overeenstemming met punt a), heeft de FI niet de bevoegdheid om leerling-piloten de toelating te geven om eerste solovluchten en eerste solo-overlandvluchten uit te voeren.

    c)

    De beperkingen in punt a) en b) worden verwijderd van het FI-certificaat wanneer de FI ten minste het onderstaande heeft afgerond:

    1) 

    voor de FI(A): 100 uur vlieginstructie in vleugelvliegtuigen of TMG's en toezicht hebben gehouden op ten minste 25 solovluchten van leerling-piloten;

    2) 

    voor de FI(H): 100 uur vlieginstructie in helikopters en toezicht hebben gehouden op ten minste 25 solovliegoefeningen van leerling-piloten;

    ▼M12

    3) 

    voor de FI(As), 15 uur of 50 starts als vlieginstructie over de volledige opleidingssyllabus voor de afgifte van een PPL(As).

    ▼B

    FCL.915.FI    FI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een FI-certificaat moet:

    a) 

    in het geval van de FI(A) en FI(H):

    1) 

    ten minste 10 uur instructie over instrumentvliegen hebben ontvangen in de betreffende luchtvaartuigcategorie, waarvan niet meer dan 5 uur simulatortijd in een FSTD;

    2) 

    20 uur VFR-overlandvluchten hebben uitgevoerd met de betreffende luchtvaartuigcategorie als PIC; en

    b) 

    daarnaast voor de FI(A):

    1) 

    houder zijn van ten minste een CPL(A); of

    2) 

    houder zijn van ten minste een PPL(A) en:

    ▼M11

    i) 

    behalve voor een FI (A) die alleen opleiding geeft voor de LAPL, zijn geslaagd in het CPL-theorie-examen, dat mag worden afgelegd zonder een CPL-theorieopleiding te hebben voltooid en dat niet geldig is voor de afgifte van een CPL, en

    ▼B

    ii) 

    ten minste 200 uur hebben gevlogen op vleugelvliegtuigen of TMG's waarvan 150 uur als PIC;

    3) 

    ten minste 30 uur hebben gevlogen op éénmotorige zuigervliegtuigen waarvan ten minste 5 uur gedurende de zes maanden voorafgaand aan de toelatingsvliegtest vastgelegd in FCL.930.FI, punt a);

    4) 

    een VFR-overlandvlucht hebben uitgevoerd als PIC, waaronder een vlucht van ten minste 540 km (300 NM) gedurende welke op 2 verschillende luchtvaartterreinen wordt geland tot volledige stilstand;

    c) 

    250 uur totale vliegtijd hebben als bestuurder van helikopters waarvan:

    1) 

    ten minste 100 uur als PIC indien de kandidaat houder is van ten minste een CPL(H); of

    ▼M11

    2) 

    minstens 200 uur als PIC als de aanvrager houder is van ten minste een PPL (H) en geslaagd is voor het CPL-theorie-examen, dat mag worden afgelegd zonder een CPL-theorieopleiding te hebben voltooid en dat niet geldig is voor de afgifte van een CPL;

    ▼B

    d) 

    voor een FI(As), 500 uur hebben gevlogen op luchtschepen als PIC, waarvan 400 uur als PIC houder van een CPL(As);

    ▼M12 —————

    ▼B

    FCL.930.FI    FI — Opleidingscursus

    a)

    Kandidaten voor het FI-certificaat moeten geslaagd zijn voor een specifieke toelatingsvliegtest, afgenomen door een conform FCL.905.FI, punt i), gekwalificeerde FI, tijdens de zes maanden voorafgaand aan de aanvang van de opleiding, om te beoordelen of de kandidaat geschikt is om de opleiding te volgen. Deze toelatingsvliegtest is gebaseerd op de bekwaamheidsproef voor klasse- en typebevoegdverklaringen zoals beschreven in aanhangsel 9 van onderhavig deel.

    b)

    De FI-opleidingscursus moet het volgende omvatten:

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    ▼M12

    2) 

    ten minste 100 uur theorieonderwijs, met inbegrip van voortgangstests;

    ▼B

    3) 
    i) 

    in geval van een FI (A) en (H), ten minste 30 uur vlieginstructie, waarvan 25 uur dubbelbesturingsonderricht, waarvan 5 uur mag worden uitgevoerd in een FFS, een FNPT I of II of een FTD 2/3;

    ▼M12

    ii) 

    in geval van een FI(As), ten minste 20 uur vlieginstructie, waarvan 15 uur dubbelbesturingsonderricht;

    ▼M12 —————

    ▼M12

    4) 

    Kandidaten voor een FI-certificaat in een andere luchtvaartuigcategorie die houder zijn of zijn geweest van een FI(A), (H) of (As), krijgen 55 uur vrijstelling met betrekking tot de eis onder b), punt 2.

    ▼M11

    c)

    Aanvragers van het FI-certificaat die houder zijn of geweest zijn van een ander instructeurscertificaat dat overeenkomstig deze bijlage is afgegeven, worden geacht te voldoen aan de eisen van punt b), onder 1).

    ▼M11

    FCL.940.FI    FI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a) Verlenging

    1) 

    Om een FI-certificaat te verlengen moeten de houders vóór de vervaldatum van het FI-certificaat voldoen aan minstens twee van de volgende drie eisen:

    i) 

    ze hebben het volgende voltooid:

    A) 

    in het geval van een FI(A) en een FI(H), minstens 50 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie als FI’s, TRI’s, CRI’s, IRI’s, MI’s of examinatoren. Als de bevoegdheden om instructie te geven voor de IR moeten worden verlengd, moeten minstens 10 van deze uren vlieginstructie zijn voor een IR en volbracht zijn in de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat;

    B) 

    in het geval van een FI(As), ten minste 20 uur vlieginstructie in luchtschepen als FI’s, IRI’s of als examinatoren. Als de bevoegdheden om instructie te geven voor de IR moeten worden verlengd, moeten 10 van deze uren vlieginstructie zijn voor een IR en volbracht zijn in de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat;

    ▼M12 —————

    ▼M11

    ii) 

    ze hebben een herhalingscursus gevolgd als FI bij een ATO of bij de bevoegde autoriteit. FI(B)'s en FI(S)”s mogen deze herhalingscursus volgen bij een DTO;

    iii) 

    ze zijn geslaagd voor een beoordeling van de vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935, binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat.

    ▼M12

    2) 

    Voor ten minste om de andere verlenging die daarop volgt in het geval van een FI(A) of FI(H), of elke derde verlenging in het geval van een FI(As), moeten houders van het desbetreffende FI-certificaat slagen voor een beoordeling van de vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935.

    ▼M11

    b) Hernieuwde afgifte.

    Als het FI-certificaat is verlopen, moeten aanvragers, binnen een periode van twaalf maanden vóór de datum van aanvraag van de hernieuwde afgifte, een herhalingscursus voor instructeurs volgen als FI bij een ATO of een bevoegde autoriteit of, in het geval van een FI(B) of FI(S), bij een ATO, een DTO of een bevoegde autoriteit, en een beoordeling van de vakbekwaamheid ondergaan overeenkomstig FCL.935.

    ▼B

    SECTIE 4

    Specifieke eisen voor de instructeur voor een typebevoegdverklaring — TRI

    ▼M14

    FCL.905.TRI   TRI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a) 

    De bevoegdheden van een TRI zijn het geven van instructie voor:

    1) 

    de verlenging en hernieuwde afgifte van een IR, op voorwaarde dat de TRI houder is van een geldige IR;

    2) 

    de afgifte van een TRI- of SFI-certificaat, op voorwaarde dat de houder voldoet aan alle volgende voorwaarden:

    i) 

    hij heeft minstens 50 uur instructie-ervaring als TRI of SFI overeenkomstig de onderhavige verordening of Verordening (EU) nr. 965/2012;

    ii) 

    hij heeft de vlieginstructiesyllabus van het relevante deel van de TRI-opleidingscursus gegeven overeenkomstig FCL.930.TRI, punt a), 3), tot tevredenheid van het hoofd van de opleiding van een ATO;

    3) 

    in het geval van een TRI voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen:

    i) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen indien de kandidaat bevoegdheden wil verkrijgen om op te treden bij éénpilootbediening.

