Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02004R2139-20070101

    Consolidated text: Verordening (EG) nr. 2139/2004 van de Commissie van 8 december 2004 tot aanpassing en uitvoering van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad en tot wijziging van Beschikking 2000/115/EG, met het oog op de organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in 2005 en 2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2139/2007-01-01

    2004R2139 — NL — 01.01.2007 — 001.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 2139/2004 VAN DE COMMISSIE

    van 8 december 2004

    tot aanpassing en uitvoering van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad en tot wijziging van Beschikking 2000/115/EG, met het oog op de organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in 2005 en 2007

    (PB L 369, 16.12.2004, p.26)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 1792/2006 VAN DE COMMISSIE van 23 oktober 2006

      L 362

    1

    20.12.2006


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 244, 20.9.2005, blz. 34  (2139/04)




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 2139/2004 VAN DE COMMISSIE

    van 8 december 2004

    tot aanpassing en uitvoering van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad en tot wijziging van Beschikking 2000/115/EG, met het oog op de organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in 2005 en 2007



    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven ( 1 ), en met name op artikel 8, leden 1 en 4, en bijlage II, punt 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Ingevolge de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije op 1 mei 2004 moet de lijst van kenmerken in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 571/88 worden aangepast.

    (2)

    Met het oog op het nieuwe politieke streven naar een duurzaam gemeenschappelijk landbouwbeleid is meer informatie nodig, met name over de plattelandsontwikkeling.

    (3)

    Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) ( 2 ) moet voor alle statistieken die de lidstaten aan de Commissie toezenden en die naar territoriale eenheden zijn ingedeeld, de NUTS-nomenclatuur worden gebruikt. Voor de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (hierna „de landbouwstructuurenquêtes” genoemd) moeten de regio's en gebieden derhalve volgens de NUTS-nomenclatuur worden afgebakend.

    (4)

    De Commissie moet de termijnen vaststellen voor de indiening van gevalideerde individuele gegevens uit de landbouwstructuurenquêtes en er daarbij rekening mee houden dat het tijdschema voor de uitvoering van de enquête van lidstaat tot lidstaat verschilt.

    (5)

    Verordening (EEG) nr. 571/88 zelf en Beschikking 2000/115/EG van de Commissie ( 3 ) betreffende de definities en toelichtingen met betrekking tot die verordening moeten dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij Besluit 72/279/EEG van de Raad ( 4 ),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    Artikel 1

    Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 571/88 wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Beschikking 2000/115/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1) Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    2) Bijlage IV wordt geschrapt.

    Artikel 3

    1.  Voor de landbouwstructuurenquêtes 2005 en 2007 zijn de regio's de territoriale eenheden op NUTS 2-niveau, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

    In afwijking van het bovenstaande zijn de regio's voor Duitsland de territoriale eenheden op NUTS 1-niveau zoals bedoeld in die verordening.

    2.  Voor de landbouwstructuurenquêtes 2005 en 2007 zijn de gebieden de territoriale eenheden op NUTS 3-niveau, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

    In afwijking van het bovenstaande zijn de gebieden voor Duitsland de territoriale eenheden op NUTS 2-niveau zoals bedoeld in die verordening.

    3.  Voor de landbouwstructuurenquêtes 2005 en 2007 zijn de gemeenten de kleinere bestuurlijke eenheden zoals bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1059/2003. De lidstaten delen voor elk geënquêteerd landbouwbedrijf de gemeente mee.

    Artikel 4

    De lidstaten dienen gevalideerde individuele gegevens uit de landbouwstructuurenquêtes 2005 en 2007 in volgens het tijdschema van bijlage III bij deze verordening.

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE




    „BIJLAGE I

    LIJST VAN KENMERKEN VOOR 2005 EN 2007 ( 5 )

    Toelichting:

     De in de bijlage met de letters „NE” aangeduide kenmerken worden geacht in de betreffende lidstaten niet te bestaan of een waarde dicht bij „0” te hebben.

     De met de letters „NS” aangeduide kenmerken worden geacht in de betreffende lidstaten niet significant te zijn.



     
     

    BE

    CZ

    DK

    DE

    EE

    EL

    ES

    FR

    IE

    IT

    CY

    LV

    LT

    LU

    HU

    MT

    NL

    AT

    PL

    PT

    SI

    SK

    FI

    SE

    UK

    A.  Geografische ligging van het bedrijf

    1.  Gebied

    code

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  Gemeente of deelgebied (1)

    code

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Probleemgebied (1)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  Berggebied (1)

    ja/nee

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     

    NE

    NE

    NE

     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  Landbouwgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     

    NE

     
     

    NE

     
     
     

    B.  Rechtspersoonlijkheid en beheer van het bedrijf (op de dag van de enquête)

    1.  Berusten de juridische en economische aansprakelijkheid voor het bedrijf bij:

    a)  een natuurlijke persoon die het „enige bedrijfshoofd” op een zelfstandig bedrijf is?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  een of meer natuurlijke personen die partners zijn op een bedrijf met een meerhoofdige bedrijfsvoering? (2)

    ja/nee

     
     

    NS

     

    NS

    NS

    NS

     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

    NS

     
     

    NS

    NS

    NS

     

    NE

     

    NS

    NS

    c)  een rechtspersoon?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Als het antwoord op vraag B.1 a) „ja” is, is deze persoon (het bedrijfshoofd) tevens de bedrijfsleider?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  Als het antwoord op vraag B.2 „nee” is, is de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  Als het antwoord op vraag B.2 a) „ja” is, is de bedrijfsleider de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  Landbouwkundige beroepsopleiding van de bedrijfsleiders (uitsluitend praktische ervaring, basisopleiding, volledige landbouwopleiding) (3)

    code

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    C.  Exploitatievorm (gezien vanuit het standpunt van het bedrijfshoofd), verkaveling van het bedrijf en bedrijfssysteem

    Oppervlakte cultuurgrond

    1.  in eigendom

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  in pacht

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  in deelpacht of andere exploitatievorm

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     

    NS

     
     
     
     

    NS

     

    NE

    NE

    NS

    5.  Bedrijfssysteem en werkwijzen

    a)  oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast volgens regels van de Europese Gemeenschap

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    d)  oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    e)  past het bedrijf ook bij de dierlijke productie biologische landbouwproductiemethoden toe?

    totaal, gedeeltelijk, helemaal niet

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    f)  rechtstreeks aan het bedrijf verleende investeringssteun in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gedurende de afgelopen vijf jaar

    i)  Ontving het bedrijf rechtstreeks overheidssteun voor productieve investeringen? (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    ii)  Ontving het bedrijf rechtstreeks overheidssteun in het kader van maatregelen voor plattelandsontwikkeling? (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    6.  Bestemming van de productie van het bedrijf:

    a)  Verbruikt het huishouden van het bedrijfshoofd meer dan 50 % van de waarde van de eindproductie van het bedrijf? (3)

    ja/nee

    NS

     

    NS

    NE

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     

    NS

     
     

    NE

     
     
     
     
     

    NS

    NS

    NE

    b)  Maakt de rechtstreekse verkoop aan consumenten meer dan 50 % van de totale verkoop uit? (3)

    ja/nee

    NS

     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     

    NS

     
     

    NS

     
     
     
     
     

    NS

    NS

    NS

    D.  Bouwland

    Granen voor korrelwinning (inclusief zaden):

    1.  Zachte tarwe en spelt

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Durumtarwe

    ha/a

    NE

    NS

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

     

    NE

     

    NS

     

    NE

    NE

    NS

    3.  Rogge

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    NS

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    4.  Gerst

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    5.  Haver

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    6.  Korrelmaïs

    ha/a

     
     

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     

    NS

    NE

     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     

    NE

    NE

    NS

    7.  Rijst

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    8.  Overige granen voor korrelwinning

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    9.  Eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaden en mengsels van granen en peulvruchten)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    waarvan:

    e)  erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     

    NS

     
     
     

    f)  linzen, kekers en wikke

    ha/a

     

    NS

    NS

    NS

    NS

     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NS

     

    NE

    NS

     

    NS

     

    NS

    NS

     

    NE

    NS

    g)  andere drooggeoogste eiwitrijke gewassen

    ha/a

     

    NS

     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

     
     

    NS

     

    NS

    NS

    NE

     
     

    NS

     

    NS

    NS

    NS

    NS

    NE

    10.  Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    11.  Suikerbieten (exclusief zaden)

    ha/a

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    12.  Voederhakvruchten (exclusief zaden)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     