    De bevoegdheden van de TRI(SPA) kunnen worden uitgebreid naar vlieginstructie voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen bij meerpilootbediening, op voorwaarde dat de TRI voldoet aan alle volgende voorwaarden:

    A) 

    houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    B) 

    minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI;

    ii) 

    de MPL-cursus over de elementaire fase, op voorwaarde dat hij of zij de bevoegdheden laat uitbreiden naar meerpilootbediening en houder is of geweest is van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat;

    4) 

    in het geval van een TRI voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen:

    i) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor:

    A) 

    meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    B) 

    éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, wanneer de kandidaat bevoegdheden wil verwerven voor meerpilootbediening;

    ii) 

    MCC-opleiding;

    iii) 

    de MPL-cursus tijdens de elementaire fase, voortgezette fase en fase voor vergevorderden, op voorwaarde dat voor de elementaire fase hij houder is of is geweest van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat;

    5) 

    in het geval van een TRI voor helikopters:

    i) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor helikopters;

    ii) 

    MCC-opleiding, op voorwaarde dat hij of zij houder is van een typebevoegdverklaring voor meerpilootgecertificeerde helikopters;

    iii) 

    de uitbreiding van de éénmotorige IR(H) naar meermotorige IR(H);

    6) 

    in het geval van een TRI voor powered-lift luchtvaartuigen:

    i) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor powered-lift luchtvaartuigen;

    ii) 

    MCC-opleiding.

    b) 

    De bevoegdheden van een TRI omvatten de bevoegdheid om een EBT-praktijkbeoordeling af te nemen bij een EBT-exploitant, voor zover de instructeur voldoet aan de eisen van bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 voor de normalisering van EBT-instructeurs bij die EBT-exploitant.

    ▼M11

    FCL.910.TRI    TRI — Beperkte bevoegdheden

    a) Algemeen. Als de TRI-opleiding enkel wordt uitgevoerd in FSTD’s, worden de bevoegdheden van TRI’s beperkt tot opleiding in FSTD’s. Deze beperking omvat echter de volgende bevoegdheden voor opleiding in luchtvaartuigen:

    1) 

    LIFUS, voor zover de TRI-opleidingscursus de in FCL.930.TRI, punt a), onder 4), punt i), gespecificeerde training omvatte;

    2) 

    landingsopleiding, voor zover de TRI-opleidingscursus de in FCL.930.TRI, punt a), onder 4), punt ii), gespecificeerde training omvatte, of

    3) 

    de in FCL.060, punt c), onder 2), gespecificeerde opleidingsvlucht, voor zover de TRI-opleidingscursus de in punt a), onder 1) of 2), bedoelde training omvatte.

    De beperking tot FSTD wordt opgeheven als TRI’s een beoordeling van vakbekwaamheid in het luchtvaartuig hebben volbracht.

    b) TRI’s voor vleugelvliegtuigen en voor powered-lift luchtvaartuigen — TRI(A) en TRI(PL). De bevoegdheden van TRI’s zijn beperkt tot het type vleugelvliegtuig of powered-lift luchtvaartuig waarmee de opleiding en de beoordeling van de vakbekwaamheid werden uitgevoerd. Tenzij anders bepaald in de OSD, moeten TRI’s, teneinde hun bevoegdheden uit te breiden tot andere types:

    1) 

    binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag ten minste 15 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen met het betreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 7 sectoren in een FSTD mogen worden uitgevoerd;

    2) 

    de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de relevante TRI-opleiding hebben voltooid;

    3) 

    geslaagd zijn voor de betreffende sectie van de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 teneinde ten overstaan van een overeenkomstig subdeel K gekwalificeerde FIE of TRE aan te tonen dat zij bekwaam zijn om een piloot op te leiden tot het vereiste niveau voor de afgifte van een typebevoegdverklaring, met inbegrip van instructie voor en na de vlucht, alsmede in theorieonderwijs.

    De bevoegdheden van TRI’s worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD, als de TRI’s de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de toepasselijke TRI-opleiding hebben voltooid.

    c) TRI’s voor helikopters — TRI(H).

    1) 

    De bevoegdheden van TRI’s(H) zijn beperkt tot het type helikopter waarmee beoordeling van de vakbekwaamheid voor de afgifte van het TRI-certificaat is afgelegd. Tenzij anders bepaald in de OSD, moeten TRI’s, teneinde hun bevoegdheden uit te breiden tot andere types:

    i) 

    de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de TRI-opleiding hebben voltooid;

    ii) 

    binnen de twaalf maanden vóór de datum van de aanvraag ten minste 10 uur met het desbetreffende type helikopter hebben gevlogen, waarvan hoogstens 5 uur in een FFS of FTD 2/3, en

    iii) 

    geslaagd zijn voor de betreffende sectie van de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935 teneinde ten overstaan van een overeenkomstig subdeel K gekwalificeerde FIE of TRE aan te tonen dat zij bekwaam zijn om een piloot op te leiden tot het vereiste niveau voor de afgifte van een typebevoegdverklaring, met inbegrip van instructie voor en na de vlucht, alsmede in theorieonderwijs.

    De bevoegdheden van TRI’s worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD, als de TRI’s de relevante delen van de technische opleiding en de delen m.b.t. vlieginstructie van de toepasselijke TRI-opleiding hebben voltooid.

    2) 

    Voordat de bevoegdheden van een TRI(H) worden uitgebreid van éénpiloot- naar meerpilootbediening van hetzelfde type helikopter, moet de houder ten minste 100 uur meerpilootbediening met dit type hebben uitgevoerd.

    d) Niettegenstaande de bovenstaande punten, hebben houders van een TRI-certificaat die een typebevoegdverklaring hebben ontvangen in overeenstemming met FCL.725, punt e), recht op uitbreiding van hun TRI-bevoegdheden naar dat nieuwe type luchtvaartuig.

    ▼B

    FCL.915.TRI    TRI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een TRI-certificaat moet:

    a) 

    houder zijn van een bevoegdheidsbewijs als CPL, MPL of ATPL voor de toepasselijke luchtvaartuigcategorie;

    b) 

    voor een TRI(MPA)-certificaat:

    1) 

    1 500 uren hebben gevlogen als bestuurder op meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen; en

    2) 

    binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag 30 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen als PIC of tweede bestuurder met het betreffende type vleugelvliegtuig, waarvan 15 sectoren in een FFS mogen worden uitgevoerd die representatief is voor dat type;

    c) 

    ▼M11

    voor een TRI(SPA)-certificaat:

    1) 

    binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 30 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen als PIC of tweede piloot met het betreffende type vleugelvliegtuig, waarvan hoogstens 15 sectoren mogen worden uitgevoerd in een FSTD die representatief is voor dat type, en

    ▼B

    2) 
    i) 

    ten minste 500 uren hebben gevlogen als bestuurder van vleugelvliegtuigen, waaronder 30 uur als PIC van het betreffende type van vleugelvliegtuig; of

    ii) 

    houder zijn of zijn geweest van een FI-certificaat voor meermotorige vleugelvliegtuigen met IR(A)-bevoegdheden;

    d) 

    voor TRI(H):

    1) 

    voor een TRI(H)-certificaat voor éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige helikopters, 250 uur als bestuurder van helikopters hebben gevlogen;

    2) 

    voor een TRI(H)-certificaat voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters, 500 uur als bestuurder van helikopters hebben gevlogen, waaronder 100 uur als PIC op éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters;

    3) 

    voor een TRI(H)-certificaat voor meerpiloot-gecertificeerde helikopters, 1 000 uren als bestuurder van helikopters hebben gevlogen, waaronder:

    i) 

    350 uur als bestuurder in meerpiloot-gecertificeerde helikopters; of

    ii) 

    voor kandidaten die al houder zijn van een TRI(H)-certificaat voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters, 100 uur als bestuurder van dat type met meerpilootbediening.

    4) 

    Houders van een FI(H)-certificaat worden volledig vrijgesteld van de eisen onder 1) en 2) in de betreffende éénpiloot-gecertificeerde helikopter;

    e) 

    voor TRI(PL):

    1) 

    1 500 uren hebben gevlogen als bestuurder op meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, powered-lift luchtvaartuigen of meerpiloot-gecertificeerde helikopters; en

    2) 

    binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag 30 routesectoren hebben uitgevoerd, met inbegrip van starts en landingen als PIC of tweede bestuurder met het betreffende type powered-lift luchtvaartuig, waarvan 15 sectoren in een FFS mogen worden uitgevoerd die representatief is voor dat type.

    FCL.930.TRI    TRI — Opleidingscursus

    a)

    ▼M11

    De TRI-opleidingscursus wordt alleen in een luchtvaartuig gegevens als er geen FSTD beschikbaar en toegankelijk is, en omvat:

    ▼B

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    2) 

    10 uur technische opleiding, met inbegrip van herhaling van technische kennis, het voorbereiden van leerplannen en het ontwikkelen van vaardigheden voor instructie in een klaslokaal/vluchtsimulator;

    ▼M11

    3) 

    5 uur vlieginstructie in het toepasselijke luchtvaartuig of een FSTD die representatief is voor dat luchtvaartuig voor éénpilootgecertificeerde luchtvaartuigen en 10 uur voor meerpilootgecertificeerde luchtvaartuigen of een FSTD die representatief is voor dat luchtvaartuig;

    ▼M11

    4) 

    de volgende training, al naargelang van toepassing:

    i) 

    aanvullende specifieke training alvorens LIFUS uit te voeren;

    ii) 

    aanvullende specifieke training alvorens landingstraining uit te voeren. De training in de FSTD omvat training voor noodprocedures met betrekking tot het luchtvaartuig.

    ▼B

    b)

    Kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een certificaat als instructeur, zijn volledig vrijgesteld van de eis onder a), 1).

    c)

    Een kandidaat voor een TRI-certificaat die houder is van een SFI-certificaat voor het betreffende type, wordt volledig vrijgesteld van de eisen van deze paragraaf voor de afgifte van een TRI-certificaat met een beperking tot vlieginstructie in vluchtsimulatoren.

    ▼M11

    FCL.935.TRI    TRI — Beoordeling van vakbekwaamheid

    a) De beoordeling van de vakbekwaamheid voor een TRI voor MPA en PL wordt uitgevoerd in een FFS. Indien er geen FFS beschikbaar of toegankelijk is, wordt gebruikgemaakt van een luchtvaartuig.

    b) De beoordeling van de vakbekwaamheid voor een TRI voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen en helikopters met groot prestatievermogen wordt uitgevoerd in een van de volgende:

    1) 

    een beschikbare en toegankelijke FSS;

    2) 

    indien er geen FFS beschikbaar of toegankelijk is, in een combinatie van FSTD’s en een luchtvaartuig;

    3) 

    indien er geen FSTD beschikbaar of toegankelijk is, in een luchtvaartuig.

    FCL.940.TRI    TRI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a) Verlenging

    1) 

    Vleugelvliegtuigen

    Om een TRI(A)-certificaat te verlengen, moeten aanvragers binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat, voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

    i) 

    een van de volgende delen van een volledige opleidingscursus of voor een typebevoegdverklaring of een herhalingscursus voltooien: een vluchtsimulatorsessie van ten minste drie uur of één oefening in de lucht van ten minste 1 uur met inbegrip van ten minste 2 starts en landingen;

    ii) 

    herhalingstraining voltooien voor instructeurs als een TRI aan een ATO;

    iii) 

    slagen voor de beoordeling van vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935. Aanvragers die voldoen aan FCL.910.TRI, onder b), punt 3), worden geacht te voldoen aan deze eis.

    2) 

    Helikopters en powered-lift luchtvaartuigen

    Om een TRI(H)- of TRI(PL)-certificaat te verlengen, moet de kandidaat, binnen de geldigheidsperiode van het TRI-certificaat, voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

    i) 

    minstens 50 uur vlieginstructie hebben gegeven in elk van de luchtvaartuigtypes waarvoor de kandidaat instructiebevoegdheden heeft of in een FSTD die representatief is voor die types, waarvan ten minste 15 uur in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het TRI-certificaat. In het geval van een TRI(PL) moeten deze uren vlieginstructie zijn gegeven als TRI of examinator voor typebevoegdverklaring (TRE), of als SFI of examinator vluchtsimulator (SFE). In het geval van een TRI(H) mag tijd die is gevlogen als FI, instructeur instrumentvliegen (IRI), instructeur vluchtsimulator (STI) of eender welk type van examinator, worden meegerekend;

    ii) 

    herhalingstraining voltooien voor instructeurs als een TRI(H) of TRI(PL), al naargelang van toepassing, aan een ATO;

    iii) 

    in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat, geslaagd zijn voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig punt FCL.935, FCL.910.TRI, onder b), punt 3) of FCL.910.TRI, onder c), punt 3), al naargelang van toepassing.

    3) 

    Voor ten minste om de andere verlenging van een TRI-certificaat moet de houder slagen voor een beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935.

    4) 

    Als TRI’s houder zijn van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een verlenging van het TRI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.

    5) 

    Specifieke eisen voor de verlenging van een TRI(H)-certificaat

    TRI’s(H) die houder zijn van een FI(H)-certificaat in het desbetreffende type, worden geacht te voldoen aan de eisen onder a). In dat geval zal het TRI(H)-certificaat geldig zijn tot de vervaldatum van het FI(H)-certificaat.

    b) Hernieuwde afgifte

    Voor de hernieuwde afgifte van een TRI-certificaat moeten aanvragers binnen de twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van de aanvraag geslaagd zijn voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 en het volgende hebben voltooid:

    1) 

    voor vleugelvliegtuigen:

    i) 

    ten minste 30 routesectoren, met inbegrip van starts en landingen in het betreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 15 sectoren in een FFS;

    ii) 

    een herhalingstraining voor instructeurs als een TRI aan een ATO, welke de relevante elementen van de TRI-opleidingscursus moet omvatten;

    2) 

    voor helikopters en powered-lift luchtvaartuigen:

    i) 

    ten minste 10 uren vliegtijd, met inbegrip van starts en landingen in het desbetreffende luchtvaartuigtype, waarvan hoogstens 5 uren in een FFS of FTD 2/3;

    ii) 

    een herhalingstraining voor instructeurs als een TRI aan een ATO, welke de relevante elementen van de TRI-opleidingscursus moet omvatten.

    3) 

    Als aanvragers houder waren van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een vernieuwde afgifte van het TRI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.

    ▼B

    SECTIE 5

    Specifieke eisen voor de instructeur voor een klassebevoegdverklaring — CRI

    FCL.905.CRI    CRI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    De bevoegdheden van een CRI zijn het geven van instructie voor:

    ▼M3

    1) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van klasse- of typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, met uitzondering van éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, indien de kandidaat bevoegdheden wil verkrijgen om op te treden tijdens éénpilootoperaties;

    ▼B

    2) 

    een bevoegdverklaring voor slepen of stuntvliegen in de toepasselijke categorie vleugelvliegtuigen, op voorwaarde dat de CRI houder is van de betreffende bevoegdverklaring en zijn bekwaamheid heeft aangetoond om instructie te geven voor die bevoegdverklaring ten overstaan van een FI die gekwalificeerd is in overeenstemming met FCL.905.FI, punt i);

    ▼M4

    3) 

    Uitbreiding van de bevoegdheden van LAPL(A) naar een andere klasse of variant van vleugelvliegtuigen.

    ▼B

    b)

    De bevoegdheden van een CRI zijn beperkt tot de klasse of het type vleugelvliegtuig waarmee de beoordeling van de vakbekwaamheid van de instructeur werd uitgevoerd. De bevoegdheden van de CRI worden uitgebreid naar andere klassen of types wanneer de CRI gedurende de afgelopen twaalf maanden het volgende heeft afgerond:

    1) 

    15 uur vliegtijd als PIC op vleugelvliegtuigen van de toepasselijke klasse of het toepasselijke type van vleugelvliegtuig;

    2) 

    één opleidingsvlucht vanuit de rechterstoel onder toezicht van een andere CRI of FI die is gekwalificeerd voor die klasse of dat type en die op de andere bestuurdersplaats zit.

    ▼M11

    b bis)

    Het is de bevoegdheid van CRI’s instructie te geven voor klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen, uitgezonderd éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, bij meerpilootbediening, voor zover de CRI’s aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

    1) 

    houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

    2) 

    minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI.

    ▼M3

    c)

    Kandidaten voor een CRI voor meermotorige vleugelvliegtuigen die houder zijn van een CRI-certificaat voor éénmotorige vleugelvliegtuigen moeten voldoen aan de toelatingseisen voor een CRI die zijn vastgesteld in FCL.915.CRI(a) alsmede aan de eisen van FCL.930.CRI(a)(3) en FCL.935.

    ▼B

    FCL.915.CRI    CRI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een CRI-certificaat moet ten minste het volgende hebben voltooid:

    a) 

    voor meermotorige vleugelvliegtuigen:

    1) 

    500 vlieguren als bestuurder op vleugelvliegtuigen;

    2) 

    30 uur als PIC op de toepasselijke klasse of het toepasselijke type van vleugelvliegtuig;

    b) 

    voor éénmotorige vleugelvliegtuigen:

    1) 

    300 vlieguren als bestuurder op vleugelvliegtuigen;

    2) 

    30 uur als PIC op de toepasselijke klasse of het toepasselijke type van vleugelvliegtuig.

    FCL.930.CRI    CRI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus voor de CRI moet ten minste het volgende bevatten:

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    2) 

    10 uur technische opleiding, met inbegrip van herhaling van technische kennis, het voorbereiden van leerplannen en het ontwikkelen van vaardigheden voor instructie in een klaslokaal/vluchtsimulator;

    ▼M11

    3) 

    5 uur vlieginstructie op meermotorige vleugelvliegtuigen of een FSTD die representatief is voor die klasse of dat type vleugelvliegtuig, met inbegrip van minstens 3 uur in het vleugelvliegtuig, of minstens 3 uur vlieginstructies op éénmotorige vleugelvliegtuigen, gegeven door een FI(A) die gekwalificeerd is overeenkomstig FCL.905.FI, onder j).