    NS

    NS

     

    Handelsgewassen:

    23.  Tabak

    ha/a

     

    NE

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

     

    NE

     

    NE

    NE

     
     

    NS

    NE

    NS

    NE

    NE

    NE

    24.  Hop

    ha/a

     
     

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NS

     

    NE

    NS

    NE

    NE

     
     

    NS

     
     

    NE

    NE

     

    25.  Katoen

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    26.  Kool- en raapzaad

    ha/a

     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     

    NS

     
     
     
     
     

    27.  Zonnebloemzaad

    ha/a

    NS

     

    NS

     

    NE

     
     
     

    NE

     

    NS

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NS

     
     
     
     
     
     

    NE

    NS

    28.  Sojabonen

    ha/a

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

     

    NS

    NS

     
     

    NE

    NE

    NS

    29.  Lijnzaad

    ha/a

     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NS

    NS

    NE

     

    NE

    NS

     

    NE

     
     

    NS

    NS

    NS

     
     
     
     

    30.  Andere oliehoudende gewassen

    ha/a

     
     
     
     

    NS

     
     
     

    NS

     

    NE

    NS

    NE

     
     

    NE

    NE

     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

    NS

    31.  Vlas

    ha/a

     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

    NS

    NE

     
     

    NS

    NS

    NE

     
     
     

    NS

    NS

     
     

    NS

     

    32.  Hennep

    ha/a

    NS

    NS

     

    NS

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NS

    NE

    NS

     

    NE

     
     
     

    NS

    NS

    NS

     

    NS

    NS

    33.  Andere vezelgewassen

    ha/a

     
     

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NE

     

    NS

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NS

    NE

    NE

    NS

    NE

    NS

    34.  Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     

    NE

     
     
     

    NS

    NS

     
     

    NS

     

    35.  Handelsgewassen, niet elders genoemd

    ha/a

     
     
     
     

    NS

     
     
     

    NS

     

    NS

    NS

     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NS

     
     

    NS

    NS

    Verse groenten, meloenen, aardbeien:

    14.  in open lucht of onder lage beschermingsafdekking

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    waarvan:

    a)  akkerbouwmatig geteeld

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  tuinbouwmatig geteeld

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     

    15.  onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     

    Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen):

    16.  in open lucht of onder lage beschermingsafdekking

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

    NS

     

    17.  onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    18.  Voedergewassen:

    a)  tijdelijk grasland

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  overige groenvoedergewassen

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    waarvan:

    i)  voedermaïs (kuilmaïs)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     

    NS

    NS

     

    iii)  andere voedergewassen

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     

    19.  Zaden en zaailingen op bouwland (exclusief granen, peulvruchten, aardappelen en oliehoudende gewassen)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    20.  Overige gewassen op bouwland

    ha/a

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     

    21.  Braakland, zonder financiële steun

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    22.  Braakland, zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    E.  Tuinen voor eigen gebruik

    ha/a

    NS

     

    NS

     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     

    NS

    NS

    NS

    F.  Blijvend grasland

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    1.  Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Weiden met geringe opbrengst

    ha/a

    NE

     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     

    NE

    NE

    NE

     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    G.  Meerjarige cultures

    1.  Boomgaarden en kleinfruit

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  vers fruit en kleinfruit van gematigde breedten (4)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  fruit en kleinfruit van subtropische breedten

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    c)  schaalvruchten

    ha/a

    NS

    NS

    NE

    NS

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NS

    NS

     
     

    NS

    NS

    NE

    NE

    NS

     

    2.  Citrusvruchtaanplantingen

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    3.  Olijfboomgaarden

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

    a)  waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     

    NS

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

    b)  waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd

    ha/a

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     

    NS

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    4.  Wijngaarden

    ha/a

    NS

     

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

     
     
     

    NS

     

    NS

     
     
     

    NE

    NE

     

    a)  waar gewoonlijk kwaliteitswijn wordt geproduceerd

    ha/a

    NS

     

    NE

     

    NE

     
     
     

    NE

     

    NE

    NE

    NE

     
     
     

    NS

     

    NE

     
     
     

    NE

    NE

    NE

    b)  waar gewoonlijk andere wijn wordt geproduceerd

    ha/a

    NS

    NE

    NE

    NS

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

     
     