    ▼B

    b)

    Kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een certificaat van instructeur, zijn volledig vrijgesteld van de eis onder a), 1).

    ▼M11

    FCL.940.CRI    CRI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a) Om een CRI-certificaat te verlengen, moeten aanvragers binnen de geldigheidsperiode van het CRI-certificaat voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

    1) 

    ten minste 10 uur vlieginstructie hebben gegeven als CRI. Als de kandidaten CRI-bevoegdheden hebben op zowel éénmotorige als meermotorige vleugelvliegtuigen, moeten de 10 uur vlieginstructie gelijk verdeeld zijn tussen éénmotorige en meermotorige vleugelvliegtuigen;

    2) 

    een herhalingscursus hebben gevolgd als CRI bij een ATO of een bevoegde autoriteit;

    3) 

    geslaagd zijn voor de beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 voor meermotorige of éénmotorige vleugelvliegtuigen, naargelang het geval.

    b) Houders moeten ten minste om de andere verlenging van het CRI-certificaat voldoen aan de eisen onder a), punt 3).

    c) Hernieuwde afgifte

    Als het CRI-certificaat is verlopen, wordt het hernieuwd als de aanvragers in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag tot hernieuwde afgifte:

    1) 

    een herhalingscursus hebben gevolgd als CRI bij een ATO of een bevoegde autoriteit;

    2) 

    de beoordeling van de vakbekwaamheid hebben voltooid, zoals vereist uit hoofde van FCL.935.

    ▼B

    SECTIE 6

    Specifieke eisen voor de instructeur instrumentvliegen — IRI

    FCL.905.IRI    IRI — Bevoegdheden en voorwaarden

    ▼M3

    a)

    De bevoegdheden van een IRI zijn het geven van instructie voor de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van een EIR of een IR voor de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.

    ▼B

    b)

    Specifieke eisen voor de MPL-cursus. Om instructie te geven tijdens de elementaire fase van opleiding in een MPL-cursus, moet de IRI(A):

    1) 

    houder zijn van een IR voor meermotorige vleugelvliegtuigen; en

    2) 

    ten minste 1 500 uren hebben gevlogen met meerpilootbediening.

    3) 

    In het geval van een IRI die reeds is gekwalificeerd om instructie te geven voor geïntegreerde cursussen voor ATP(A) of CPL(A)/IR, mag de eis onder b), 2) worden vervangen door het afronden van de cursus beschreven in paragraaf FCL.905.FI, punt j), 3).

    ▼M12

    FCL.915.IRI    IRI – Prerekwiżiti

    Kandidaten voor een IRI-certificaat moeten:

    a) 

    in het geval van een IRI(A):

    1) 

    om opleidingen te verzorgen in FSTD’s tijdens een erkende opleidingscursus aan een ATO, ten minste 200 uur hebben gevlogen onder IFR na de afgifte van de BIR of de IR, waarvan ten minste 50 uur in vleugelvliegtuigen;

    2) 

    om opleidingen te verzorgen in een vleugelvliegtuig, ten minste 800 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 400 uur in vleugelvliegtuigen;

    3) 

    om een aanvraag in te dienen voor een IRI(A) voor meermotorige vleugelvliegtuigen, voldoen aan de eisen van FCL.915.CRI, onder a), FCL.930.CRI en FCL.935;

    b) 

    voor een IRI(H):

    1) 

    om opleidingen te verzorgen in FSTD’s tijdens een erkende opleidingscursus aan een ATO, ten minste 125 uur hebben gevlogen onder IFR na de afgifte van de IR, waarvan ten minste 65 uur instrumentvliegtijd in helikopters;

    2) 

    om opleidingen te verzorgen in een helikopter, ten minste 500 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 250 uur instrumentvliegtijd in helikopters, en

    3) 

    om een aanvraag in te dienen voor een IRI(H) voor meermotorige helikopters, voldoen aan de eisen van FCL.905.FI, onder h), punt 2;

    c) 

    kandidaten voor een IRI(As)-certificaat moeten ten minste 300 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 100 uur instrumentvliegtijd in luchtschepen.

    ▼B

    FCL.930.IRI    IRI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus voor de IRI moet ten minste het volgende bevatten:

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    2) 

    10 uur technische opleiding, met inbegrip van herhaling van theoretische instrumentkennis, het voorbereiden van leerplannen en het ontwikkelen van instructievaardigheden voor klaslokaalonderricht;

    3) 
    i) 

    voor de IRI(A), ten minste 10 uur vlieginstructie in een vleugelvliegtuig, FFS, FTD 2/3 of FPNT II. In het geval van kandidaten die houder zijn van een FI(A)-certificaat worden deze uren teruggebracht tot 5;

    ▼M11

    ii) 

    voor de IRI(H), ten minste 10 uur vlieginstructie in een helikopter, FFS, FTD 2/3 of FNPT II/III. In het geval van kandidaten die houder zijn van een FI(H)-certificaat worden deze uren teruggebracht tot 5;

    ▼B

    iii) 

    voor de IRI(As), ten minste 10 uur vlieginstructie in een luchtschip, FFS, FTD 2/3 of FNPT II.

    b)

    Vlieginstructie moet worden gegeven door een FI die is gekwalificeerd conform FCL.905.FI, punt i).

    c)

    Kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een certificaat als instructeur, zijn volledig vrijgesteld van de eis onder a), 1).

    FCL.940.IRI    IRI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    Voor verlenging en hernieuwde afgifte van een IRI-certificaat moet de houder voldoen aan de eisen voor verlenging en hernieuwde afgifte van een FI-certificaat conform FCL.940.FI.

    SECTIE 7

    Specifieke eisen voor de instructeur vluchtsimulator — SFI

    ▼M11

    FCL.905.SFI    SFI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a) De bevoegdheden van SFI’s zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator binnen de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor:

    1) 

    de verlenging en hernieuwde afgifte van een IR, voor zover ze houder zijn of zijn geweest van een IR in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie;

    2) 

    de afgifte van een IR, voor zover zij houder zijn of geweest zijn van een IR in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie en een IRI-opleidingscursus hebben voltooid.

    b) De bevoegdheden van SFI’s voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

    1) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen indien de aanvragers bevoegdheden willen verkrijgen om op te treden bij éénpilootbediening.

    De bevoegdheden van de SFI’s voor éénpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen kunnen worden uitgebreid naar vlieginstructie voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen bij meerpilootbediening, op voorwaarde dat zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    i) 

    houder zijn of geweest zijn van een TRI-certificaat voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen.

    ii) 

    minstens 500 uur vliegtijd hebben in vleugelvliegtuigen bij meerpilootbediening, en een MCCI-trainingscursus hebben voltooid overeenkomstig FCL.930.MCCI;

    2) 

    de MCC- en MPL-trainingscursussen over de basisfase, voor zover de bevoegdheden van de SFI’s(SPA) zijn uitgebreid tot meerpilootbediening overeenkomstig punt 1).

    c) De bevoegdheden van SFI’s voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

    1) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor meerpilootgecertificeerde vleugelvliegtuigen en, als de aanvragers bevoegdheden wensen voor meerpilootbediening, voor éénpilootgecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;

    2) 

    de MCC-opleidingscursus;

    3) 

    de MPL-cursus tijdens de elementaire fase, voortgezette fase en fase voor gevorderden, op voorwaarde dat voor de elementaire fase hij houder is of is geweest van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat;

    d) De bevoegdheden van SFI’s voor helikopters zijn het geven van instructie in een vluchtsimulator voor:

    1) 

    de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor helikopters;

    2) 

    MCC-opleiding, wanneer SFI’s bevoegd zijn om instructie te geven voor meerpilootgecertificeerde helikopters.

    ▼M14

    e) De bevoegdheden van een SFI omvatten de bevoegdheid om een EBT-praktijkbeoordeling af te nemen bij een EBT-exploitant, voor zover de instructeur voldoet aan de eisen van bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 voor de normalisering van EBT-instructeurs bij die EBT-exploitant.

    ▼M11

    FCL.910.SFI    SFI — TRI Beperkte bevoegdheden

    De bevoegdheden van SFI’s worden beperkt tot de FTD 2/3 of FFS van het luchtvaartuigtype waarin de SFI-opleidingscursus is gevolgd.

    De bevoegdheden kunnen worden uitgebreid naar andere FSTD’s die representatief zijn voor verdere types van dezelfde luchtvaartuigcategorie wanneer de houders:

    a) 

    het simulatorgedeelte van de relevante cursus voor typebevoegdverklaring hebben afgerond;

    b) 

    de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de relevante TRI-opleiding hebben voltooid;

    c) 

    tijdens een volledige cursus typebevoegdverklaring ten minste 3 uur vlieginstructie hebben uitgevoerd die betrekking heeft op de werkzaamheden van een SFI op het toepasselijke type onder het toezicht en tot tevredenheid van een TRE of SFE die hiervoor is gekwalificeerd.

    De bevoegdheden van de SFI worden uitgebreid tot andere varianten in overeenstemming met de OSD als de SFI de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de toepasselijke TRI-opleiding heeft voltooid.

    ▼B

    FCL.915.SFI    SFI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een SFI-certificaat moet:

    a) 

    houder zijn of zijn geweest van een CPL, MPL of ATPL in de betreffende luchtvaartuigcategorie;

    b) 

    met goed gevolg de bekwaamheidsproef hebben afgelegd voor de afgifte van de typebevoegdverklaring voor het specifieke luchtvaartuigtype in een FFS die representatief is voor het betreffende type, binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag; en

    c) 

    daarnaast, voor een SFI(A) voor meerpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig of SFI(PL):

    1) 

    ten minste 1 500 uren hebben gevlogen als bestuurder op meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen naargelang het geval;

    2) 

    als bestuurder of observator binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag, ten minste het volgende hebben uitgevoerd:

    i) 

    3 routesectoren in de cockpit van het betreffende luchtvaartuigtype; of

    ii) 

    2 LOFT-gebaseerde vluchtsimulatorsessies uitgevoerd door gekwalificeerd vliegpersoneel in de cockpit van het betreffende type. Deze vluchtsimulatorsessies moeten 2 vluchten bevatten van elk ten minste 2 uur tussen 2 verschillende luchtvaartterreinen, en de bijbehorende planning voor de vlucht en de briefing;

    d) 

    daarnaast, voor een SFI(A) voor éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen:

    1) 

    ten minste 500 uren hebben gevlogen als PIC op éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    2) 

    houder zijn of zijn geweest van een bevoegdverklaring van meermotorige IR(A); en

    3) 

    voldoen aan de eisen onder c), 2);

    e) 

    daarnaast, voor een SFI(H):

    1) 

    als bestuurder of observator ten minste 1 uur hebben gevlogen in de cockpit van het van toepassing zijnde type, binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag; en

    2) 

    in het geval van meerpiloot-gecertificeerde helikopters, ten minste 1 000 vlieguren ervaring hebben als bestuurder van een helikopter, waaronder ten minste 350 uur als bestuurder in meerpiloot-gecertificeerde helikopters;

    3) 

    in het geval van éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters, 500 uur als bestuurder van helikopters hebben gevlogen, waaronder 100 uur als PIC op éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikopters;

    4) 

    in het geval van éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige helikopters, 250 uur hebben gevlogen als bestuurder van helikopters.

    FCL.930.SFI    SFI — Opleidingscursus

    ▼M14

    a)

    De opleidingscursus voor de SFI moet het volgende bevatten:

    1) 

    de FSTD-inhoud van de betreffende cursus typebevoegdverklaring;

    2) 

    de relevante delen van de technische opleiding en de FSTD-inhoud van de vlieginstructiesyllabus van de relevante TRI-opleidingscursus;

    3) 

    25 uur instructietechniek.

    ▼B

    b)

    Een kandidaat voor een SFI-certificaat die houder is van een TRI-certificaat voor het betreffende type wordt volledig vrijgesteld van de eisen in deze paragraaf.

    ▼M11

    FCL.940.SFI    SFI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a) Verlenging

    Om een SFI-certificaat te verlengen, moeten aanvragers vóór de vervaldatum van het SFI-certificaat voldoen aan minstens 2 van de volgende 3 eisen:

    1) 

    minstens 50 uur als instructeurs of examinatoren in FSTD’s hebben volbracht, waarvan minstens 15 uur in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het SFI-certificaat;

    2) 

    een herhalingstraining voor instructeurs hebben gevolgd als een SFI aan een ATO;

    3) 

    geslaagd zijn voor de desbetreffende secties van de beoordeling van de vakbekwaamheid, overeenkomstig FCL.935.

    b) Daarnaast moeten de aanvragers de bekwaamheidsproeven hebben afgelegd voor de afgifte van de typebevoegdverklaring voor het specifieke luchtvaartuig in een FFS die representatief is voor de types waarvoor zij bevoegd zijn.

    c) Houders moeten ten minste om de andere verlenging van het SFI-certificaat voldoen aan de eis onder a), punt 3).

    d) Als een SFI houder is van een certificaat voor meer dan één type luchtvaartuig binnen dezelfde categorie, leidt de beoordeling van vakbekwaamheid, afgelegd op één van die types, tot een verlenging van het SFI-certificaat voor de andere types binnen dezelfde luchtvaartuigcategorie, tenzij anders bepaald in de OSD.

    e) Hernieuwde afgifte

    Voor de hernieuwde afgifte van het SFI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    1) 

    een herhalingstraining voor instructeurs hebben gevolgd als een SFI aan een ATO;

    2) 

    geslaagd zijn voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935;

    3) 

    de bekwaamheidsproeven hebben afgelegd voor de afgifte van de typebevoegdverklaringen voor het specifieke luchtvaartuig in een FSTD die representatief is voor de te hernieuwen bevoegdheden.

    ▼B

    SECTIE 8

    Specifieke eisen voor de instructeur „onderlinge samenwerking van de bemanning” — MCCI

    FCL.905.MCCI    MCCI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    De bevoegdheden van een MCCI bestaan uit het uitvoeren van vlieginstructie tijdens:

    1) 

    het praktijkgedeelte van MCC-opleidingen, indien niet gecombineerd met een opleiding voor een typebevoegdverklaring; en

    2) 

    in het geval van de MCCI(A): de elementaire fase van de geïntegreerde MPL-opleidingscursus, op voorwaarde dat hij houder is of is geweest van een FI(A)- of IRI(A)-certificaat.

    FCL.910.MCCI    MCCI — Beperkte bevoegdheden

    De bevoegdheden van de houder van een MCCI-certificaat zijn beperkt tot de FNPT II/III MCC, FTD 2/3 of FFS waarmee de MCCI-opleiding werd afgelegd.

    De bevoegdheden kunnen worden uitgebreid naar andere FSTD's die representatief zijn voor andere types van luchtvaartuigen wanneer de houder de praktische opleiding heeft voltooid van de MCCI-cursus over dat type van FNPT II/III MCC, FTD 2/3 of FFS.

    FCL.915.MCCI    MCCI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een MCCI-certificaat moet:

    a) 

    houder zijn of zijn geweest van een CPL, MPL of ATPL in de betreffende luchtvaartuigcategorie;

    b) 

    ten minste beschikken over:

    ▼M3

    1) 

    in het geval van vleugelvliegtuigen, luchtschepen en powered-lift luchtvaartuigen: 1 500 uur pilootervaring als bestuurder tijdens meerpilootoperaties;

    ▼B

    2) 

    in het geval van helikopters: 1 000 uur vliegervaring als bestuurder in meerpilootbediening, waarvan ten minste 350 uur in meerpiloot-gecertificeerde helikopters.

    FCL.930.MCCI    MCCI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus voor de MCCI moet ten minste het volgende bevatten:

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    2) 

    technische opleiding met betrekking tot het type van FSTD waarvoor de kandidaat instructie wil geven;

    3) 

    3 uur praktijkinstructie, die mag bestaan uit vlieginstructie of MCC-instructie met de betreffende FNPT II/III MCC, FTD 2/3 of FFS onder het toezicht van een TRI, SFI of MCCI die daarvoor is aangeduid door de ATO. Deze uren vlieginstructie onder toezicht moeten de beoordeling bevatten van de vakbekwaamheid van de kandidaat conform FCL.920.

    b)

    Kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een certificaat FI, TRI, CRI, IRI of SFI, zijn volledig vrijgesteld van de eis onder a), 1).

    FCL.940.MCCI    MCCI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a)

    Voor de verlenging van een MCCI-certificaat moet de kandidaat hebben voldaan aan de eisen onder FCL.930.MCCI, punt a), 3), voor het betreffende type van FNPT II/III, FTD 2/3 of FFS, gedurende de laatste twaalf maanden van de geldigheidsperiode van het MCCI-certificaat.

    b)

    Hernieuwde afgifte. Als het MCCI-certificaat is verlopen, moet de kandidaat voldoen aan de eisen onder FCL.930.MCCI, punt a), 2) en 3), voor het betreffende type FNPT II/III MCC, FTD 2/3 of FFS.