    NS

    NE

    NS

     
     
     

    NE

    NE

     

    c)  waar gewoonlijk tafeldruiven worden geproduceerd

    ha/a

    NS

     

    NE

    NS

    NE

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

    NE

     
     

    NS

    NS

    NE

     

    NS

     

    NE

    NE

    NE

    d)  waar gewoonlijk rozijnen en krenten worden geproduceerd

    ha/a

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

     
     

    NE

    NE

    NS

     

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    5.  Boomkwekerijgewassen

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    6.  Andere meerjarige teelten

    ha/a

     
     
     

    NE

    NE

     
     
     

    NS

     
     

    NS

     
     

    NS

    NS

    NE

    NE

     
     

    NE

    NS

    NE

    NE

    NS

    7.  Meerjarige cultures onder glas

    ha/a

     

    NS

     

    NE

    NE

     
     

    NS

    NS

     
     

    NS

    NE

    NE

    NS

    NS

     

    NE

     

    NS

    NE

    NE

    NE

    NE

    NE

     

    H.  Overig areaal

    1.  Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond (landbouwgrond die om economische, sociale of andere redenen niet meer in gebruik is en die niet in de vruchtwisseling is opgenomen)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Bosareaal

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    I.  Elkaar opvolgende secundaire teelten, paddestoelen, irrigatie en uit productie genomen bouwland

    1.  Elkaar opvolgende secundaire teelten (exclusief tuinbouw en teelten onder glas) (5)

    ha/a

     
     
     

    NE

    NS

     
     
     

    NE

     
     

    NE

    NE

     
     
     

    NE

    NS

     
     
     
     

    NE

    NE

    NS

     

    2.  Paddestoelen

    ha/a

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     

    NS

     
     
     

    NS

     
     

    3.  Geïrrigeerd areaal

    a)  irrigeerbaar areaal, totaal

    ha/a

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

     
     

    NS

    NS

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  areaal van de gewassen die worden geïrrigeerd

    ha/a

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     

    NS

     
     

    NS

    NS

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     

    ►C1  

    8.  Oppervlakten waarvoor financiële steun wordt verleend ingedeeld onder:

     ◄

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  braakland zonder economische opbrengst (al opgenomen onder D.22)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  oppervlakten gebruikt voor de teelt van landbouwgrondstoffen die niet bestemd zijn voor menselijke of dierlijke voeding (bv. suikerbieten, koolzaad, niet onder de bosbouw vallende bomen en struiken enz., inclusief linzen, kekers en wikke; al opgenomen onder D en G)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    c)  oppervlakten omgezet in blijvend grasland (al opgenomen onder F.1 en F.2) (3)

    ha/a

     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     

    NE

    NE

    d)  landbouwgrond omgezet in bossen, of voorbereid ter bebossing (al opgenomen onder H.2) (6)

    ha/a

     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    e)  andere (al opgenomen onder H.1 en H.3) (6)

    ha/a

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     

    NE

     
     

    J.  Veestapel (op de referentiedag van de enquête)

    1.  Eenhoevigen

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    Runderen:

    2.  mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    4.  vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    5.  mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    6.  vaarzen van twee jaar en ouder

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    7.  melkkoeien

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    8.  andere koeien

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    Schapen en geiten:

    9.  schapen (alle leeftijden)

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  vrouwelijke schapen voor de voortplanting

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  andere schapen

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    10.  geiten (alle leeftijden)

    aantal dieren

     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    a)  vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    aantal dieren

     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    b)  andere geiten

    aantal dieren

     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    Varkens

    11.  biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    12.  fokzeugen van 50 kg en meer

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    13.  andere varkens

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    Pluimvee:

    14.  mesthoenders

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    15.  leghennen

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    16.  ander pluimvee

    aantal dieren

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    waarvan:

    a)  kalkoenen

    aantal dieren

     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  eenden

    aantal dieren

     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    c)  ganzen

    aantal dieren

     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

    NS

     
     

    NE

     
     
     

    NS

     

    d)  ander pluimvee

    aantal dieren

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     

    NS

     

    17.  Moederkonijnen (voedsters)

    aantal dieren

     
     

    NS

    NS

     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     

    NS

     

    NE

    NE

    NS

    18.  Bijen

    aantal bijenkorven

     
     

    NS

    NS

     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     

    NS

    NS

    NS

     
     
     
     

    NS

    NS

    NS

    19.  Andere dieren, niet elders genoemd

    ja/nee

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     

    NS

    NS

     

    NE

     

    NS

     
     
     
     

    K.  Trekkers, tweewielige trekkers, machines en installaties

    1)  Op de dag van de enquête volledig in eigendom van het bedrijf

    1.  Vierwielige trekkers, rupstrekkers, werktuigtrekkers naar vermogensklasse (kW) (3)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  < 40 (7)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  40 tot < 60 (7)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    c)  60 tot < 100 (7)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    d)  100 en meer (7)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Tweewielige trekkers, motorschoffelmachines, motorfrezen en motormaaiers (3)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  Maaidorsers (3)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    9.  Andere volledig gemechaniseerde oogstmachines (3)

    aantal

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    10.  Irrigatie-installaties (3)

    ja/nee

    NS

     
     
     

    NS

     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    a)  zo ja, zijn de installaties verplaatsbaar (3)

    ja/nee

    NS

     
     
     

    NS

     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  zo ja, zijn de installaties vast opgesteld (3)

    ja/nee

    NS

     
     
     

    NS

     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2)  Machines gebruikt door meer dan een bedrijf in de twaalf maanden voorafgaande aan de dag van de enquête en welke in eigendom zijn van een ander bedrijf, een coöperatie of in mede-eigendom of welke in eigendom zijn van een loonbedrijf

    1.  Vierwielige trekkers, rupstrekkers, werktuigtrekkers naar vermogensklasse (kW) (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Tweewielige trekkers, motorschoffelmachines, motorfrezen en motormaaiers (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3.  Maaidorsers (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    9.  Overige volledig gemechaniseerde oogstmachines (3)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    L.  Landbouwarbeidskrachten (in de twaalf maanden voorafgaande aan de dag van de enquête)

    Voor de volgende categorieën landbouwarbeidskrachten worden, voor elke op het bedrijf werkende persoon, op dusdanige wijze statistische gegevens verzameld dat deze met elkaar en/of met andere kenmerken uit de enquête op verschillende manieren kunnen worden gekruist.

    1.  Bedrijfshoofden

    Tot deze categorie behoren:

    — natuurlijke personen:

    — „enige bedrijfshoofden” van zelfstandige bedrijven (iedereen die op vraag B.1 a) met „ja” heeft geantwoord)

    — de partners op bedrijven met een meerhoofdige bedrijfsvoering die als bedrijfshoofd zijn geïdentificeerd

    — rechtspersonen

    Van ieder bovengenoemd natuurlijke persoon worden de volgende gegevens geregistreerd:

    —  geslacht

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  leeftijd overeenkomstig de volgende leeftijdscategorieën:

    vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd tot 25 jaar, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65 en ouder

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  werkzaamheden op het landbouwbedrijf (exclusief huishoudelijk werk) overeenkomstig de indeling:

    0 %, > 0 ≤ 25 %, 25 ≤ 50 %, 50 ≤ 75 %, 75 ≤ 100 %, 100 % (fulltime) van de jaarlijkse arbeidstijd van een voltijds werkende kracht.

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    1 a)  Bedrijfsleiders

    Tot deze categorie behoren:

    — de bedrijfsleiders van zelfstandige bedrijven, inclusief echtgenoten en andere familieleden die ook bedrijfsleider zijn; als het antwoord op vraag B.2 a) of B.2 b) „ja” is;

    — de partners op bedrijven met een meerhoofdige bedrijfsvoering die als bedrijfsleider zijn geïdentificeerd;

    — de bedrijfsleiders op bedrijven waar het bedrijfshoofd een rechtspersoon is.

    (Bedrijfsleiders die ook „enig bedrijfshoofd” of als bedrijfshoofd geïdentificeerde partner op een bedrijf met een meerhoofdige bedrijfsvoering zijn, worden slechts eenmaal geregistreerd, namelijk als bedrijfshoofd in categorie L.1)

    Van ieder bovengenoemd persoon worden de volgende gegevens geregistreerd:

    —  geslacht

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  leeftijd overeenkomstig de volgende leeftijdscategorieën:

    vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd tot 25 jaar, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65 en ouder

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  werkzaamheden op het landbouwbedrijf (exclusief huishoudelijk werk) overeenkomstig de indeling:

    0 %, > 0 ≤ 25 %, 25 ≤ 50 %, 50 ≤ 75 %, 75 ≤ 100 %, 100 % (fulltime) van de jaarlijkse arbeidstijd van een voltijds werkende kracht.