    SECTIE 9

    Specifieke eisen voor de instructeur vluchtsimulator voor éénpiloot-gecertificeerde vliegtuigen — STI

    FCL.905.STI    STI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    De bevoegdheden van een STI zijn het uitvoeren van instructie op een vluchtsimulator binnen de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor:

    1) 

    de afgifte van een bewijs van bevoegdheid;

    2) 

    de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een IR en een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen, behalve voor complexe éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen.

    b)

    Extra bevoegdheden voor de STI(A). De bevoegdheden van een STI(A) bevatten het uitvoeren van instructie op vluchtsimulatoren tijdens de basis vliegvaardigheidsopleiding van de geïntegreerde MPL-opleidingscursus.

    ▼M11

    FCL.910.STI    SFI — TRI Beperkte bevoegdheden

    De bevoegdheden van STI’s zijn beperkt tot de FSTD waarin de STI-opleiding is gevolgd.

    De bevoegdheden kunnen worden uitgebreid naar andere FSTD’s die representatief zijn voor andere types van dezelfde luchtvaartuigcategorie wanneer de houders, in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag:

    a) 

    de FSTD-inhoud van de CRI- of TRI-cursus over de klasse of het type luchtvaartuig waarvoor instructiebevoegdheden worden aangevraagd, hebben voltooid;

    b) 

    geslaagd zijn, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde sectie van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

    Voor STI’s(A) die enkel instructie geven op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor de vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A);

    c) 

    minstens 3 uur vlieginstructie hebben gegeven tijdens een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring, onder toezicht van een daartoe door de ATO aangewezen FI, CRI(A), IRI of TRI, waarvan minstens 1 uur onder toezicht van een FIE in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.

    FCL.915.STI    SFI — Toelatingseisen

    a) Aanvragers van een STI-certificaat moeten:

    1) 

    binnen de 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag houder zijn of zijn geweest van een bewijs van bevoegdheid en instructiebevoegdheden die geschikt zijn voor de cursussen waarvoor de instructie is bedoeld;

    2) 

    in een FSTD de betreffende bekwaamheidsproef hebben afgelegd voor de klasse- of typebevoegdverklaring, binnen een periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.

    Aanvragers van een STI(A) die enkel instructie wil geven op BITD’s moeten enkel de oefeningen afleggen die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A);

    b) In aanvulling op de eisen die zijn vastgesteld onder a), moeten aanvragers van een STI(H)-certificaat minstens 1 uur vliegtijd hebben als waarnemer in de cockpit van het desbetreffende type helikopter, in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag.

    ▼B

    FCL.930.STI    STI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus van de STI moet ten minste 3 uur vlieginstructie bevatten betrekking hebbend op de werkzaamheden van een STI in een FFS, FTD 2/3 of FNPT II/III, onder toezicht van een FIE. Deze uren vlieginstructie onder toezicht moeten de beoordeling bevatten van de vakbekwaamheid van de kandidaat conform FCL.920.

    Kandidaten voor een STI(A) die instructie willen geven op een BITD moeten de vlieginstructie volbrengen op een BITD.

    b)

    Voor kandidaten voor een STI(H) moet de cursus ook FFS-inhoud bevatten van de toepasselijke TRI-cursus.

    ▼M11

    FCL.940.STI    STI — Verlenging en hernieuwde afgifte van het STI-certificaat

    a) Verlenging

    Voor de verlenging van het STI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het STI-certificaat voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    1) 

    ten minste 3 uur vlieginstructie hebben gegeven in een FSTD, als onderdeel van een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring;

    2) 

    geslaagd zijn, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde secties van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

    Voor STI’s(A) die enkel instructie geven op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A).

    b) Hernieuwde afgifte

    Voor de hernieuwde afgifte van het STI-certificaat moeten aanvragers binnen de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag tot hernieuwde afgifte:

    1) 

    een herhalingstraining voltooien als STI aan een ATO;

    2) 

    slagen, in de FSTD waarin de vlieginstructie wordt gegeven, voor de van toepassing zijnde secties van de bekwaamheidsproef overeenkomstig aanhangsel 9 van deze bijlage voor het betreffende type of de betreffende klasse van luchtvaartuig.

    Voor een STI(A) die enkel instructie geeft op BITD’s moet de bekwaamheidsproef enkel de oefeningen bevatten die relevant zijn voor een vaardigheidstest voor de afgifte van een PPL(A).

    3) 

    minstens 3 uur vlieginstructie geven in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie tijdens een cursus voor CPL, IR, PPL of klasse- of typebevoegdverklaring, onder toezicht van een daartoe door de ATO aangewezen FI, CRI, IRI of TRI, waarvan minstens 1 uur onder toezicht van een FIE.

    ▼B

    SECTIE 10

    Instructeur bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden — MI

    FCL.905.MI    MI — Bevoegdheden en voorwaarden

    De bevoegdheden van een MI zijn het geven van vlieginstructie voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden.

    FCL.915.MI    MI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een MI-certificaat moet:

    a) 

    houder zijn van een certificaat van FI, CRI of TRI met bevoegdheden voor éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    b) 

    houder zijn van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden.

    FCL.930.MI    MI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus voor de MI moet de beoordeling bevatten van de vakbekwaamheid van de kandidaat overeenkomstig FCL.920.

    b)

    Vóór deelname aan de cursus moeten kandidaten geslaagd zijn voor een toelatingsvliegtest met een MI die houder is van een FI-certificaat, teneinde hun ervaring en bekwaamheid te beoordelen om de opleidingscursus te geven.

    ▼M3

    FCL.940.MI    Geldigheid van het MI-certificaat

    Het MI-certificaat is zo lang geldig als het certificaat van FI, TRI of CRI.

    ▼B

    SECTIE 11

    Specifieke eisen voor de instructeur testvluchten — FTI

    FCL.905.TRI    FTI — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    De bevoegdheden van een instructeur voor testvliegen (FTI) zijn het instructie geven, binnen de geschikte luchtvaartuigcategorie, voor:

    1) 

    de afgifte van bevoegdverklaringen voor testvliegen van categorie 1 of 2, op voorwaarde dat hij houder is van de betreffende categorie van bevoegdverklaring voor testvliegen;

    2) 

    de afgifte van een FTI-certificaat, binnen de betreffende categorie van bevoegdverklaring voor testvliegen, op voorwaarde dat de instructeur ten minste 2 jaar ervaring heeft in het geven van instructie voor de afgifte van bevoegdverklaringen voor testvliegen.

    b)

    De bevoegdheden van een FTI die houder is van een bevoegdverklaring voor testvliegen van categorie 1, omvatten ook het geven van vlieginstructie met betrekking tot bevoegdverklaringen voor testvliegen van categorie 2.

    FCL.915.FTI    FTI — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een FTI-certificaat moet:

    a) 

    houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvliegen, afgegeven in overeenstemming met FCL.820;

    b) 

    ten minste 200 uur aan testvluchten hebben gemaakt in categorie 1 of 2.

    FCL.930.FTI    FTI — Opleidingscursus

    a)

    De opleidingscursus voor de FTI moet ten minste het volgende bevatten:

    1) 

    25 uur instructietechniek;

    2) 

    10 uur technische opleiding, met inbegrip van herhaling van technische kennis, het voorbereiden van leerplannen en het ontwikkelen van vaardigheden voor instructie in een klaslokaal/vluchtsimulator;

    3) 

    5 uur praktische vlieginstructie onder toezicht van een FTI die is gekwalificeerd conform FCL.905.FTI, punt b). Deze uren vlieginstructie moeten een beoordeling bevatten van de vakbekwaamheid van de kandidaat zoals beschreven in FCL.920.

    b)

    Vrijstellingen:

    1) 

    Kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een certificaat als instructeur, zijn volledig vrijgesteld van de eis onder a), 1).

    2) 

    Bovendien worden kandidaten die houder zijn of zijn geweest van een FI- of TRI-certificaat voor de toepasselijke luchtvaartuigcategorie volledig vrijgesteld van de eisen onder a), 2).

    FCL.940.FTI    FTI — Verlenging en hernieuwde afgifte

    a)

    Verlenging. Voor de verlenging van een FTI-certificaat moet de kandidaat, binnen de geldigheidsperiode van het FTI-certificaat, voldoen aan 1 van de volgende eisen:

    1) 

    het voltooien van ten minste:

    i) 

    50 uur testvluchten, waarvan ten minste 15 uur binnen de 12 maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het FTI-certificaat; en

    ii) 

    5 uur vlieginstructie voor testvluchten binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het FTI-certificaat; of

    2) 

    herhalingstraining volgen als een FTI aan een ATO. De herhalingstraining moet gebaseerd zijn op het praktijkelement van vlieginstructie van de FTI-opleidingscursus, in overeenstemming met FCL.930.FTI, punt a), 3), en ten minste 1 instructievlucht bevatten onder toezicht van een FTI die is gekwalificeerd conform FCL.905.FTI, punt b).

    b)

    Hernieuwde afgifte. Als het FTI-certificaat is verlopen, moet de kandidaat een herhalingsopleiding volgen als FTI aan een ATO. De herhalingsopleiding moet ten minste voldoen aan de eisen onder FCL.930.FTI, punt a), 3).