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    2.  Echtgenoten van bedrijfshoofd

    Tot deze categorie behoren alle echtgenoten van „enige bedrijfshoofden” (het antwoord op de vraag B.1 a) is „ja”), die niet in L.1, noch in L.1 a) zijn inbegrepen (zij zijn geen bedrijfsleiders: het antwoord op vraag B.2 b) is „nee”)

    Van ieder bovengenoemd persoon worden de volgende gegevens geregistreerd:

    —  geslacht

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  leeftijd overeenkomstig de volgende leeftijdscategorieën:

    vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd tot 25 jaar, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65 en ouder

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  werkzaamheden op het landbouwbedrijf (exclusief huishoudelijk werk) overeenkomstig de indeling:

    0 %, > 0 ≤ 25 %, 25 ≤ 50 %, 50 ≤ 75 %, 75 ≤ 100 %, 100 % (fulltime) van de jaarlijkse arbeidstijd van een voltijds werkende kracht.

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    3 a)  Andere gezinsleden van „enige bedrijfshoofden”, die landbouwwerk voor het bedrijf verrichten, mannen (exclusief personen uit categorie L.1, L.1 a) en L.2)

    3 b)  Andere gezinsleden van „enige bedrijfshoofden”, die landbouwwerk voor het bedrijf verrichten, vrouwen (exclusief personen uit categorie L.1, L.1 a) en L.2)

    Van elk van de bovengenoemde categorieën moeten, voor elk persoon, de volgende gegevens over het aantal personen op het bedrijf overeenkomstig de volgende indeling worden geregistreerd:

    —  leeftijd overeenkomstig de volgende leeftijdscategorieën:

    vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd tot 25 jaar, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65 en ouder 1 (3)

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  werkzaamheden op het landbouwbedrijf (exclusief huishoudelijk werk) overeenkomstig de indeling:

    0 %, > 0 ≤ 25 %, 25 ≤ 50 %, 50 ≤ 75 %, 75 ≤ 100 %, 100 % (fulltime) van de jaarlijkse arbeidstijd van een voltijds werkende kracht.

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    4 a)  Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden, mannen (exclusief personen uit categorie L.1, L.1 a), L.2 en L.3)

    4 b)  Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden, vrouwen (exclusief personen uit categorie L.1, L.1 a), L.2 en L.3)

    Van elk van de bovengenoemde categorieën moeten, voor elk persoon, de volgende gegevens over het aantal personen op het bedrijf overeenkomstig de volgende indeling worden geregistreerd:

    —  leeftijd overeenkomstig de volgende leeftijdscategorieën:

    vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd tot 25 jaar, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65 en ouder (3)

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  werkzaamheden op het landbouwbedrijf (exclusief huishoudelijk werk) overeenkomstig de indeling:

    0 %, > 0 ≤ 25 %, 25 ≤ 50 %, 50 ≤ 75 %, 75 ≤ 100 %, 100 % (fulltime) van de jaarlijkse arbeidstijd van een voltijds werkende kracht.

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    5 + 6  Niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden, mannen en vrouwen

    aantal werhdagen

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    7.  Heeft het bedrijfshoofd, als hij ook bedrijfsleider is, ook andere winstgevende werkzaamheden?

    —  als voornaamste bezigheid?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  als bijkomende bezigheid?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    8.  Heeft de echtgenoot/echtgenote van het „enig bedrijfshoofd” een andere winstgevende werkzaamheid:

    —  als voornaamste bezigheid?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  als bijkomende bezigheid?