    SUBDEEL K

    EXAMINATOREN

    SECTIE 1

    Algemene eisen

    ▼M11

    FCL.1000    Examinatorcertificaten

    a) Algemeen

    Houders van een examinatorcertificaat moeten:

    1) 

    tenzij anders bepaald in deze bijlage, houder zijn van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat dat gelijkwaardig is aan die waarvoor ze bevoegd zijn om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid af te nemen en waarvoor ze bevoegd zijn om instructie te geven;

    2) 

    gekwalificeerd zijn om op te treden als PIC in het luchtvaartuig tijdens een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid indien uitgevoerd in het luchtvaartuig.

    b) Bijzondere voorwaarden:

    1) 

    De bevoegde autoriteit mag een specifiek certificaat afgeven waarbij de bevoegdheid wordt verleend om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van de vakbekwaamheid uit te voeren, indien het niet mogelijk is de eisen van dit subdeel na te leven wegens de invoering van een van de volgende:

    i) 

    nieuwe luchtvaartuigen in de lidstaten of in de vloot van de exploitant;

    ii) 

    nieuwe opleidingscursussen in deze bijlage.

    Een dergelijk certificaat is beperkt tot de vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van bekwaamheid die nodig zijn voor de introductie van het nieuwe type luchtvaartuig of de nieuwe trainingscursus en de geldigheidsperiode mag in geen geval langer zijn dan één jaar.

    2) 

    Houders van een certificaat dat is afgegeven in overeenstemming met punt b), onder 1), die een aanvraag willen indienen voor een certificaat van examinator, moeten voldoen aan de toelatings- en verlengingseisen vastgelegd voor die categorie van examinatorcertificaat.

    3) 

    Wanneer geen gekwalificeerde examinator beschikbaar is, mogen de bevoegde autoriteiten, geval per geval, toestemming geven aan inspecteurs of examinatoren die niet voldoen aan de relevante onder a) gespecificeerde eisen voor instructeurs of type- of klassebevoegdverklaringseisen om vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid uit te voeren.

    c) Examens buiten het grondgebied van de lidstaten

    1) 

    In het geval van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven die worden afgenomen buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, geeft de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), een examinatorcertificaat af aan aanvragers die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als piloot dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, voor zover die aanvragers:

    i) 

    houder zijn van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat dat minstens gelijkwaardig is aan dat waarvoor zij gemachtigd zijn om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen af te nemen, en in elk geval ten minste een CPL;

    ii) 

    gekwalificeerd zijn om op te treden als PIC in het luchtvaartuig tijdens een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef die wordt afgenomen in het luchtvaartuig;

    iii) 

    voldoen aan de eisen vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het relevante certificaat voor examinatoren, en

    iv) 

    aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over adequate kennis beschikken van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid om de bevoegdheden van examinator te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

    2) 

    Het in punt 1) vermelde certificaat is beperkt tot het uitvoeren van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven:

    i) 

    buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, en

    ii) 

    van piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de test/proef wordt afgenomen.

    FCL.1005    Beperking van bevoegdheden in het geval van belangenverstrengeling

    Het is examinatoren niet toegestaan om:

    a) 

    vaardigheidstest of beoordelingen van vakbekwaamheid met het oog op de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat af te nemen van aanvragers aan wie zij meer dan 25 % van de vlieginstructie hebben gegeven die vereist is voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat in kwestie, en

    b) 

    vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid af te nemen wanneer ze hun objectiviteit niet kunnen garanderen.

    ▼B

    FCL.1010    Toelatingseisen voor examinatoren

    Kandidaten voor een certificaat van examinator moeten aantonen dat zij:

    a) 

    beschikken over relevante kennis, achtergrond en gepaste ervaring met betrekking tot de bevoegdheden van een examinator;

    b) 

    geen sancties hebben gekregen, waaronder de schorsing, beperking of intrekking van één van zijn bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen of certificaten afgegeven in overeenstemming met dit deel wegens niet-naleving van de basisverordening en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften gedurende de afgelopen 3 jaar.

    FCL.1015    Standaardisatie examinatoren

    ▼M14

    a)

    Kandidaten voor een certificaat van examinator moeten een standaardisatiecursus volgen die wordt gegeven door de bevoegde autoriteit of door een ATO en is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

    ▼B

    b)

    De standaardisatiecursus moet bestaan uit theoretische en praktische instructie en moet ten minste het volgende bevatten:

    1) 

    het uitvoeren van 2 vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid voor de bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen of certificaten waarvoor de kandidaat bevoegd wil worden om tests en bekwaamheidsproeven af te nemen;

    2) 

    instructie over de toepasselijke eisen in dit deel en de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen, het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid, en de documentering en rapportering daarvan;

    3) 

    een briefing over de nationale administratieve procedures, eisen inzake gegevensbescherming, aansprakelijkheid, ongevallenverzekering en vergoedingen;

    ▼M3

    4) 

    een briefing over de noodzaak om de punten onder 3) te beoordelen en toe te passen bij het afnemen van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid bij een kandidaat waarvoor de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt; en

    5) 

    instructie over de manier waarop deze nationale procedures en eisen van andere bevoegde autoriteiten indien nodig toegankelijk zijn.

    ▼M3

    c)

    Houders van een certificaat van examinator mogen geen vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid afnemen van een kandidaat waarvoor de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt, tenzij zij kennis hebben genomen van de meest recente beschikbare informatie over de desbetreffende nationale procedures van de bevoegde autoriteit van de kandidaat.

    ▼B

    FCL.1020    Beoordeling van vakbekwaamheid van examinatoren

    Kandidaten voor een certificaat van examinator moeten hun vakbekwaamheid aantonen ten overstaan van een inspecteur van de bevoegde autoriteit of een senior examinator die hiertoe speciaal is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van examinator door middel van het uitvoeren van een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid in de rol van examinator waarvoor een kandidaat bevoegdheden wil verkrijgen, met inbegrip van het briefen, het uitvoeren van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordelen van vakbekwaamheid en de beoordeling van de persoon waaraan de test, proef of beoordeling wordt gegeven, de nabeschouwing van de vlucht en het registreren van documentatie.

    ▼M11

    FCL.1025    Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte van certificaten als examinator

    a) Geldigheid

    Een certificaat van examinator is 3 jaar geldig.

    b) Verlenging

    Om een certificaat van examinator te verlengen, moeten de houders voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    ▼M14

    1) 

    vóór de vervaldatum van het certificaat minstens zes vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven, beoordelingen van de vakbekwaamheid of EBT-evaluatiefasen tijdens een EBT-module als bedoeld in ORO.FC.231 van bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, hebben afgelegd;

    2) 

    in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het certificaat een herhalingscursus voor examinatoren hebben gevolgd, georganiseerd door de bevoegde autoriteit of door een ATO en erkend door de bevoegde autoriteit;

    3) 

    een van de overeenkomstig punt 1) uitgevoerde vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven, beoordelingen van de vakbekwaamheid of fasen van de EBT-evaluatie moet plaatsvinden in de periode van twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van het examinatorcertificaat en moet:

    ▼M11

    i) 

    zijn beoordeeld door een inspecteur van de bevoegde autoriteit of door een senior examinator die hiertoe specifiek is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van examinator, of

    ii) 

    voldoen aan de eisen van FCL.1020.

    Als aanvragers voor de verlenging houder zijn van bevoegdheden voor meer dan een examinatorcategorie, kunnen alle examinatorbevoegdheden worden verlengd als de aanvragers voor een van de categorieën waarvan zij houder zijn voldoen aan de eisen van punt b), onder 1) en 2), en FCL.1020, in samenspraak met de bevoegde autoriteit.

    (c) Hernieuwde afgifte

    als het certificaat is verlopen, moeten aanvragers, alvorens de uitoefening van hun bevoegdheden te hervatten, voldoen aan de eisen van punt b), onder 2), en FCL.1020 in de twaalf maanden die onmiddellijk voorafgaan aan de aanvraag.

    d) Een certificaat van examinator wordt slechts verlengd of hernieuwd afgegeven als de aanvragers hebben aangetoond dat zij de eisen van FCL.1010 en FCL.1030 nog steeds naleven.