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    9.  Hebben andere gezinsleden van het „enig bedrijfshoofd” die landbouwwerk voor het bedrijf verrichten, een andere betaalde baan? Zo ja, hoeveel hebben een andere winstgevende werkzaamheid

    —  als voornaamste bezigheid?

    aantal personen

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    —  als bijkomende bezigheid?

    aantal personen

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    10.  Totaal aantal niet onder L.1 tot en met L.6 opgevoerde werkdagen in voltijdequivalenten (landbouwwerk) gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de dag van de enquête door niet-rechtstreeks door het bedrijf tewerkgestelde personen (bv. werknemers van loonbedrijven) (8)

    aantal dagen

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     

    NS

    NS

     
     
     
     
     
     

    M.  Plattelandsontwikkeling

    1.  Andere winstgevende (niet-agrarische) activiteiten op het bedrijf, die rechtstreeks met het bedrijf verband houden

    a)  toerisme, accommodatie en vormen van vrijetijdsbesteding

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    b)  ambachtelijke activiteiten

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     

    NE

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     

    c)  verwerking van landbouwproducten

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    d)  houtverwerking (bv. zagen)

    ja/nee

     
     

    NS

     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     

    NE

    NS

     
     
     
     
     
     
     
     

    e)  aquacultuur

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    f)  productie van duurzame energie (windenergie, stroverbranding enz.)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NS

     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    g)  loonwerk (met behulp van machines van het bedrijf)

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    h)  overige”

    ja/nee

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    NE

     
     
     
     
     
     
     
     
     

    (1)   De verstrekking van gegevens over probleemgebied (A2) en berggebied (A2a) is facultatief indien voor elk bedrijf de gemeentecode (A1a) wordt verstrekt. Indien geen gemeentecode (A1a) voor het bedrijf wordt verstrekt, zijn de gegevens over probleemgebied (A2) en berggebied (A2a) verplicht.

    (2)   Vrijwillige informatie.

    (3)   Niet opgenomen in de enquête van 2007.

    (4)   België, Nederland en Oostenrijk mogen post G/1 c), schaalvruchten, ook onder deze rubriek opnemen.

    (5)   Vrijwillige informatie.

    (6)   Duitsland mag de rubrieker 8(c), 8(d) en 8(e) samenuoegen.

    (7)   Facultatief voor de enquête van 2005. Niet opgenomen in de enquête van 2007.

    (8)   Facultatief voor lidstaten die van dit kenmerk een globale schatting op regionaal niveau kunnen geven.




    BIJLAGE II

    WIJZIGINGEN VAN BIJLAGE I VAN BESCHIKKING 2000/115/EG

    1.   Punt A wordt als volgt gewijzigd:

    Punt A/1, onder II:

    „De regio's en gebieden voor de landbouwstructuurenquêtes zijn opgenomen in bijlage IV.”

    en de volgende zin in punt A/1 a), onder II:

    „Indien deze codes niet kunnen worden verstrekt, delen de lidstaten in plaats daarvan voor ieder bedrijf de informatie voor de kenmerken A/2, A/2 a) en A/3 mee.”

    worden geschrapt.

    2.   Punt C wordt als volgt gewijzigd:

    Aan punt C wordt het volgende punt toegevoegd:

    „C/5.   Bedrijfssysteem en werkwijzen

    1.   C/5 f) Investeringssteun gedurende de afgelopen vijf jaar

    I. Overheidssteun voor investeringen betreft maatregelen die onder Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake plattelandsontwikkeling vallen.

    II. „Rechtstreeks” betekent dat investeringssteun die niet rechtstreeks aan het bedrijf wordt betaald, maar die op een hoger niveau (regionaal of groepsniveau) wordt verstrekt, niet onder dit kenmerk valt, zelfs als deze steun het bedrijf indirect ten goede komt. Voorbeelden van niet-inbegrepen investeringen zijn:

     dienstverlenende instanties voor de basiszorg voor de plattelandseconomie en bevolking;

     de ontwikkeling en verbetering van de met de ontwikkeling van de landbouw samenhangende infrastructuur;

     de oprichting van bedrijfsverzorgingsdiensten en diensten ter ondersteuning van het bedrijfsbeheer voor de landbouw;

     de afzet van kwaliteitslandbouwproducten;

     grondverbetering;

     herverkaveling.

    Niet inbegrepen zijn eveneens steun en maatregelen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 die niet op investeringen betrekking hebben, zoals:

     opleiding (hoofdstuk III);

     vervroegde uittreding (hoofdstuk IV);

     probleemgebieden en gebieden met specifieke beperkingen op milieugebied (hoofdstuk V);

     milieumaatregelen in de landbouw (hoofdstuk VI).