    ▼B

    FCL.1030    Uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van bekwaamheid

    a)

    Tijdens het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van bekwaamheid moet de examinator:

    1) 

    ervoor zorgen dat de communicatie met de kandidaat kan verlopen zonder taalbarrières;

    2) 

    controleren of de kandidaat voldoet aan alle in dit deel vastgestelde eisen inzake kwalificatie, opleiding en ervaring voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat waarvoor de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid wordt afgenomen;

    3) 

    de kandidaat bewust maken van de gevolgen van het verstrekken van onvolledige, onnauwkeurige of valse informatie met betrekking tot zijn opleiding en ervaring als piloot.

    b)

    Na het voltooien van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef moet de examinator:

    1) 

    de kandidaat op de hoogte stellen van het resultaat van de test. Indien de kandidaat slechts gedeeltelijk of niet is geslaagd, moet de examinator hem ervan op de hoogte stellen dat hij de bevoegdheden van de bevoegdverklaring niet mag uitoefenen tot hij volledig is geslaagd. De examinator licht mogelijke verdere opleidingseisen en het recht van de kandidaat om in beklag te gaan nader toe;

    2) 

    in het geval van het slagen voor een bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid voor de verlenging of hernieuwde afgifte: het aantekenen, op het bewijs van bevoegdheid of certificaat van de kandidaat, van de nieuwe vervaldatum van de bevoegdverklaring of het certificaat indien de examinator speciaal hiertoe is bevoegd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de kandidaat;

    3) 

    de kandidaat een getekend verslag overhandigen van de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef en onverwijld kopieën van het verslag indienen bij de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat, en bij de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft afgegeven. Het verslag moet het volgende bevatten:

    i) 

    een verklaring dat de examinator informatie heeft ontvangen van de kandidaat met betrekking tot zijn ervaring en instructie, en dat die ervaring en instructie in overeenstemming is met de toepasselijke eisen van het onderhavige deel;

    ii) 

    bevestiging dat alle vereiste manoeuvres en oefeningen werden volbracht, evenals informatie over de mondelinge theorie-examens indien van toepassing. Indien de kandidaat niet is geslaagd voor een item moet de examinator de redenen voor die beoordeling noteren;

    iii) 

    het resultaat van de test, proef of beoordeling van vakbekwaamheid;

    ▼M3

    iv) 

    een verklaring dat de examinator kennis heeft genomen van de nationale procedures en eisen van de bevoegde autoriteit van de kandidaat en deze heeft toegepast, indien de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de kandidaat een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt;

    v) 

    een kopie van het certificaat van examinator met vermelding van de reikwijdte van diens bevoegdheden als examinator in het geval van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid bij een kandidaat waarvoor de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt.

    ▼B

    c)

    Examinatoren moeten de details van alle vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid die ze hebben uitgevoerd, met inbegrip van de resultaten, gedurende 5 jaar bewaren.

    d)

    Op vraag van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van examinator of de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat, moet de examinator alle gegevens, rapporten en mogelijke andere informatie indienen die vereist is met het oog op toezichtsactiviteiten.

    SECTIE 2

    Specifieke eisen voor de vliegexaminatoren — FE

    FCL.1005.FE    FE — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    FE(A). Een FE voor vleugelvliegtuigen is bevoegd tot het afnemen van:

    1) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van de PPL(A) en vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de bijbehorende klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, behalve voor éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, op voorwaarde dat de examinator niet minder dan 1 000 vlieguren ervaring heeft als bestuurder van vleugelvliegtuigen of TMG's, waarvan ten minste 250 uur vlieginstructie;

    2) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van de CPL(A) en vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de bijbehorende klasse- en typebevoegdverklaringen voor één piloot gecertificeerde vliegtuigen behalve voor éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, op voorwaarde dat de examinator ten minste 2 000 vlieguren ervaring heeft als bestuurder op vleugelvliegtuigen of TMG's, waarvan ten minste 250 uur vlieginstructie;

    3) 

    vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de LAPL(A) op voorwaarde dat de examinator ten minste 500 vlieguren heeft als bestuurder van vleugelvliegtuigen of TMG's, waarvan ten minste 100 uur vlieginstructie;

    4) 

    vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden op voorwaarde dat de examinator ten minste 500 vlieguren heeft als bestuurder van vleugelvliegtuigen of TMG's, waarvan ten minste 500 starts en landingen als vlieginstructie voor de bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden;

    ▼M3

    5) 

    bekwaamheidsproeven voor de verlenging en hernieuwde afgifte van EIR's, op voorwaarde dat de FE ten minste 1 500 uur ervaring heeft als bestuurder op vleugelvliegtuigen en voldoet aan de eisen van FCL.1010.IRE(a)(2).

    ▼B

    b)

    FE(H). Een FE voor helikopters is bevoegd voor de uitvoering van:

    1) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van de PPL(H) en vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige helikopters aangetekend op een PPL(H), op voorwaarde dat de examinator ten minste 1 000 vlieguren heeft als bestuurder op helikopters, waarvan ten minste 250 uur vlieginstructie;

    2) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van de CPL(H) en vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige helikopters aangetekend op een CPL(H), op voorwaarde dat de examinator ten minste 2 000 vlieguren heeft als bestuurder op helikopters, waarvan ten minste 250 uur vlieginstructie;

    3) 

    vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde meermotorige helikoptersaangetekend op een PPL(H) of een CPL(H), op voorwaarde dat de examinator heeft voldaan aan de eisen onder 1) of 2), naargelang het geval, en houder is van een CPL(H) of ATPL(H) en, indien van toepassing, een IR(H);

    4) 

    vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de LAPL(H) op voorwaarde dat de examinator ten minste 500 vlieguren heeft als bestuurder van helikopters, waarvan ten minste 150 uur vlieginstructie.

    c)

    FE(As). Een FE voor luchtschepen is bevoegd om vaardigheidstests af te nemen voor de afgifte van de PPL(As) en CPL(As) en vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de bijbehorende typebevoegdverklaringen voor luchtschepen, op voorwaarde dat de examinator 500 vlieguren heeft als bestuurder op luchtschepen, met inbegrip van 100 uur vlieginstructie.

    ▼M12 —————

    ▼B

    FCL.1010.FE    FE — Toelatingseisen

    Een kandidaat voor een FE-certificaat moet houder zijn van:

    een FI-certificaat, in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie.

    SECTIE 3

    Specifieke eisen voor de examinator voor een typebevoegdverklaring — TRE

    FCL.1005.TRE    TRE — Bevoegdheden en voorwaarden

    a)

    TRE(A) en TRE(PL). Een TRE voor vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen is bevoegd voor de uitvoering van:

    1) 

    vaardigheidstests voor de eerste afgifte van typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen, naargelang het geval;

    ▼M3

    2) 

    bekwaamheidsproeven voor de verlenging of hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen, EIR's en IR's;

    ▼B

    3) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van een ATPL(A);

    4) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van een MPL, op voorwaarde dat de examinator voldoet aan de eisen onder FCL.925;

    ▼M11

    5) 

    beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een TRI- of SFI-certificaat in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover zij minstens 3 jaar als TRE hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).

    ▼B

    b)

    TRE(H). De bevoegdheden van een TRE(H) zijn het uitvoeren van:

    1) 

    vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen voor helikopters;

    2) 

    bekwaamheidsproeven voor de verlenging of hernieuwde afgifte van IR's, of voor de uitbreiding van de IR(H) van éénmotorige helikopters naar meermotorige helikopters, op voorwaarde dat de TRE(H) houder is van een geldig IR(H);

    3) 

    vaardigheidstests voor de afgifte van een ATPL(H);

    ▼M11

    4) 

    beoordelingen van de vakbekwaamheid met het oog op de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een TRI(H)- of SFI(H)-certificaat, voor zover zij minstens 3 jaar als TRE hebben volbracht en specifieke training hebben gevolgd voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1015, punt b).

    ▼B

    FCL.1010.TRE    TRE — Toelatingseisen

    a)

    TRE(A) en TRE(PL). Kandidaten voor een TRE-certificaat voor vleugelvliegtuigen en powered-lift luchtvaartuigen moeten:

    1) 

    in het geval van meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen 1 500 uren hebben gevlogen als bestuurder van meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen of powered-lift luchtvaartuigen, naargelang het geval, waarvan ten minste 500 uur als PIC;

    2) 

    in het geval van éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen, 500 uren hebben gevlogen als bestuurder van éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen, waarvan ten minste 200 uur als PIC;

    3) 

    houder zijn van een CPL of ATPL en een TRI-certificaat voor het betreffende type;

    4) 

    voor de eerste afgifte van een TRE-certificaat, ten minste 50 uur vlieginstructie hebben gegeven als een TRI, FI of SFI in het betreffende type of een FSTD die representatief is voor dat type.

    b)

    TRE(H). Kandidaten voor een TRE(H)-certificaat voor helikopters moeten:

    1) 

    houder zijn van een TRI(H)-certificaat of, in het geval van éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige helikopters, van een geldig FI(H)-certificaat voor het betreffende type;

    2) 

    voor de eerste afg