    2.   C/5 f) i) Overheidssteun in het kader van productieve investeringen

    I. In Verordening (EG) nr. 1257/1999 hebben productieve investeringen betrekking op:

     artikel 4: investeringen in landbouwbedrijven;

     artikel 8: vestiging van jonge landbouwers.

    3.   C/5 f) ii) Overheidssteun in het kader van maatregelen voor plattelandsontwikkeling

    I. De maatregelen voor plattelandsontwikkeling die hieronder vallen zijn bepaalde maatregelen van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1257/1999:

     dorpsvernieuwing en -ontwikkeling en de bescherming en instandhouding van het landelijke erfgoed;

     diversificatie van de bedrijvigheid in de landbouw en in verwante activiteiten gericht op het combineren van verscheidene activiteiten of het aanboren van alternatieve inkomstenbronnen;

     de bevordering van toeristische en ambachtelijke activiteiten;

     milieubehoud in samenhang met land- en bosbouw en landschapsbeheer, en met verbetering van het welzijn van dieren;

     financiële instrumentering;

    en investeringen in de bosbouw (hoofdstuk VIII).

    C/6   Bestemming van de productie van het bedrijf

    4.   C/6 a) Verbruik door het huishouden van het bedrijfshoofd

    II. De gratis verstrekking aan gezins- en familieleden moet als verbruik door het huishouden worden beschouwd. Voor de eindproductie wordt de definitie van de landbouwrekeningen gebruikt (d.w.z. de productie die als input voor andere productie wordt gebruikt, zoals veevoeder voor de dierlijke productie, blijft bij de berekening van de totale productie buiten beschouwing).

    De 50 % grens is natuurlijk geen precieze grens, maar geeft een orde van grootte aan.

    5.   C/6 b) Rechtstreekse verkoop aan consumenten

    II. De 50 % grens is natuurlijk niet het resultaat van een precieze schatting, maar geeft een orde van grootte aan.”




    BIJLAGE III



    Termijnen voor de indiening van de gevalideerde individuele enquêtegegevens bij Eurostat

    Lidstaat

    Termijnen landbouwstructuurenquêtes 2005

    Termijnen landbouwstructuurenquêtes 2007

    België

    30 juni 2006

    31 mei 2008

    ▼M1

    Bulgarije

     

    31 december 2008

    ▼B

    Tsjechië

    30 juni 2006

    30 juni 2008

    Denemarken

    31 mei 2006

    31 mei 2008

    Duitsland

    30 september 2006

    30 september 2008

    Estland

    30 juni 2006

    30 juni 2008

    Griekenland

    31 december 2006

    31 december 2008

    Spanje

    31 december 2006

    31 december 2008

    Frankrijk

    31 december 2006

    31 december 2008

    Ierland

    30 juni 2006

    31 mei 2008

    Italië

    31 oktober 2006

    30 september 2008

    Cyprus

    30 september 2006

    30 september 2008

    Letland

    30 juni 2006

    30 juni 2008

    Litouwen

    31 maart 2006

    31 maart 2008

    Luxemburg

    31 mei 2006

    31 mei 2008

    Hongarije

    30 september 2006

    30 september 2008

    Malta

    31 juli 2006

    31 juli 2008

    Nederland

    31 juli 2006

    31 juli 2008

    Oostenrijk

    30 september 2006

    30 september 2008

    Polen

    31 maart 2006

    31 maart 2008

    ▼M1

    Roemenië

     

    31 december 2008

    ▼B

    Slovenië

    30 juni 2006

    30 juni 2008

    Slowakije

    31 oktober 2006

    30 september 2008

    Finland

    31 augustus 2006

    31 augustus 2008

    Zweden

    30 juni 2006

    30 juni 2008

    Verenigd Koninkrijk

    31 augustus 2006

    31 augustus 2008



    ( 1 ) PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1435/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 16.8.2004, blz. 1).

    ( 2 ) PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.

    ( 3 ) PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 2003.

    ( 4 ) PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1.

    ( 5 ) Opmerking: De nummering van de kenmerken is een gevolg van de lange geschiedenis van de landbouwstructuurenquêtes en kan niet worden gewijzigd zonder dat dit gevolgen heeft voor de vergelijkbaarheid van de enquêtes onderling.

    Top